proefkatern groep 8 - blok 6

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "proefkatern groep 8 - blok 6"

Transcriptie

1 proefkatern groep 8 - blok 6 In dit katern vind je onderdelen uit de materialen van Spelling in beeld, groep 8: 1. Handleiding 8B: algemene gedeelte en lesbeschrijvingen bij blok 6 2. Werkboek 8: blok 6 en outropagina s 3. Uitlegkaarten 8: uitlegkaarten bij blok 6 4. Kopieerboek 8: kopieerbladen bij blok 6 Met dit katern krijg je zicht op hoe Spelling in beeld werkt. De materialen stellen je in staat lessen van blok 6 uit te proberen in je groep. Blok 6 bestaat uit 9 lessen. Zwijsen geeft je toestemming om voor het uitproberen kopieën te maken uit dit katern. Heb je nog vragen, neem dan contact op met Zwijsen Klantenservice: of klantenservice@zwijsen.nl. Voor meer informatie kun je ook kijken op taalinbeeld.nl. Wij wensen jou en jouw leerlingen veel (leer) plezier met Spelling in beeld!

2 handleiding 8b

3 Aan de slag met Spelling in beeld Een overzicht van alles wat u moet weten U gaat werken met Spelling in beeld 2, de tweede versie van de methode Spelling in beeld. Dat de methode succesvol is, weten we uit onze jaarlijkse gebruikersonderzoeken. Het overgrote deel van de scholen is zeer tevreden en boekt goede leerprestaties. Wensen en opmerkingen van gebruikers om de methode te verbeteren, hebben we de afgelopen jaren steeds benut om de methode up-to-date te houden en suggesties te geven via onze website Zo is de methode met Spelling in beeld 1 als stevige basis doorgegroeid naar de nieuwe versie: Spelling in beeld 2. Deze versie zullen we op dezelfde manier actueel houden. Werken met handleiding en weblog Deze handleiding helpt u om snel en praktisch met de methode te gaan werken. Daartoe wordt in een beperkt aantal pagina s de belangrijkste informatie die u nodig hebt, gegeven. Alle overige gegevens over de methode vindt u op de website Hier kunt u doorklikken naar het weblog, waarin veel onderwerpen uitgediept worden. In tekst en beeld, want daar zijn ook filmpjes in opgenomen. Op alle artikelen kunt u reageren en u kunt ook vragen stellen aan de makers van Spelling in beeld. Methode invoeren Spelling in beeld kunt u in één keer in alle groepen invoeren. Het eerste blok van ieder jaarprogramma is namelijk steeds een instapblok waarin eerder aangeboden leerstof wordt opgefrist. Daarmee wordt opnieuw de basis gelegd voor de leerstof van het komende jaar. Als leerkracht krijgt u tijdens het eerste blok een globaal overzicht van de stof die in de vorige jaargroep aan de orde is geweest. Mocht u hiervan een samenvatting willen hebben, dan vindt u op een uitgebreid leerstofoverzicht. Overzicht Spelling in beeld biedt jaarprogramma s voor groep 4 tot en met 8. De methode bestaat daarom uit vijf delen. Iedere jaargroep is in tweeën gesplitst, er is een a- en een b-deel. In jaargroep 8 werkt u dus met deel 8a en deel 8b. Werkt u op een ander type (basis)school, dan kunt u ervoor kiezen de leerstof op een andere manier te verdelen. Dit is Spelling in beeld Spelling in beeld hanteert een aantal belangrijke uitgangspunten. Volgens deze uitgangspunten is de methode (door-) ontwikkeld en vormgegeven. Die komen tot uitdrukking in de leerlijn, de lesopbouw, de materialen en de manier van werken. Complete methode Spelling in beeld is een complete methode: het programma biedt alle leerstof aan die u op basis van de referentieniveaus en de kerndoelen geacht wordt aan te bieden. De leerlijnen zijn volledig gebaseerd op de nieuwste versie van de referentieniveaus, de kerndoelen en de tussendoelen. De opzet van de differentiatie maakt het mogelijk om aan te sluiten bij de mogelijkheden van ieder kind. Een school die werkt met Spelling in beeld werkt dus gegarandeerd met een methode die voldoet aan alle eisen die de overheid stelt. Compact programma, compacte materialenset Spelling in beeld is een compacte methode. Zowel het aantal lessen als het aantal schoolweken dat nodig is om het programma uit te voeren, is beperkt gehouden. Hierdoor hoeft u als leerkracht geen tijdsdruk te ervaren. Voor de leerlingen is er voldoende tijd beschikbaar om de leerstof goed in zich op te nemen en toe te passen. Verder is ook in de hoeveelheid materialen terug te zien dat de methode compact is. Er is een duidelijke keuze gemaakt voor een overzichtelijk pakket met daarin het noodzakelijke en wenselijke. Op papier en digitaal. Opbrengstgericht werken Spelling in beeld staat voor het werken aan goede leeropbrengsten. Het fundament van de methode wordt gevormd door de volledige evaluatieve cyclus die de basis vormt voor opbrengstgericht werken: doelen bepalen, gegevens verzamelen, registreren, analyseren en interpreteren en beslissingen nemen. Dit helpt u de leerstof op een haalbare manier af te stemmen op dat wat individuele leerlingen nodig hebben. De methode houdt nadrukkelijk rekening met individuele verschillen in niveau (niveaudifferentiatie) en tempo (tempodifferentiatie). U kunt de instructie, de feedback, het niveau van de opdrachten én het aantal opdrachten aanpassen aan het individuele kind. Flexibele organisatievorm Spelling in beeld is een flexibele methode. Leerlingen verschillen, leerkrachten verschillen, scholen verschillen en omstandigheden verschillen. Spelling in beeld houdt rekening met deze verschillen door diverse organisatievormen mogelijk te maken. Zo kunt u interactief met de hele groep aan de slag gaan, maar u kunt ook alle onderdelen van het programma door de leerlingen zelfstandig laten uitvoeren. U kunt de leerlingen individueel laten werken of laten samenwerken. Doordat de spellingactiviteiten geschikt zijn voor diverse organisatievormen, kunt u bepalen op welke manier u de onderwijsdoelen het best kunt behalen. Uiteraard kunt u ook eenvoudig de kracht van verschillende organisatievormen combineren. U bepaalt in 3

