PENSIOEN 6/7. 19e jaargang, juni/juli 2014, nummer 6/7. Mr. J.A. Gielink CPL Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "PENSIOEN 6/7. 19e jaargang, juni/juli 2014, nummer 6/7. Mr. J.A. Gielink CPL Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne"

Transcriptie

1 PENSIOEN 19e jaargang, juni/juli 2014, nummer 6/7 Mr. J.A. Gielink CPL Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne Drs. A Joseph AAG en prof. dr. T.E. Nijman Premieovereenkomst: het contract van de toekomst? Ir. drs. T.A.H. Boeijen AAG en drs. M. Brussen AAG Een brug tussen DB en DC Mr. drs. A.D. Gazan Het zeer van eigen beheer Mr. B. Starink en drs. M.C.D. Janse EIOPA omarmt Nederlandse fiscale erkenning van buitenlandse pensioenregelingen Drs. F.C. Giskes Mijnpensioenoverzicht.nl breidt uit /7

2 Pensioengids 2014 Niemand twijfelt er nog aan dat we naar een andere balans moeten tussen het werkzame leven en de periode dat men met pensioen is. Pensioen blijft onverminderd in de maatschappelijke en politieke belangstelling staan. De dekkingsgraad van pensioenfondsen en het feit dat we steeds langer leven liggen daar aan ten grondslag. Pensioengids 2014 Het besef breekt meer en meer door dat er voor een onbezorgde oudedag meer moet worden geregeld dan pensioen alleen. Pensioenverwachtingen moeten worden bijgesteld. Zo wordt de eigen woning meer en meer onderdeel van de oudedagsvoorziening, moeten we langer doorwerken voordat we met pensioen kunnen en blijft het onzeker hoe het pensioenstelsel in de toekomst eruit gaat zien. De Pensioengids 2014 biedt niet alleen voor geïnteresseerde leken de helpende hand om in de pensioenmaterie thuis te geraken. Ook voor professionals is het al jarenlang een veelgebruikte vraagbaak waarin de verschillende onderdelen van het Nederlandse pensioenstelsel op een toegankelijke wijze door auteurs met ruime praktijkervaring worden behandeld. Onder redactie van: prof, dr. G.J.B. Dietvorst mr. J. Dilling prof. dr. L.G.M. Stevens ISBN: Aantal pagina s: 454 Prijs: 92,10 (incl. btw) Abonnees ontvangen een korting van 15% De uitgave is tevens verkrijgbaar als e-book en wordt ook online aangeboden. in onze shop bestelt u zonder verzendkosten

3 Pensioen Magazine biedt iedereen die beroepsmatig betrokken is bij pensioen- en andere toekomstvoorzieningen, over de volle breedte zowel praktische als beleidsmatige informatie, en beoogt tevens bij te dragen aan het maatschappelijk debat over pensioenaangelegenheden Verschijnt 10x per jaar Pensioen Magazine is een uitgave van Kluwer Fiscale en Financiële Uitgevers Redactie Prof. dr. G.J.B. Dietvorst (hoofdredacteur) Mr. J.H.J. Meijer (plaatsvervangend hoofdredacteur) A.S.G. Kamminga (eindredacteur) Mr. drs. G. Bierlaagh Mr. J. Dilling Mr. B.G.J. Schuurman Mr. A.T. Uçar Mr. R.J.G. Veugelers Mr. W.H.C. Witjes Uitgever Drs. G.P.K. Sok Redactieadres Postbus 23, 7400 GA Deventer, tel , fax Vormgeving colorscan BV, Voorhout - Tarieven abonnementen Losse abonnementen 229,50 (incl. BTW). Losse nummers per stuk 29,00 (incl. BTW). Te bestellen bij de abonnementenadministratie Abonnementenadministratie Kluwer Afdeling Klantcontacten, Postbus 878, 7400 AW Deventer, tel , fax Beëindiging abonnement Abonnementen kunnen schriftelijk worden opgezegd bij Kluwer, Afdeling Klantcontacten. De opzegtermijn is 3 maanden vóór het aflopen van het lopende abonnementsjaar (gerekend vanaf startdatum abonnement). Bij niet tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Advertenties Kluwer, postbus 23, 7400 GA Deventer Advertentie-acquisitie: Gerdien Ruitenbeek e.a., tel , fax , gruitenbeek@kluwer.nl Druk De Groot Drukkerij bv, Goudriaan Hoewel bij deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd kan voor de afwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en), uitgever deswege geen aansprakelijkheid. ISSN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB). Kluwer BV legt uw gegevens vast voor de uitvoering van de abonnements overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te informeren over relevante producten en diensten. Indien u hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. 6/7 juni/juli Nummer PM Mening 4 Waarin mr. drs. G. Bierlaagh van harte het cultuurhuis ondersteunt waarmee DNB cultuur en integer handelen probeert te verankeren in de pensioenfondsen. Mr. J.A. Gielink CPL Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne 6 In zijn richtinggevende brief over de uitvoering van de nettolijfrente in de tweede pijler schetst staatssecretaris Wiebes van Financiën op hoofdlijnen de daaraan te stellen eisen. Drs. A Joseph AAG en prof. dr. T.E. Nijman Premieovereenkomst: het contract van de toekomst? 12 Goed vormgegeven premieovereenkomsten kunnen een aantrekkelijke pensioenoplossing bieden. Maar dat vergt wel aanpassing van wet- en regelgeving, stellen negen pensioenspecialisten. Ir. drs. T.A.H. Boeijen AAG en drs. M. Brussen AAG Een brug tussen DB en DC 16 Bij de zoektocht naar een houdbaar pensioenstelsel wordt vaak in tegenstellingen gedacht. Het is of DB of DC. De discussie wint aan effectiviteit door een brug te slaan tussen deze schijnbare tegenpolen. Mr. drs. A.D. Gazan Het zeer van eigen beheer 20 Pensioen in eigen beheer staat stevig ter discussie, ook in dit blad. Vreemd genoeg blijft de oplossingsrichting van volledig afschaffen grotendeels buiten beeld. Ten onrechte. Mr. B. Starink en drs. M.C.D. Janse EIOPA omarmt Nederlandse fiscale erkenning van buitenlandse pensioenregelingen 25 EIOPA heeft een voorlopig rapport gepubliceerd over de mogelijk heden om een EU-markt voor individuele pensioenproducten te creëren. Een van de moeilijkst te nemen hindernissen is de fiscaliteit. Drs. F.C. Giskes Mijnpensioenoverzicht.nl breidt uit 30 Mijnpensioenoverzicht.nl gaat naast een overzicht van de persoonlijke pensioengegevens ook inzicht geven in de mogelijke ontwikkeling van het pensioen op de langere termijn. PM Reactie 33 Waarin mr. H.P. Breuker een aanvulling geeft op de jurisprudentie rond het verzekeringstechnisch nadeel. PM Actueel 34 3

4 pm mening Staat uw cultuurhuis al Gedrag en cultuurrisico s kunnen niet alleen de reputatie van het pensioenfonds ernstig schaden, het in stand houden van ongewenst gedrag kan leiden tot financiële problemen. Bijvoorbeeld wanneer privébelangen boven het algemeen belang worden gesteld. Besturen staan voor de uitdaging integer gedrag deel te laten uitmaken van de bedrijfscultuur. Dat pleit voor een hoeder van de integriteitsagenda en een bestuur dat zich verantwoordt over gedrag en cultuur binnen het pensioenfonds. Idee is immers dat de prestaties van het pensioenfonds mede worden bepaald door het gedrag van bestuurders, medebeleidsbepalers en medewerkers. Niet-integer gedrag kan de reputatie van het pensioenfonds ernstig schaden en daarmee het vertrouwen ondermijnen dat belanghebbenden in het fonds moeten kunnen stellen. Met een pompeus bestuursdiner in een sterrenrestaurant geeft het bestuur een verkeerd signaal af richting deelnemers. De integriteit van bestuursleden komt daardoor ter discussie te staan, zeker als kort daarvoor is besloten de pensioenen te verlagen. Ook richting medewerkers is goed voorbeeldgedrag van belang; van hen wordt verwacht dat ze het gewenste integere gedrag omarmen en in lijn daarmee hun functie uitoefenen. Lastiger te beoordelen is de situatie van een te dominante bestuursvoorzitter. Zo iemand maakt het pensioenfonds kwetsbaar door een te grote afhankelijkheid van één persoon. Het draagvlak Geert Bierlaagh Mr. drs. G. Bierlaagh is directeur van Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland en de continuïteit kunnen in gevaar komen wanneer de beperkte betrokkenheid van de overige bestuursleden en hun achterban niet serieus wordt meegewogen. Met het cultuurhuis heeft DNB een handreiking ontwikkeld om cultuur en integer handelen te verankeren in het pensioenfonds. Een integere cultuur is het klimaat waarin het bestuur zich gedraagt en handelt op een manier die uitlegbaar en te verantwoorden is. Oftewel: een professionele, individuele verantwoordelijkheid, waarbij een bestuurder zich bewust is van en zorgvuldig rekening houdt met de rechten, belangen en wensen van de belanghebbenden. De bestuurder heeft een open en transparante houding en is bereid om verantwoordelijkheid te nemen en verantwoording af te leggen over genomen besluiten en activiteiten. Niet alleen de letter van de wet wordt nageleefd, ook de geest daarvan. DNB reikt de bouwstenen aan, maar het bestuur moet zelf het cultuurhuis in de steigers zetten. De zeven bouwstenen van het cultuurhuis moet een pensioenfonds zich eigen maken om integer gedrag daadwerkelijk te verankeren in de bedrijfscultuur. Het is een bestuursverantwoordelijkheid om aan de open normen van het cultuurhuis een eigen invulling te geven. Het gaat om de volgende bouwstenen (zie bijgaande figuur): belangenafweging (evenwichtig handelen): alle relevante belangen onderkennen en zichtbaar meewegen; consistent handelen: handelen in lijn met de doelstellingen en de gemaakte keuzes; bespreekbaarheid: een positief-kritische houding stimuleren en ruimte geven aan het bespreken van besluiten, andere opvattingen, fouten en taboes; voorbeeldgedrag: voorbeeldgedrag door het bestuur, de persoonlijke integriteit van bestuursleden, waaronder het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling; uitvoerbaarheid: realistische doelen stellen en perverse prikkels wegnemen; transparantie: vastleggen van en communiceren over de doelstellingen en de principiële keuzes naar alle belanghebbenden toe; handhaving: het verbinden van consequenties aan niet-naleving. 4 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

5 in de steigers? verantwoordelijkheid nemen verantwoording afleggen evenwichtig handelen geest van de wet bespreekbaarheid voorbeeldgedrag uitvoerbaarheid transparantie handhaving consistent handelen Het cultuurhuis wordt als een groeimodel beschouwd. De basis is een minimumniveau, waarin de perceptie van pak- en sanctiekans een rol speelt. In de tweede fase heerst er in het fonds een compliancecultuur, waarbij wordt vertrouwd op guidance en handelen volgens het boekje. Een stap verder is dat normen en waarden worden gezien als een constructieve bijdrage aan het beleid. In de eindfase is sprake van een bedrijfscultuur waarin integriteit de norm is geworden. Een bewaker van de normen die het pensioenfonds nastreeft, kan zorg dragen voor het creëren van een integriteitsbewuste cultuur. Ongeacht de mate van inbedding van integer handelen moeten het verantwoordingsorgaan en het intern toezicht het bestuur aanspreken op gedrag en cultuur binnen het fonds. Integer gedrag wordt immers omgezet in beslissingen tegenover alle belanghebbenden. Het is dus bij uitstek een onderwerp dat aan de orde moet komen in het overleg met het verantwoordingsorgaan nieuwe stijl. Daar legt het bestuur verantwoording af over het integriteitsbeleid en de uitvoering daarvan. Omdat gedrag en cultuurrisico s de reputatie van het pensioenfonds kunnen schaden, is op deze punten ook een taak weggelegd voor het intern toezicht. Dat past prima in hun opdracht om de risico s voor de langere termijn te beoordelen. Zo n toetsing hoeft niet complex te zijn. Relatief eenvoudig is na te gaan welke prikkels een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming, en dat geldt ook voor het vaststellen van inconsistenties tussen doelstellingen en beslissingen. Uit het besluitvormingsproces valt af te leiden hoe de belangenafweging heeft plaatsgevonden en wat de mate van transparantie daarbij is geweest. In het jaarverslag rapporteert het verantwoordingsorgaan over de uitvoering van het integriteitsbeleid. Aanbevelingen van een visitatiecommissie over de bedrijfscultuur worden eveneens in het bestuursverslag opgenomen. De eis van een beheerste en integere bedrijfsvoering vormt voor pensioenfondsen de leidraad voor het integer handelen. Daaronder wordt verstaan het tegengaan van belangenverstrengeling en van het plegen van strafbare feiten en andere wetsovertredingen. En zeker zo belangrijk: het tegengaan van handelingen die ingaan tegen hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Dat alles om te voorkomen dat het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector wordt geschaad. Hoe invulling wordt gegeven aan het beleid, de interne normen en de administratieve organisatie, bepaalt het pensioenfonds in beginsel zelf. Kijken in de spiegel, het rapport uit mei 2013 van de Werkgroep Integriteit Pensioenfondsen, kiest een vergelijkbare gedachtelijn: Naar de opvatting van de werkgroep gaat compliance verder dan het zich onthouden van overtredingen van wet- en regelgeving of van ander normoverschrijdend gedrag. Compliance gaat om integer handelen. Ook dit rapport gaat uit van het idee dat verlies van een goede reputatie meestal wordt veroorzaakt door niet-integer gedrag. Aandacht voor cultuur is dus aandacht voor compliance. De definitie van compliance in de modelgedragscode van de voormalige pensioenkoepels uit 2009 luidt: Het toezien op de naleving van wettelijke regels en regels die het pensioenfonds zelf heeft opgesteld. In het perspectief van het cultuurhuis en Kijken in de spiegel is dat een te beperkte invulling van het begrip compliance. Daar ligt dan ook een taak voor de Pensioenfederatie om de modelgedragscode te actualiseren. Maar niet zonder (met name de kleine en middelgrote) pensioenfondsen een handreiking in de uitwerking te bieden. Dus: aan de slag met het afbouwen van het cultuurhuis! Pensioen Magazine juni/juli

