Begroting Bij ons leer je de wereld kennen

Transcriptie

1 Begroting Bij ons leer je de wereld kennen

2 Inhoudsopgave Voorwoord... 2 Samenvatting... 4 Leeswijzer... 6 Hoofdstuk 4 Financieel beleid... 7 Hoofdstuk 5 Financieel beeld Hoofdstuk 6 Tabellen Hoofdstuk 7 Allocatieresultaat Hoofdstuk 8 Faculteiten & Instituten Hoofdstuk 9 Ondersteunende diensten Hoofdstuk 10 Werkbudgetten Bijlage 1 Tarieven instellingscollegegeld 2013/2014 en 2014/

3 Voorwoord De cijfers in de begroting geven een bevestiging van de gezonde financiële situatie van de Universiteit Leiden. Ten opzichte van de raming van de kadernota 2014 nemen de baten uit rijksbijdrage en collegegelden toe. De enkele jaren geleden ingezette strategie om het marktaandeel te vergroten en het studiesucces te bevorderen begint steeds meer vruchten af te werpen. Het aantal ingeschreven studenten in het studiejaar 2013/2014 is opnieuw toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Mede als gevolg hiervan wordt een positief resultaat begroot van M 10 in Een stijging van circa M 8 ten opzichte van de raming in de kadernota. Als gevolg van de gestegen prestaties en de toewijzing van middelen voor onderwijsintensivering als onderdeel van de bestuursafspraken, groeien de budgetten van de faculteiten in 2014 en volgende jaren. De toegenomen prestaties bij de faculteiten hebben daarmee een vertaling gekregen in de interne bekostiging. Mede als gevolg van stijgende afschrijvingslasten als gevolg van de nieuwbouw voor de faculteit W&N, wordt verwacht dat de resultaten op termijn zullen dalen. Dat neemt niet weg dat ook in de jaren na 2014 positieve resultaten worden voorzien. Met ingang van deze begroting is gekozen voor een nieuwe, overzichtelijker presentatie van de middelen voor vernieuwing en innovatie. Onder de begrotingspost vernieuwingsmiddelen zijn geclusterd het vernieuwingsfonds, de middelen voor onderwijsintensivering, de middelen voor zwaartepuntvorming en profilering en de middelen voor profileringsgebieden. Het College van Bestuur acht het van groot belang om deze budgettaire ruimte zoveel mogelijk in te zetten voor het realiseren van de gemaakte prestatieafspraken en vernieuwing. De stijging van het aantal studenten en medewerkers in combinatie met de steeds grotere vraag naar hoogwaardige ict-voorzieningen zet druk op de kosten van automatisering. Gelet hierop is in 2014 en volgende jaren een bedrag van k 500 structureel toegevoegd aan het werkbudget Automatisering. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of bij de kadernota 2015 een extra aanvulling noodzakelijk is. Al een aantal jaren zijn de universiteiten vanuit de overheid niet of nauwelijks gecompenseerd voor loon- en prijsstijgingen. In het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord is de intentie uitgesproken dat niet alleen een stabiele bekostiging van de onderwijssectoren van belang is maar ook dat hierbij hoort het indexeren voor loon- en prijsontwikkelingen. De effecten van het Nationaal Onderwijsakkoord en het begrotingsakkoord zijn niet verwerkt in deze begroting, omdat er nog onduidelijkheid bestaat over de uitwerking. Hoewel het saldo van mogelijke ombuigingen en intensiveringen er niet ongunstig uit ziet, is uit voorzichtigheidsoverwegingen geen hogere rijksbijdrage opgenomen. Een gunstige ontwikkeling is dat er meer geld voor de open competitie bij NWO beschikbaar komt, Dit brengt uiteraard wel met zich mee dat de kosten van matching gaan toenemen. Ten behoeve van de Kadernota 2015 zal een analyse worden gemaakt van de consequenties die samenhangen met de toename van het aantal studenten en medewerkers voor de kosten van de ondersteuning. De kosten van de ondersteuning van het wetenschappelijk onderwijs- en onderzoek in 2014 komen naar verwachting uit onder het afgesproken percentage generieke overhead van 11,25%. Dit is het percentage dat in het kader van de prestatieafspraken met de minister van OCW is overeengekomen. Begroting Pagina 2

4 De huidige cao loopt per ultimo 2013 af. In de begroting is met eventuele nieuwe cao-effecten geen rekening gehouden. Dat geldt ook voor de effecten die zullen ontstaan als gevolg van de nieuwe pensioenafspraken tussen werkgevers en vakbonden voor de overheids- en onderwijssector. De premies voor 2014 zijn op dit moment nog niet vastgesteld. Begroting Pagina 3

5 Samenvatting De enkelvoudige exploitatie voor 2014 komt uit op een positief resultaat van M 10,6, waarvan M 2,1 afkomstig is uit vastgoedontwikkeling. Het verwachte resultaat in 2014 is ongeveer M 3 lager dan het verwachte resultaat in 2013 van M 13,7. De behaalde positieve resultaten in de afgelopen jaren worden benut om de in 2007en 2008 gedaalde vermogenspositie aan te vullen en tegelijkertijd wordt liquiditeit opgebouwd om het omvangrijke investeringsprogramma in de komende jaren zoveel mogelijk uit eigen middelen te kunnen financieren. In de jaren na 2014 worden eveneens positieve resultaten voorzien. In de jaren ontstaat naar verwachting in totaliteit een positief resultaat van M 13,5. Daarvan heeft M 5,4 betrekking op resultaten uit vastgoedontwikkeling. De baten van de universiteit stijgen in 2014 naar een bedrag van M 459. Van de baten is M 297 afkomstig van OCW en M 47 afkomstig van studenten. Het aandeel van de rijksbijdrage OCW en collegegelden komt in 2014 uit op 74% van de totale universitaire baten. De resterende baten zijn externe baten, die in hoofdzaak worden behaald uit 2 e en 3 e geldstroom projecten. In het studiejaar 2013/2014 is opnieuw een record aan studenten ingeschreven. Het aantal studenten is uitgekomen op een aantal van circa Ook de nieuwe instroom van studenten in de propedeutische fase is opnieuw gestegen. Circa studenten zijn ingestroomd in de diverse bachelor opleidingen. Deze aantallen studenten zijn hoger ten opzichte van de in de tabellen 4.1 en 4.2 vermelde aantallen studenten. De in deze tabellen opgenomen uitsplitsing naar faculteit is gebaseerd op een stand van het aantal inschrijvingen per ultimo oktober. De effecten hiervan op de baten van de universiteit zijn meegenomen, maar nog niet volledig verwerkt in de allocaties naar de faculteiten in de jaren na De verwachte effecten op het aantal studiepunten en diploma s zullen bij de Kadernota worden meegenomen. De faculteiten, instituten en ondersteunende diensten hebben zich uitstekend gehouden aan het budgettaire kader uit de Kadernota Het College van Bestuur heeft naar aanleiding van de ingediende begrotingen in beperkte mate aan de eenheden extra middelen toegekend. In 2012 zijn met de faculteiten nieuwe bestuursafspraken gemaakt mede naar aanleiding van de in 2012 met de minister van OCW gemaakte prestatieafspraken. Onderdeel van het pakket aan prestatieafspraken is het niet laten stijgen van het overheadpercentage bij de universiteit. Met het oog op het realiseren van de prestatieafspraken is vanuit de voorwaardelijk verkregen rijksbijdrage voor onderwijsintensivering de komende 4 jaar een jaarlijks bedrag van M 6,45 toegekend aan de faculteiten (inclusief LUMC). Dit ter versterking van de onderwijskwaliteit, studiesucces en uitbouw van het excellentieonderwijs. Het realiseren van de prestatieafspraken is uit financieel oogpunt uitermate belangrijk. Het niet realiseren van de afgesproken prestaties, kan tot gevolg hebben dat de universiteit een deel van de verkregen middelen voor onderwijsintensivering na 2016 zal verliezen. In 2014 is bij de faculteiten geld beschikbaar voor de versterking van het onderzoek in de 11 aangewezen profileringsgebieden. Besloten is voor de jaren na 2014 opnieuw geld vrij te maken voor dit doel. Onder de noemer vernieuwingsmiddelen is een jaarlijks bedrag van ongeveer M 3 beschikbaar voor de profileringsgebieden. Tevens is door het College van Bestuur besloten voor dit doel een extra bedrag van M 2 vrij te maken uit de beschikbare middelen voor zwaartepuntvorming Begroting Pagina 4