4 welke mate u de leerlingen direct begeleidt of meer zelfstandig aan de slag laat gaan. Uiteindelijk werken de leerlingen wel aan dezelfde basisleerstof, waardoor de organisatie van de lessen overzichtelijk en uitvoerbaar blijft. Digitaal of papier Vrijwel alle materialen van Spelling in beeld zijn digitaal én op papier verkrijgbaar. Als u dit wilt, kunt u alle lessen volledig via papieren werkboeken aanbieden. Maar u kunt ook besluiten veel zaken digitaal te doen door gebruik te maken van het digibord, computers, tablets of e-readers. Spelling in beeld biedt u hiervoor de leerkrachtassistent voor het digitale schoolbord, leerlingsoftware, (interactieve) e-books, de toetssite en digitale taken. In principe is Spelling in beeld daardoor klaar om als compleet digitale methode gebruikt te worden, maar de keuze is aan u. De opbouw van Spelling in beeld Spelling in beeld biedt een jaarprogramma voor 32 schoolweken en is opgebouwd uit acht blokken van vier weken. Hierdoor kunt u na enkele blokken een zogenaamde breekweek inroosteren. De breekweken kunt u gebruiken als uitloopweken, herhalingsweken of als weken om op een andere manier met spelling bezig te zijn. Om u te helpen bij het maken van een jaarschema vindt u op ieder schooljaar een aan uw regio aangepaste jaarplanning. Op basis hiervan kunt u de leerstof op een goede en haalbare manier inplannen, waardoor u een goede afstemming hebt met de vakantieweken en de afnamemomenten van methodeonafhankelijke toetsen. Basislessen, herhaling en verdieping Een blok van Spelling in beeld bestaat uit vier weken. In de eerste drie weken wordt nieuwe leerstof aangeboden en eerder aangeboden leerstof herhaald. In vijf lessen wordt telkens één spellingcategorie aangeboden en ingeoefend. Die nieuwe leerstof wordt in week 3 in een aparte les herhaald. Na drie weken volgt een controledictee. Daarmee stelt u vast welke leerlingen de doelen van het blok bereikt hebben en welke nog niet. De leerlingen die de doelen bereikt hebben, gaan in week 4 aan de slag met plustaken (verdiepingsstof), waarin ze leerkrachtonafhankelijk hun geleerde kennis, vaardigheden en strategieën op het gebied van taal en spelling toepassen en uitbouwen. De andere leerlingen maken dan een of meer herhalingstaken. Daarin krijgen ze de leerstof die ze nog niet beheersen nogmaals aangeboden. Extra instructie en begeleide verwerking vormen hierbij de uitgangspunten. Herhaling eerder aangeboden leerstof Nieuwe leerstof wordt in Spelling in beeld altijd aangeboden in de eerste twee lessen van de week. De derde les is in principe steeds een herhalingsles. Daarin worden spellingcategorieën herhaald die in eerdere blokken zijn aangeboden. Deze lessen lenen zich bij uitstek voor zelfstandig werken. U kunt deze herhalingslessen bijvoorbeeld opnemen in een zelfstandig-werken-weektaak. Omdat regelmatige herhaling de spellingvaardigheid ten goede komt, raden wij u aan deze herhalingslessen steeds te laten maken. Maar in drukke weken, waarin u ook andere zaken moet plannen, kunt u ervoor kiezen de herhalingsles uit te stellen naar een geschikter moment. Zo kunt u de leerlingen bijvoorbeeld tijdens een breekweek een aantal herhalingslessen laten maken. De opbouw van deel 8a en 8b Het schema hierna geeft de opbouw van een blok weer. Deel 8a bestaat uit blok 1 tot en met 4 van het jaarprogramma. Elk blok bestaat uit negen lessen. Per week zijn er drie spellinglessen. Dat is exclusief het facultatieve signaaldictee na les 7 en het controledictee na les 9. In week 4 gaan de leerlingen die in het controledictee bij een of meer categorieën onvoldoende beheersing scoren, aan de slag met de herhalingstaken. De andere leerlingen gaan aan de slag met plustaken. Het eerste blok van ieder leerjaar is een instapblok. Hierin komen leerstofonderdelen aan bod die eerder aangeboden zijn en relevant zijn voor het komende leerjaar. In blok 1 van groep 8 wordt de kennis over spellingtermen die de leerlingen in eerdere jaargroepen hebben opgebouwd, opnieuw geactiveerd. Deel 8b bevat de blokken 5 tot en met 8 van het jaarprogramma. Dit deel heeft dezelfde opbouw als deel 8a. Blok 8 is een afsluitend blok. In enkele lessen wordt nog nieuwe leerstof aangeboden. Daarnaast is er veel aandacht voor het integreren, Week Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5 1 les 1 i les 2 i les 3 h 2 les 4 i les 5 i les 6 h 3 les 7 i signaaldictee (facultatief) les 8 h blok 4 controledictee h/p h/p les 9 h i = instructie en verwerking spellingcategorieën h = herhaling stof uit eerdere blokken/jaargroepen h blok = herhaling stof uit dit blok h/p = herhalingstaken/plustaken na het controledictee 4 GROEP 8

5 herhalen en toepassen van de leerstof die gedurende het jaar is aangeboden. De leeractiviteiten in Spelling in beeld Een uitgangspunt van Spelling in beeld is dat de methode geschikt moet zijn voor verschillende organisatievormen. Bij elk blok, elke les en zelfs bij elk lesonderdeel kunt u bepalen hoe u wilt werken. Leerlingen kunnen met Spelling in beeld namelijk zelfstandig (individueel of in samenwerking met andere kinderen) of begeleid (klassikaal of in een groepje onder uw leiding) aan de slag. Welke organisatievorm u ook kiest, alle kinderen doorlopen dezelfde basisopdrachten en gebruiken dezelfde materialen. Pas bij de plusopdrachten en plustaken is er sprake van verschillende leerstof. Daardoor blijven de lessen makkelijk te organiseren. Want u bepaalt zelf in welke mate er sprake is van mondelinge interactie tijdens de les. Alle activiteiten in werkboek en op uitlegkaarten De methode is zo opgezet dat leerlingen zelfstandig kunnen leren. Alle opdrachten en aanwijzingen staan in het leerlingmateriaal, geformuleerd in begrijpelijke taal. De vijf vaste lesonderdelen (lesdoel, introductie, instructie, verwerking en evaluatie/reflectie) hebben begrijpelijke namen: Wat ga je leren?, Op verkenning, Uitleg, Aan de slag en Terugkijken. Ook als u niet voor zelfstandig leren kiest, profiteert u van deze opzet, bijvoorbeeld als u door onverwachte omstandigheden een keer niet toekomt aan de begeleiding van leerlingen. Soorten lessen De lessen zijn verdeeld in instructielessen (les 1, 2, 4, 5 en 7) en herhalingslessen (les 3, 6, 8 en 9). In iedere instructieles krijgen de leerlingen nieuwe woorden van één spellingcategorie aangeboden. In les 2 en les 5 van elk blok gaat het daarbij om onthoudwoorden die de leerlingen door inprenting moeten onthouden. De term woorden van de week geeft aan om welke woorden dat gaat. In les 1, 4 en 7 van elk blok worden klankwoorden, regelwoorden of werkwoorden aangeboden. De woorden die in de les aan de orde komen, zijn voorbeeldwoorden. De les is erop gericht dat de leerlingen het spellingprobleem van die categorie herkennen zodat ze deze voorbeeldwoorden, maar ook andere woorden van die categorie, correct kunnen schrijven. Anders dan bij de onthoudwoorden hoeven ze de woorden van de uitlegkaart dus niet uit het hoofd te leren. In de herhalingslessen wordt eerder aangeboden leerstof herhaald. In les 8 gaat het daarbij om de leerstof van het blok, die aan het eind van het blok nog één keer aan de orde wordt gesteld. In les 3, 6 en 9 gaat het steeds om leerstof die in voorgaande blokken of jaargroepen is aangeboden. Didactische fasering Elke les start met een duidelijke doelstelling. Daarna volgen vier vaste lesfasen. Samen vormen ze de lesroute die leerlingen aan de hand van de aanwijzingen in het werkboek individueel, samenwerkend of begeleid kunnen doorlopen. Fase 1 Op verkenning Het spellingprobleem dat in de les aan de orde is, wordt geplaatst in een herkenbare, alledaagse context. Het is een verkennende en introducerende opdracht. Fase 2 Uitleg Het instructiemoment in de les. Hierbij maken de leerlingen gebruik van een uitlegkaart. Die bestaat uit een uitlegpagina en een woordenpagina met woordrijtjes. De leerlingen kunnen de uitlegpagina en de woordenpagina zelfstandig of onder begeleiding van de leerkracht doornemen. Fase 3 Aan de slag De leerlingen verwerken de instructie. De laatste verwerkingsopdracht is een plusopdracht: een opdracht op een hoger niveau. Deze opdracht is te herkennen aan. De plusopdracht past bij de lesdoelstelling, maar hoeft niet door alle leerlingen gemaakt te worden. Fase 4 Terugkijken De leerlingen reflecteren op de les. De centrale vraag is: Wat heb ik geleerd? De opdracht houdt altijd verband met het lesdoel en is steeds een geschikt aanknopingspunt voor een mondelinge evaluatie van de les, ook als de leerlingen zelfstandig hebben gewerkt. Als u gebruikmaakt van de leerkrachtassistent voor het digibord, hebt u mogelijkheden om alle lesfasen interactief te verrijken. Dit kan bijvoorbeeld door interactieve oefeningen te doen en filmpjes en animaties te gebruiken bij de uitleg. Meer informatie over de mogelijkheden van de leerkrachtassistent vindt u op pagina 10 en op Extra oefenen Wilt u extra oefenen, dan biedt Spelling in beeld volop mogelijkheden. Dat kan bijvoorbeeld via de suggesties die na les 3, 6 en 9 bij de weektips staan beschreven. Deze korte oefeningen hebben betrekking op de spellingcategorieën die in die week zijn aangeboden. U kunt ze inzetten op tussendoormomenten of op dagen waarop geen spellinglessen gepland staan. U kunt ook extra oefenen met de woorden op de woorden pagina s van de uitlegkaarten. Bijvoorbeeld als u merkt dat de beheersing van een bepaalde spellingkwestie is weggezakt. Daarnaast kunt u extra oefenmateriaal inzetten via Het gaat hierbij om extra taken die niet in de reguliere lessen worden beschreven, maar daar wel op aansluiten. 5