6 Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne Op 28 maart 2014 heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën zijn zogenoemde richtinggevende brief over de uitvoering van de nettolijfrente in de tweede pijler verzonden aan de Tweede Kamer. Hierin schetst hij op hoofdlijnen aan welke eisen de nettolijfrente moet voldoen om in de tweede pijler te mogen worden uitgevoerd. Die eisen zijn bepaald niet mals. En hoewel de invulling nog zal worden afgestemd met de pensioensector, is sprake van een moeizame start voor een innovatieve fiscale spaarmogelijkheid. Bovendien houdt de onduidelijkheid over de voorwaarden nog wel even aan, terwijl invoering per 1 januari 2015 is voorzien. DE VOORLOPER VAN DE NETTOLIJFRENTE: DE PENSIOENAANVULLINGSREGELING De nettolijfrente is een onderdeel van de afspraken en wetsvoorstellen rond de versobering van het fiscale kader voor pensioenregelingen met ingang van 1 januari 2015; ze worden ook wel aangeduid als Witteveen De hoofdlijn van de wetsvoorstellen is dat de maximale opbouw voor middelloonregelingen wordt verlaagd naar 1,85% per dienstjaar en dat het pensioengevend loon wordt afgetopt op In het oorspronkelijke wetsvoorstel zou de opbouw worden verlaagd naar 1,75% per dienstjaar In het oorspronkelijke wetsvoorstel zoals dat in 2013 is ingediend in de Tweede Kamer, was een nog verdergaande ingreep voorzien; de opbouw zou wor- Jos Gielink Mr. J.A. Gielink CPL is werkzaam bij Gielink Pensioenrecht B.V. den verlaagd naar 1,75% per dienstjaar. De beperking had met name een budgettaire achtergrond; door een verlaging van de fiscale kaders werd beoogd de aftrek voor pensioenpremies structureel te verlagen, waardoor per jaar 3 miljard aan belastinginkomsten zou worden gegenereerd. Deze oorspronkelijke plannen stuitten op maatschappelijk verzet. Om een breder draagvlak voor Witteveen 2015 te creeren, werd op 11 april 2013 een pensioenakkoord gesloten met sociale partners. Daarbij kregen sociale partners structureel 250 miljoen per jaar ter beschikking voor de uitwerking van alternatieven voor of aanvullingen op de aanpassing van het zogenoemde Witteveenkader. De sociale partners is toen voorgesteld om het wetsvoorstel aan te vullen met een spaarfaciliteit. Deze faciliteit zou werknemers in de gelegenheid moeten stellen om vanuit het netto-inkomen het opbouwpercentage te verhogen naar 1,85 en voor het inkomen boven een netto-opbouw te realiseren gelijk aan 1,85% bruto-opbouw. Ter uitvoering hiervan werd op 21 juni 2013 het wetsvoorstel pensioenaanvullingsregelingen ingediend bij de Tweede Kamer. 2 De belangrijkste kenmerken van deze regelingen zijn: sparen vanuit het netto-inkomen, vrijstelling in box 3 en van de uitkeringen tot : aanvulling tot 1,85%, boven maximaal 1,85%; pensioenaanvullingsregelingen die voor de Pensioenwet en fiscaal zo veel mogelijk aansluiten bij de pensioenwetgeving; lijfrente-aanvullingsregelingen die fiscaal en juridisch het lijfrenteregime volgen; alle uitvoerders in tweede en derde pijler toegelaten, met uitzondering van eigen beheer. Hoofdregel is dat de uitvoering van de aanvullingsregeling niet plaatsvindt bij dezelfde uitvoerder als die van de basisregeling, uitzondering alleen onder nader te stellen voorwaarden; pensioen of lijfrente afkoopbaar; bij tussentijdse afkoop vervalt de vrijstelling in box 3 voor de toekomst; zowel in de tweede als in de derde pijler zijn uit- 6 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

7 keringsovereenkomsten en beschikbarepremieregelingen toegestaan. VERBOD OP RINGFENCING Het kabinet heeft nog steeds geen goede oplossing gevonden voor een uitvoering van het nettospaarproduct door een pensioenfonds Er was direct al veel aandacht voor de uitvoering van de pensioenexcedentregeling door pensioenfondsen. De Raad van State wees erop dat zou moeten worden voldaan aan het verbod op ringfencing. Op grond van art. 123 PW geldt in Nederland de eis dat een pensioenfonds dat meerdere regelingen uitvoert, in acht dient te nemen dat de regelingen één financieel geheel zijn. Als een pensioenfonds zowel de pensioenregeling als de pensioenexcedentregeling zou mogen uitvoeren, zou dit inhouden dat het verbod van ringfencing mag worden doorbroken. Het wetsvoorstel bevat echter geen wijziging van de Pensioenwet. Volgens de Raad van State zouden de fiscale voorschriften niet verenigbaar zijn met de eisen die de Pensioenwet stelt. 3 In reactie hierop stelde het kabinet dat als uitgangspunt gold dat excedentregelingen slechts kunnen worden uitgevoerd door een andere aanbieder-rechtspersoon dan de aanbieder van een basispensioenregeling. Het wetsvoorstel voorzag weliswaar in een uitzondering op deze hoofdregel, maar dan diende aan de bij algemene maatregel van bestuur te stellen nadere voorwaarden te worden voldaan. Er diende sprake te zijn van regelingen die met afgescheiden vermogens afzonderlijk werden uitgevoerd en geadministreerd, als ware sprake van afzonderlijke lichamen. Het kabinet zou deze uitzondering alleen toestaan als tegelijkertijd verzekerd was dat fiscale systeemrisico s konden worden vermeden en uitgesloten was dat de verplichtstelling in gevaar zou komen. Het kabinet had hierover nog geen beslissing genomen. 4 En nog steeds is dit knelpunt niet opgelost, zoals hierna nog zal blijken. Het kabinet heeft nog steeds geen goede oplossing gevonden voor een uitvoering van het nettospaarproduct door een pensioenfonds, waarbij enerzijds het verbod op ringfencing wordt gerespecteerd en anderzijds de budgettaire belangen worden gediend. De noodzaak om tot een oplossing te komen is er wel, omdat een uitvoering in één hand van de beide regelingen veel efficiënter is en tot aanzienlijke kostenbesparing kan leiden. Intussen is het wetsvoorstel pensioenaanvullingsregelingen ingetrokken, nadat met de oppositie afspraken waren gemaakt over aanpassingen van het oorspronkelijke wetsvoorstel Witteveen Het wetsvoorstel werd aangehouden en op 20 januari 2014 werd een novelle met genoemde aanpassingen ingediend. 5 De voorgestelde aanvullingsregelingen zijn destijds buitengewoon kritisch ontvangen. In veel gevallen was de aanspraak laag tot zeer laag, was de regeling buitengewoon ingewikkeld en was iedereen het erover eens dat de uitvoeringskosten (te) omvangrijk zouden zijn. Er is derhalve veel aandacht besteed aan een nieuwe regeling die eenvoudiger zou zijn en minder uitvoeringskosten met zich mee zou brengen. NETTOLIJFRENTE Zoals de naam al aangeeft, beoogt het kabinet om alleen in de derde pijler een spaarfaciliteit te introduceren. Over het deel van het inkomen boven de aftoppingsgrens van wordt een nieuwe spaarmogelijkheid op vrijwillige basis geïntroduceerd, de nettolijfrente. De opvolger van de pensioenaanvullingsregeling zou in de oorspronkelijke opzet gaan afwijken van de eerdere voorstellen. Hoewel de nettolijfrente in andere opzichten Kamerbreed werd aanvaard, waren er voor de Tweede Kamer twee grote struikelblokken: 1. de Tweede Kamer achtte het onacceptabel dat de nettolijfrente niet in de tweede pijler kan worden aangeboden. Want als dat wel kan, is het mogelijk om arbeidsvoorwaarden integraal aan te bieden, kostenvoordelen te realiseren door efficiëntere uitvoering en in aanmerking te komen voor een betere bescherming voor partnerpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid in de tweede pijler; 2. de regeling is afkoopbaar en bij afkoop is er een beperkte sanctie. De vrijstelling in box 3 vervalt voor de toekomst. De Kamer vond dit onacceptabel en eiste dat de regeling op dit punt ingrijpend zou worden herzien. Tijdens het wetgevingsoverleg op 3 maart 2014 in de Tweede Kamer is de breed gedragen wens geuit om de nettolijfrente ook onder te brengen in de tweede pijler. Daarbij werd een motie overgenomen van Kamerlid Omtzigt, waarin werd geconstateerd dat de regering voornemens is om de nettolijfrente in de tweede pijler uit te voeren, waardoor deze onder de bescherming van de Pensioenwet valt. 6 In de motie 1 Voor een overzicht van de gang van zaken tot nu toe en een uitgebreide behandeling van de inhoud van de voorstellen wordt verwezen naar de artikelen van Anouk Bollen-Vandenboorn en Elianne Janssen in PM nr. 5 en nr. 8/9, 2013, alsmede naar de bijdrage van Jan-Olivier Kuijkhoven en Natasja Winter in PM nr. 4, Kamerstukken II 2012/2013, , nr Kamerstukken II 2012/2013, , nr. 4, p Kamerstukken 2012/2013, , nr. 4, p Kamerstukken II 2013/2014, , nr Kamerstukken II 2013/2014, , nr. 18. Pensioen Magazine juni/juli

8 nettolijfrente Ook verzekeraars, premiepensioeninstellingen en buitenlandse pensioeninstellingen mogen in de tweede pijler als pensioenuitvoerder optreden werd de regering verzocht om vóór 2 april 2014 met een uitwerking van het voorstel over de nettolijfrente in de tweede pijler te komen en tevens een conceptwettekst aan de Tweede Kamer te sturen. Staatssecretaris Wiebes van Financiën zegde een richtinggevende brief toe, waarin zo veel mogelijk duidelijkheid zou worden verschaft. Maar een conceptwettekst kon hij, vanwege de vereiste zorgvuldigheid, nog niet toezeggen. De introductie van de nettolijfrente in de tweede pijler en de invoering van een afkoopverbod, alsmede de verzwaring van de fiscale sancties is in overleg tussen Tweede Kamer en regering losgeknipt van de novelle. De door de Tweede Kamer gewenste wijzigingen van het regime voor de nettolijfrente zijn of worden echter in afzonderlijke wetsvoorstellen opgenomen. Het is nadrukkelijk nog steeds de bedoeling dat ook deze aanpassingen per 1 januari 2015 wet zullen zijn. DE RICHTINGGEVENDE BRIEF VAN 28 MAART 2014 Op 28 maart 2014 heeft staatssecretaris Wiebes de richtinggevende brief aan de Tweede Kamer gezonden. 7 Daarin bespreekt hij in hoofdzaak onder welke voorwaarden pensioenuitvoerders in de tweede pijler vanaf 1 januari 2015 de nettolijfrente mogen aanbieden. Aan de orde is hoe dit kan worden geregeld binnen de voorwaarden van de vrijwilligheid en fiscale hygiëne, aldus de staatssecretaris. Met het laatste doelt hij op de maatregelen die moeten voorkomen dat onbelaste uitkeringen vanuit belast pensioenvermogen worden gedaan en vice versa. Volgens het kabinet zijn er wettelijke maatregelen nodig om het risico op vermenging van belaste en onbelaste geldstromen te minimaliseren. Voor banken, verzekeringsmaatschappijen en beleggingsinstellingen geldt deze eis in de derde pijler volgens de novelle Witteveen Niet alleen pensioenfondsen In de brief wordt allereerst bevestigd dat niet alleen pensioenfondsen als pensioenuitvoerder mogen optreden in de tweede pijler. Ook verzekeraars, premiepensioeninstellingen en buitenlandse pensioeninstellingen mogen dat. Uit uitlatingen van de staatssecretaris op andere plaatsen tijdens de parlementaire behandeling blijkt dat ook het algemeen pensioenfonds en het multi-pensioenfonds toegelaten uitvoerders zullen worden. Al deze uitvoerders krijgen te maken met wettelijke eisen voor een gescheiden administratie en kostentoedeling tussen de pensioenregeling en de nettolijfrente. Specifiek voor pensioenfondsen worden daarnaast maatregelen ingevoerd ter voorkoming van zogenoemde kruissubsidiëring. Gescheiden administratie Als pensioenuitvoerders verschillende regelingen uitvoeren, zullen deze gescheiden moeten worden geadministreerd. Naar de mening van de staatssecretaris zijn wettelijke voorschriften nodig om zeker te stellen dat voldoende onderscheid wordt gemaakt tussen de pot met brutovermogen voor pensioenuitkeringen waarover later belasting wordt geheven en de pot met nettovermogen waaruit later onbelaste uitkeringen uit hoofde van de nettolijfrente worden gedaan. Pensioenuitvoerders en uitvoerders in de derde pijler voeren sinds jaar en dag de meest complexe regelingen uit. Hoewel kritiek altijd mogelijk is, is er zeker in vergelijking met andere landen weinig mis met de kwaliteit van de pensioenadministratie in Nederland. Er worden naar mijn mening onvoldoende argumenten aangevoerd die de noodzaak tot het invoeren van wettelijke maatregelen rechtvaardigen. Het lijkt me meer aangewezen om in geval van twijfel de controledichtheid door de Belastingdienst op te voeren. Kostentoerekening Daarnaast acht de staatssecretaris het belangrijk dat er een wettelijke regeling komt voor een juiste toedeling van de kosten van het pensioenfonds voor verschillende pensioenregelingen. Het gaat hierbij om de kosten van pensioenadministratie, vermogensbeheer en bestuurskosten. Vastgelegd moet worden ten laste van welk vermogen, van welk resultaat of van welke deelnemer de desbetreffende kosten worden gebracht. De staatssecretaris erkent dat fondsen en andere uitvoerders er naar de deelnemers toe natuurlijk ook zelf belang bij hebben de kosten zo zuiver mogelijk toe te rekenen. Niettemin acht hij een wettelijke regeling op zijn plaats. Naar mijn mening is een wettelijke regeling te zwaar aangezet. Het vertrouwen van de Belastingdienst in de sector is kennelijk niet erg groot. Wat mij betreft zou het voldoende moeten zijn om beleidsrichtlijnen uit te vaardigen en waar nodig te controleren op de naleving hiervan. Kruissubsidiëring Specifiek voor de pensioenfondsen speelt de problematiek van de kruissubsidiëring. Voor een uitkeringsovereenkomst (middelloon of eindloon) stelt de Pensioenwet de eis van de kostendekkende premie. Desondanks kan zich bij de financiering van de nettolijfrente een tekort voordoen. Dit kan spelen bij zowel het uitkeren van het ouderdomspensioen als bij de risico s die verband houden met een meeverzekerde aanspraak op een nabestaandenpensioen of premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid, wanneer daarvoor binnen de pot voor de nettolijfrente onvoldoende vermogen is opgebouwd. Vanwege de eis van 8 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