6 en profilering (selectief budget). In de loop van 2014 zullen de nog toe te wijzen middelen naar de faculteiten worden overgeheveld. Op de uitbreiding van de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten in Den Haag zal ook de komende jaren onverminderd worden ingezet. Als gevolg hiervan is de begrotingsomvang en aantal fte van de Campus Den Haag in 2013 toegenomen naar een bedrag van circa M 14 en wordt het aantal fte de komende jaren uitgebreid naar bijna 140 fte. De in het studiejaar 2012/2013 nieuw in Den Haag gestarte bachelor opleiding International Studies van de faculteit Geesteswetenschappen is een groot succes. Voor het studiejaar 2013/2014 zijn circa 475 nieuwe studenten ingeschreven. Ook het aantal panden in Den Haag waar de universiteit in is gehuisvest, is uitgebreid naar een viertal locaties. Het pand Anna van Buerenplein is in september 2013 opgeleverd en in gebruik genomen door het LUCTH. In 2016 is het de bedoeling dat een nieuw gebouw in het Wijnhavenkwartier zal worden betrokken en komt extra ruimte beschikbaar om de voorziene groei in studentenaantallen op te vangen. De liquiditeitspositie is in de komende 4 jaar gunstiger dan verwacht in de begroting Dit heeft voor een groot deel te maken met positievere exploitatieresultaten in 2013 en de vooruitzichten in de jaren daarna. Ook de in 2012 en 2013 opgelopen vertragingen bij de uitvoering van het meerjarig investeringsplan huisvesting draagt bij aan de verbeterde liquiditeitspositie. In 2013 is een aanvang gemaakt met fase 1 van de bouw van de nieuwe Bètacampus. Met de uitvoering hiervan is een bedrag gemoeid van M 107. Verwacht wordt dat in de komende 4 jaar geen beroep zal worden gedaan op de resterende kredietfaciliteit van de BNG (M 70). Begroting Pagina 5

7 Leeswijzer De meerjarenbegroting geeft de ontwikkeling weer van het financiële beeld in de komende jaren, waarin de bekostiging van onze universiteit door de overheid een belangrijke rol speelt. Daarnaast worden beleidsmatige ontwikkelingen en uitgangspunten verwoord, die voor de toekomst van de universiteit van belang zijn en worden de risico s aangegeven die zich mogelijk kunnen voordoen. Vertrekpunt voor de opgestelde begroting vormt de in het voorjaar van 2013 vastgestelde Kadernota Mutaties ten opzichte van dit kader zijn zichtbaar gemaakt in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 4 worden de belangrijkste beleidsmatige ontwikkelingen op financieel gebied aangegeven. In hoofdstuk 5 is het algemene financiële beeld weergegeven in de vorm van de exploitatie, de balans, de ontwikkeling van de investeringen en afschrijvingen, de voorzieningen en de met dit alles samenhangende ontwikkeling van de liquiditeitspositie. In hoofdstuk 6 zijn de totaaloverzichten opgenomen, die het financiële beeld van de universiteit weergeven. Daarbij gaat het om de opbouw van de universitaire exploitatie uitgesplitst naar eenheid en overige posten, de exploitatieresultaten per eenheid, de verdeling van de universitaire bijdragen per eenheid en overige posten, de investeringen per eenheid en het aantal fte in eigen dienst. Bij de faculteiten zijn de begrotingscijfers voor het jaar 2014 onderverdeeld naar instituut. In al deze overzichten staan de cijfers, die betrekking hebben op de realisatie in 2012, de begroting 2013, de prognose 2013 en de begroting voor de periode 2014 tot en met In hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de begrote middelen van de universiteit: de rijksbijdrage OCW, de collegegelden en overige middelen en wordt de in de begrotingscijfers verdisconteerde interne verdeling (allocaties) van middelen toegelicht naar de universitaire eenheden en andere begrotingsposten. Daarbij worden de in het begrotingsproces aangebrachte mutaties ten opzichte van de allocaties uit de Kadernota toegelicht. Ook in de toelichting bij de afzonderlijke eenheden wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen. In hoofdstuk 8 zijn de detailbegrotingen van de faculteiten en instituten terug te vinden. Bij de faculteiten en instituten zijn de baten en lasten onderverdeeld naar onderwijs en onderzoek. Dit is gebeurd op basis van ramingen, die bij de faculteiten en instituten zijn gemaakt. In hoofdstuk 9 zijn de detailbegrotingen van de ondersteunende diensten terug te vinden en in hoofdstuk 10 die van de werkbudgetten. Als laatste volgt in hoofdstuk 11 de detailbegroting van Vastgoedontwikkeling. De begrotingen van de eenheden vormen het budgettaire vertrekpunt voor de uitvoering van de activiteiten en het monitoren daarvan in het jaar De door het College van Bestuur vastgestelde en door de Raad van Toezicht goedgekeurde begroting vormt het budgettaire kader voor de universiteit als geheel met betrekking tot de begrotingsuitvoering in Voor de jaren daarna gaat het om indicatieve ramingen. Begroting Pagina 6