6 Tijdsindicaties Een les in Spelling in beeld duurt ongeveer 30 minuten. De tijdsduur is afhankelijk van de werkvorm waarin de les wordt aangeboden. Voor leerlingen die eerder klaar zijn met de opdrachten bevat iedere les een verwijzing naar extra keuzeopdrachten: op papier (Taalmaker, met taken op verschillende niveaus) of digitaal (online software Spelling in beeld, online plustaken). Spelling buiten de spellinglessen Spelling is bij uitstek een vaardigheid die leerlingen ook buiten de spellingles inzetten. De ervaring leert dat het ontmoedigend werkt als u in geschreven teksten steeds alle spelfouten aanstreept. Aan de andere kant krijgen leerlingen een verkeerd signaal als ze merken dat u spelfouten alleen belangrijk vindt tijdens de spellinglessen. Daarom adviseert Spelling in beeld u één keer per week één vorm van schriftelijk werk na te kijken op alle spelfouten. Ga daarbij als volgt te werk: - Onderstreep fouten in eerder geleerde categorieën (C.F., categoriefouten). Nummer deze fouten. Laat de leerling de genummerde fouten (C.F.) onder het werk verbeteren. - Onderstreep in het werk ook de andere fouten, fouten in woorden die de leerling nog niet hoeft te kennen. Schrijf die andere woorden (A.F., andere fouten) onder het werk correct op. - Noteer alleen het aantal fouten in eerder geleerde categorieën: C.F. - U kunt het begrip fouten in eerder geleerde categorieën (C.F.) een individueel accent geven. Kijk dan niet alleen naar de leerstof die is aangeboden, maar ook naar de individuele spellingvaardigheid. Zo kunt u het aantal C.F.-fouten voor individuele leerlingen beperkt houden en daardoor vermijden dat die leerlingen steeds een negatief signaal krijgen. Wanneer u op deze manier één keer per week de spelfouten controleert, bouwt u een spellingbewuste werkhouding op. De leerlingen zullen er in het begin aan denken dat een les mogelijk gecontroleerd wordt en dat ze daarom ook hun best op de spelling moeten doen. Gaandeweg zullen ze minder aan mogelijke controles denken. Het wordt een logische werkhouding om bij het schrijven aandacht te besteden aan een verzorgde spelling. Opbrengstgericht werken met Spelling in beeld Spelling in beeld is volledig afgestemd op het opbrengstgericht werken en maakt het omgaan met verschillen makkelijk. De volledige evaluatieve cyclus (doelen bepalen, gegevens verzamelen, registreren, analyseren en interpreteren, en beslissingen nemen) vormt het hart van de methode. Het differentiatiemodel in de methode is effectief en haalbaar. Differentiëren is in Spelling in beeld geen doel op zichzelf, maar een middel om goede resultaten te bereiken, zowel individueel als op groepsniveau. Met de differentiatieaanpak van Spelling in beeld geeft u doelgericht onderwijs en speelt u in op individuele leerbehoeften, zonder dat de organisatie complex wordt. Basisleerlijn: hoge verwachtingen De basisleerlijn van Spelling in beeld 2 is volledig gebaseerd op de nieuwste versies van de kerndoelen, de tussendoelen en de referentieniveaus. Meer hierover leest u op pagina 11. Deze basisleerlijn is bedoeld voor alle leerlingen. Bij Spelling in beeld 2 begint opbrengstgericht en haalbaar differentiëren namelijk met het hebben van hoge verwachtingen. Dit moet voorkomen dat de lat direct op een te laag niveau ligt, waardoor leerlingen minder presteren dan waartoe ze eigenlijk in staat zijn. Aan onderlinge verschillen komt Spelling in beeld tegemoet met niveaudifferentiatie en tempodifferentiatie. Niveaudifferentiatie: het werken met drie instructiegroepen Leerlingen verschillen in de mate waarin ze instructie en feedback nodig hebben om de leerdoelen te bereiken. Daarom onderscheiden we drie verschillende aanpakken, behorend bij de verschillen in onderwijsbehoeften van kinderen (instructiedifferentiatie). Spelling in beeld gaat uit van drie aanpakken. Dit in het verlengde van de Zwijsen-methodes Veilig leren lezen en Estafette. U bepaalt de indeling op basis van leerlingresultaten uit eerdere blokken en uw eigen observaties. Aanpak 3 is bedoeld voor leerlingen die in staat zijn om zelfstandig de doelen te bereiken. Spelling in beeld is zo opgezet dat deze leerlingen de lesactiviteiten na een korte introductie zelfstandig, individueel of samenwerkend met anderen uit kunnen voeren. Omdat de volledige lesinhoud inclusief de introductie (Op verkenning), instructie (Uitleg) en evaluatie (Terugkijken) in leerlingtaal in het leerlingmateriaal staat, is dit voor deze leerlingen een verantwoorde en doelgerichte wijze van leren. Aanpak 2 is bedoeld voor leerlingen die na een basisinstructie zelfstandig verder kunnen. Zij doen de lesfasen Op verkenning en Uitleg samen met de leerkracht en maken daarna leerkrachtonafhankelijk de overige opdrachten. Aanpak 1 is bedoeld voor leerlingen die aan een basisinstructie niet genoeg hebben. Voor hen vult u de basisinstructie aan met verlengde instructie en extra feedback. Na dit instructiemoment bespreekt en maakt u als leerkracht enkele opdrachten met hen samen. Hierbij wordt de instructie herhaald en verdiept en wordt direct feedback gegeven. De fase duurt tot het moment dat de leerlingen de leerstof voldoende ingeoefend hebben en doelgericht en succesvol zelfstandig verder kunnen gaan. Per les geeft een organisatieschema aan hoe u haalbaar en effectief tegemoet kunt komen aan deze verschillen. Belangrijk hierbij is organisatieschema 1, dat u vindt bij de lesbeschrijvingen in de lessen 1, 2, 4, 5 en 7. Het is steeds gevuld met de specifieke informatie uit de les die het betreft. Het maakt duidelijk welke opdrachten de leerlingen van de verschillende aanpakken zelfstandig of juist begeleid kunnen doen. Het schema kan een prima basis zijn om een haalbaar en effectief groepsplan op te baseren. 6 GROEP 8

7 Organisatieschema 1 Wat ga je leren? Op verkenning Uitleg Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken en uitleg lezen introductie en uitleg opdrachten maken verlengde instructie en feedback opdrachten maken opdracht maken Terugkijken les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Om deze gedifferentieerde manier van werken geordend te laten verlopen, start de les steeds met een korte gezamenlijke bespreking van het lesdoel. Daarna volgt een gezamenlijke taakinstructie, zodat voor iedereen duidelijk is wat er gedaan moet worden. De les wordt ook gezamenlijk afgesloten door het lesdoel en het proces te evalueren. Dit kan gebeuren aan de hand van een bespreking van de afsluitende terugkijkopdracht. In de lessen 3, 6, 8 en 9 biedt Spelling in beeld geen nieuwe leerstof aan. Daarom zijn die lessen bij uitstek geschikt om zelfstandig te laten verwerken. Het organisatieschema bij die lessen (schema 2) geeft wel suggesties voor gemeenschappelijke activiteiten. Dat gaat dan om de taakinstructie, de nabespreking en de verlengde instructie bij aanpak 1. Ook in deze lessen loopt de verlengde instructiefase af op het moment dat deze leerlingen de leerstof en de bedoeling van de opdrachten voldoende begrijpen om zelfstandig verder te gaan. Organisatieschema 2 Wat ga je leren? Op verkenning Uitleg Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken (uitleg lezen) opdrachten maken (uitleg lezen) (eventueel) verlengde instructie opdrachten maken (uitleg lezen) opdracht maken Terugkijken les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Niveaudifferentiatie: opdrachten op niveau Behalve in instructiegroepen differentieert Spelling in beeld op opdrachtniveau (verwerkingsdifferentiatie). In het leerlingmateriaal geven de pictogrammen aan hoe het niveau van de opdracht zich verhoudt tot het lesdoel. De opdrachten met één stip staan voor het basisniveau van de les. Ze worden gemaakt door alle leerlingen. Daarnaast staat in iedere les van deel 8b één verrijkingsopdracht met twee stippen. Die opdracht past bij de lesdoelstelling, maar is complexer dan de opdrachten met één stip. Leerlingen die deze verrijkingsopdracht niet (af)maken, lopen niet het gevaar dat zij de doelstelling van de les niet halen. Voor de meeste leerlingen van aanpak 2 en aanpak 3 zal deze opdracht niet te lastig zijn. Dan staan er aan het eind van de les nog verwijzingen naar plustaken op verhoogd niveau. Voor sommige leerlingen zal dit verhoogd niveau te hoog gegrepen zijn, zij kunnen kiezen voor andere taken. Ook de leerlingen die alleen de 1-stip-opdrachten in de lessen maken, werken op het basisniveau van de les en zijn dus op weg naar het fundamentele niveau 1F én het streefniveau 2F van de referentieniveaus. Pictogram Niveau-indicatie t.o.v. lesdoel basisniveau verrijkt niveau verhoogd niveau Niveaudifferentiatie: voorinstructie (preteaching) Onder differentiatie naar begeleidingsbehoeften valt ook voorinstructie (preteaching). Die is voornamelijk geschikt voor twee groepen leerlingen: leerlingen met een beperkte woordenschat en leerlingen die door een diepere oorzaak structureel moeite hebben met spelling. Sommige leerlingen hebben een beperkte woordenschat. Zij profiteren ervan als zij voorafgaand aan de les instructie krijgen over de betekenis van de woorden op de woordenpagina van de uitlegkaart. Andere leerlingen hebben door een diepere oorzaak, zoals dyslexie of dysorthografie, moeite met spelling. U kunt deze leerlingen voorinstructie geven. Bespreek met hen vooraf een of meer uitlegkaarten van de volgende lessen. Zo bereikt u dat zij tijdens de les de uitleg beter begrijpen en de stof daardoor makkelijker opnemen en verwerken. Niveaudifferentiatie na het controledictee Na les 9 maken de kinderen een controle dictee. Dit is bedoeld om vast te stellen of zij de doelen van het blok bereikt hebben. Is dit niet het geval, dan biedt de methode in de vierde week herhalingstaken om de stof alsnog onder de knie te krijgen. Een beschrijving van de herhalingstaken staat bij elk blok in de handleiding. Ook deze herhalingstaken zijn zo opgezet dat de leerlingen ze na een korte herhalingsinstructie zelfstandig zouden kunnen maken. Maar als u daarvoor de gelegenheid hebt, raden wij u aan om de leerlingen hierbij te begeleiden. Zo kunt u hen steeds directe, gerichte feedback geven. 7