9 één financieel geheel eerdergenoemd verbod op ringfencing moet het tekort eventueel worden Wettelijk gezien zou het probleem van de kruissubsidiëring het eenvoudigst zijn op te lossen door in deze situatie het verbod op ringfencing op te heffen aangevuld vanuit de brutopot waarover nog belasting zou worden geheven. In een pensioenfonds worden de risico s immers tussen de verschillende pensioenregelingen gedeeld. Het is uiteraard ook mogelijk, aldus de staatssecretaris in zijn brief, dat de kruissubsidiëring de andere richting opgaat. Hoewel bij voorbaat niet vaststaat of er gelden zullen gaan stromen naar de onbelaste pot, acht de staatssecretaris wettelijke maatregelen gepast om de mogelijkheid van kruissubsidiëring zo veel mogelijk te beperken. Wettelijk gezien zou het probleem van de kruissubsidiëring het eenvoudigst zijn op te lossen door in deze situatie het verbod op ringfencing op te heffen. De staatssecretaris is hier echter niet toe bereid. De eis van één financieel geheel is een belangrijk element van de afspraken die zijn gemaakt tussen kabinet, verzekeraars en pensioenfondsen over de taakafbakening. De eisen die aan pensioenfondsen worden gesteld met betrekking tot collectiviteit en solidariteit, moeten oneerlijke concurrentie op de vrije markten voorkomen, en daar wil de staatssecretaris niet aan tornen. Bovendien vindt hij dat het door de andere maatregelen die hij voorstelt, niet nodig is om het verbod op ringfencing op te heffen. Sociale partners en parlement hebben aangegeven dat ze er groot belang aan hechten dat het spaarproduct kan worden uitgevoerd door een pensioenfonds. Door deze brede maatschappelijke steun zou er voldoende aanleiding kunnen zijn om het verbod op ringfencing op beperkte schaal op te heffen. Er wordt juridisch maatwerk gevraagd, namelijk de mogelijkheid dat fondsen die de nettolijfrente uitvoeren, hiervoor door wetsduiding een afgescheiden vermogen kunnen vormen, dan wel dat wordt toegestaan dat pensioenfondsen door onderbrenging van het vermogen in een aparte rechtspersoon voor de nettolijfrente een goederenrechtelijke afscheiding kunnen bewerkstelligen. Voor het multi-pensioenfonds is dit al toegestaan. Onlangs heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een voorontwerp voor een algemeen pensioenfonds (APF) gepubliceerd, waarin het nagenoeg alle pensioenfondsen wordt toegestaan zich om te vormen tot een APF en om op basis van afspraken tussen sociale partners zelf te bepalen welke risico s werknemers en werkgevers met elkaar willen delen. In dit voorstel wordt het verbod op ringfencing op brede schaal opgeheven. Het is niet duidelijk waarom het dan niet wenselijk of mogelijk zou zijn om in een zeer specifieke situatie een zelfde oplossing te kiezen. Ringfencing door wetsduiding is wél een maatregel waarmee de pensioenfondsen en de Belastingdienst verder worden geholpen. Hiermee wordt de budgettaire derving door kruissubsidiering effectief voorkomen en hoeft de sector niet over te gaan tot het oprichten van aparte rechtspersonen. Dat is wel zo efficiënt vanuit kostenoogpunt. De alternatieve oplossing die de staatssecretaris aandraagt, leidt tot een aanzienlijke ingreep in de productafbakening voor pensioenfondsen, zoals we hierna zullen zien. Producteisen pensioenfonds De hiervoor beschreven maatregelen zijn producteisen die gaan gelden voor het pensioenfonds. Allereerst zal het verplicht worden om de nettolijfrente aan te bieden in de vorm van een zuivere defined contributionregeling zonder rendementsgarantie. Hierbij zijn in de opbouwfase het langlevenrisico en het rendementrisico voor het partnerpensioen volledig voor rekening van de deelnemer. Voor het overlijdensrisico bij partnerpensioenen en voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt het risico op kruissubsidiëring geëlimineerd door invoering van verplichte herverzekering. De hiermee samenhangende risico s moeten extern wordt ondergebracht, zo is de gedachte. Doordat het kabinet niet bereid is het verbod op ringfencing op te heffen, worden pensioenfondsen aanzienlijk beperkt in hun productaanbod. Dit lijkt mij unfair, temeer omdat de staatssecretaris het verbod niet wil opheffen, onder andere om oneerlijke concurrentie te voorkomen. Pensioenfondsen mogen alleen DC-regelingen aanbieden, waar alle andere uitvoerders straks ook uitkeringsregelingen mogen gaan aanbieden. Wat nu, eerlijke concurrentie? Daarbij is de voorgestelde oplossing ook nog eens schraler dan wat bij de pensioenaanvullingsregelingen was toegestaan. Vrijwilligheid Het onderbrengen van de nettolijfrente in de tweede pijler brengt met zich mee dat bij een zui- 7 Kamerstukken II 2013/2014, , nr Art. 5.16a, tweede lid (nieuw) Wet IB De aanbieder moet voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden ter voorkoming van vermenging met vermogen ten behoeve van nettolijfrenten. Pensioen Magazine juni/juli

10 nettolijfrente vere DC-regeling de werkgever verplicht is tot een werkgeversbijdrage van 10% van de premie. Dit zijn voorwaarden die voortvloeien uit de regeling inzake de taakafbakening in de Pensioenwet. 9 Om het vrijwillige karakter van de regeling te waarborgen, dient de werkgever deze werkgeversbijdrage ook te verstrekken aan werknemers die niet kiezen voor de nettolijfrente. De werknemer dient de premie te voldoen vanuit zijn netto-inkomen, maar de werkgever mag de premie ook rechtstreeks aan de uitvoerder overmaken. Ook een werkgeversbijdrage is toegestaan. Hieraan wordt fiscaal de voorwaarde gesteld dat deze bijdrage ook wordt toegekend aan overige werknemers, die voor het overige in dezelfde omstandigheden verkeren. 10 Net als bij de levensloopregeling wordt hiermee beoogd de vrijwilligheid van de regeling te waarborgen. Als een werknemer niet deelneemt aan de regeling, dient hij niettemin recht te houden op de bijdrage. In de Pensioenwet zijn verschillende mogelijkheden opgenomen om te voldoen aan de eisen inzake taakafbakening. In dit geval is de 10% werkgeversbijdrage een van de mogelijkheden. Een andere mogelijkheid is dat een werknemer op het moment dat hij gewezen deelnemer wordt, een aanspraak verkrijgt conform de basisregeling. In dat geval is genoemde werkgeversbijdrage niet vereist. 11 Gevolg afkoop nettolijfrente Volgens de novelle zal bij afkoop van de nettolijfrente de vrijstelling in box 3 voor de toekomst vervallen. Naar de mening van de Kamer is dit onvoldoende om te voorkomen dat de nettolijfrente wordt aangewend voor consumptie. Het kabinet stelt nu voor om de vrijstelling die in het verleden, naar achteraf blijkt, ten onrechte is verleend, op forfaitaire wijze te corrigeren. Om de uitvoeringskosten en administratieve lasten te beperken, wordt de inleg voor een periode van maximaal 10 jaar bijgeteld. Het forfaitaire voordeel wordt berekend op basis van de gemiddelde inleg en het aantal jaren waarin het box 3-voordeel is genoten. Voor de gemiddelde inleg wil het kabinet uitgaan van de helft van de waarde van de nettolijfrente op het moment van afkoop. Tijdens de parlementaire behandeling van de richtinggevende brief op 12 mei 2014 is de werking hiervan geïllustreerd aan de hand van een aantal voorbeelden. De benadering waarvoor het kabinet kiest, is niet onredelijk en lijkt goed uitvoerbaar. Het kabinet heeft het voornemen om de fiscale gevolgen bij afkoop van de nettolijfrente op te nemen in het belastingplan dat op Prinsjesdag 2014 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. VERZAMELWET PENSIOENEN 2014 Naar aanleiding van de richtinggevende brief heeft het kabinet besloten om de maatregelen die wettelijk noodzakelijk zijn om de nettolijfrente uit te voeren in de tweede pijler, te laten meelopen in het wetsvoorstel Verzamelwet pensioenen 2014, dat in behandeling is bij de Tweede Kamer. Op 28 april 2014 is een nota van wijziging bij dit wetsvoorstel ingediend, Het is opvallend dat de nettolijfrente in de derde pijler wel afkoopbaar blijft, maar dat er in de tweede pijler een afkoopverbod van toepassing wordt waarin een wettelijke basis wordt gelegd voor de uiteindelijke maatregelen. 12 In het wetsvoorstel wordt bepaald dat het oorspronkelijke voorstel dat een nettolijfrente geen pensioen is in de zin van de Pensioenwet, vervalt. Tevens wordt voor de nettolijfrente, wanneer deze wordt uitgevoerd in de tweede pijler, een afkoopverbod opgenomen. Er worden wettelijke bepalingen ingevoerd, die erin voorzien dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld voor de uitvoering van de nettolijfrente door een pensioenfonds. Over de inhoud van deze maatregelen vindt overleg met het pensioenveld plaats. De concept-amvb s zullen te zijner tijd moeten worden voorgehangen in de Eerste en Tweede Kamer. Met de indiening van dit wetsvoorstel wordt er inhoudelijk derhalve weinig geregeld. Het is opvallend dat de nettolijfrente in de derde pijler wel afkoopbaar blijft, maar dat er in de tweede pijler een afkoopverbod van toepassing wordt. SCHRIFTELIJK OVERLEG 12 MEI 2014 Op 12 mei 2014 is de richtinggevende brief behandeld in de Tweede Kamer. Naast hetgeen daarover hiervoor al is gezegd, zijn er nog meer interessante kwesties aan de orde gekomen. Zo heeft de PvdA gevraagd waarom het kabinet de nettolijfrente in de tweede pijler niet de benaming pensioen meegeeft. Dit was ook het geval bij de aanvullingsregelingen. Het kabinet geeft aan dat de benaming nettolijfrente niet verhindert dat er voor de toepassing van de Pensioenwet sprake is van pensioen in de tweede pijler. Pensioen is immers alles wat arbeidsvoorwaardelijk tussen werkgever en werknemer wordt overeengekomen. Omdat de fiscale voorwaarden in de tweede en derde pijler gelijk zijn, heeft het kabinet ervoor gekozen om geen aparte terminologie voor de nettolijf rente in de tweede pijler te hanteren. Het staat pensioenfondsen echter vrij om in de communicatie richting de deelnemers het product van de nettolijfrente een andere naam te geven. Het is dus toegestaan om het product reglementair als nettopensioen aan te merken. Op zich is de juridische analyse van het kabinet correct. Het blijft echter onduidelijk waarom een product dat als pensioen wordt aangeboden, wettelijk niet de term pensioen meekrijgt. Het wordt voor pensioenfondsen lastiger om uit te leggen dat iets dat wettelijk lijfrente heet, naar zijn aard bezien pensi- 10 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

11 oen is. Een arbeidsongeschiktheidsregeling wordt in de Pensioenwet arbeidsongeschiktheidspensioen genoemd, en als hetzelfde product in de derde pijler wordt aangeboden, heet het arbeidsongeschiktheidslijfrente. Niet valt in te zien waarom dit niet ook voor de nettolijfrente kan gelden. Verder is het kabinet voornemens voor de fiscale ruimte van de nettolijfrente zowel in de tweede als in de derde pijler dezelfde premiestaffel te laten gelden. In de derde pijler is de premieruimte voor de nettolijfrente leeftijdsafhankelijk; dit wijkt dus af van de gewone lijfrentevariant. Daarbij wil het kabinet de staffel baseren op de meest ruime 4%-staffel (staffel 4). Hoewel dit niet wordt gezegd in de desbetreffende passage, zal de staffel nog wel worden gecorrigeerd met een nettofactor van 0,48. De 4%-staffel is ook meteen de enige die zal worden toegestaan. De 3%-staffel en de staffel op basis van kostprijs middelloon worden niet toegestaan, omdat hiervoor een uitkeringsbegrenzing geldt. Een dergelijke begrenzing is niet toegestaan in de derde pijler, en zou daardoor leiden tot een verschil in premie-inleg tussen de tweede- en derde pijlervariant. Dit acht het kabinet niet aanvaardbaar. Omdat de 4%-staffel verplicht wordt voorgeschreven, staat eigenlijk al bij voorbaat vast dat de gewenste opbouw niet gerealiseerd gaat worden. De AFM heeft onlangs nog aangegeven dat het gebruik van de 4%-staffel bij de huidige lage rendementsverwachtingen ongewenst is. Eveneens on wenselijk acht ze dat er fiscaal beperkende voor waar den worden gesteld aan het gebruik van een 3%-staffel, zoals de hiervoor genoemde uitkeringsbegrenzing.. Ik ben het met deze constateringen van harte eens. Het wordt hoog tijd dat, nu het gebruik van de beschikbarepremieregeling steeds meer toeneemt, er fiscaal geen discriminerende bepalingen gelden voor het gebruik van bijvoorbeeld de 3%-staffel. Dan kan er ook voor de nettolijfrente worden afgestapt van het voorschrijven van onrealistisch lage premiestaffels. CONCLUSIE op medische keuringen. In de pensioensfeer zal bovendien een afkoopverbod van toepassing worden. In veel andere opzichten zijn er evenwel grote parallellen tussen het tweede- en het derde pijlerproduct. Het gaat in beide situaties om een vrijwillig spaarproduct, met een vrijstelling in box 3 en een fiscale vrijstelling voor de uitkeringen. In beide pijlers kan een nabestaandenvoorziening en een premievrijstelling voor arbeidsongeschiktheid worden meeverzekerd. Het gaat derhalve om volwaardige oudedagsvoorzieningen, met als enige bijzonderheid dat er wordt gespaard vanuit het netto-inkomen. Het kabinet heeft op 28 maart 2014 de contouren geschetst van de voorwaarden die gaan gelden bij een uitvoering als pensioen. Ze hebben vooral het waarborgen van de fiscale hygiëne tot doel. Op zichzelf genomen is het begrijpelijk dat de Belastingdienst bezorgd is over het risico van vermenging van belaste en onbelaste geldstromen. Het is echter wel opmerkelijk dat hiervoor een wettelijke regeling wordt gekozen, terwijl de uitvoerders zelf al in staat zijn gebleken en er een belang bij hebben om dit naar de deelnemers toe zorgvuldig te regelen. Een eenvoudige handreiking of beleidspublicatie lijkt meer op zijn plaats, in combinatie met goede controle door de Belastingdienst. Zorgwekkender is de situatie voor pensioenfondsen. Vanwege het verbod op ringfencing worden ze geconfronteerd met aanvullende eisen ter beperking van het risico van kruissubsidiëring. Zo dreigt een pensioenfonds te worden beperkt tot uitvoering van premieovereenkomsten en wordt er ook overwogen om verplichte herverzekering van risico s in te voeren als het gaat om de nettolijfrente. Volgens de staatssecretaris is dit onvermijdelijk vanwege de bindende afspraken over de taakafbakening. Voor het algemeen pensioenfonds wordt het verbod op ringfencing echter wel opgeheven. De voorgestelde maatregelen moeten nog allemaal worden besproken met het pensioenveld. Het is derhalve nog niet te laat. Hopelijk resulteren de gesprekken in maatregelen die proportioneel en uitvoerbaar zijn en die voor alle uitvoerders leiden tot gelijke kansen als het gaat om de nettolijfrente. Het blijft onduidelijk waarom een product dat als pensioen wordt aangeboden, wettelijk niet de term pensioen meekrijgt De Tweede Kamer heeft het bij het kabinet voor elkaar gekregen dat de nettolijfrente ook in de tweede pijler kan worden aangeboden. Dat is een belangrijk winstpunt, want hierdoor krijgen werkgevers en werknemers ruimere keuzemogelijkheden als het gaat om de uitvoering van de nettolijfrente. Er zijn en blijven belangrijke verschillen tussen een nettolijfrente als pensioen en een nettolijfrente die in de derde pijler wordt uitgevoerd. In de tweede pijler is de bescherming van de Pensioenwet van toepassing en is er een verbod 9 Art. 118 t/m art. 120 PW. 10 Art. 5.16c, lid 1, letter d Wet IB Vergelijk art. 120 PW, Lutjens c.s., p Kamerstukken , , nr. 8. Pensioen Magazine juni/juli