8 Hoofdstuk 4 Financieel beleid Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op het financieel beleid. Het financieel beleid is in de volgende punten samengevat: 1. Voorspelbare interne financiering 2. Sluitende begroting 3. Aansluiten bij universitaire strategie 4. Investeren in duurzame huisvesting 5. Prognose aantal studenten 6. Risicoreservering om tegenvallers op te kunnen vangen 7. Risicomanagement Voorspelbare interne financiering Een belangrijk uitgangspunt bij de financiering van universitaire eenheden is voorspelbare financiering. Bij faculteiten wordt het grootste deel van de toegekende universitaire bijdrage bepaald op grond van het allocatiemodel AEG (Allocatiemodel Eerste Geldstroom). Belangrijke parameters zijn voor het onderwijsdeel het aantal studiepunten, het aantal diploma s en voor het onderzoekdeel het aantal promoties en het aantal FTE WP werkzaam op 2 e GS/EU-projecten. Voorspelbaarheid zorgt voor rust bij de uitvoering van de kernactiviteiten onderwijs en onderzoek. Eventuele veranderingen in het interne allocatiemodel worden ruim van tevoren aangekondigd en eerst afgestemd met de portefeuillehouders bedrijfsvoering en de decanen van de faculteiten. Wat betreft de ondersteunende diensten wordt geen gebruikt gemaakt van een model. Het beleid is om de overhead langzaam terug te dringen. Daartoe is een 1%-norm ontwikkeld die erop neerkomt dat voor ondersteunende diensten in principe een budgettaire taakstelling van toepassing is van 1% per jaar. Een uitzondering hierop is gemaakt voor de eenheid Studentzaken (SOZ). Bij deze eenheid is het budget mede afhankelijk van het aantal ingeschreven studenten. Bij de werkbudgetten is het werkbudget huisvesting de grootste in omvang met een bedrag van circa M 34, oplopend naar een bedrag van circa M 38 in Op dit moment wordt de omvang van de huisvestingslasten geanalyseerd onder meer op de uitkomsten van een benchmarkonderzoek inzake de huisvestingslasten van verschillende Nederlandse universiteiten. Sluitende begroting Een ander belangrijk uitgangspunt bij het financieel beleid is een sluitende begroting. Daarbij wordt het onderdeel Vastgoedontwikkeling buiten beschouwing gelaten. Dit omdat de baten hiervan moeilijk voorspelbaar zijn. Gestuurd wordt op het hebben van een minimaal op nul sluitende exploitatie in de reguliere bedrijfsvoering. Aansluiten bij universitaire strategie Het financieel beleid is geënt op het strategische beleid van de universiteit. Het huidige strategisch plan kenmerkt zich op dit moment wat onderwijs betreft vooral door groei en verbetering van het studiesucces. In het interne financieringsmodel AEG is dit vertaald door zowel studiepunten als Begroting Pagina 7

9 diploma s te financieren. Daardoor worden faculteiten gestimuleerd om bij een toename van het aantal studenten te komen tot kwaliteitsverbetering en studiesucces. Aan de faculteiten zijn hiervoor extra middelen ter beschikking gesteld. Mede met het oog op het realiseren van de gemaakte prestatieafspraken met de minister van OCW, zijn eind 2012 nieuwe bestuursafspraken met de faculteiten gemaakt. Wat betreft onderzoek is een belangrijk uitgangspunt van het strategisch plan kwalitatief hoogwaardig onderzoek te stimuleren en het aantal promoties te verhogen. Dit is vertaald in AEG door een premie te geven per FTE WP werkzaam op NWO/EU projecten. Daarmee wordt voorzien in de matching. Ook voor promoties ontvangen faculteiten een premie om de begeleidingskosten te dekken. Over de omvang van de baten uit NWO- en EU-projecten zijn met de faculteiten bestuursafspraken gemaakt. Om te voorkomen dat het allocatiemodel teveel uit de pas zou gaan lopen met de rijksbijdrage van OCW is een budgetfactor ingebouwd. Investeren in duurzame huisvesting De gebouwenportefeuille van de Universiteit Leiden is op een aantal onderdelen behoorlijk verouderd of te krap. Daardoor is het nodig deze aan te passen aan de moderne tijd. Het in omvang belangrijkste project is momenteel de bouw van de nieuwe Bètacampus. De bouw is in september 2013 gestart. Verder zal in Den Haag in 2016 gebruik gemaakt gaan worden van een nieuw pand in het Wijnhavenkwartier. Momenteel wordt bezien of nieuwbouw voor het cluster Geesteswetenschappen financieel haalbaar is en onder welke condities. Een belangrijk uitgangspunt bij de vernieuwing van de gebouwen is het energiezuiniger maken van de gebouwen. Omdat investeringen in huisvesting gericht zijn op de lange termijn is een ander belangrijk uitgangspunt dat de gebouwen zo flexibel mogelijk worden ingericht. Om de benutting van de onderwijsruimtes zo efficiënt mogelijk in te regelen, is een gemeenschappelijke zalenpool met een centraal reserveringssysteem ingericht. De investeringen in huisvesting zorgen voor een negatieve kasstroom in de komende jaren. Op dit moment is nog sprake van een aanzienlijke hoeveelheid liquide middelen (M 124 eind 2013). De komende jaren zal hier op worden ingeteerd. Naast liquide middelen is er een financieringsarrangement met de BNG waarbij de Universiteit Leiden tot M 100 kan lenen. Om een eventueel renterisico af te dekken is voor een gedeelte de rente vastgezet (4,6%). Het Meerjaren Business Plan (MBP) is het instrument waarmee de lange termijn effecten van de investeringen in huisvesting worden doorgerekend met als doel om ervoor te zorgen dat ook op langere termijn een gezonde financiële situatie blijft bestaan. Daarbij gaat het niet alleen om de bewaking van een gezonde liquiditeitspositie, maar ook om handhaving van evenwicht in baten en lasten. Ter informatie is de belangrijkste grafiek van het MBP, namelijk het verloop van de lening, hierna weergegeven. Begroting Pagina 8

10 Grafiek 4.1 Verloop lening BNG (bedragen in M) 70,0 60,0 50,0 40,0 Verloop lening BNG per jaar Vastrentend Lening Omvang SWAP 30,0 20,0 10,0 0,0 JR 2010 JR 2011 JR 2012 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B Prognose aantal studenten Het beleid is om een zo goed mogelijke inschatting te maken van de verschillende posten van de begroting. Wat betreft de batenkant gaat het daarbij vooral om de rijksbijdrage OCW en de collegegelden. De rijksbijdrage OCW en de collegegelden zijn ingeschat op basis van modelmatig berekende aantallen studenten en diploma s. De belangrijkste input van het model is de instroom per faculteit, die hieronder is weergegeven. Tabel 4.1 Instroom Bachelor Instroom Bachelor 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16 16/17 FCDH LUCTH FCDH BSK FdA FGW IS FGW FdR FSW FWN Totaal instroom Bachelor Verder is het model vooral gebaseerd op patronen uit voorgaande jaren. De volgende tabel geeft het werkelijk aantal studenten (11/12 en 12/13), de voorlopige stand (13/14) en het modelmatig berekende aantal studenten (14/15 en verdere jaren) weer. Begroting Pagina 9

11 Tabel 4.2 Aantal ingeschreven studenten Aantal ingeschreven stud. 11/12 12/13 13/14 14/15 15/16 16/17 FCDH LUCTH FCDH BSK FdA FGW IS FGW FdR FSW FWN ICLON CML Totaal excl. Fac. Geneesk Faculteit Geneeskunde Totaal ingeschreven stud In juli 2013 is een opgave ontvangen van DUO van het bekostigde aantal studenten per 30 september De percentages bekostigde studenten en diploma s per faculteit zijn losgelaten op het modelmatig berekend aantal studenten en diploma s. Dit levert het verwachte aantal bekostigde studenten en het verwachte bekostigde aantal diploma s op die worden gebruikt om de rijksbijdrage van OCW te kunnen prognosticeren. De volgende tabel geeft het werkelijke ( ) en het verwachte aantal bekostigde studenten ( en verder) weer: Tabel 4.3 Aantal bekostigde studenten Aantal bekostigde studenten Bachelor Aantal bek. studenten laag Aantal bek. studenten hoog Aantal bek. studenten top Totaal aantal bekostigde studenten Ba Master Aantal bek. studenten laag Aantal bek. studenten hoog Aantal bek. studenten top Totaal aantal bekostigde studenten Ma Totaal bekostigde inschrijvingen Begroting Pagina 10