8 Niveaudifferentiatie en spellingsoftware Om leerlingen ook op een andere, aantrekkelijke manier met spellingonderwijs bezig te laten zijn, is de online software Spelling in beeld ontwikkeld. De software bevat instructie en oefenstof voor de spellingcategorieën in de methode. U kunt het computerprogramma op tal van manieren inzetten. U kunt leerlingen laten oefenen met leerstof die op hetzelfde moment ook in de lessen aan bod komt of stof uit eerdere blokken laten herhalen. U kunt leerlingen die dat nodig hebben de stof van een blok in de vierde week laten herhalen. Maar u kunt de software ook gebruiken om nieuwe stof alvast verkennend te laten oefenen. Zie verder Niveaudifferentiatie en samenwerkend leren Bij Spelling in beeld is samenwerkend leren een van de manieren om leerlingen de lesdoelen te laten bereiken. Het is een volwaardige werkvorm die leerlingen goede voorwaarden biedt om met elkaar en van elkaar te leren. Spelling in beeld houdt de organisatie haalbaar door het samenwerkend leren toe te spitsen op het werken in duo s. Wanneer u binnen de duo s bewust een niveauverschil aanbrengt, ontstaat daarbij een waardevolle vorm van niveaudifferentiatie. U creëert een mogelijkheid waarin de betere leerling al werkend uitleg en feedback kan geven. De mindere speller profiteert van die uitleg, ook al is die misschien minder gestructureerd dan de uitleg van een leerkracht. Maar ook de betere speller profiteert van de samenwerking: omdat hij dingen uit moet leggen, wordt hij zich goed bewust van de kernpunten, haken en ogen van spellingkwesties. Alleen dan kan hij spellingkwesties aan een andere leerling verduidelijken. Tempodifferentiatie Behalve in niveau verschillen leerlingen in het tempo waarmee ze door de lesstof gaan. Sommige kinderen hebben meer tijd nodig en andere zijn sneller klaar. Spelling in beeld biedt ruimte voor tempodifferentiatie. De handleiding geeft hiervoor bij elke instructieles suggesties. Leerlingen die snel werken, kunnen bovendien aan de slag met de extra taken. Op papier kunnen ze verder met Taalmaker. Ook digitaal kunnen leerlingen die sneller werken aan de slag: met de online software of online plustaken via Samenwerkend leren met Spelling in beeld Vrijwel alle opdrachten in Spelling in beeld zijn zo gemaakt dat ze prima in duo s kunnen worden gemaakt. U kunt ervoor kiezen om de duo s samen te stellen en de taakuitvoering en taakverdeling over te laten aan de duo s zelf. U kunt er ook voor kiezen om juist enigszins te sturen in de wijze waarop de twee kinderen samen gaan werken. Om u daarbij te helpen, bevatten de beschrijvingen in de handleiding bij iedere les een suggestie voor de manier waarop de kinderen in die les kunnen samenwerken. U vindt de suggestie in de lesbeschrijving onder het kopje Werkvormen. De verschillende samenwerkingsvormen zijn: - Voorkennis activeren Elkaar om de beurt bevragen over de spelling van de woorden die bij eerder geleerd op de uitlegkaart staan. Bij onvoldoende beheersing die woorden nog eens doornemen; daarna opnieuw bevragen. - Uitleg samenvatten Bij elke witregel in de uitleg op de uitlegkaart pauzeren; om de beurt het voorgaande stukje in eigen woorden navertellen. (Indien mogelijk: De woordenpagina doornemen; bij elke rij extra voorbeelden bedenken.) - Woordbetekenissen verduidelijken Individueel bepalen van welke woorden op de woordenpagina de betekenis het minst algemeen bekend is. De betekenis daarvan met elkaar bespreken; eventueel opzoeken. - Opdrachten bespreken De bedoeling van de opdrachten vooraf bespreken. De opdrachten individueel maken. Na afloop het werk bespreken; het eigen werk eventueel aanpassen of verbeteren. - Voortgang bespreken Na de uitleg en na de verwerking de voortgang bespreken aan de hand van vragen als: Wat heb je geleerd? Wat vond je moeilijk? Wat viel mee of juist tegen? Toetsing en evaluatie in Spelling in beeld Spelling in beeld kent verschillende manieren om de resultaten van de leerlingen te evalueren. Het gaat hierbij om evaluatie op korte, middellange en lange termijn. Korte termijn: elke les De opdracht bij Terugkijken aan het eind van elke les is een geschikt handvat om met de leerlingen te bespreken wat zij in deze les hebben geleerd. Dat kunt u doen als afronding van een interactieve les, maar de opdracht Terugkijken is ook een geschikt aanknopingspunt om te reflecteren op een les die door de leerlingen zelfstandig is verwerkt. De reflectie kunt u zowel richten op de leerstof als op het leerproces. Middellange termijn: elk blok Voor de evaluatie van de vorderingen zijn in ieder blok drie soorten dictees opgenomen: - een controledictee na les 9 van elk blok; - een facultatief signaaldictee na les 7 van elk blok; - twee facultatieve weekdictees na les 3 en les 6 van elk blok. Het controledictee neemt u af na les 9, aan het eind van week 3 of aan het begin van week 4. Het controledictee is een woorddictee. De leerlingen schrijven woorden uit voorgelezen zinnen op. De laatste vijf opgaven kunt u eventueel als zinsdictee geven. In die zinnen staan alleen woorden die leerlingen zouden moeten kennen, bijvoorbeeld omdat ze eerder aan de orde zijn gekomen. De leerlingen maken het controledictee op een kopieerblad. U kijkt het dictee na en registreert de resultaten op het registratieblad uit het kopieerboek of de leerkrachtassistent. Leerlingen die bij alle categorieën voldoende of goede beheersing tonen, maken in de vierde week een plustaak, de andere leerlingen maken eerst een of twee herhalingstaken. 8 GROEP 8