12 Premieovereenkomst: het contract van de toekomst? We zien in Nederland een trend waarbij voor de uitkeringsovereenkomsten geldt dat de risico s steeds explicieter bij de deelnemers worden gelegd en in feite tenderen naar collectieve premieovereenkomsten. Goed vormgegeven premieovereenkomsten kunnen een aantrekkelijke pensioenoplossing bieden. Maar de huidige wet- en regelgeving knelt daarvoor op punten. Aanpassing van wet- en regelgeving is daarom hard nodig. Dat stellen negen pensioenspecialisten, werkzaam voor PPI s, verzekeraars, pensioenfondsen en de wetenschap, die door Netspar zijn gevraagd gezamenlijk na te denken over de vormgeving van het pensioencontract van de toekomst, en hoe de bestaande regelgeving rond premieovereenkomsten aan te passen. Dit artikel is gebaseerd op het Netspar paper Een toekomstperspectief voor premieovereenkomsten van deze negen pensioenspecialisten, dat te downloaden is via de Netspar-website (www. netspar.nl). ANDER PENSIOENCONTRACT PAST IN FUNDAMENTELE PENSIOENDISCUSSIE Een nieuw idee over de vormgeving van premieovereenkomsten past in de huidige discussie over de gewenste inrichting van het Nederlandse pensioenstelsel. Zo sluit het voorstel direct aan bij de actuele discussie over de pensioenknip (motie-lodders) en de flexibilisering van de uitkeringsfase. Daarnaast leveren we graag een bijdrage aan de brede discussie over het pensioenstelsel van de toekomst waartoe staatssecretaris Klijnsma van SZW heeft opgeroepen. In dit artikel nemen we bestaande premieovereenkomsten als uitgangspunt. We schetsen eerst Agnes Joseph en Theo Nijman Drs. A Joseph AAG is senior actuaris en ALM adviseur bij Syntrus Achmea; prof. dr. T.E. Nijman is hoogleraar beleggingstheorie bij Tilburg University en tevens verbonden aan Netspar enkele richtingwijzers voor een pensioencontract van de toekomst. Daarna gaan we in op de vormgeving van het pensioencontract zelf. We beginnen bij het uiteindelijke doel van pensioen: de uitkeringsfase. Dit doel heeft consequenties voor de middelen om daar te komen: ten eerste de conversie van pensioenkapitaal naar pensioeninkomen en ten tweede de opbouwfase. KERNELEMENTEN VOOR EEN TOEKOMSTIG PENSIOENCONTRACT Voor het inrichten van het pensioencontract van de toekomst hebben we een aantal richtingwijzers gedefinieerd. Deze dienen als leidraad voor de voorgestelde aanpassingen van de huidige premieovereenkomsten. Kernelementen zijn: behoeften deelnemers. Een pensioencontract richt zich op de behoeften van de pensioendeelnemers. Een goede basis is een inkomen tot en met overlijden zoals we nu kennen in Nederland. Maar er is behoefte aan meer flexibiliteit en meer keuzevrijheid; collectief. Collectiviteit draagt bij aan een betaalbaar pensioen, doordat het kostenefficiëntie en de mogelijkheid tot collectieve risicodeling biedt; marktconsistente economische waardering. De premie moet bijvoorbeeld overeenkomen met de economische waarde van de op te bouwen rechten, zowel collectief als individueel. Een helder onderscheid tussen risicodeling en herverdeling is gewenst; transparantie. Wanneer overdracht van pensioenvermogen of premiebetaling en opbouw van rechten consequenties heeft voor andere deelnemers in de regeling, moet dit transparant worden gemaakt; passende regelgeving. Er is aanzienlijke ruimte voor fiscale harmonisering en vereenvoudiging. 12 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

13 Vanuit deze richtingwijzers houden we de huidige premieovereenkomsten en de bijbehorende wet- en regelgeving tegen het licht. UITKERINGSFASE Fiscaal gefaciliteerd pensioenkapitaal (tweede pijler) of lijfrentekapitaal (derde pijler) dient in Nederland te worden uitgekeerd in de vorm van een levenslange annuïteit, een inkomen tot overlijden. Dit zien wij als een groot goed. Hierdoor wordt sterfte-risicodeling georganiseerd en worden mensen beschermd tegen de neiging het hele kapitaal al te vroeg te consumeren. Maar voor de premieovereenkomsten van de toekomst vinden wij meer flexibiliteit en keuzevrijheid ten aanzien van deze verplichting wenselijk. Voor de premieovereenkomsten van de toekomst is meer flexibiliteit en keuzevrijheid ten aanzien van de levenslange annuïteit wenselijk Nominaal gegarandeerd pensioen duur of laag Een belangrijke beperking in de huidige regelgeving voor premieovereenkomsten is dat deze is gericht op het aanbieden van een nominaal gegarandeerd inkomen tot overlijden (een nominale annuïteit). Dit leidt er namelijk toe dat beleggingsrisico en (macro) langlevenrisico in de uitkeringsfase worden dichtgezet, waardoor het pensioen duur of laag wordt. Zo wordt bij een nominaal gegarandeerd inkomen tot overlijden in de uitkeringsfase afgezien van risicopremies uit financiële markten. Wanneer in de uitkeringsfase zou worden doorbelegd, bijvoorbeeld voor 25% in aandelen, laten berekeningen zien dat het verwachte pensioen al snel 10% hoger uitkomt. Het dichtzetten van de risico s op financiële markten leidt bovendien tot aanzienlijke inflatierisico s. Ook het verzekeren van (macro) langlevenrisico in de uitkeringsfase brengt hoge kosten met zich mee. Het risico is aanzienlijk en diversificatie over de tijd en tussen individuen is niet zomaar mogelijk. Oplossing variabele uitkeringen We vinden het daarom wenselijk om voor pensioenuitkeringen die voortvloeien uit conversie van kapitaal uit premieovereenkomsten, de mogelijkheid te introduceren tot het blijven nemen van beleggingsen (macro) langlevenrisico. In plaats van een nominale annuïteit is er dan sprake van een variabele annuïteit met een afhankelijkheid van de ontwikkeling in de levensverwachting. Dit levert naar verwachting een hoger pensioen op. Maar daar zijn wel risico s aan verbonden: de uitkeringen zijn niet langer een vast bedrag. Eventueel kunnen schokken in de uitkeringen worden gedempt door ze uit te smeren over de tijd. Aanpassingen van uitkeringen kunnen individueel of collectief worden geregeld. Deel van pensioen als bedrag ineens Het doel van pensioen is consumption smoothing. Een variabele annuïteit is daarvoor geschikter dan een nominale annuïteit. De verplichting het hele pensioenkapitaal om te zetten in een levenslange annuïteit mist echter de flexibiliteit om in te spelen op het feit dat individuen verschillen. Zo heeft iemand wellicht andere financieringsbronnen voor consumptie op latere leeftijd. Een andere reden voor de wens tot meer flexibiliteit is dat consumption smoothing op zich niet het hoogste goed is. Soms zijn er kortetermijnnoden die moeten worden ingevuld; denk aan een lump sum investering in de woning ten behoeve van seniorenaanpassingen. De mogelijkheid bestaat om via een zogenoemde hoog-laagconstructie in de beginjaren jaarlijks 25% meer pensioeninkomen te genieten. Dit verzacht de verplichting om pensioen gelijkmatig uit te keren slechts ten dele. De invoering van de mogelijkheid tot het opnemen van een lump sum kan bijdragen aan het vertrouwen in het stelsel, doordat het pensioenkapitaal zo meer als eigen geld wordt gezien. Bovendien zou hiermee de voorspelbare herverdeling tussen groepen met een lage en groepen met een hoge levensverwachting, zoals tussen lager en hoger opgeleiden, kunnen worden beperkt. Maximale lump sum opname Je kunt de bestedingsdoelen voor een lump sum opname beperken. Doe je dat niet, dan is het belangrijk om mechanismes in te bouwen om averse selectie tegen te gaan. Zo zou de maximale jaarlijkse en cumulatieve lump sum opname een bepaald percentage van het pensioenkapitaal kunnen bedragen. Hierdoor blijft de relatie tussen inkomen tijdens pensionering en het arbeidsinkomen enigszins behouden. Een alternatief is om aan te sluiten bij (huidige) regelgeving in het Verenigd Koninkrijk. Daar kennen ze onder andere flexible drawdown, waarbij lump sum opname is toegestaan mits men kan aantonen vanaf de leeftijd van 75 jaar jaarlijks ten minste over een bepaald minimuminkomen te beschikken. CONVERSIE VAN KAPITAAL NAAR UITKERING De huidige premieovereenkomsten zetten vrijwel al het opgebouwde pensioenkapitaal bij pensionering om in levenslange gegarandeerde nominale uitkeringen. Potentieel is daarbij sprake van een groot conversierisico voor de deelnemer. Deelnemers die kort voor conversie nog veel in zakelijke waarden beleggen, kunnen bij een daling van de aandelenkoersen met een sterk tegenvallende hoogte van de annuïtaire uitkering worden geconfronteerd. Een soortgelijk risico is er voor deelnemers bij wie de duration van de vastrentende portefeuille veel lager is dan die van de aan te schaffen annuïteit wanneer vervolgens de rente daalt. Terecht dringt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) erop aan dat aanbieders van dergelij- Pensioen Magazine juni/juli

14 premieovereenkomst ke producten proberen dit risico te beperken. Dat is hun zorgplicht. Dit kan door de blootstelling aan zakelijke waarden tijdig terug te brengen en door de rente-exposure te laten overeenkomen met die van de Als risicodragende annuïteiten kunnen worden aangekocht, moet ook anders worden omgegaan met het conversierisico annuïteit. Verzekeraars, PPI s en pensioenfondsen hanteren dit principe door lifecycles toe te passen. Risicodragende annuïteiten Als risicodragende annuïteiten conform de voorstellen in dit artikel kunnen worden aangekocht, moet ook anders worden omgegaan met het conversierisico. Dit risico is een gevolg van de rentegevoeligheid van het jaarlijks aan te kopen pensioeninkomen. Het is daarom belangrijk de rentegevoeligheid te kennen van het in een variabele annuïteit aan te kopen (verwacht) jaarlijkse pensioeninkomen. Daartoe moeten veronderstellingen worden gemaakt. Als we aansluiten bij de commissie parameters, dan is de conversiefactor en dus de hoogte van het met een bepaald vermogen in te kopen pensioen minder afhankelijk van de rentestand dan bij nominaal gegarandeerde levenslange uitkeringen. De taakomschrijving van de commissie parameters schreef immers vaste verwachte rendementen per beleggingscategorie (anders dan vastrentende waarden) voor. Voorspelbare herverdeling beperken Een belangrijke vraag bij conversie is ook welke keuzemogelijkheden worden geboden om langlevenrisico met een bepaald collectief te delen. En daarmee welke sterftetafels worden gebruikt om de hoogte van de jaarlijkse uitkering te bepalen. Bekend is dat hoger opgeleiden gemiddeld genomen aanmerkelijk langer leven dan lager opgeleiden. Ook bekend is dat vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen. Als voor alle deelnemers bij conversie dezelfde sterftekansen en annuïteitsfactoren worden gehanteerd, kan er sprake zijn van herverdeling. Die kan eventueel worden beperkt via verplichtstelling van bepaalde collectieven, door prijsdifferentiatie of door een verrekeningssysteem tussen aanbieders op te zetten zoals dat ook bestaat in de zorgsector. Verruim het shoprecht Tot slot zien we bij conversie nog mogelijke verbeteringen met betrekking tot het zogenoemde shoprecht. Afhankelijk van de categorie pensioenuitvoerder zijn er op dit moment afwijkende eisen ten aanzien van de uitvoering. Zo kan de deelnemer bij verzekeraars en PPI s kiezen waar hij zijn opgebouwde kapitaal wil aanwenden voor pensioen. Voor het kapitaal dat bij een pensioenfonds is opgebouwd, bestaat dit shoprecht niet altijd. Een deelnemer met meerdere slapende pensioenrechten kan zijn pensioen daardoor niet altijd bij één uitvoerder onderbrengen. Wij stellen voor deelnemers in deze gevallen het recht te geven op marktconsistente conversie tussen uitvoerders. OPBOUWFASE In de opbouwfase speelt allereerst het beleggingsbeleid een grote rol. Een pluspunt van de opbouwfase in premieovereenkomsten is dat het eenvoudig is deelnemers vrijheid te geven in het bepalen van het beleggingsbeleid en het aanpassen aan individuele wensen. Hier zijn we dan ook een voorstander van. Voorwaarde is wel dat dit in combinatie gaat met goede defaults, zorgplicht en communicatie. We gaan hieronder in op verschillende andere verbetermogelijkheden in de opbouwfase van de huidige premieovereenkomsten, namelijk de premiesystematiek en de opbouw van nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen. Premiesystematiek: maak level playing field We zien grote verschillen tussen fiscale facilitering van premieovereenkomsten en uitkeringsovereenkomsten. De laatste kennen maximale opbouwpercentages, die voor premieovereenkomsten worden doorvertaald naar een maximale premie per leeftijd. Hiertoe wordt de maximale opbouw contant gemaakt met een rekenrente van 4%. Maar nu de marktrente flink lager is dan 4%, betekent dit dat de fiscaal aftrekbare premie bij een uitkeringsovereenkomst hoger is dan die bij een premieovereenkomst. Naast deze 4%-staffel bestaat er voorts een 3%-staffel. Aan deze 3%-staffel worden echter andere, strenge eisen gesteld. Er moet dan jaarlijks worden aangetoond dat de behaalde rendementen de veronderstellingen niet te boven gaan en het opgebouwde pensioen niet fiscaal bovenmatig is. Dit soort verschillen zorgt ervoor dat er geen sprake is van een level playing field tussen verschillende pensioencontracten. Hierdoor kan aan werkenden in feite geen eerlijke keus worden geboden. We stellen voor om de regelgeving in deze te vereenvoudigen en gelijk te trekken voor premie- en uitkeringsovereenkomsten. Gegeven de richtingwijzer marktconsistentie zijn we er voorstander van dat in ieder geval de in te leggen premie overeenkomt met de economische waarde van de op te bouwen rechten. Dit kan worden gerealiseerd door voor alle contracten een progressieve premie te combineren met doorsnee-opbouw of door een doorsneepremie te combineren met degressieve opbouw. Het hanteren van een doorsneepremie in combinatie met degressieve opbouw heeft als voordeel dat het eenvoudig is en niet zorgt voor leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt. Dit laatste past ook bij de trend dat de overheid wil stimuleren dat mensen langer doorwerken. Maar wanneer een progressieve premie in 14 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