12 Het werkelijke (11/12) aantal bekostigde diploma s en het verwachte aantal bekostigde diploma s (12/13 en verder) worden in de volgende tabel weergegeven. Tabel 4.4 Aantal bekostigde diploma s Aantal bekostigde diploma's 11/12 12/13 13/14 14/15 Bachelor Bek. diploma s laag Bek. diploma s hoog Bek. diploma s top Totaal bekostigde diploma's Ba Master Bek. diploma s laag Bek. diploma s hoog Bek. diploma s top Totaal bekostigde diploma's Ma Ook aan de lastenkant is een zo realistisch mogelijke inschatting gemaakt. Daarbij geldt dat de personele lasten naar verwachting zullen stijgen door toegenomen allocaties aan faculteiten (die vooral worden gebruikt om docenten en promovendi aan te trekken). Bij de personele lasten zijn ook meegenomen het merendeel van de nog niet verdeelde vernieuwingsmiddelen. Naar verwachting zullen de vernieuwingsmiddelen worden ingezet voor activiteiten waar personeel op zal worden ingezet. Aangezien het aantrekken van kwalitatief hoogwaardig personeel tijd vergt, zal de groei van het personeelsbestand met enige vertraging plaatsvinden. Uitgangspunt bij de materiële lasten is dat deze naar verwachting redelijk stabiel zullen blijven. De groei die in de materiële lasten zichtbaar is, is het gevolg van het feit dat aanzienlijke bedragen nog te alloceren niet met concrete plannen zijn ingevuld, zowel op universitair als op facultair niveau. Ook de reserveringen voor risico s bekostiging en onvoorzien zijn hier ondergebracht. Risicoreservering om tegenvallers op te kunnen vangen Omdat het risico bestaat dat een deel van de geraamde rijksbijdrage OCW niet zal worden ontvangen (onder andere door nieuwe kabinetsbeslissingen, het mogelijk niet realiseren van het begrote marktaandeel en eventueel niet volledig realiseren van de met OCW gemaakte prestatieafspraken) is ervoor gekozen aan de lastenkant een reservering op te nemen voor risico s in de bekostiging. Daarbij is verondersteld dat in 2014 de mogelijk tegenvallende externe bekostiging een omvang heeft van 1% van de rijksbijdrage. Omdat in de jaren na 2015 naar verwachting het risico toeneemt, is in 2015 uitgegaan van 1,5% en in 2016 en 2017 is uitgegaan van 2%. Risicomanagement Op basis van de in de vorige paragraaf toegelichte uitgangspunten is de begroting tot stand gekomen. In hoofdstuk 5 wordt toegelicht welke financiële resultaten en financiële positie worden verwacht in 2013 en volgende jaren. In deze paragraaf wordt ingegaan op die factoren (risico s) die deze financiële resultaten en financiële positie negatief kunnen beïnvloeden. Daarbij wordt vooral gekeken naar de risico s op korte termijn, te weten voor het jaar Begroting Pagina 11

13 Voor de risico s op langere termijn, bijvoorbeeld een lagere rijksbijdrage, geldt dat in de financiële planning en control cyclus voldoende ruimte is ingebouwd om, al dan niet met additionele maatregelen, de negatieve gevolgen voor het financieel resultaat op te vangen. Alleen wanneer de rijksbijdrage 2015 die in het najaar 2014 bekend wordt, flink lager uitvalt dan de rijksbijdrage waarmee rekening wordt gehouden bij het opstellen van de Kadernota (voorjaar 2014) dan is een daaruit volgend negatief resultaat voor het eerstvolgende begrotingsjaar moeilijk bij te sturen. In eerste aanleg zal daarvoor de begrote reservering risico s bekostiging worden ingezet. Het risico op het ontstaan van een negatief exploitatieresultaat in 2014 is niet aan de orde gelet op de begrote omvang van het verwachte exploitatieresultaat van M 10,6 en de in de begroting opgenomen risico reservering bekostiging van M 3. Rijksbijdrage De rijksbijdrage vormt het overgrote deel van de baten (M 297 ( 64% van de baten)). Voor 2014 staat de hoogte van de rijksbijdrage al min of meer vast, op basis van de ontvangen rijksbijdragebrief. In 2014 is het risico derhalve beperkt; mocht de regering in 2014 toch ingrepen doen, dan zal een dergelijke ingreep als voorbeeld kunnen voortvloeien uit een aanpassing van de zogenaamde referentieraming. Salarissen, sociale lasten en pensioenpremies Door de tegenvallende economische ontwikkeling bestaat er een kans dat de pensioenpremies en andere kosten van sociale zekerheid stijgen zonder dat er compensatie in de overheidsfinanciering tegenover staat. Ook bestaat de mogelijkheid dat een nieuwe cao, die zal gaan gelden vanaf 1 januari 2014, met een loonsverhoging komt, terwijl tegelijkertijd er geen indexatie van de rijksbijdrage OCW plaatsvindt. In de begroting 2014 is een bedrag aan salarislasten, sociale lasten en pensioenpremies opgenomen van M 232. Een stijging van 1 % zonder compensatie van OCW heeft een negatief effect van ongeveer M 2,3. In de begroting voor 2014 en latere jaren is nog geen rekening gehouden met de mogelijke effecten van de nieuwe pensioenafspraken in de overheids- en onderwijssector. Besluiten over de hoogte van de premies in 2014 moet nog plaatsvinden. Naar verwachting ontstaat er koopkrachtverbetering voor de werknemers in 2014, maar zal door het verschuiven van premies van werknemer naar werkgever, ontstaat mogelijk voor de werkgever enige lastenverzwaring. Overigens wordt door de overheid in het algemeen wel gecompenseerd voor de stijging van sociale lasten en pensioenpremies. Als de stijging niet wordt gecompenseerd door de overheid zal het college, afhankelijk van de ruimte in de allocatie, besluiten over het compenseren van de eenheden. Dan speelt niet alleen het effect in 2014 (in dit jaar is er zoals aangegeven voldoende ruimte voor compensatie) een rol, maar ook de structurele doorwerking van een dergelijke compensatie. Tweede/derde geldstroom activiteiten Het komt voor dat financiers bepaalde kosten niet subsidiabel verklaren en dat dan de eigen bijdrage van de universiteit hoger is dan verwacht. Waar een dergelijke ontwikkeling duidelijk is zorgen de eenheden voor het treffen van een voorziening. De dotatie voor een dergelijke voorziening wordt opgevangen binnen de eigen exploitatie en speelt voor het totale resultaat van de universiteit geen rol. De ontwikkeling op het gebied van de 2 e /3 e geldstroom (verschuiving richting topsectoren) zou in de loop van 2014 een rol kunnen gaan spelen als deze ontwikkeling de universiteit er toe noopt binnen de faculteiten activiteiten aan te passen, leidend tot reorganisaties (en daarmee tot de noodzaak een reorganisatievoorziening te treffen). In het algemeen is op de tweede en derde geldstroom echter tijdelijk aangesteld personeel werkzaam, dat wel recht op wachtgeld heeft maar in het algemeen voor Begroting Pagina 12