9 Digitaal toetsen De controledictees van Spelling in beeld kunt u behalve op papier ook digitaal afnemen via de toetssite. Als u gebruikmaakt van digitale toetsing, maken leerlingen de dictees op de computer. Vervolgens neemt de computer u veel werk uit handen, want de resultaten worden automatisch geregistreerd en geanalyseerd. Op basis van deze analyse geeft de computer aan welke spellingcategorieën de leerling nog niet goed beheerst en selecteert hij herhalings- of plustaken. De geadviseerde werkbladen voor de herhalingstaken kunt u vervolgens met één klik printen op leerlingnaam. Behalve het controledictee kunt u ook een aantal facultatieve dictees afnemen: Het signaaldictee na les 7 neemt u af als u de leerlingen wilt betrekken bij hun eigen leerproces. Dat doet u nadat alle spellingcategorieën van het blok aan de orde zijn gekomen, maar voordat de beheersing daarvan wordt getoetst met het controledictee. Het signaaldictee is een woorddictee. De leerlingen schrijven woorden uit voorgelezen zinnen op. U kunt ze daarbij eventueel laten aangeven of ze zelf denken de woorden goed geschreven te hebben. De leerlingen kijken hun eigen signaaldictee na en verbeteren hun fouten. Adviseer leerlingen die fouten hebben gemaakt de betreffende uitlegkaarten nog eens door te nemen. Het is niet de bedoeling de resultaten van de signaaldictees te registreren. U kunt het signaaldictee ook gebruiken om te kijken in welke spellingcategorieën veel leerlingen nog fouten maken. Aan die categorieën kunt u vervolgens klassikaal aandacht besteden, bijvoorbeeld door in herhalingsles 8 te kiezen voor begeleid leren. U kunt bij het nakijken van het signaaldictee gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digitale schoolbord. Als u de behoefte hebt om de vinger nog regelmatiger aan de pols te houden, kunt u aan het einde van week 1 en week 2 een facultatief weekdictee afnemen. Aan de hand daarvan kunt u zien of de twee spellingcategorieën die in die week aan bod zijn geweest, goed begrepen zijn. In die dictees worden ook telkens twee eerder aangeboden spellingcategorieën bevraagd. U vindt de weekdictees in de handleiding, na de lessen 3 en 6. Ook bij de weekdictees schrijven de leerlingen woorden op. Laat de leerlingen de dicteewoorden opschrijven in een dicteeschrift. Naar aanleiding van de resultaten kunt u in de klas extra aandacht besteden aan bepaalde leerstof. Evaluatie op lange termijn De controletoetsen zijn methodeafhankelijk. Ze toetsen de beheersing van de leerstof die in Spelling in beeld is aangeboden. Op basis van de resultaten van de controletoetsen kunt u dus geen uitspraak doen over het algemene spellingniveau van een leerling in vergelijking tot leeftijdgenoten. Om een compleet beeld van de spellingvorderingen van de leerlingen te krijgen, raden wij u aan om naast de controletoetsen ook methodeonafhankelijke toetsen af te nemen. Die zijn speciaal voor dit doel ontwikkeld. Een bekend voorbeeld zijn de spellingtoetsen van de Cito-groep. Spelling in beeld in combinatiegroepen Spelling in beeld is zeer geschikt voor het werken in combinatiegroepen. Wij doen hiervoor de volgende suggesties. Leerkrachtonafhankelijk leren Spelling in beeld bevat volop mogelijkheden om zelfstandig te leren (individueel of samenwerkend). Daardoor is Spelling in beeld uitermate geschikt voor het gebruik in combinatiegroepen of stamgroepen. Alle leerlingen kunnen leerkrachtonafhankelijk met de opdrachten aan de slag. Ze worden in hun eigen leerlingmateriaal attent gemaakt op de doelstelling van de les, oriënteren zich op de lesstof, krijgen uitleg in de vorm van beschreven tekstblokken, maken verwerkingsopdrachten en reflecteren op wat ze geleerd hebben. Doordat uw leerlingen zich volledig zelf kunnen redden, kunt u zich richten op de leerlingen die uw hulp het hardst nodig hebben. U bepaalt welke leerlingen u op welk moment intensiever begeleidt, onafhankelijk van de jaargroep waarin ze zitten. Lessen omwisselen Bij Spelling in beeld kunt u lessen in het weekprogramma omwisselen. Omdat de herhalingslessen 3, 6 en 9 bij uitstek geschikt zijn voor zelfstandige verwerking, kunt u die voor één groep naar voren halen als u de andere groep begeleide instructie wilt geven. Verschillend begintijdstip Natuurlijk kunt u in combinatiegroepen ook werken met verschillende begintijdstippen. Bij dit dakpanmodel start u de les voor de eerste jaargroep ongeveer tien minuten eerder. De instructiemomenten voor beide jaargroepen vinden zo direct na elkaar plaats en niet op hetzelfde moment. De materialen van Spelling in beeld Deel 8b van Spelling in beeld 2 bestaat uit de volgende ma terialen: - Werkboek 8b - Antwoordenboek 8b - Uitlegkaarten groep 8 - Handleiding 8b - Kopieerboek groep 8 - Taalmaker - Leerkrachtassistent Spelling in beeld groep 8 - Toetssite Spelling in beeld groep 8 - Online software Spelling in beeld groep 8 - Online extra taken/plustaken via 9

10 Werkboek 8b In het werkboek zijn de lessen 1 tot en met 9 van de blokken 5 tot en met 8 opgenomen. Antwoordenboek 8b In het antwoordenboek zijn de antwoorden bij de opdrachten terug te vinden. Bij open vragen staat er bijvoorbeeld of eigen antwoord om aan te geven dat meer antwoorden goed kunnen zijn. U gebruikt het antwoordenboek om het werk na te kijken, of u laat de leerlingen dat zelf doen. Uitlegkaarten groep 8 De leerlingen gebruiken de uitlegkaarten om de instructie over een spellingcategorie door te nemen. De uitlegkaarten fungeren tevens als naslagwerk dat leerlingen bij twijfel kunnen raadplegen. De uitlegkaarten bestaan steeds uit twee delen: een uitlegpagina en een woordenpagina. Op de uitlegpagina wordt instructie over de spellingcategorie gegeven. Op de meeste uitlegpagina s zijn een of meer categoriewoorden afgebeeld, deze zijn op groot formaat te printen via de leerkrachtassistent. Daar kunt u dan naar verwijzen, bijvoorbeeld als leerlingen in eigen teksten fouten maken of twijfelen over de spelling van een woord. Op de woordenpagina staan woorden die bij die categorie horen. Bij de kaarten van de klank- en regelwoorden staan op de woordenpagina voorbeeldwoorden, bij de kaarten van de onthoudwoorden staan op de woordenpagina woorden van de week, woorden die de leerlingen door inprenting moeten onthouden. De uitlegkaarten W (werkwoordspelling) bestaan steeds uit één deel. Ze hebben geen aparte woordenpagina met voorbeelden. Met het digitale werkwoordschema in de leerkrachtassistent kunt u de werkwoordvormen van heel veel werkwoorden laten zien. Handleiding 8b In de handleiding staat het volledige lesprogramma voor de leerkracht. Bij elk blok zijn daarnaast nog weektips, weekdictees, het signaaldictee en het controledictee opgenomen. U vindt hier ook de activiteitenbeschrijvingen bij de herhalingstaken en de verwijzingen naar de plustaken. Kopieerboek groep 8 In het kopieerboek vindt u de leerlingbladen, nakijkbladen en registratieformulieren bij het signaal- en controledictee. Daarnaast is er voor iedere spellingcategorie die in de controledictees bevraagd wordt een kopieerblad extra oefening. Taalmaker Taalmaker is een verzameling plustaken op drie niveaus. U kunt ze in de les inzetten voor snelle leerlingen of in de vierde lesweek na de toets. Taalmaker laat leerlingen eigen taalproducten maken, zoals een reclameposter of een advertentietekst. Leerkrachtassistent Spelling in beeld groep 8 De leerkrachtassistent Spelling in beeld is een online programma dat de leerkracht assisteert door leerlingen te volgen en op maat te bedienen met gerichte instructie en oefenstof. Het programma geeft de leerkracht overzicht en biedt hulp bij gedifferentieerd werken, de lesvoorbereiding, de lesorganisatie, de lesinstructie op het digibord en de lesevaluatie. De leerkrachtassistent geeft aanpakadviezen die te gebruiken zijn bij het maken van een groepsplan. Werken met de leerkrachtassistent biedt u veel gebruiksgemak en mogelijkheden om lessen en andere instructie momenten te verrijken. Met de leerkrachtassistent kunt u tijdens de instructiemomenten alle materialen van de methode laten zien. U kunt uitlegfilmpjes tonen en leerlingen interactieve oefeningen laten maken. Met de hele klas, maar ook met een klein groepje, bijvoorbeeld tijdens een verlengde instructie. Het leerstofoverzicht in het programma geeft u de mogelijkheid snel te schakelen tussen alle materialen van de methode. U vindt er alle spellingcategorieën die in de methode in dat leerjaar aan bod komen. U kunt vanaf hier direct naar de les waarin een bepaalde spellingcategorie wordt behandeld. Daardoor kunt u ook schakelen naar de uitleg van een andere spellingkwestie die op dat moment in de klas actueel is. Bij de nabespreking van de lessen kunt u de antwoorden op het digibord tonen, zodat de leerlingen hun werk meteen zelf kunnen nakijken. Dat geldt ook voor het (facultatieve) signaaldictee na les 7. Bij het voorbereiden van lessen kunt u aantekeningen maken. Omdat de software online staat, bent u daarbij niet aan één plaats gebonden. Als u ook gebruikmaakt van de toetssite Spelling in beeld en de leerlingen de controledictees digitaal laat maken, koppelt het programma deze gegevens. Zo kunt u bijvoorbeeld vanuit het digimenu in de leerkrachtassistent het toetsresultatenoverzicht van uw groep opvragen. En u kunt bijvoorbeeld in het digimenu bij de herhalings- en plustaken zien welke leerlingen aan de slag moeten met herhalingstaken. Die taken kunt u vervolgens allemaal tegelijk op naam vanuit de toetssite printen. Toetssite Spelling in beeld groep 8 De toetssite is een compleet programma voor digitale toetsen, resultatenoverzichten en daaruit voortvloeiende blok- en leerlingplannen. De toetssite is ook een waardevol hulpmiddel als u de leerlingen niet digitaal maar op papier toetst. U dient dan wel handmatig de toetsresultaten in te voeren. Via de toetssite worden allerlei gegevens gekoppeld. Vanuit het digimenu in de leerkrachtassistent kunt u bijvoorbeeld het toetsresultatenoverzicht van uw groep opvragen en groepsplannen maken. Of u kunt direct zien welke leerlingen op basis van de toetsresultaten aan de slag moeten met herhalingstaken (die dan rechtstreeks vanuit de toetssite op naam te printen zijn). De toetssite bestaat uit een leerling- en een leerkrachtdeel. Het leerlingdeel bevat de digitale toetsen, het leerkrachtdeel de resultatenoverzichten, adviezen en gegenereerde (groeps)-plannen. 10 GROEP 8