15 combinatie met doorsnee-opbouw wordt ingevoerd, is de overgangsproblematiek mogelijk kleiner. De huidige actieve (oudere) deelnemers kunnen dan immers zonder aanvullende maatregelen fiscaal gefaciliteerd de pensioenen opbouwen die zij ook verwachtten te kunnen opbouwen onder de huidige systematiek. Pensioen in tweede en derde pijler hebben zelfde doel In de opbouwfase zien we ook grote verschillen in fiscale regelgeving tussen tweedepijlerpensioen en levenslange lijfrenten in de derde pijler. Dit vinden we onwenselijk. Doel en strekking van tweedepijlerpensioen en levenslange lijfrenten zijn hetzelfde. Beide zijn een vorm van oudedagsvoorziening en beogen hetzelfde, namelijk het faciliteren van consumption smoothing. Ook qua vormgeving en verzekeringstechniek zijn een lijfrente in de derde pijler en een beschikbarepremieregeling in de tweede pijler gelijk. De huidige verschillen in regelgeving leiden alleen maar tot onnodige complexiteit en gebrek aan transparantie. We verwachten dat steeds meer werkenden deels werknemer zullen zijn en deels zzp er, of tijdelijk werknemer en tijdelijk zzp er. In dat geval is niemand ermee geholpen als de regels voor de opbouw van pensioen telkens veranderen als men in een ander juridisch jasje aan het arbeidsproces deelneemt. Wij pleiten dan ook voor mogelijkheden om een oudedagsvoorziening op te bouwen voor iedereen, ongeacht de manier waarop de arbeid wordt verricht. We stellen voor om de regelgeving gelijk te trekken voor premie- en uitkeringsovereenkomsten Het fiscale pensioenkader dat daarmee voor alle werkenden gelijk is, wordt wel aangeduid als arbeidsvormneutraal pensioenkader (ANP, zie Bollen-Vandenboorn e.a. (2013)). Nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen In premieovereenkomsten vindt risicodeling in de opbouwfase allereerst plaats via beleggingsrisico dat op de financiële markten wordt genomen. Maar ook biometrische risico s als vroeg overlijden en arbeidsongeschiktheid spelen een rol. Veelal wordt naast het ouderdomspensioen ook een nabestaandenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen geregeld. Gegeven de richtingwijzers transparantie en marktconsistentie/herverdeling is er veel voor te zeggen om nabestaandenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen los van het ouderdomspensioen neer te zetten. Dat kan op opbouwbasis dan wel risicobasis met strikte zorgplicht en door uit te gaan van prijsdifferentiatie. Daarmee kan ook keuzevrijheid voor het wel of niet kiezen voor nabestaandenpensioen in de uitkeringsfase bestaan, terwijl ex ante herverdeling van alleenstaanden naar gehuwden wordt voorkomen. Daarnaast pleiten wij voor het als default afsluiten van nabestaandenpensioen bij melding van bijvoorbeeld een huwelijk, alsook van een arbeidsongeschiktheidspensioen. PREMIE- EN UITKERINGSOVEREENKOMSTEN GROEIEN NAAR ELKAAR We zien in Nederland een trend waarbij voor de uitkeringsovereenkomsten geldt dat de risico s steeds explicieter bij de deelnemers worden gelegd. In feite tenderen uitkeringsovereenkomsten naar collectieve premieovereenkomsten. Premieovereenkomsten krijgen daarentegen in de loop van de tijd steeds meer kenmerken van uitkeringsovereenkomsten. Bij het vormgeven van het pensioencontract van de toekomst is het dan ook niet meer dan logisch dat premie- en uitkeringsovereenkomsten naar elkaar toegroeien. De beste elementen uit beiden regelingen worden zo samengevoegd. Zo zou het net als voor uitkeringsovereenkomsten ook voor premieovereenkomsten moeten worden toegestaan om beleggings- en (macro) langlevenrisico te lopen gedurende de uitkeringsfase. Net als bij de zoektocht naar de ideale uitkeringsovereenkomsten komen daar vraagstukken van herverdeling en subjectieve parameters bij kijken. Die hebben we geadresseerd in dit artikel. Vereenvoudiging en kostenbesparing Naast de technische vormgeving van het pensioencontract voor de toekomst is ook de wet- en regelgeving van belang. We pleiten ervoor dat er een level playing field wordt gecreëerd voor premie- en uitkeringsovereenkomsten. Zo kan de fiscale facilitering van opbouw van pensioen bijvoorbeeld gelijk getrokken worden. Dit zorgt voor vereenvoudiging, en daarmee kostenbesparing, en meer transparantie. Daarnaast pleiten we voor het fiscaal en juridisch in elkaar schuiven van de tweede en derde pijler. We verwachten dat steeds meer werkenden deels werknemer zullen zijn en deels zzp er, of tijdelijk werknemer en tijdelijk zzp er. Niemand is er dan mee geholpen als de regels voor de opbouw van pensioen telkens veranderen als men in een ander juridisch jasje aan het arbeidsproces deelneemt. Voeg de juiste elementen bij elkaar Het pensioencontract van de toekomst kan wat ons betreft goed worden vormgegeven door de huidige premieovereenkomsten als basis te nemen en daar goede elementen uit onder andere uitkeringsovereenkomsten aan toe te voegen. Het wezenskenmerk van het Nederlandse stelsel, waarin wordt voorzien in een adequaat inkomen tot overlijden, wordt zo behouden, maar er wordt afscheid genomen van de knellende beperkingen van de huidige regelgeving. Pensioen Magazine juni/juli

16 Een brug tussen DB en DC Bij de zoektocht naar een houdbaar pensioenstelsel wordt vaak in tegenstellingen gedacht. Het is of DB of DC, het is of solidair of individueel. De discussie wint aan effectiviteit door een brug te slaan tussen deze schijnbare tegenpolen; dan kunnen de mooie eigenschappen van DB en DC worden gecombineerd. In deze bijdrage slaan we deze brug. Het resultaat is een transparant keuzemodel, waarbinnen alle pensioenfondsen hun eigen wensen en ambities kunnen realiseren en waarin de waardevolle mogelijkheid van intergenerationele risicodeling overeind blijft. De discussie over het toekomstige pensioenstelsel lijkt zich toe te spitsen op de solidariteitsvraag: wat delen de pensioenfondsdeelnemers straks nog wel met elkaar en wat niet meer? In Nederland vinden we het, bij zowel DB als DC, vanzelfsprekend om collectief te beleggen en de kosten die daarmee gepaard gaan samen te delen. We vinden het ook logisch om de risico s van arbeidsongeschiktheid en vroegtijdig overlijden samen te delen. En ook het risico dat je als individu ouder wordt dan je leeftijdsgenoten, het micro langlevenrisico, delen we als vanzelfsprekend in solidariteit. Tot zover geen verschil dus tussen DB en DC. INTERGENERATIONELE RISICODELING Het belangrijkste verschil tussen DB en DC zit in de intergenerationele risicodeling: in hoeverre worden risico s gedeeld tussen de verschillende leeftijdsgroepen? Daarbij gaat het om beleggingsrisico, inflatierisico en het risico van een structureel toenemende levensverwachting, het macro langlevenrisico. Jongeren kunnen deze risico s opvangen voor ouderen, in ruil voor extra rendement. Dat heeft voor beide partijen een grote meerwaarde, in de vorm van een hoger en minder risicovol pensioen. Toch staat deze intergenerationele risicodeling onder druk, vooral vanwege de vergrijzing: Dick Boeijen en Mark Brussen Ir. drs. T.A.H. Boeijen AAG en drs. M. Brussen AAG zijn beiden werkzaam bij PGGM de verhouding tussen het aantal jongeren en het aantal ouderen wordt minder gunstig. Daardoor neemt de kracht van de risicodeling af en nemen de belangentegenstellingen binnen het pensioencollectief toe. En daar zit precies de kern van de tegenstelling: geloven we nog in intergenerationele risicodeling of niet? Het vruchteloze resultaat van deze tegenstelling is dat pensioenfondsen worden gedwongen tot een keuze tussen DB met intergenerationele risicodeling en DC zonder intergenerationele risicodeling. Dat leidt enerzijds tot een verdeeld en dus onoverzichtelijk pensioenlandschap, maar aan de andere kant en dat is het grootste bezwaar ontnemen we de fondsen en hun deelnemers daarmee de kans om volledig te profiteren van het moois dat beide systemen te bieden hebben. Daarom pleiten we in deze bijdrage voor een synthese tussen DB en DC. Het belangrijkste verschil tussen DB en DC zit in de intergenerationele risicodeling De voordelen van DC Het grote voordeel van DC zit in de eenvoud. De deelnemer bouwt tijdens zijn werkzame leven een individueel kapitaal op en koopt daarvoor op pensioendatum een levenslange uitkering. Zo n product is transparant, gemakkelijk uitlegbaar en kent een helder evenwicht tussen de ingelegde premie en de individuele pensioenopbouw. Drie punten die wezenlijk zijn voor het vertrouwen. Ook het feit dat er bij het aanhouden van een kapitaal niet langer hoeft te worden gewerkt met een discontovoet, zorgt voor extra eenvoud, minder politiek geladen discussies en dus meer vertrouwen. Een individueel kapitaal geeft bovendien ruimte voor maatwerk en keuzevrijheid en is gemakkelijk overdraagbaar bij een overstap naar een nieuwe werkgever. De voordelen van DB De grote kracht van het DB-denken is dat er wordt gespaard vanuit een pensioendoel. De uitkomst voor de deelnemer staat centraal. In Nederland zijn we gewend om die uitkomst collectief en in solidariteit te 16 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

17 managen. We creëren daarmee binnen de pensioenfondsen een waardevolle aanvulling op de incomplete financiële markten. 1 En dat loont: het intergenerationeel delen van risico s leidt tot een hogere en stabielere uitkomst voor alle deelnemers en dempt de kans op pech- en gelukgeneraties. Deze vorm van risicodeling heeft in Nederland overduidelijk zijn kracht bewezen. DE BRUG TUSSEN DB EN DC De uitdaging die voor ons ligt, is om de beschreven voordelen van DB en DC te combineren binnen één herkenbaar pensioenproduct. Wij starten deze uitdaging vanuit DC. Ons vertrekpunt is dus een systeem waarin de deelnemer tijdens zijn werkzame leven een individueel kapitaal opbouwt. We kiezen hiervoor vanwege de eenvoud en de boost die dat kan geven aan het deelnemersvertrouwen. Bovendien zien we, zowel binnen als buiten Nederland, steeds meer pensioenproducten die uitgaan van kapitaalsopbouw tijdens het werkzame leven. Om de brug richting DB te slaan, voegen wij aan dit systeem de mogelijkheid van intergenerationele risicodeling toe. Daarmee krijgt de deelnemer uitzicht op een hoger en minder risicovol pensioen. Eenheid in verscheidenheid Als we iets kunnen leren van de FTK-discussie ( nominaal versus reëel ), dan is het wel dat niet alle pensioen fondsen dezelfde wensen hebben. Dat is ook logisch: pensioenfondsen en met name hun deelnemersbestanden verschillen nu eenmaal van elkaar. Het ene fonds heeft risicomijdende deelnemers, het andere niet. Het ene fonds kent een groot bestand met veel continuïteit, het andere een klein bestand waarvan de toekomstige instroom juist onzeker is. Bij het ene fonds is de wens van een premieplafond leidend, bij het andere fonds kan en wil de werkgever juist meedoen in de risicodeling. Bij het ene fonds hebben de deelnemers behoefte aan solidariteit en een centrale aansturing, bij het andere bestaat juist behoefte aan een zo individueel mogelijke invulling van het pensioen. Het toekomstige Nederlandse pensioen stelsel moet aan deze diversiteit beter tegemoet komen. De verschillende fondsen moeten niet allemaal door hetzelfde poortje worden gedwongen, maar moeten, gegeven hun eigen specifieke karakteristieken en ambities, stuk voor stuk hun ei kwijt kunnen: ieder fonds het zijne, binnen één overkoepelend keuzemodel. Geen dwangbuis, maar maatwerk De crux van onze brug tussen DB en DC is dat het gaat om de mogelijkheid om intergenerationele risicodeling toe te voegen. Het kan, maar het hoeft niet per se. Momenteel hebben fondsen die kiezen voor een DC-product met kapitaalsopbouw die mogelijkheid niet. Dat is een grote beperking in het Nederlandse pensioenlandschap, menen wij. Ons keuzemodel kent wel de mogelijkheid om verschillende vormen van risicodeling toe te voegen en zo de kracht van het DB-denken te benutten. We zien echter ook dat intergenerationele risicodeling niet bij alle pensioenfondsen past (zie kader). Het is dus geen verplicht ingrediënt, maar een keuze die het fonds zelf moet maken, rekening houdend met de eigen wensen en mogelijkheden. De grote kracht van het DB-denken is dat er wordt gespaard vanuit een pensioendoel Verschillende vormen van risicodeling We kunnen het individuele systeem, ons vertrekpunt, op een eenvoudige wijze uitbreiden met verschillende vormen van intergenerationele risicodeling, bijvoorbeeld het delen van risico s tussen actieven en gepensioneerden. Maar ook risicodeling tussen werknemers en werkgever(s) is mogelijk. Zo ontstaat een keuzemodel, waarin sociale partners en het fonds zelf kunnen kiezen welke vormen van risicodeling wel of niet deel uitmaken van het pensioenproduct (zie figuur 1). Figuur 1. Keuze uit verschillende vormen van risicodeling Risicodeling tussen de actieven en de gepensioneerden? Risicodeling tussen de jongere en de oudere actieven? Risicodeling met toekomstige deelnemers? Risicodeling tussen de werkgever(s) en de werknemers? NEE NEE NEE NEE individueel keuze keuze keuze keuze JA JA JA JA collectief Risicodeling heeft ook een prijs Hierna laten we zien dat het huidige DC-product op verschillende punten valt te verbeteren. Intergenerationele risicodeling is daarbij een belangrijk ingredient. We merken echter op dat iedere vorm van risicodeling om een afzonderlijke afweging vraagt, die bovendien fondsspecifiek is. Intergenerationele risicodeling heeft een grote meerwaarde, maar moet wel bij het fonds en het deelnemerscollectief passen. Want het toevoegen ervan brengt ook beperkingen 1 Op de financiële markten is het bijvoorbeeld niet of nauwelijks, of alleen tegen zeer hoge kosten, mogelijk om risico s op het gebied van inflatie en macro langleven te delen. Pensioenfondsen creëren via intergenerationele risicodeling een eigen, interne markt. Pensioen Magazine juni/juli