14 een beperkte periode. De omvang van een dergelijke voorziening kan dus beperkt blijven; het maximale effect wordt ingeschat op M 3. Vastgoedontwikkeling In de begroting voor 2014 is een resultaat opgenomen van M 2,1 voor vastgoedontwikkeling (verkoop gebouwen en uitgifte van grond). Door de aard van de activiteit, kan het moment van realisatie van de geraamde opbrengst verschuiven naar een volgend begrotingsjaar. Indien de opbrengsten uit vastgoedontwikkeling tegenvallen, worden de investeringen in vastgoedontwikkelingsactiviteiten zoveel mogelijk getemporiseerd om het effect op het resultaat en liquiditeitspositie zo klein mogelijk te houden. Boekwaarde rente SWAP Een daling dan wel stijging van de boekwaarde van de SWAP wordt in de exploitatie van de universiteit verwerkt. In 2012 heeft een afwaardering met M 2 plaatsgevonden en is dit bedrag als een verlies in de resultatenrekening verwerkt. In het jaar 2013 wordt een toename verwacht van M 1,6, hetgeen een positief effect heeft op het resultaat in Voor 2014 en volgende jaren is ervan uitgegaan dat de waarde van de SWAP niet wijzigt. Beheerstichting De huidige portefeuille aan beleggingen van de beheerstichting bedraagt circa M 18. De toe- of afname van de waarde van deze portefeuille wordt uitsluitend verantwoord in het geconsolideerde resultaat van de universiteit. Het risicoprofiel van de portefeuille is gematigd defensief, waarbij ongeveer 60% in de obligatiemarkt is weggezet en 30% in aandelen. Een waardedaling van de portefeuille heeft een negatief effect op het geconsolideerde resultaat van de universiteit. In 2012 en 2013 is overigens de waarde van de portefeuille niet gedaald, maar toegenomen. Begroting Pagina 13

15 Hoofdstuk 5 Financieel beeld 1) Inleiding Deze rapportage gaat in op het definitief beeld van de begroting De onderstaande tabel geeft een samenvatting. Tabel 5.1 Nettoresultaat per eenheid (bedragen in M) JR Nettoresultaat per onderdeel 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Allocatieresultaat 19,5 0,0 4,7 9,0 8,4 3,2 1,6 Vernieuwingsmiddelen 0,3 0,0 3,2 0,0 0,0 0,0 0,0 Risicoreservering/onvoorzien 0,0 0,0 1,3 0,0 0,0 0,0 0,0 Faculteiten & instituten 9,8 0,8 5,9-0,7-2,4-2,4-0,8 Ondersteunende diensten -0,4 0,1-1,9 0,2 0,2 0,2 0,2 Werkbudgetten -7,8 0,0-0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 Nettoresultaat voor VGO 21,4 0,9 13,2 8,5 6,2 0,9 0,9 Vastgoedontwikkeling 0,5 1,7 0,6 2,1 1,1 1,1 3,2 Nettoresultaat 21,9 2,6 13,7 10,6 7,4 2,0 4,1 Toelichting: Het allocatieresultaat komt in de komende 4 jaar uit op een overschot. Oorzaak hiervan betreft de toegenomen rijksbijdrage OCW en collegegelden. De resultaten van de faculteiten zijn negatief. Dit heeft te maken met het interen op bestemde reserves. De overige universitaire eenheden hebben een sluitende begroting. Er is ruimte gereserveerd om risico s externe bekostiging op te vangen; deze lasten zijn meegenomen onder de overige (materiele) lasten. Begroting Pagina 14

16 2.) Staat van baten en lasten De volgende tabel geeft de staat van baten en lasten weer. Tabel Staat van baten en lasten (bedragen in M) Staat van baten en lasten JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Baten Rijksbijdragen OCW 286,0 286,0 287,8 297,3 300,8 304,9 305,2 Collegegelden 39,0 38,9 43,3 46,6 49,5 52,3 53,9 Baten werk i.o.v. derden 80,6 79,8 86,7 84,8 83,1 83,1 83,1 Overige baten 28,1 28,8 26,4 30,6 30,9 27,7 29,8 Totaal baten 433,7 433,5 444,2 459,3 464,3 467,9 472,0 Lasten Personeelslasten 231,3 247,7 245,3 260,3 264,9 267,2 270,1 Afschrijvingen 29,6 27,2 31,0 25,4 25,7 30,4 30,8 Huisvestingslasten 35,7 34,7 32,8 34,3 35,6 32,5 32,6 Overige lasten 111,6 120,5 122,2 128,8 131,4 134,9 134,2 Totaal lasten 408,2 430,0 431,3 448,8 457,6 465,0 467,7 Financiële baten & lasten -2,9-1,0 0,7 0,0 0,6-1,0-0,3 Resultaat deelnemingen -0,7 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 Nettoresultaat 21,8 2,6 13,7 10,6 7,4 2,0 4,1 Het nettoresultaat in de jaren 2012 tot en met 2017 is in de onderstaande grafiek weergegeven. Grafiek Nettoresultaat (bedragen in M) Nettoresultaat per jaar 25,0 20,0 Resultaat VGO Nettoresultaat excl. VGO Nettoresultaat excl. VGO 15,0 10,0 5,0 0,0 JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Begroting Pagina 15

17 Het nettoresultaat is elk jaar positief. Dit komt deels door vastgoedontwikkeling, maar vooral door de toegenomen middelen en dan met name de posten Rijksbijdrage OCW en Collegegelden. Beide zijn het gevolg van de toename van het aantal studenten. Dit leidt ook tot kosten, maar de allocatie loopt wat dit betreft toch nog iets achter (hoewel deze fors stijgt) op de middelen waardoor er een positief resultaat ontstaat. De verschillende posten van de staat van baten en lasten worden hieronder nader toegelicht. Toelichting Rijksbijdragen OCW Tabel 5.3 Rijksbijdragen OCW (bedragen in M) Rijksbijdragen OCW JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Modelbekostiging OCW 280,7 282,6 284,1 295,1 300,0 304,7 305,0 Doelsubsidies OCW 5,3 3,4 3,7 2,2 0,8 0,2 0,2 Totaal rijksbijdragen OCW 286,0 286,0 287,8 297,3 300,8 304,9 305,2 De modelbekostiging OCW wordt hieronder gespecificeerd: Tabel 5.4 Modelbekostiging OCW (bedragen in M) Modelbekostiging OCW JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Onderwijsdeel Bekostiging o.b.v. inschrijvingen 53,4 52,2 53,0 59,8 64,9 68,9 72,0 Bekostiging o.b.v. graden 22,9 21,5 21,8 23,6 23,6 24,8 24,1 Specifieke toewijzingen onderwijs 8,9 6,0 5,9 5,6 4,8 4,6 4,0 Verdeeld o.b.v. vaste verdeelsleutel 49,2 45,9 45,9 46,4 45,8 45,1 45,0 Totaal onderwijsdeel 134,5 125,6 126,6 135,4 139,1 143,4 145,1 Onderzoekdeel Bekostiging o.b.v. graden 20,4 19,6 19,9 21,6 21,6 22,0 21,5 Bekostiging o.b.v. promoties 31,3 31,5 31,6 36,2 36,5 36,3 36,2 Specifieke toewijzingen onderzoek 13,6 10,0 10,0 9,0 9,0 9,0 7,8 Verdeeld o.b.v. vaste verdeelsleutel 82,4 87,2 87,1 83,4 84,0 83,6 83,4 Totaal onderzoekdeel 147,6 148,4 148,5 150,2 151,1 150,8 149,0 Overige BaMa-compensatie -1,7-1,3-1,3-1,3-1,3-1,3-1,3 Kwaliteits/profileringsmiddelen 0,0 10,0 10,1 10,7 11,1 11,7 12,2 Doelsubsidie 2 e graden 0,4 0,2 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 Totaal overige -1,3 8,9 9,0 9,5 9,8 10,4 11,0 Totaal 280,7 282,6 284,1 295,1 300,0 304,7 305,0 Kadernota ,9 299,0 299,0 301,0 Begroting Pagina 16