11 Groep Referentieniveau 4 en 5 Accent op 1F instructie en inoefening leerstof 1F 6 Accent op 1F en 2F instructie en inoefening leerstof 1F en onderdelen 2F 7 Accent op 2F en 1F instructie en inoefening leerstof 2F en leerstof 1F 8 Accent op 2F, 1F en 3F instructie en inoefening leerstof 2F, leerstof 1F, onderdelen leerstof 3F Online software Spelling in beeld groep 8 Bij groep 8 van Spelling in beeld hoort ook online software: het programma Spellingspeurder. U kunt het programma zowel voor als na het controledictee inzetten. Voorafgaand aan het controledictee dient het als extra oefenstof die aansluit op de leerstof. Aansluitend op het controledictee biedt het programma veel mogelijkheden voor extra oefening. U kunt het programma ook inzetten als plustaak. Zo kunt u leerlingen zelfstandig spellingcategorieën laten verkennen die pas in latere blokken aan de orde komen. Online taken De online extra taken en plustaken maken een verdere differentiatie in tempo of niveau mogelijk. Een overzicht van deze taken vindt u op De leerstof in Spelling in beeld Referentieniveaus De door de overheid bepaalde referentieniveaus zijn: 1F fundamenteel niveau voor eind van het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs 2F (ook wel 1S/2F) fundamenteel niveau mbo 1, 2, 3 en vmbo = streefniveau voor eind primair onderwijs 3F fundamenteel niveau voor mbo 4 en eind havo De leerstof in Spelling in beeld is volledig afgestemd op de referentieniveaus. Hierdoor realiseert u een compleet dekkend leerstofaanbod voor alle leerlingen en sluit de lesstof naadloos aan bij wat de leerlingen in het vervolgonderwijs aangeboden krijgen. In de SLO-brochure Leerstoflijnen begrippenlijst en taalverzorging beschreven worden de verschillende onderdelen van de spellingleerstof ingedeeld bij de referentieniveaus 1F, 2F of 3F. In Spelling in beeld komt alle leerstof die in die brochure genoemd wordt, aan de orde. Daarnaast is er nog extra leerstof opgenomen. In het schema boven aan de pagina ziet u op welke referentieniveaus in de verschillende leerjaren de nadruk ligt. Ons is gebleken dat de aanduiding 2F (of: 1S/2F) soms voor verwarring zorgt. Die kan ten onrechte de indruk wekken dat deze leerstof niet meer bij de basisleerstof hoort, dat beheersing hiervan alleen verwacht mag worden van leerlingen die méér aankunnen dan de basisstof. Voor de meeste bij 2F ingedeelde leerstof geldt echter dat die weliswaar lastiger is dan de 1F-leerstof, maar dat het toch reëel is om te verwachten dat de meeste leerlingen deze stof aan het eind van de basisschool beheersen. Wij raden u daarom aan op de basisschool naast alle leerstof 1F ook alle leerstof 2F aan te bieden. Bij Spelling in beeld gaan we uit van het didactische principe dat het goed is om hoge verwachtingen van leerlingen te hebben. Afstemmen op een lager niveau vinden wij niet verantwoord. Dat zou namelijk betekenen dat een grote groep leerlingen de traditionele basisschoolstof niet meer zou hoeven te beheersen. Dan zou de invoering van de referentieniveaus dus een algemene devaluatie van het niveau van het basisonderwijs tot gevolg hebben. Enkele spellingonderdelen die als 2F worden aangemerkt, zullen voor sommige leerlingen lastig blijven. Dat geldt bijvoorbeeld voor het al of niet schrijven van de tussenletters en in samenstellingen. De ervaring leert dat niet alle leerlingen die kwestie aan het eind van de basisschool al op voldoende niveau beheersen. Bij zulke lessen staat in de handleiding bij de aanduiding van het referentieniveau een aanvullende opmerking. Bij deze lastige onderdelen kan het nodig zijn om de verwachtingen over de beheersing te differentiëren. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat u leerlingen voor wie de beheersing van zo n spellingcategorie te moeilijk is, na het maken van het controledictee niet de bijbehorende herhalingstaak laat maken. In de handleidingen van Spelling in beeld wordt bij elke les het referentieniveau van de leerstof vermeld: 1F, 2F of 3F. Alle leerstof 1F is dus bedoeld voor alle leerlingen, leerstof 2F in beginsel ook. Bij enkele lastige lessen op niveau 2F staat in de handleiding een *. Onder aan de pagina staat daarbij dan deze aanvullende opmerking: Deze leerstof is ingedeeld als 2F. De ervaring leert dat sommige leerlingen er moeite mee zullen houden, ook als zij er vaak en gericht mee oefenen. Ook bij de lessen op niveau 3F staat steeds een aanvullende opmerking: Deze leerstof is ingedeeld als 3F. De ervaring leert dat veel leerlingen er moeite mee zullen houden, ook als zij er vaak en gericht mee oefenen. Natuurlijk zullen er ook individuele leerlingen zijn die door structurele oorzaken zo veel moeite met spelling hebben, dat het bereiken van leerstofniveau 1F al moeilijk is. Oplossingen bieden voor de moeilijkheden van deze leerlingen is maatwerk en valt daarom buiten het kader van de algemeen geformuleerde doelstellingen. 11