18 combinatie DB en DC met zich mee: het pensioenproduct krijgt een meer collectief en dus een meer uniform en minder flexibel karakter. Daardoor worden individueel maatwerk en keuzevrijheid en ook de overdraagbaarheid lastiger vorm te geven. Bovendien vraagt risicodeling ook nadrukkelijk om bestuurlijke discipline. Er moet sprake zijn van heldere, vooraf vastgestelde en breed gedragen spelregels, die vervolgens ook moeten worden nageleefd. Want de toegevoegde risicodeling mag niet ten koste gaan van het vertrouwen. Intergenerationele risicodeling is geen free lunch en moet dus een bewuste keuze zijn. KWANTITATIEVE ANALYSE We vergelijken in onze analyse drie pensioencontracten, startend vanuit het huidige DC. We hebben onze analyse gemaakt voor een fictief pensioenfonds. We geven eerst een korte beschrijving van de drie contracten en daarna bespreken we de resultaten. 2 Contract 1: volledig individueel huidige praktijk In contract 1 zijn we uitgegaan van de huidige praktijk bij individueel DC. We werken dus met een leeftijdsafhankelijke, progressieve premiestaffel (jongeren leggen weinig premie in en naarmate je ouder wordt, ga je meer premie inleggen) en een life cycle beleggingsbeleid (jongeren nemen veel beleggingsrisico en naarmate je ouder wordt, ga je risico afbouwen). In de life cycle wordt ook het renterisico afgebouwd naarmate de pensioendatum nadert. Op de pensioendatum wordt het kapitaal gebruikt om een direct ingaande levenslange annuïteit in te kopen, tegen de actuele marktrente. Het betreft hier een nominale garantie. We houden in onze analyses geen rekening met kostprijsverhogende factoren als winstmarges of verplichte kapitaalbuffers. De crux van onze brug tussen DB en DC is dat het gaat om de mogelijkheid om intergenerationele risicodeling toe te voegen Contract 2: volledig individueel, met een leeftijdsonafhankelijke premie Contract 2 is exact hetzelfde als contract 1, op één punt na: de progressieve premiestaffel is vervangen door een vaste, leeftijdsonafhankelijke premie. Jongeren en ouderen leggen in contract 2 dus hetzelfde premiepercentage in. Dit percentage is zodanig bepaald dat de totale premie die over het gehele werkzame leven wordt betaald, gelijk is aan de totale premie in contract 1. Dit om de contracten eerlijk met elkaar te kunnen vergelijken; de pensioenkosten zijn gelijk. Contract 3: verschillende vormen van risicodeling toegevoegd Contract 3 is gelijk aan contract 2, maar we hebben er verschillende vormen van risicodeling aan toegevoegd. Er wordt beleggingsrisico genomen in de gepensioneerdenfase en de risico s daarvan worden gedeeld met de actieven. In plaats van een individuele rendementsbijschrijving is sprake van een collectieve rendementsbijschrijving, met een uitsmeermechanisme van 10 jaar. Er is sprake van een collectieve beleggingsmix (50% zakelijk, 50% vastrentend). Deze mix geeft in de opbouwfase hetzelfde gemiddelde rendement als de life cycle in contract 1 en 2. In contract 3 werken we met het principe genoeg is genoeg : als alle deelnemers de ambitie van een volledig geïndexeerd pensioen hebben bereikt, worden overschotten niet aan de deelnemer uitgekeerd, maar in een collectieve reserve geplaatst, bij wijze van appeltje voor de dorst. Nota bene: contract 3 kent verschillende vormen van risicodeling. Er worden risico s gedeeld binnen de groep actieven, tussen de actieven en gepensioneerden en ook met toekomstige deelnemers. Omwille van de vergelijkbaarheid hebben we in contract 3 echter geen risicodeling tussen werknemers en werkgever(s) ingezet, omdat anders de pensioenkosten tussen de contracten 1 en 2 enerzijds en contract 3 anderzijds niet langer hetzelfde zouden zijn. UITKOMSTEN IN TERMEN VAN KOOPKRACHT EN RISICO We bekijken 1000 economische scenario s en volgen per contract een modale voorbeelddeelnemer die zijn gehele loopbaan pensioen opbouwt in het desbetreffende contract. Hij bouwt dus een kapitaal op en koopt daar op de pensioendatum een uitkering voor aan. De hoogte van die uitkering verschilt van scenario tot scenario, daarom tonen we behalve de mediane uitkomst ook het 5% en 95% percentiel. We drukken de hoogte van de uitkering uit in euro s van nu, dat wil zeggen, we corrigeren de uitkomst voor de prijsinflatie in het desbetreffende scenario. Daarmee krijgen we inzicht in de koopkracht van de deelnemer. We kijken verder niet alleen naar de uitkomst op de pensioendatum, maar ook naar de gemiddelde uitkomst na de pensioendatum. Met andere woorden, we kijken ook hoe de koopkracht van de deelnemer zich gedurende zijn pensioenfase ontwikkelt. Bij pensioen gaat het er immers niet alleen om dat je een goed pensioen hebt op het moment dat je met pensioen gaat, maar dat je vervolgens ook een goed pensioen houdt als je met pensioen bent. Uitkomsten op de pensioendatum Figuur 2 toont de hoogte van het pensioen op het moment dat de deelnemer met pensioen gaat. We zien dat de stap van contract 1 naar contract 2 tot een aanzienlijk hogere mediane uitkomst leidt. Een leeftijdson afhankelijke premie leidt tot een 30% hogere pensioenuitkomst dan een progressieve premiestaffel. De verklaring hiervoor is dat een deelnemer bij een progressieve staffel het grootste deel van zijn premie in zijn oudere jaren betaalt. 3 Die premie kan daardoor slechts kort renderen en bovendien is er vanwege de 18 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

19 life cycle sprake van een defensieve beleggingsmix en dus van een lage rendementsverwachting. Bij een leeftijdsonafhankelijke premie kan een deelnemer beter gebruikmaken van zijn lange beleggingshorizon en van het rendementspotentieel in zijn jonge jaren. Conclusie: door de premie-inleg anders over het werkzame leven te verdelen, kan tegen dezelfde kosten een hoger pensioen worden behaald. Bij de stap van contract 2 naar contract 3 zien we de mediane uitkomst niet veranderen. Dat was te verwachten, aangezien de life cycle in contract 2, over het gehele werkzame leven gemeten, dezelfde risicoen dus rendementsexposure heeft als de collectieve beleggingsmix in contract 3. Het verschil tussen contract 2 en 3 zit in de spreiding. Zowel de downside als (nog veel nadrukkelijker) de upside zijn in contract 3 kleiner dan in contract 2. Dat is het gevolg van de toegevoegde risicodeling en het principe genoeg is genoeg in contract 3. Intergenerationele risicodeling heeft een grote meerwaarde, maar moet wel bij het fonds en duidelijk in welke mate het pensioen zijn koopkracht behoudt. We zien in contract 1 en 2 de koopkracht dalen ten opzichte van het resultaat op de pensioendatum. Dat is het gevolg van de nominale uitkering, die in deze contracten op de pensioendatum wordt aangekocht: de pensioenen groeien niet mee met de inflatie. In contract 3 kan voor de gepensioneerden nog steeds risicovol worden belegd en dat geeft hen uitzicht op indexatie en dus op koopkrachtbehoud. Dat levert in de mediaan een 30% hoger pensioen op dan in contract 2. Dat is de belangrijkste meerwaarde van de toegevoegde risicodeling in contract 3. Figuur 3. Gemiddelde hoogte van de uitkering gedurende de pensioenfase, in termen van koopkracht* het deelnemerscollectief passen Contract 1 Contract 2 Contract 3 Nota bene: we hebben in contract 2 gewerkt met een statische life cycle. Dat wil zeggen, de reeds behaalde beleggingsresultaten hebben geen invloed op de toekomstige risico-exposure van de individuele deelnemer. Door te werken met een dynamisch beleid kan in een individueel contract, zoals contract 2, het principe genoeg is genoeg ook worden vormgegeven, waardoor de spreiding rondom de mediaan kleiner wordt. Figuur 2. Hoogte van de uitkering op de pensioendatum, in termen van koopkracht* Contract 1 Contract 2 Contract 3 * De dikke streep toont de mediaan, de blauwe balk geeft de spreiding weer (5% en 95% percentiel). Uitkomsten na de pensioendatum Figuur 3 toont de gemiddelde hoogte van het pensioen na de pensioendatum. In deze figuur wordt dus * De dikke streep toont de mediaan, de blauwe balk geeft de spreiding weer (5% en 95% percentiel). TEN SLOTTE Wij denken dat ons keuzemodel een mogelijke stip op de horizon is voor ons toekomstige pensioenstelsel. Een stelsel waarin sprake is van een herkenbaar, uniform en bovenal goed uitlegbaar product. Het enige verschil tussen de verschillende pensioenfondsen zit onder de motorkap, namelijk in de mate van risico en risicodeling. We hopen dat dit keuzemodel een einde kan maken aan de eindeloze en onvruchtbare disputen tussen de voorstanders van DB en DC, tussen de solidairen en de individuelen. Dat zijn veelal technische discussies die hoe goed bedoeld ook volledig over de hoofden van de deelnemers heen gaan en het vertrouwen eerder kwaad dan goed doen. Met dit keuzemodel zetten we de pensioenfondsen weer in hun kracht, door ze de mogelijkheid te geven om te doen waar ze goed in zijn: de juiste keuzes maken in financiering en risicodeling, passend bij de wensen en karakteristieken van het deelnemersbestand. 2 Krista Nauta en Youri van Dorssen geven in het Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken [aflevering 4, augustus 2014] een uitgebreidere beschrijving van de invulling van de verschillende contracten. 3 In de laatste 10 jaren voor pensioendatum wordt maar liefst de helft van de totale premiesom ingelegd. Pensioen Magazine juni/juli

20 Het zeer van eigen beheer Met de rollator aan zijn ene hand draaide hij met zijn andere hand de winkeldeur van het slot. De 73 jaren begon hij inmiddels te voelen. Met een wrange lach op het gezicht dacht hij aan de woorden van zijn vader: het bedrijf is je pensioen jongen! Die had inderdaad een mooi pensioen uit het familiebedrijf gekregen. Dat was in 2000, toen hij het bedrijf had verkocht voor drie keer de jaarwinst. Nu, in 2035, moet je boetes betalen als je voor je 75e gaat stoppen met werken. Om de kas even te testen, haalde hij zijn eigen bankpasje door de pinautomaat: Onvoldoende saldo voor opname: neem contact op met uw bank. Voor een aantal directeuren-grootaandeelhouders (dga s) wordt dit straks realiteit. En wel omdat ze pensioen in eigen beheer (PIEB) hebben. In Nederland zijn dat er ongeveer Deze pensioenvorm heeft zijn populariteit te danken aan het feit dat de pensioenpremies een fiscale aftrekpost vormen en tegelijkertijd voor de bv behouden blijven. Maar eens komt toch de tijd dat er pensioen van moet worden uitgekeerd. En wat als het geld er dan niet is? Die vraag is sinds de invoering van eigen beheer al menigmaal gesteld. PIEB is immers een vreemde vorm van pensioen: uitgezonderd van de Pensioenwet, wordt zonder enige bescherming een voorziening binnen de eigen bv getroffen. De wetgever geeft hiervoor als argument dat een dga prima in staat is zelf zijn pensioen te regelen, desnoods binnen de eigen vennootschap. Dan blijft het geld beschikbaar voor de (risicovolle) bedrijfsactiviteiten. Maar hoe kun je nu de onderneming (risicovol) financieren en tegelijkertijd sparen voor de oude dag? Een dergelijk tweeledig doel nastreven is principieel onjuist. Naar mijn mening is het dan ook de hoogste tijd dat er een eind komt aan deze onmogelijke combinatie; financiering van de eigen onderneming en pensioenopbouw gaan niet samen. DE HUIDIGE SITUATIE: EEN OVERZICHT Pensioentoezeggingen van dga s worden veelal in eigen beheer opgebouwd. Hieraan is immers een liqui- Financiering van de eigen onderneming en pensioenopbouw gaan niet samen diteitsvoordeel verbonden, aangezien de premies binnen de onderneming voor ondernemingsactiviteiten kunnen worden aangewend. Tegelijkertijd brengt dit het risico met zich mee dat een slecht renderende onderneming te zijner tijd niet in staat is om de toezegging gestand te doen. In dat geval is eigenlijk sprake van een papieren pensioentoezegging. PIEB heeft de gemoederen de afgelopen jaren danig beziggehouden. Daarbij werden dga s regelmatig als fiscaal gedreven cowboys neergezet. Soms was dat ook wel terecht; het creëren van een oudedagsvoorziening leidde tot uitstel van belastingheffing en velen zijn hierbij grensverkennend tewerk gegaan. PIEB werd immers nauwelijks als een oudedagsvoorziening, maar veeleer als een fiscaal planningsmiddel gezien. Als reactie daarop is de fiscale wet- en regelgeving rond PIEB diverse malen aangescherpt. Mede vanwege de daardoor sterk toegenomen complexiteit werd bij de Belastingdienst zelfs een aparte kennisgroep in het leven geroepen, thans onderdeel van het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP). Dit fungeert intern en extern als vraagbaak voor pensioenvraagstukken die een bredere strekking hebben dan in een individueel geval. Daarnaast publiceert het CAP regelmatig binnengekomen vragen en bijbehorende antwoorden (V&A s). 1 Veel van deze V&A s hebben betrekking op PIEB. Aby Gazan Mr. drs. A.D. Gazan is freelance docent bij opleidingsinstituut Dukers & Baelemans Comingbackservice Bij het invoeren van reparatiewetgeving rond PIEB heeft de wetgever meerdere keren inbreuk gemaakt op het door de Hoge Raad uitgelegde begrip goed koopmansgebruik ex art Wet IB De eerste reparatiewet stamt uit 1975, toen art. 9a Wet IB 1964 werd ingevoerd. Deze bepaling diende om het zogenoemde comingbackservicearrest te repareren. 2 Hoewel de wetgeving oorspronkelijk slechts zag op een blokkade voor het nemen van toekomstige indexa- 20 juni/juli 2014 Pensioen Magazine

Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne

Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne Brief over nettolijfrente: zoektocht naar fiscale hygiëne Op 28 maart 2014 heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën zijn zogenoemde richtinggevende brief over de uitvoering van de nettolijfrente in de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 610 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de loonbelasting 1964, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 Nota naar aanleiding van het schriftelijk overleg toezegging

Nadere informatie

Het inrichten van een nettopensioenregeling bij een pensioenfonds

Het inrichten van een nettopensioenregeling bij een pensioenfonds Het inrichten van een nettopensioenregeling bij een pensioenfonds 19 november 2014 mr. S.J. (Jeroen) Roder, hoofd pensioenjuridische adviesgroep Blue Sky Group 2 In den beginne Regeerakkoord Rutte II:

Nadere informatie

Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening. Position paper: Toekomst pensioenstelsel

Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening. Position paper: Toekomst pensioenstelsel Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening Position paper: Toekomst pensioenstelsel Publicatiedatum: juni 2016 Autoriteit Financiële Markten De AFM maakt zich sterk voor eerlijke en transparante

Nadere informatie

Versobering van de fiscale pensioenopbouw

Versobering van de fiscale pensioenopbouw Versobering van de fiscale pensioenopbouw 1. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel Als het aan het kabinet ligt, dan wordt het Witteveenkader op drie manieren aangepast: verhoging van de pensioenrichtleeftijd,

Nadere informatie

100K+/Netto Pensioen/Netto Lijfrente. Versie 19 januari 2015

100K+/Netto Pensioen/Netto Lijfrente. Versie 19 januari 2015 100K+/Netto Pensioen/Netto Lijfrente Versie 19 januari 2015 Wat is er veranderd per 1-1-2015? Voor 1-1-2015 gold er geen salarisbeperking waarover met pensioen op mocht bouwen. Vanaf 1-1-2015 is wetgeving

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Witteveen 2015. 1. Algemeen

Witteveen 2015. 1. Algemeen Witteveen 2015 1. Algemeen Eind vorig jaar zijn tussen de regeringsfracties van de VVD en de PvdA enerzijds en de oppositiepartijen D66, de SGP en de CU anderzijds pensioenafspraken gemaakt. Een groot

Nadere informatie

Notitie inzake: NETTO PENSIOEN IN DE TWEEDE PIJLER EXPERTISECENTRUM PENSIOENRECHT

Notitie inzake: NETTO PENSIOEN IN DE TWEEDE PIJLER EXPERTISECENTRUM PENSIOENRECHT EXPERTISECENTRUM PENSIOENRECHT Notitie inzake: NETTO PENSIOEN IN DE TWEEDE PIJLER Prof. mr. Herman Kappelle Prof. dr. Erik Lutjens Mr. Ivor Witte - hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht - hoogleraar Pensioenrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden

Nadere informatie

AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN

AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN AANPAK 100K+ COMPENSATIE PENSIOEN De aftopping van het pensioengevend inkomen heeft naar verwachting voor ongeveer 125.000 werknemers in Nederland gevolgen. Dit is weliswaar een relatief kleine groep,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2014 529 Besluit van 11 december 2014 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met

Nadere informatie

P O S I T I O N P A P E R

P O S I T I O N P A P E R Pensioenfederatie Prinses Margrietplantsoen 90 2595 BR Den Haag Postbus 93158 2509 AD Den Haag T +31 (0)70 76 20 220 info@pensioenfederatie.nl www.pensioenfederatie.nl P O S I T I O N P A P E R KvK Haaglanden

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen 15 december 2015 GEWIJZI Vooraf 08 Herziening IORP-richtlijn G 01 Toekomst pensioenstelsel 09 Payroll - motie Hamer G 02 03 04 05 Algemeen pensioenfonds

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 32 043 Toekomst pensioenstelsel Nr. 387 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld 13 oktober 2017 De vaste commissie voor Sociale Zaken

Nadere informatie

68 De Pensioenwereld in 2014

68 De Pensioenwereld in 2014 09 68 De Pensioenwereld in 2014 Pensioenregeling 69 Aanpassingen van het fiscale (Witteveen-)kader Auteurs: Ivar Sintemaartensdijk en Jan Stigter Pensioenen mogen zich nog altijd verheugen in de warme

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden

Nadere informatie

Wijziging CDC-regeling TBI

Wijziging CDC-regeling TBI Wijziging CDC-regeling TBI Voorlichtingssessie tijdens deelnemersvergadering Stichting Pensioenfonds TBI 18 november 2014 Copyright 2014 Sprenkels & Verschuren. Geen enkele reproductie van het document

Nadere informatie

Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015

Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015 Fiscale hervorming pensioenopbouw 2015 De parlementaire behandeling van de fiscale hervorming van de pensioenen is afgerond. Op dinsdag 27 mei is de Eerste Kamer in meerderheid akkoord gegaan met de plannen

Nadere informatie

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen 14 september 2015 VERD VERD VERD VERD GEWIJZI Vooraf VERD VERD 08 VERD Herziening IORP-richtlijn VERD G 01 02 03 04 05 VERD Toekomst pensioenstelsel Algemeen

Nadere informatie

Samenvatting leven Wet pensioenaanvullingsregelingen (WPA)

Samenvatting leven Wet pensioenaanvullingsregelingen (WPA) Samenvatting leven Wet pensioenaanvullingsregelingen (WPA) Op 21 juni 2013 is het wetsvoorstel Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen; WPA) ingediend

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden

Nadere informatie

Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers

Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers Wet Witteveen 2015 voor IBondernemers Rogier van den Heuvel Met ingang van 1 januari wordt de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen ("Wet Witteveen

Nadere informatie

PENSIOEN UPDATE In Nederland

PENSIOEN UPDATE In Nederland PENSIOEN UPDATE In Nederland Oktober 2015 Het pensioenlandschap in het algemeen, maar ook hoe werknemers naar pensioen kijken, verandert in rap tempo. Zowel in 2014 als in 2015 zijn grote bezuinigingen

Nadere informatie

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij 3 De beschikbare premieregeling In Nederland bestaan grofweg twee categorieën pensioenregelingen: beschikbare premieregelingen enerzijds en middelloon-

Nadere informatie

Pensioenbericht februari 2015. Nettopensioen UPDATE

Pensioenbericht februari 2015. Nettopensioen UPDATE Pensioenbericht februari 2015 Nettopensioen UPDATE Dit betreft de meest recente actualisering van ons eerdere nieuwsbericht van 2 december 2014 over ditzelfde onderwerp. In ons nieuwsbericht van 2 december

Nadere informatie

Nadere memorie van antwoord

Nadere memorie van antwoord 33863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op De Nederlandsche

Nadere informatie

Een nieuwe pensioenregeling

Een nieuwe pensioenregeling Een nieuwe pensioenregeling De pensioenregeling van Pensioenfonds voor de Accountancy wordt per 1 januari 2015 aangepast. Het bestuur heeft inmiddels de hoofdlijnen van de nieuwe regeling vastgesteld.

Nadere informatie

Het wetsvoorstel is op 3 juli 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor.

Het wetsvoorstel is op 3 juli 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. ChristenUnie, SGP, VVD, Van Vliet, D66, GroenLinks en PvdA stemden voor. Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) datum 3 juli 2014 Betreffende wetsvoorstel:

Nadere informatie

ONDERDEEL Leven Zakelijk

ONDERDEEL Leven Zakelijk delta Iloyd ONDERWERP Delta Lloyd Levensverzekering NV ONDERDEEL Leven Zakelijk DATUM 27 mei 2014 UW REFERENTIE 34072 Honig en Honig T.a.v. W. Honig Postbus 336 1800 AH ALKMAAR Geachte heer / mevrouw Honig,

Nadere informatie

Nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2015. Jan Raaijmakers Aad van der Tak Michel Stok Voorzitter Manager Pensioenfonds Extern actuarieel adviseur

Nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2015. Jan Raaijmakers Aad van der Tak Michel Stok Voorzitter Manager Pensioenfonds Extern actuarieel adviseur Nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari 2015 Jan Raaijmakers Aad van der Tak Michel Stok Voorzitter Manager Pensioenfonds Extern actuarieel adviseur Agenda 1. Rol klankbordgroep 2. Waarom een nieuwe pensioenregeling?

Nadere informatie

Algemeen pensioenfonds in vogelvlucht

Algemeen pensioenfonds in vogelvlucht Algemeen pensioenfonds in vogelvlucht Vlak voor het kerst heeft staatssecretaris Klijnsma het Wetsvoorstel algemeen pensioenfonds naar de Tweede Kamer gestuurd. Onderstaande analyse van AZL biedt u een

Nadere informatie

Veelgestelde vragen nettopensioenregeling

Veelgestelde vragen nettopensioenregeling Veelgestelde vragen nettopensioenregeling Vragen en antwoorden over pensioenopbouw en verzekeren nabestaandenpensioen over uw pensioengevend salaris boven 100.000 Pagina 1 van 7 Vragen en antwoorden Wat

Nadere informatie

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]];

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]]; Ontwerpbesluit van [[ ]] tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging van het inkooptarief voor nettopensioen Op de voordracht van van

Nadere informatie

Uitvoeren van (gerichte) lijfrente- of pensioenclausule op de lijfrente- of pensioeningangsdatum voor naar het buitenland geëmigreerde begunstigden

Uitvoeren van (gerichte) lijfrente- of pensioenclausule op de lijfrente- of pensioeningangsdatum voor naar het buitenland geëmigreerde begunstigden 8 maart 2018 Uitvoeren van (gerichte) lijfrente- of pensioenclausule op de lijfrente- of pensioeningangsdatum voor naar het buitenland geëmigreerde begunstigden Het Verbond heeft samen met DNB, het ministerie

Nadere informatie

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M Directie Directe Belastingen De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 16 november 2007 DB 2007-00589 M Onderwerp Vrijwillige

Nadere informatie

Pensioenbericht 9 oktober 2015

Pensioenbericht 9 oktober 2015 Pensioenbericht 9 oktober 2015 Algemeen Pensioenfonds (APF) Dit pensioenbericht is een update van het gelijknamige pensioenbericht van 19 maart 2015. Inleiding Het APF creëert een extra keuzemogelijkheid

Nadere informatie

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Toekomstbestendig pensioenstelsel: doorhakken van een Gordiaanse knoop Hoofdstuk 2 Doel van pensioen

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Toekomstbestendig pensioenstelsel: doorhakken van een Gordiaanse knoop Hoofdstuk 2 Doel van pensioen Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Toekomstbestendig pensioenstelsel: doorhakken van een Gordiaanse knoop... 1 1.1 Inleiding... 1 1.2 Ontwikkelingen... 1 1.2.1 Aanleiding... 1 1.2.2 Ontwikkelingen... 1 1.3 Aanpak

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/2080913600. Kamervragen van het lid Omtzigt

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/2080913600. Kamervragen van het lid Omtzigt De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Het kabinet is de Afdeling zeer erkentelijk voor de bijzondere voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht.