18 De toename van de rijksbijdrage in 2014 is het gevolg van het gestegen marktaandeel van de universiteit. De toename van de rijksbijdrage in 2015 en volgende jaren hangt samen met het toegenomen aantal bekostigde ingeschreven studenten en bekostigde graden. Collegegelden De volgende tabel geeft een toelichting op de collegegelden. Tabel 5.5 Collegegelden (bedragen in M) Collegegelden JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Wettelijk collegegeld 30,9 30,6 36,0 38,9 41,6 44,3 45,8 Instellingscollegegeld 7,8 7,9 6,7 6,8 6,8 6,8 6,8 Institutional-fee (LUCTH) 0,4 0,5 0,6 0,9 1,1 1,3 1,4 Totaal collegegelden 39,0 38,9 43,3 46,6 49,5 52,3 53,9 Kadernota ,7 43,7 46,9 49,0 Ook bij de collegegelden is sprake van een aanzienlijke toename. Er zijn meerdere oorzaken: Er is sprake van een behoorlijke toename van het aantal studenten. Het collegegeld per student stijgt harder dan eerder verwacht. In de raming is nu rekening gehouden met de stijging van het wettelijk collegegeld met 71 euro (wordt in 2014/ euro). De stijging heeft te maken met indexatie en de jaarlijks verhoging van het wettelijke collegegeld met 22 euro (in verband met het leveren van een bijdrage aan de financiering van het Aktieplan Leerkracht). Baten werk i.o.v. derden De volgende tabel geeft een toelichting op de baten werk in opdracht van derden. Tabel 5.6 Baten werk in opdracht van derden (bedragen in M) Baten werk in opdracht van derden JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Baten onderwijs i.o.v. derden 7,6 7,7 8,4 6,8 6,8 6,8 6,9 Ontvangsten onderzoek NWO 53,3 32,8 41,3 37,6 36,8 36,7 36,6 Ontvangsten onderzoek i.o.v. EU 15,9 17,2 19,2 17,4 17,3 17,6 17,8 Ontvangsten onderzoek i.o.v. drdn 27,6 14,6 17,8 15,8 15,5 15,4 15,5 Mutatie OHW -23,8 7,5 0,0 7,1 6,7 6,5 6,4 Totaal baten werk i.o.v. derden 80,6 79,8 86,7 84,8 83,1 83,1 83,1 De post baten werk i.o.v. derden is de komende jaren stabiel. Wel is het zo dat rekening gehouden is met een vrijval van de balanspositie Onderhanden werk. Dit is het gevolg van vooruitbetalingen van NWO en EU de afgelopen jaren. Begroting Pagina 17

19 Overige baten De volgende tabel geeft een toelichting op de overige baten. Tabel 5.7 Overige baten (bedragen in M) Overige baten JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Verhuur (WB HV) 3,0 2,2 1,8 2,0 1,8 1,8 1,8 Vrijval eg. rek. inv. subs. (WB HV) 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 Vrijval vooruitontv. erfpacht (VGO) 0,4 0,5 0,5 0,6 0,6 0,7 0,8 Verkoop gebouwen / grond (VGO) 0,0 7,0 0,8 3,5 3,9 0,5 2,7 Verhuur (VGO) 0,3 0,1 0,2 0,2 0,1 0,2 0,2 Verhuur studenten (SOZ) 3,2 4,0 5,5 6,8 6,8 6,8 6,8 Ontv. gelden beurzen (WB SOZ) 1,4 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 Overige baten 19,4 13,6 16,3 16,3 16,4 16,5 16,3 Totaal overige baten 28,1 28,8 26,4 30,6 30,9 27,7 29,8 Er zijn met name ontwikkelingen bij de posten verkoop gebouwen/grond en verhuur studenten. Wat betreft de verkoop van gebouwen/grond is de planning om enkele panden te verkopen die niet meer worden gebruikt. De grond betreft de kavel aan de Sterrewachtlaan (gebouw is gesloopt). Indien panden worden verkocht of grond in eeuwigdurende erfpacht wordt uitgegeven, wordt de opbrengst in 1 keer verantwoord in de staat van baten en lasten. Bij tijdelijke erfpacht (50 of 70 jaar) wordt de opbrengst geactiveerd en worden de baten verantwoord gedurende de afgesproken looptijd. De ontvangsten uit tijdelijke erfpacht zijn zichtbaar gemaakt in het kasstroomoverzicht op de regel erfpacht. Voor het jaar 2014 gaat het naar verwachting om een bedrag van M 1,7. De verhoging van de post verhuur studenten heeft vooral te maken met de verhuur van kamers aan LUCTH studenten (residentieel concept) en extra gehuurde kamers voor buitenlandse studenten in Den Haag (studenten international studies). De procentuele verdeling van de begrote baten 2014 is in de onderstaande grafiek weergegeven: Grafiek 5.2 Begrote baten 2014 per soort Baten onderzoek 17% Baten onderwijs 2% Overige baten 7% Baten per soort Begroting 2014 Rijksbijdragen OCW excl. doelsubs. 64% Collegegelden 10% Doelsubsidies OCW 0% Begroting Pagina 18

