Voorjaarsnota 2018 Uitgangspunten begroting 2019 en meerjarig kader Provincie Gelderland

Transcriptie

1 Voorjaarsnota 2018 Uitgangspunten begroting 2019 en meerjarig kader Provincie Gelderland 12:16 Bezoekadres: Markt 11, 6811 CG ARNHEM Postadres: Postbus 9090, 6800 GX ARNHEM Telefoon: (026) Website:

2 Uitgangspunten begroting 2019 en meerjarig kader In de Voorjaarsnota worden de uitgangpunten voor het opstellen van de komende begroting en meerjarenraming opgenomen. Het gaat daarbij onder meer om uitgangspunten voor de wijze van indexeren van de baten en de lasten, de rentevisie en bijbehorende percentages. Specifiek wordt ingegaan op een te hanteren uitgangspunt voor kerntaak 4 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer. Systematiek van indexeren De begroting en de meerjarenraming wordt opgesteld op basis van lopende lonen en prijzen. Dit betekent dat de baten en de lasten worden geraamd op het reële niveau van het betreffende jaar. Hiervoor is het nodig de baten en de lasten te indexeren. In deze systematiek worden ook mutaties in bijvoorbeeld de aantallen inwoners, woonruimten en meters wegen meegenomen in de ramingen. Uitgangspunt van de begroting en de meerjarenraming is het bestaande beleid. Nieuw beleid wordt afzonderlijk in of bij de begroting voor het komende jaar aangegeven. Deze transparante werkwijze zorgt er voor dat de gevolgen van het nieuwe beleid voor de meerjarenraming afzonderlijk worden aangegeven en geautoriseerd. Om de koopkracht te behouden worden de bestaande budgetten voor inflatie gecorrigeerd. De middelen hiervoor worden voor het begrotingsjaar én de jaren van de meerjarenraming gereserveerd in stelposten. Deze stelposten worden in de loop van het begrotingsjaar over de kerntaken verdeeld. Indexeren lasten Voor de indexatie worden drie soorten budgetten onderscheiden: loongevoelige budgetten, prijsgevoelige budgetten en subsidiebudgetten. Loongevoelige budgetten Deze budgetten worden geïndexeerd voor een werknemerscomponent en een werkgeverscomponent (bijv. gestegen pensioenpremies). Beide componenten kunnen jaarlijks variëren. De geldende CAO voor provincies heeft een looptijd van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018 en biedt geen basis voor deze indexering. Voor het indexeren van de loongevoelige budgetten gebruiken wij daarom het percentage dat het Centraal Plan Bureau (CPB) jaarlijks verstrekt in het Centraal Economisch Plan (CEP) bij Loonvoet sector overheid. Voor 2019 is dat 3,5% (CEP 2018, maart 2018). De loongevoelige budgetten in het meerjarig kader indexeren wij ook met 3,5% per jaar. Prijsgevoelige budgetten De ontwikkeling van de prijsgevoelige budgetten voor 2019 wordt gebaseerd op de Consumenten Prijs Index (CPI) in het CEP. Hierbij betrekken wij een nacalculatie over het voor-vorig begrotingsjaar. Voor de begroting 2019 is dat dus de nacalculatie over Deze systematiek van nacalculatie zorgt er voor dat budgetten op (middel)lange termijn juist en voldoende worden gecompenseerd. De berekening ziet er als volgt uit: Berekening prijsindex percentage Begroting 2019 CPI 2019 op basis van het CEP ,4% Werkelijke inflatie (CPI) 2017 op basis van het CEP ,4% Begrote inflatie /- 1,1% Te veel / weinig gecompenseerde inflatie ,3% Prijsindex Begroting ,7% Pagina 1 van 5

3 In meerjarig kader extrapoleren wij de budgetten met de raming van het CPI 2020 (CEP 2018): 1,8%. Subsidiebudgetten Gesubsidieerde instellingen hebben net als de provincie- te maken met inflatie van zowel loongevoelige als prijsgevoelige budgetten. Ook deze subsidies worden voor inflatie gecompenseerd. Wij hanteren hiervoor een mixpercentage van 2/3 van de loonvoet sector overheid + 1/3 van de CPI. De berekening voor 2019 ziet er als volgt uit: Berekening index percentage subsidiebudgetten Begroting 2019 Loongevoelig deel 2/3 x 3,5% 2,3% Prijsgevoelig deel 1/3 x 2,7% 0.9% Indexering subsidiebudgetten Begroting ,2% De berekening voor 2020 en volgende jaren is als volgt: Berekening index percentage subsidiebudgetten 2020 en volgende jaren Loongevoelig deel 2/3 x 3,5% 2,3% Prijsgevoelig deel 1/3 x 1,8% 0,6% Indexering subsidiebudgetten 2020 en volgende jaren 2,9% Pagina 2 van 5