12 Het Nederlandse spellingsysteem De Nederlandse taal kent een alfabetisch schriftsysteem. Dat betekent dat afzonderlijke klanken van een woord (fonemen) door een beperkt aantal tekens (grafemen) worden weergegeven. Toch is het voor leerlingen niet eenvoudig grip te krijgen op het Nederlandse spellingsysteem. De spelling van woorden in het Nederlands wordt namelijk niet alleen bepaald door het fonologisch beginsel, maar ook door andere beginselen. Zo heeft het morfologisch beginsel (dat de vorm van woorden betreft) geleid tot de regel van de gelijkvormigheid en de regel van de overeenkomst. Volgens de regel van de gelijkvormigheid wordt een woord steeds op dezelfde manier geschreven (honden met een d leidt tot hond met een d). De regel van de overeenkomst maakt de opbouw van een woord zichtbaar in de schrijfwijze (breedte wordt gevormd als lengte, dorpsstraat als dorpsweg). Het etymologisch beginsel houdt in dat de oorspronkelijke schrijfwijze bepalend is voor de schrijfwijze. Dit beginsel geldt bijvoorbeeld voor woorden die in het verleden verschillend werden uitgesproken, zoals rauw en rouw. Het beginsel van de taal van herkomst bepaalt de schrijfwijze van de vele woorden in de Nederlandse taal die uit andere talen afkomstig zijn. Daarnaast zijn de regels voor de verdubbeling en verenkeling van kracht. Al naar gelang klankgroepen (de stukjes waarin woorden worden uitgesproken) op een lange klinker of een korte klinker eindigen, geldt de regel van de verenkeling of de regel van de verdubbeling. Al deze beginselen en regels, die ook weer uitzonderingen kennen, zijn van invloed op de spelling. Directe strategie en indirecte strategieën Spelling in beeld richt zich zowel op het spellingproduct (het juist spellen van zo veel mogelijk woorden) als op het spellingproces (het kunnen bepalen van de juiste denkwijze om te komen tot de juiste spelling van een woord). Daarom krijgen spellingstrategieën veel nadruk. Een spellingstrategie is een aanpak. Hoe gaat iemand die woorden spelt te werk? Geoefende spellers passen bij het schrijven van de meeste woorden de directe strategie toe. Daarbij speelt het geheugen een belangrijke rol. Van elk woord is bepaalde informatie vastgelegd in het zogenaamde mentale lexicon. Daarbij gaat het om informatie over de klank, de uitspraak, de vorm, de betekenis en over de mogelijkheid het woord met andere woorden te combineren (syntactische informatie). Van verreweg de meeste woorden is zulke informatie al in het mentale lexicon aanwezig voordat een kind deze woorden leert spellen. Bij het spellen leert het kind deze informatie te koppelen aan de zogenaamde orthografische informatie, de informatie over hoe een woord gespeld wordt. Volgens recente theorieën zou daarbij sprake zijn van versmelting: wanneer een kind een bepaald woord hoort, wordt de overige informatie over dat woord geactiveerd. Zo kunnen leerlingen woorden ophalen uit hun geheugen. Wanneer ervaren spellers het woord bomen schrijven, passen zij de directe strategie toe, dat wil zeggen: zij hoeven er niet meer over na te denken hoe zij dat woord schrijven, zij kunnen dat woord ophalen uit hun geheugen. Het spellingonderwijs is erop gericht dat de leerlingen zo veel mogelijk woorden kunnen schrijven door toepassing van deze directe strategie. Maar de orthografische informatie over woorden wordt niet zomaar toegevoegd aan het mentale lexicon. Dat vergt instructie en oefening. Pas na een aantal jaren spellingonderwijs kan een kind een behoorlijk aantal frequente woorden foutloos volgens de directe strategie schrijven. Zolang leerlingen niet de vaardigheid hebben om woorden volgens de directe strategie te schrijven, leren zij gebruik te maken van indirecte strategieën. Omdat gebleken is dat veel leerlingen moeite hebben om meerdere strategieën efficiënt toe te passen, is ervoor gekozen om het aantal hoofdstrategieën te beperken: - klankstrategie; - regelstrategie; - onthoudstrategie. Elke strategie is gekoppeld aan een kleur, die terugkomt op de uitlegkaarten. Ook past bij elke strategie een eigen figuurtje. Klankstrategie Bij de klankstrategie (fonologische strategie) wordt benadrukt dat er een vaste relatie bestaat tussen een klank en de schrijfwijze daarvan. Dat kan gaan om losse klanken: de klank /oe/ schrijf je als oe. Maar ook bij clusters van klanken is er een vaste relatie tussen klank en schrijfwijze. Zo wordt de klank /ooj/ altijd als ooi geschreven. De klankstrategie bouwt voort op het spellen in groep 3. Daarin schrijven de leerlingen woorden op door ze eerst in klanken te hakken (auditieve discriminatie) en de letters bij die klanken in de goede volgorde op te schrijven. Bij de klankstrategie past de kleur groen en dit figuurtje: Regelstrategie Met de regelstrategie leren de leerlingen regels toe te passen om woorden goed te schrijven. Een voorbeeld van een regel is: Hoor je aan het eind van een woord de klank /t/? Maak het woord dan langer om te weten of je een d of een t schrijft. Je kunt het woord strand niet goed schrijven door het woord in klanken te hakken en vervolgens de letters bij de klanken in de goede volgorde op te schrijven (strant). Bij de regelstrategie past de kleur oranje en dit figuurtje: Onthoudstrategie (woordbeeldstrategie) Bij veel woorden bestaat er geen eenduidige koppeling van klanken en schrijfwijze. De ei klinkt hetzelfde als de ij. De leerlingen leren dat ze deze woorden moeten onthouden door inprenting. Bij andere woorden bestaat officieel wel een klankverschil, maar dat klankverschil is niet altijd duidelijk hoorbaar, onder meer door regionale verschillen. Daarom zijn ook woorden die beginnen met f~, v~, s~ en z~ bij de onthoudwoorden ondergebracht. Alleen bij de onthoudwoorden wordt de term woorden van de week gebruikt. In groep 4 leren de leerlingen in de lessen over onthoudwoorden steeds acht nieuwe woorden die ze moeten 12 GROEP 8

13 onthouden: de woorden van de week. Vanaf groep 5 zijn dat steeds twaalf woorden. In de opdrachten van het werkboek wordt ervan uitgegaan dat de leerlingen die woorden vanaf dat moment kennen. Maar natuurlijk kunnen zij die onthoudwoorden opzoeken als ze twijfelen aan de juiste spelling. Op uitlegkaarten in de hogere leerjaren staat onder de woorden van de week steeds een selectie van belangrijke woorden die de leerlingen de voorgaande jaren hebben moeten leren. Op de uitlegkaarten met klank- en regelwoorden wordt de term woorden van de week niet gebruikt. Alle woorden op die kaarten zijn voorbeeldwoorden. Het gaat er niet alleen om dat de leerlingen de woorden op de kaart goed kunnen spellen, zij moeten die spellingkwestie herkennen en toepassen in alle woorden die bij die categorie passen. Bij de onthoudstrategie past de kleur blauw en dit figuurtje: N.B. In Spelling in beeld 1 werd niet over onthoudwoorden, maar over weetwoorden gesproken. Voor de term onthoudwoorden is gekozen omdat leerlingen het werkwoord weten vaak gebruiken als zij naar de directe strategie verwijzen. Gevraagd naar de aanpak die een leerling heeft toegepast, kan een leerling ook bij klank- en regelwoorden antwoorden: Dat weet ik gewoon. Daardoor kan de betekenis van de term weetwoorden enigszins vervagen. Als u van Spelling in beeld 1 overstapt naar Spelling in beeld 2, is het geen enkel bezwaar om de term weetwoorden te blijven gebruiken als leerlingen daaraan gewend zijn, eventueel naast de term onthoudwoorden. Spellingcategorieën Voor de onveranderlijke woorden hanteert Spelling in beeld dus drie strategieën (aanpakken). De aan te leren woorden zijn ingedeeld in spellingcategorieën (groepen woorden met hetzelfde spellingprobleem). Spelling in beeld onderscheidt bij de onveranderlijke woorden 35 categorieën. Voorbeelden van categorieën zijn: K3: woorden met ng en nk (klankstrategie), R5: woorden met open en gesloten lettergrepen (regelstrategie) en O1: woorden met ei en ij (onthoudstrategie). In vergelijking tot Spelling in beeld 1 zijn de categorieën meer geclusterd. Zo hadden in Spelling in beeld 1 meerdere categorieën (met meerdere uitlegkaarten) betrekking op de spelling van woorden met meer lettergrepen of klankgroepen. In de huidige versie van Spelling in beeld is dat één categorie: R5. In de lagere leerjaren is die categorie verdeeld in drie subcategorieën met drie uitlegkaarten (R5-a, R5-b en R5-c); in groep 7 en 8 wordt de uitleg over die kwestie samengevat op één uitlegkaart R5. Over de jaren heen lopen veel categorieën door. Zo begint categorie R4: meervouden in groep 4 met meervouden op ~en en ~s. Op de uitlegkaarten R4 in de hogere jaren wordt steeds kort aandacht besteed aan de meervoudsvormen die in de voorgaande jaren behandeld zijn. Leerlijn werkwoordspelling De leerlijn werkwoordspelling begint in Spelling in beeld 6a. Aan het eind van Spelling in beeld 7b hebben de leerlingen geleerd zo goed als alle werkwoordvormen correct te schrijven. In Spelling in beeld 8a en 8b wordt veel geoefend met het schrijven van allerlei werkwoordvormen. De leerlijn werkwoordspelling wordt in Spelling in beeld 8b afgerond. In dat deel komt nog de spelling aan de orde van een aantal werkwoorden die aan het Engels zijn ontleend. De leerlijn werkwoordspelling rust op de volgende twee pijlers: - Voor het schrijven van persoonsvormen heb je de keus uit slechts vijf vormen: drie in de tegenwoordige tijd, twee in de verleden tijd. - Voor andere werkwoordvormen dan persoonsvormen gelden de gewone spellingregels. Vijf persoonsvormen Bijna alle werkwoorden hebben vijf persoonsvormen (zie het schema boven aan pagina 15). Vooral de volgende persoonsvormen leveren problemen op: - In de tegenwoordige tijd (tt) zorgen de ik-vorm en de hij-vorm van werkwoorden op ~den, zoals vinden en worden, voor veel problemen. Voor leerlingen is het verwarrend om twee woorden die hetzelfde klinken de ene keer als vind, de andere keer als vindt te moeten schrijven. - In de verleden tijd (vt) levert de spelling van de zwakke (of: regelmatige) werkwoorden de meeste problemen op, vooral bij vormen als ik praatte en wij wachtten. De leerlingen leren: als in het hele werkwoord vór ~en een medeklinker van t kofschip staat, dan komt achter de ik-vorm tt te of ten te staan. Staat vór ~en een andere letter, dan is de uitgang de of den. - Een derde probleem waar de meeste leerlingen moeite mee hebben, is de spelling van werkwoorden waarvan de hij-vorm tt hetzelfde klinkt als de deelwoordvorm (gebeurt gebeurd, vertelt verteld). Geen persoonsvorm? Dan gelden de gewone spellingregels Als een werkwoordvorm geen persoonsvorm is, gelden de gewone spellingregels. Die gelden bijvoorbeeld ook voor het voltooid deelwoord en het daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoord (de gemelde schade, de geredde zwemmer). Die woorden worden gewoon geschreven volgens de regels voor bijvoeglijke naamwoorden en voor woorden met meer lettergrepen. (Alleen voor de bijvoeglijke naamwoorden die zijn afgeleid van een voltooid deelwoord op ~en geldt een aparte regel: anders dan bij andere bijvoeglijke naamwoorden blijft de n van het deelwoord staan: de gesloten deur.) Opbouw leerlijn werkwoordspelling De leerlijn werkwoordspelling kent de volgende opbouw: 6a: - kennismaking werkwoorden; - van allerlei werkwoorden de drie persoonsvormen tt schrijven; 6b: - persoonsvormen van werkwoorden op ~den schrijven; - verder oefenen met de drie persoonsvormen tt; 7a: - sterke en zwakke werkwoorden; - regel van t kofschip; 13