20 Personeelslasten De volgende tabel geeft een toelichting op de personeelslasten. Tabel 5.8 Personeelslasten (bedragen in M) Personeelslasten JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Salaris & Sociale lasten WP 120,0 133,8 130,1 141,5 143,9 146,2 148,2 Salaris & Sociale lasten OBP 86,2 85,0 86,3 90,3 88,4 87,8 88,1 Salaris & Sociale lasten 206,2 218,8 216,4 231,8 232,3 234,0 236,3 Inhuur personeel 20,9 15,2 21,6 16,1 15,1 14,8 14,7 Overige personele lasten 2,0 5,9 3,7 6,0 6,0 5,5 5,6 Nog te alloceren 0,0 4,7 0,0 3,6 8,9 10,2 10,9 Mutatie schuld vakantiedagen -1,2 0,0 1,4 0,2 0,2 0,2 0,2 Dotatie pers. voorzieningen 3,4 2,9 2,2 2,4 2,4 2,4 2,4 Totaal personeelslasten 231,3 247,7 245,3 260,3 264,9 267,2 270,1 Vanaf 2014 is sprake van een forse toename van de salaris/sociale lasten, met name wat betreft het WP. Dit komt doordat de allocatie naar de faculteiten aanzienlijk is verhoogd vanwege het toegenomen aantal studenten. Het geld wordt gebruikt om zowel extra wetenschappelijk personeel (met name UD s, docenten) als promovendi aan te trekken. Dit is in de volgende tabel te zien, die het gemiddeld aantal FTE weergeeft. Tabel 5.9 Gemiddeld aantal FTE Gemiddeld aantal FTE JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Hoogleraar 219,6 227,8 226,0 234,3 230,5 229,8 229,4 UHD 120,6 126,3 127,3 134,7 133,9 133,2 130,2 UD 342,0 419,8 359,0 418,7 430,7 449,4 456,5 Docent 149,0 164,3 186,9 187,2 195,5 197,4 211,3 Onderzoeker 287,2 310,9 295,1 321,7 316,7 312,7 315,8 Promovendus 639,0 687,6 664,1 734,9 735,0 718,2 718,7 Subtotaal WP 1.757, , , , , , ,8 OBP O&O 302,1 308,4 303,0 300,5 280,2 277,8 279,3 OBP 1.115, , , , , , ,3 Student assistent 36,1 29,4 41,0 35,2 32,4 28,3 27,2 Subtotaal OBP 1.453, , , , , , ,9 Totaal 3.211, , , , , , ,7 OBP/totaal FTE 34,7% 32,8% 33,9% 32,4% 32,2% 31,9% 31,7% In deze tabel is ook te zien dat het OBP volgens de ramingen geleidelijk afneemt, hetgeen in combinatie met een toename van het aantal WP tot een verdere verbetering van de OBP-ratio (OBP/totaal aantal FTE) leidt. Begroting Pagina 19

21 De onder de begrote personeelslasten opgenomen post nog te alloceren heeft te maken met het aandeel personeelslasten in de op concernniveau beschikbare nog te alloceren allocaties en reserveringen. Een nadere specificatie hiervan is weergeven in tabel 7.8. Afschrijvingen De volgende tabel geeft een toelichting op de afschrijvingen. Tabel 5.10 Afschrijvingen (bedragen in M) Afschrijvingen JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Gebouwen (WB HV) 16,7 16,6 15,9 15,5 15,8 19,7 20,1 Vastgoedontwikkeling (VGO) 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 Inventaris en apparatuur 12,8 10,3 14,9 9,7 9,7 10,4 10,4 Totaal afschrijvingen 29,6 27,2 31,0 25,4 25,7 30,4 30,8 De toename van de afschrijvingen van inventaris en apparatuur in 2013 heeft te maken met specifieke apparatuur van de faculteit Wiskunde & Natuurwetenschappen en versnelde afschrijving van werkplekapparatuur bij het ISSC. De toename van de afschrijvingslaten van de gebouwen in 2016 hangt samen met de verwachte ingebruikname van de Bètacampus (1 e fase). Huisvestingslasten De volgende tabel geeft een toelichting op de huisvestingslasten. Tabel 5.11 Huisvestingslasten (bedragen in M) Huisvestingslasten JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Huur & erfpacht (WB HV) 2,1 1,9 2,0 2,3 2,4 3,0 2,6 Energie (WB HV) 8,1 7,2 7,1 6,9 6,7 6,2 5,8 Heffingen (WB HV) 3,0 2,6 2,6 2,6 2,7 2,6 3,3 Onderhoud (WB HV) 7,1 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 Overige hv. lasten (WB HV) 0,6 1,2 1,5 1,7 1,7 1,8 1,9 Afboeking boekwaarde (VGO) 0,0 5,7 0,0 1,9 3,2 0,0 0,2 Dotatie voorz. DUWO (WB HV) -0,7-0,1-0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 Dotatie asbestvoorz. (WB HV) 5,8 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Schoonmaak (UFB) 3,0 3,1 3,4 3,0 3,0 3,0 3,0 Verhuur studenten (WB SOZ) 3,2 4,1 5,6 6,4 6,5 6,5 6,5 Overige hv-lasten (niet Vastgoed) 3,6 2,0 3,7 2,5 2,5 2,5 2,6 Totaal huisvestingslasten 35,7 34,7 32,8 34,3 35,6 32,5 32,6 De toename bij de huur in 2016 betreft de dubbele huur in Den Haag in dat jaar voor de bestaande gebouwen alsmede de in dat jaar nieuw te betrekken locatie Wijnhaven. De daling van de energielasten hangt samen met het vastklikken van een lagere prijs van elektriciteit. Vanaf 2017 speelt ook het effect van de nieuwe Bètacampus mee (die veel energiezuiniger is dan de huidige Gorlaeus gebouwen). De afboeking van de boekwaarde van Vastgoedontwikkeling hangt samen met de verwachte verkoop van gebouwen/grond. De verhuurlasten van studentenwoningen stijgen (zie toelichting overige baten). De verhuurlasten zijn overigens niet gelijk aan de verhuurbaten, het verschil betreft de fee voor de administratie van de verhuur van de woningen (M 0,3). Begroting Pagina 20

22 Overige lasten De volgende tabel geeft een toelichting op de overige lasten. Tabel 5.12 Overige lasten (bedragen in M) Overige lasten JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Reis- en verblijfkosten 8,4 7,1 8,2 7,5 7,4 7,2 7,4 Overige directe lasten 12,8 16,0 10,9 14,0 12,5 12,5 12,5 Collectievorming (UBL) 4,7 6,3 5,4 5,2 5,1 5,0 5,0 ICT (ISSC/WB Aut) 5,1 5,4 6,3 5,4 4,7 4,5 4,4 Publiciteit en voorlichting (WB SCM) 2,1 1,0 1,5 1,1 1,0 1,0 1,0 Beurzen (WB SOZ) 1,7 1,7 3,6 2,7 2,6 2,6 2,6 Inkoop product (UFB) 4,4 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 4,5 Nog te alloceren (Fac) 0,0 0,0 0,0 4,3 7,0 8,7 9,9 Nog te alloceren (Mid bedr) 0,0 1,5 0,0 1,0 1,0 1,0 1,0 Reservering risico's / onvoorzien 0,0 1,9 0,7 4,2 6,9 8,9 9,4 Overige lasten 11,9 15,1 18,4 13,8 13,0 12,6 10,4 Ink. overdr. - beurzen (WB SOZ) 0,0 0,0 0,0 0,9 0,9 0,9 0,9 Overige inkomensoverdrachten 63,7 60,0 62,8 64,3 64,8 65,5 65,2 Dotatie overige materiële voorz. -3,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Totaal overige lasten 111,6 120,5 122,2 128,8 131,4 134,9 134,2 De overige lasten zijn vrij stabiel over de jaren heen. De toename van de overige lasten wordt vooral veroorzaakt door nog te alloceren en gereserveerde middelen. De nog te alloceren middelen betreffen middelen die zowel in het allocatieresultaat als bij de faculteiten nog niet gealloceerd zijn aan faculteiten/instituten. Wat betreft middelen in 2014 zal dat wat de faculteiten betreft als het goed is in het jaar zelf gebeuren. De nog te alloceren middelen bij het allocatieresultaat betreffen met name vernieuwingsmiddelen. Een deel van deze middelen is al wel gereserveerd, maar nog niet toegekend. De gereserveerde middelen betreffen de risicoreservering bekostiging en onvoorzien. De risicoreservering bekostiging is opgenomen omdat er vanuit is gegaan dat de stijging van het aantal studenten leidt tot een stijging van het marktaandeel. Uiteraard kan het zo zijn, dat de verwachte stijging deels niet wordt gerealiseerd. Voorzichtigheidshalve is een reservering opgenomen van 1% van de modelbekostiging OCW in 2014 oplopend tot 2% in 2016 en verder. De post overige inkomensoverdrachten heeft vooral te maken met de bijdrage van de universiteit aan het LUMC. Begroting Pagina 21