Het kabinet is de Afdeling zeer erkentelijk voor de bijzondere voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koning Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl Datum 21 juni 2013 Betreft Nader rapport inzake het voorstel van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

Nadere informatie

Tijdens het Rondetafelgesprek in bovengenoemd wetsvoorstel kwam de volgende vraag aan bod:

Tijdens het Rondetafelgesprek in bovengenoemd wetsvoorstel kwam de volgende vraag aan bod: Memorandum Aan Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Van mr. E.A.M. Bergamin Pensioenjurist Mede auteur mr. dr. H. van Meerten Advocaat Clifford Chance Datum 5 februari

Nadere informatie

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer

Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Oplossingsrichtingen Pensioen in eigen beheer Op 01 juli 2015 heeft de Staatssecretaris van Financiën, Eric Wiebes, de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijke oplossingsrichtingen pensioen in eigen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 2015-2016 32 043 Toekomst pensioenstelsel Nr... VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld. 2016 Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Ten eerste: afschaffing van de al genoemde doorsneesystematiek en ten

Ten eerste: afschaffing van de al genoemde doorsneesystematiek en ten Dames en heren, Hartelijk dank voor de uitnodiging om hier vandaag op uw symposium te komen spreken. Als koepel van verenigingen van gepensioneerden wil de KNVG de belangen van gepensioneerden behartigen

Nadere informatie

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1 RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL Vraag 1 Onder het huidige FTK krijgen pensioenfondsen te maken met de zogenaamde beleggings -spagaat: aan de ene kant kan er weinig risico worden genomen

Nadere informatie

BIJLAGE 1: Vergelijking Nettopensioen ABP en Nettolijfrente Loyalis

BIJLAGE 1: Vergelijking Nettopensioen ABP en Nettolijfrente Loyalis Loyalis Netto lijfrente (3 e pijler) Naam Netto pensioenregeling Loyalis Top ouderdoms lijfrente Loyalis Top nabestaanden lijfrente werknemer Productvorm / modules Soort product Opbouw pakket (OP) Risicopakket

Nadere informatie

Fiscale aspecten pensioenmaatregelen

Fiscale aspecten pensioenmaatregelen www.pwc.nl Fiscale aspecten pensioenmaatregelen regeerakkoord Studiebijeenkomst Vereniging voor Pensioenrecht 21 november 2012 Agenda 1. Aanleiding 2. Ontwikkelingen wet- en regelgeving pensioen 3. Wet

Nadere informatie

Ontwikkelingen in DC-landschap

Ontwikkelingen in DC-landschap Ontwikkelingen in DC-landschap KWPS seminar Finish op tijd Dirk de Wit / Patricia Zonneveld Amsterdam, 20 april 2017 Onze presentatie 1. Hoe ziet het DC-landschap eruit? 2. Recente ontwikkelingen in DC-landschap

Nadere informatie

1. In het opschrift wordt aan pensioengerechtigden bij pensioeningang vervangen door: voorafgaand aan de pensioeningang.

1. In het opschrift wordt aan pensioengerechtigden bij pensioeningang vervangen door: voorafgaand aan de pensioeningang. 34 008 Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie) Nota van wijziging Het voorstel wordt

Nadere informatie

HOUDBAARHEID PENSIOEN

HOUDBAARHEID PENSIOEN Actuaris dag 2013 HOUDBAARHEID PENSIOEN Prof. Dr. Erik Lutjens HOUDBAARHEID VERPLICHTSTELLING Onderzoek Expertisecentrum Pensioenrecht Vrije Universiteit Amsterdam - www.rechten.vu.nl/ expertisecentrumpensioenrecht

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2018 4 Besluit van 9 januari 2018 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege wijziging

Nadere informatie

Actualiteiten pensioenen. Marcel van de Grift Senior pensioenadviseur

Actualiteiten pensioenen. Marcel van de Grift Senior pensioenadviseur Actualiteiten pensioenen Marcel van de Grift Senior pensioenadviseur 1. Algemeen 2. Rol OR 3. Pensioenregelingen Agenda 4. Fiscale wijzigingen 2015 (rol OR bij compensatiemaatregelen) 5. Pensioenuitvoerders

Nadere informatie

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen 19 februari 2016 NIEUW VERNIEUWD ONGEWIJZIGD Vooraf VERNIEUWD 08 Payroll motie Hamer ONGEWIJZIGD 01 02 03 04 05 Toekomst pensioenstelsel Verbetering beschikbare

Nadere informatie

De doorsneepremie ZO DENKEN WIJ ER OVER. De doorsneepremie. De doorsneepremie

De doorsneepremie ZO DENKEN WIJ ER OVER. De doorsneepremie. De doorsneepremie Zo denken wij er over is een uitgave van ABP Corporate Communicatie. Voor meer informatie verwijzen wij u naar www.abp.nl. september 2007 ZO DENKEN WIJ ER OVER Collectief versus individueel Juridische

Nadere informatie

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking

Overzicht Nederlands sociaal en arbeidsrecht en voorschriften van informatieverstrekking Bij de uitvoering van de pensioenregeling van een in Nederland gevestigde werkgever door een pensioeninstelling uit een andere lidstaat blijven, op grond van de Europese Richtlijn EU 2016/2341/EU, het

Nadere informatie

BLAUWDRUK VOOR EEN TRANSPARANT, UITVOERBAAR EN TOEKOMSTBESTENDIG PENSIOENSTELSEL; POSITION PAPER AEGON NEDERLAND

BLAUWDRUK VOOR EEN TRANSPARANT, UITVOERBAAR EN TOEKOMSTBESTENDIG PENSIOENSTELSEL; POSITION PAPER AEGON NEDERLAND BLAUWDRUK VOOR EEN TRANSPARANT, UITVOERBAAR EN TOEKOMSTBESTENDIG PENSIOENSTELSEL; POSITION PAPER AEGON NEDERLAND I. Inleiding Al geruime tijd discussiëren we in Nederland over de toekomst van ons pensioenstelsel.

Nadere informatie

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen.

Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. Dit besluit is per 1 januari 2015 vervangen door het besluit van 23 september 2014, nr. BLKB2014/1702M) Het vervallen besluit is hierna opgenomen. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der

Nadere informatie

De regeling nettopartnerpensioen is een product van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).

De regeling nettopartnerpensioen is een product van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Kenmerken en voorwaarden regeling nettopartnerpensioen De regeling nettopartnerpensioen is een product van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). Over deze kenmerken en voorwaarden Het doel van

Nadere informatie

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950;

een goedkeuring voor pensioenregelingen met een toezegging van partner en wezenpensioen voor werknemers geboren voor 1950; Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten Dit besluit is een herziening van het besluit

Nadere informatie

Deel 3: - Omzetten bestaande aanspraken naar contract persoonlijke pensioenvermogens - Opname bedrag ineens mogelijk maken

Deel 3: - Omzetten bestaande aanspraken naar contract persoonlijke pensioenvermogens - Opname bedrag ineens mogelijk maken Pagina 1 van 5 KABINET GAAT DOOR MET VERNIEUWING PENSIOENSTELSEL Minister Koolmees van SZW heeft in zijn brief van 1 februari 2019 aan de Tweede Kamer aangegeven welke stappen het kabinet wil zetten richting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 2013-2014 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden van

Nadere informatie

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

AANVULLENDE PENSIOENREGELING AANVULLENDE PENSIOENREGELING Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Agrarische en Voedselvoorzieningshandel Uw pensioen is onze zorg. Inleiding Voor u ligt de brochure over de aanvullende pensioenregelingen

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen)

Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) Invoering van pensioen- en lijfrente-excedentregelingen (Wet pensioenaanvullingsregelingen) Memorie van toelichting Inhoudsopgave I. ALGEMEEN... 2 1. Inleiding... 2 2. Pensioenexcedentregelingen... 2 3.

Nadere informatie

Prinsjesdagspecial 2014. De pensioennota. Samenvatting

Prinsjesdagspecial 2014. De pensioennota. Samenvatting Prinsjesdagspecial 2014 De pensioennota Samenvatting 1 2 Inhoudsopgave Prinsjesdagspecial de Pensioennota 1 Pensioen 3 1.1 Aangepast Witteveenkader 3 1.2 Verlaging maximum opbouw- en premiepercentages

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 182 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen

Nadere informatie

Help, pensioenregels (weer) op de schop?! Mr. Marin van Esterik CPL

Help, pensioenregels (weer) op de schop?! Mr. Marin van Esterik CPL Help, pensioenregels (weer) op de schop?! Mr. Marin van Esterik CPL Onderwerpen 1. Pensioen, wat is pensioen? 2. Wijziging Wet op de ondernemingsraden 3. Outsourcing vanuit zorg en overheid OR (opeens)

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Betreft Kamervragen van het lid Krol Hierbij zend ik u de

Nadere informatie

Wetsvoorstel variabele pensioenuitkering in verband met premieen kapitaalovereenkomsten (wetsvoorstelnummer )

Wetsvoorstel variabele pensioenuitkering in verband met premieen kapitaalovereenkomsten (wetsvoorstelnummer ) UPDATE: Pensioenbericht 10 februari 2016 Wetsvoorstel variabele pensioenuitkering in verband met premieen kapitaalovereenkomsten (wetsvoorstelnummer 34.344) Dit is de meest recente actualisering van ons

Nadere informatie

Raad van State, Advies W /III

Raad van State, Advies W /III Raad van State, Advies W06.14.0001/III Datum van advies woensdag 15 januari 2014 Soort Wet Ministerie Financiën Vindplaats Kamerstukken II 2013/2014, 33 847, nr. 4 Voorstel van wet tot wijziging van de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 863 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enkele andere wetten in verband met het van toepassing worden

Nadere informatie

Naar een fiscaal modern pensioen

Naar een fiscaal modern pensioen Naar een fiscaal modern pensioen Dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn 27 januari 2014 Department 1 Agenda Inleiding Probleem Waar staan we nu? Waar moeten we naar toe? Department 2 Doel: Adequaat pensioen voor

Nadere informatie

Wetsvoorstel Algemeen Pensioenfonds

Wetsvoorstel Algemeen Pensioenfonds pggm.nl Wetsvoorstel Algemeen Pensioenfonds PGGM Bestuurlijke Advisering 9 januari 2015 Met minder regels, meer bereiken Quick Scan Voor u ligt onze Quick Scan van het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds,

Nadere informatie

Het 2020-plan van Klijnsma in vogelvlucht

Het 2020-plan van Klijnsma in vogelvlucht Het 2020-plan van Klijnsma in vogelvlucht De perspectiefnota vanuit een praktisch perspectief Raimond Schikhof Waarom naar een nieuw perspectief? De arbeidsmarkt verandert Lage rente, financiële crisis

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2015 2016 33 972 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet in verband met aanpassing

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 847 Wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014

Nadere informatie

Wijzigingen in de pensioenwetgeving... 2. Belangrijke gevolgen van de pensioenwijzigingen... 4

Wijzigingen in de pensioenwetgeving... 2. Belangrijke gevolgen van de pensioenwijzigingen... 4 UPDATE Pensioenspecial september 2014 Sneller op de hoogte zijn van het nieuws? Volg ons op Social Media! Mandema & Partners helpt u graag bij het interpreteren van de pensioenwijzigingen die voor u en

Nadere informatie

1. Pensioenstelsel in Nederland

1. Pensioenstelsel in Nederland PENSIOEN 1. Pensioenstelsel in Nederland 1.1 Pensioengebouw 1 ¾ Pensioen is voorziening waaruit uitkering verstrekt wordt ¾ zodra pensioengerechtigde door ouderdom (ouderdomspensioen) of arbeidsongeschiktheid

Nadere informatie

Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015

Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015 Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015 Het Wetsvoorstel variabele pensioenuitkering (kortweg wetsvoorstel ) maakt voor deelnemers aan een premieovereenkomst

Nadere informatie

Oudedagsvoorziening nu en straks. Casper van Ewijk Netspar & Universiteit van Amsterdam

Oudedagsvoorziening nu en straks. Casper van Ewijk Netspar & Universiteit van Amsterdam Oudedagsvoorziening nu en straks Casper van Ewijk Netspar & Universiteit van Amsterdam SER, 24 juni 2014 Agenda Internationaal perspectief Probleemanalyse Houdbaarheid Maatschappelijke trends Keuzes voor

Nadere informatie

Stelseldiscussie Stand van zaken

Stelseldiscussie Stand van zaken Stelseldiscussie Stand van zaken Aan welke knoppen kunnen we draaien 1 Vereniging van pensioenjuristen Herman M. Kappelle; directeur Aegon Adfis, bijzonder hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht VU Amsterdam

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 32 043 Toekomst pensioenstelsel Nr. 338 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 330 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 en van enige andere wetten (Wet aanvullend overgangsrecht fiscale behandeling pensioen) Nr.

Nadere informatie

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen iiaj JIJ JIJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 2001 8 2500 EA DEN

Nadere informatie

Quiz. Heeft u een telefoon met internet? Ga naar kahoot.it en doe mee

Quiz. Heeft u een telefoon met internet? Ga naar kahoot.it en doe mee Quiz Heeft u een telefoon met internet? Ga naar kahoot.it en doe mee 2 de pijler SP PvdA GroenLinks CDA 50Plus ChristenUnie SGP D66 VVD PVV Verdere versobering Doorsneepremie Contract Max 40,4% aftrekbaar

Nadere informatie

Het Witteveen-jasje wordt steeds krapper. Amstelveen, 10 april 2014 Jan-Olivier Kuijkhoven

Het Witteveen-jasje wordt steeds krapper. Amstelveen, 10 april 2014 Jan-Olivier Kuijkhoven Het Witteveen-jasje wordt steeds krapper Amstelveen, 10 april 2014 Jan-Olivier Kuijkhoven Agenda 1. Inhoud en impact (wets)voorstellen 2. Bestuursrecht versus arbeidsrecht 3. Passende 4. Compenseren binnen

Nadere informatie

152 De Pensioenwereld in 2015

152 De Pensioenwereld in 2015 16 152 De Pensioenwereld in 2015 Ontwikkelingen in de pensioenmarkt 153 Pensioenproducten standaardiseren, gedegen vergelijking blijft noodzakelijk Auteurs: Olivier Roodenburg en Marcel Schep Het pensioenlandschap

Nadere informatie

Verslag Mandema Update mei 2014

Verslag Mandema Update mei 2014 Verslag Mandema Update mei 2014 Terwijl de leden van de Eerste Kamer zich op 20 mei jl. bogen over de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen, kregen onze relaties te horen wat de consequenties

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 32 043 Toekomst pensioenstelsel Nr. 231 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Pensioen voor de toekomst

Pensioen voor de toekomst Pensioen voor de toekomst KlikPensioen als ideale synthese van premie- en uitkeringsovereenkomsten Inhoud - Inleiding 1. Heldere uitgangspunten voor een goed pensioen 2. Pensioenoplossing voor vandaag

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013 Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit Oktober 2013 1 Pensioenstelsel Individueel Pensioen fonds Overheid Lijfrente Pensioen AOW B E L A S T I N G 2 Programma bestuur en taken bestuur de pensioenregeling

Nadere informatie

KPMG Meijburg & Co ABCD. Wetsvoorstel Witteveen 2015

KPMG Meijburg & Co ABCD. Wetsvoorstel Witteveen 2015 Wetsvoorstel Witteveen 2015 Het wetsvoorstel Witteveen 2015 is op 15 april 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. Het betreft de verlaging van de maximumopbouw- en premiepercentages voor pensioenen en de

Nadere informatie

PRINCIPE-AKKOORD PENSIOEN VOOR DE TECHNIEK

PRINCIPE-AKKOORD PENSIOEN VOOR DE TECHNIEK PRINCIPE-AKKOORD PENSIOEN VOOR DE TECHNIEK Werknemers- en werkgevers-organisaties in de Metaal en Techniek en Metalektro, samenwerkend in de Stichting Vakraad Metaal en Techniek en de Stichting Raad van

Nadere informatie

100K + markt: klantbelang en innovatie gaan hand in hand

100K + markt: klantbelang en innovatie gaan hand in hand 100K + markt: klantbelang en innovatie gaan hand in hand 100K + markt klantbelang en innovatie gaan hand in hand Agenda 1. Actuele veranderingen in pensioen met ingang van 2015 2. Marktervaringen /behoeften

Nadere informatie

Addendum bij het rapport Knelpunten werkkostenregeling: inventarisatie en mogelijke alternatieven

Addendum bij het rapport Knelpunten werkkostenregeling: inventarisatie en mogelijke alternatieven Addendum bij het rapport Knelpunten werkkostenregeling: inventarisatie en mogelijke alternatieven Op 3 juli 2014 heeft staatssecretaris Wiebes in zijn brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat hij met

Nadere informatie