4 Indexeren baten De tarieven van provinciale heffingen (met name de opcenten op de motorrijtuigenbelasting) worden jaarlijks voor inflatie aangepast om met de extra opbrengst de inflatie van de lasten (gedeeltelijk) te compenseren. Het percentage dat voor deze aanpassing wordt gehanteerd is de werkelijke CPI over het voor-vorig begrotingsjaar. Voor de Begroting 2019 wordt dus de werkelijke CPI over 2017 gehanteerd. In meerjarig kader wordt rekening gehouden met de raming van de inflatie conform de CPI's opgenomen in het CEP. Om invulling te geven aan de motie 17M35 Verlaging opcenten is bij de Begroting 2018, in afwijking van de consistente lijn, voorgesteld om voor de jaren 2018 en 2019 de beoogde inflatoire aanpassing geheel achterwege te laten. Voor het jaar 2020 wordt de inflatoire aanpassing met afgerond 0,5% gereduceerd om conform de motie de gewenste teruggaaf van in totaal 5 miljoen te realiseren. De provincie ontvangt verder elk jaar via het provinciefonds een zogenaamd accres. Dit kan worden aangemerkt als een compensatie voor inflatie. Het accres stijgt of daalt naar gelang de ontwikkeling in de nettogecorrigeerde Rijksuitgaven. Dit wordt ook wel de normeringssystematiek of samen trap op, samen trap af -systematiek genoemd. De raming van het accres wordt opgenomen in de zogenoemde circulaires van het Rijk die in mei/juni en september verschijnen. Deze ramingen gebruiken wij bij het opstellen van onze (meerjaren)begroting. Rentevisie Voorafgaand aan het begrotingsjaar wordt een inschatting gemaakt van de kosten (rente) van korte en lange financieringsmiddelen. Dit kan relevant zijn voor onder meer het voeren van een consistent beleid met betrekking tot het eventueel aantrekken van korte en lange financieringsmiddelen. De rente op staatsobligaties van ontwikkelde economieën is historisch laag. De lage inflatie houdt de rente onder druk. Wij gaan er daarom van uit dat de rente voorlopig laag zal blijven. Voor 2019 en volgende jaren wordt voor wat betreft het rendement op het schatkistbankieren uitgegaan van een korte termijn rente van 0% en een lange termijn rente (10-jrs. rente Nederlandse Staat) van 1%. Uitgangspunten voor de kerntaak Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer Binnen kerntaak 4 Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer is het uitvoeringsprogramma trajectprogrammering een belangrijk onderdeel. Het uitvoeringsprogramma gaat vooral over het onderhoud van het provinciaal wegennet en wordt jaarlijks in het voorjaar geactualiseerd en vastgesteld door ons college. Het geactualiseerde programma heeft betrekking op het volgende kalenderjaar en dus op de aankomende begroting. Deze procedure is noodzakelijk om op 1 januari van het volgende jaar ook daadwerkelijk te kunnen starten met de projecten. Diverse werkzaamheden kennen namelijk een voorbereidingstijd en als deze na het vaststellen van de begroting worden opgestart, kunnen ze slechts deels worden uitgevoerd. Deze vertraging willen wij voorkomen. Als uitgangspunt voor de komende begroting stellen wij u dus voor om de projecten in het kader van het uitvoeringsprogramma jaarschijf 2019 in voorbereiding te nemen en hiervoor bindende afspraken aan te gaan. De uitvoering van de projecten zal starten nadat de Begroting 2019 door uw Staten is vastgesteld en komen ook ten laste van Uitgangspunten in percentages Indexering van loonkosten Voor 2019 (loonvoet sector overheid): 3,5% Voor 2020 en volgende jaren: 3,5% Pagina 3 van 5

5 Indexering van prijsgevoelige budgetten Voor 2019: 2,7% Voor 2020 en volgende jaren: 1,8% Indexering van subsidiebudgetten Voor 2019: 3,2% Voor 2020 en volgende jaren: 2,9% Indexering tarief opcenten motorrijtuigenbelasting Voor 2019: 0% Voor 2020: 1,1% Voor 2021: 2,4% Voor 2022: 1,8% Rentevisie Geldmarktrente 2019: 0% Kapitaalmarktrente 2019: 1% Pagina 4 van 5

6 Pagina 5 van 5