23 Financiële baten en lasten De volgende tabel geeft een toelichting op de financiële baten en lasten. Tabel 5.13 Financiële baten en lasten (bedragen in M) Financiële baten en lasten JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Rentebaten 1,0 0,3 0,9 0,8 0,6 0,4 0,2 Rentelasten -2,7-2,6-2,6-2,5-2,4-2,3-2,2 Bouwrente 0,8 1,3 0,8 1,7 2,4 0,9 1,7 Mutatie waarde SWAP -2,0 0,0 1,6 0,0 0,0 0,0 0,0 Totaal financiële baten en lasten -2,9-1,0 0,7 0,0 0,6-1,0-0,3 De rentelasten vertonen een stabiel beeld. Dit komt omdat de rente op de lening voor een groot deel vast ligt. De vastgezette rente daalt langzaam omdat contractueel is afgesproken dat de omvang van het vaste bedrag (bij de SWAP) geleidelijk (met M 1,5 per jaar) daalt. Omdat er op dit moment nog niet wordt geleend, betekent dit lagere rentelasten. De verwachting is dat er vanaf 2017 sprake is van een netto leensituatie (omvang liquide middelen M 24,1 bij een lening van M 30,0). Resultaat deelnemingen Het resultaat deelnemingen betreft het resultaat van de meerderheidsdeelneming (100%) Libertatis Ergo Holding B.V. (LEH). Dit is begroot op M 0,1 bij een omzet van M 9,5. Doel van de holding is om bedrijfsmatige activiteiten van de universiteit te stimuleren en faciliteren. Onder LEH vallen onder andere: Archol BV (derde geldstroomonderzoek van de faculteit Archeologie), Centrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies BV (CWTS) en LEH Pre-seed BV. Begroting Pagina 22

24 3.) Balans De onderstaande tabel geeft de balans weer. Tabel Balans (bedragen in M) Balans JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Activa Materiële vaste activa 240,6 265,9 249,5 289,7 312,4 335,3 356,9 Financiële vaste activa 20,5 19,4 25,5 25,5 25,5 25,5 25,5 Voorraden 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 0,9 Vorderingen 70,1 65,1 66,0 66,3 66,1 71,3 70,9 Liquide middelen 136,3 71,0 123,5 92,7 70,7 42,3 24,1 Totaal activa 468,3 422,3 465,4 475,1 475,6 475,2 478,2 Passiva Eigen vermogen 146,3 152,0 160,0 170,5 177,9 179,9 184,0 Voorzieningen 35,9 31,9 33,2 32,4 28,8 26,6 26,7 Vooruitontvangen erfpacht 27,0 28,3 26,4 28,2 29,3 33,9 38,3 BNG (lening + rekening-courant) 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 30,0 SWAP 7,2 6,2 5,6 5,6 5,6 5,6 5,6 Kortlopende schulden (excl BNG) 222,0 174,0 210,3 208,5 204,0 199,3 193,6 Totaal passiva 468,3 422,3 465,4 475,1 475,6 475,2 478,2 Solvabiliteit 31% 36% 34% 36% 37% 38% 38% Toelichting Materiële vaste activa De volgende tabel geeft een toelichting op de materiële vaste activa. Tabel 5.15 Materiële vaste activa (bedragen in M) Materiële vaste activa JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Beginstand 234,3 245,1 240,6 249,5 289,7 312,4 335,3 Investeringen Gebouwen (WB HV) 20,2 37,5 23,2 53,6 32,5 41,8 36,2 Vastgoedontwikkeling (VGO) 2,8 3,3 1,9 3,0 2,0 2,3 6,5 Inventaris en apparatuur 12,2 11,6 14,0 9,3 14,6 8,4 8,1 Bouwrente 0,8 1,3 0,8 1,7 2,5 0,9 1,7 Totaal investeringen 36,0 53,7 39,9 67,5 51,7 53,3 52,5 Afschrijvingen 29,6 27,2 31,0 25,4 25,7 30,4 30,8 Afboekingen 0,0 5,7 0,0 1,9 3,2 0,0 0,2 Eindstand 240,6 265,9 249,5 289,7 312,4 335,3 356,9 Begroting Pagina 23

25 De investeringen in de jaren 2012 tot en met 2017 staan in de volgende grafiek weergegeven. Grafiek 5.3 Investeringen per jaar (bedragen in M) 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 Investeringen per jaar Bouwrente Vastgoedontwikkeling Gebouwen Inventaris & apparatuur 0,0 JR 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 De komende jaren is sprake van een fors investeringsvolume. Dit betreft met name de investeringen die samenhangen met de realisatie van de 1 e fase van de Bètacampus. De bouw hiervan is in september 2013 gestart. Financiële vaste activa De post financiële vaste activa wijzigt niet in de begrotingsperiode. De toename in 2013 is het gevolg van: Lening CHDR (M 2,4), Overeenkomst met BNG en Green waarbij de universiteit twee achtergestelde leningen gaat verstrekken aan de investeerders Anna van Buerenplein (M 2,0) Lening Biopartner ABC gebouw (M 0,6) Voorraden Deze post wijzigt niet in de begrotingsjaren. Vorderingen De volgende tabel geeft een toelichting op de vorderingen: Tabel 5.16 Vorderingen (bedragen in M) JR Vorderingen 2012 B 2013 P 2013 B 2014 B 2015 B 2016 B 2017 Te ontvangen collegegeld 15,8 15,6 17,5 18,8 20,0 21,1 22,0 Bamavordering 13,0 11,6 11,7 10,5 9,2 7,9 6,7 Nog te ontvangen doelsubs. OCW 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Nog te ontvangen onderzoek 14,5 13,7 14,5 14,5 14,5 14,5 14,5 Debiteuren 11,0 16,6 11,7 11,9 11,8 11,4 11,7 Vooruitbet. BTW compensatie 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 5,6 5,3 Overige vorderingen 15,8 7,7 10,6 10,6 10,6 10,6 10,6 Totaal vorderingen 70,1 65,1 66,0 66,3 66,1 71,3 70,9 Begroting Pagina 24