14 - van allerlei werkwoorden de vijf persoonsvormen (drie in de tt, twee in de vt) schrijven; 7b: - van zwakke werkwoorden op ~ten en ~den de vijf persoonsvormen schrijven; - voltooide deelwoorden schrijven; - werkwoordvormen schrijven waarvan de hij-vorm tt hetzelfde klinkt als het voltooid deelwoord (gebeurt gebeurd, vertelt verteld); - van voltooide deelwoorden afgeleide bijvoeglijke naamwoorden schrijven; 8a: - oefenen en toepassen van alle werkwoordvormen; 8b: - oefenen en toepassen van alle werkwoordvormen; - werkwoordvormen van werkwoorden die aan het Engels ontleend zijn. Schema werkwoordspelling De verschillende werkwoordvormen worden ook in een schema weergegeven. Het belangrijkste doel van het schema is: laten zien dat werkwoordspelling in beginsel een overzichtelijk geheel is. Dat gebeurt door steeds de persoonsvormen (drie in de tt, twee in de vt) centraal te stellen en daarnaast informatie te geven over de andere werkwoordvormen. Het werkwoordschema wordt digitaal verspreid. Het is ook bedoeld om in de klas digitaal aan te bieden. Het voordeel daarvan is dat de leerlingen niet steeds alle informatie over werkwoorden tegelijk zien: u kiest elke keer het deel van het schema dat u wilt behandelen. De rest van het schema is dan niet of niet duidelijk zichtbaar. Een ander voordeel is dat u gefaseerd kunt laten zien hoe persoonsvormen gevormd worden. Zo zien de leerlingen dat hij wordt niet gevormd wordt door dt achter hij wor te plaatsen, maar doordat achter de ik-vorm ik word een t komt, net als bij de andere werkwoorden. Vanaf Spelling in beeld 7a staat ook achter in het werkboek een werkwoordschema afgebeeld. Met de leerkrachtassistent kunt u de schema s van bestaande werkwoorden tonen. De schema s van veel werkwoorden zijn al ingevoerd en dat aantal zal nog uitgebreid worden. Daardoor kunt u in uw lessen instructie geven aan de hand van verschillende voorbeeldwerkwoorden. Bij een vraag over een bepaald werkwoord hoeft u meestal niet te verwijzen naar een ander werkwoord; u kunt dan gewoon het schema van dat werkwoord laten zien. Op de uitlegkaarten over werkwoorden staan steeds delen van het schema weergegeven, meestal alleen de persoonsvormen waarover uitleg wordt gegeven. In de werkwoordschema s worden de volgende kleuren gebruikt: - rode letters: dit zijn opvallende en belangrijke letters, bijvoorbeeld de d van werkwoorden op ~den, of de letter van het hele werkwoord die belangrijk is voor de regel van t kofschip. - blauwe letters: dat zijn de letters voor de uitgangen van persoonsvormen. In de tt de t van de hij-vorm, in de vt de uitgangen te, ten, de en den. Werkwoordspelling in groep 8 In groep 6 is veel instructie gegeven over de persoonsvormen tegenwoordige tijd (tt). De leerlingen hebben geleerd dat er in de tt maar drie verschillende persoonsvormen zijn: 1. ikvorm; 2. hij-vorm; 3. wij-vorm. Daarvan eindigt de hij-vorm altijd op t. In groep 7 is eerst veel aandacht besteed aan de verleden tijd (vt). Omdat de hij-vorm vt altijd gelijk is aan de ik-vorm vt, zijn er in de vt maar twee verschillende persoonsvormen: 4. ik-vorm vt; 5. wij-vorm vt. Werkwoorden worden verdeeld in twee groepen: de sterke (of: onregelmatige) en de zwakke (of: regelmatige) werkwoorden. Van de sterke werkwoorden verandert in de vt de klinker: vinden ik vond. De vt van zwakke werkwoorden wordt gevormd door te, ten, de of den achter de ik-vorm tt te schrijven. Daarbij geldt de regel van t kofschip: staat vór de uitgang ~en van het hele werkwoord een medeklinker van t kofschip, dan schrijf je te en ten, anders de en den. In de tweede helft van groep 7 hebben de leerlingen geleerd het voltooid deelwoord en het daarvan afgeleide bijvoeglijk naamwoord te schrijven. Ook is aandacht besteed aan werkwoordvormen die hetzelfde klinken, maar anders geschreven worden, zoals het gebeurt en het is gebeurd. In groep 8 wordt de leerstof van groep 7 herhaald. Omdat niet alle leerlingen deze leerstof aan het begin van groep 8 (nog) zullen beheersen, wordt die herhaling nog eens stap-voorstap opgebouwd: in blok 1 alleen tt- en vt-vormen, in blok 2 voltooide deelwoorden en daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoorden, in blok 3 werkwoordvormen die hetzelfde klinken, waaronder de vormen van werkwoorden met ge~, be~, ver~, her~ en ont~. Deze opgebouwde herhaling over werkwoordspelling vindt steeds plaats tijdens instructielessen. In blok 6 van jaargroep 8 volgt nog een les over de vormen van werkwoorden die uit het Engels afkomstig zijn. Les 6 van de blokken 2 tot en met 7 is steeds een herhalingsles over werkwoordspelling. In de blokken 2, 3 en 4 wordt daarin specifieke leerstof herhaald, vanaf blok 5 is les 6 steeds een algemene herhalingsles over werkwoordspelling. Verder is ook in groep 8 opdracht 5 van iedere les een algemene opdracht over werkwoordspelling. Dat is al zo vanaf blok 2 in groep 6. Achter in het werkboek staat een werkwoordschema. U vindt dit schema ook op pagina 15 van deze handleiding. Het schema maakt visueel duidelijk dat een werkwoord maar vijf verschillende persoonsvormen heeft, en dat voor andere werkwoordvormen de gewone spellingregels gelden. Het is het hetzelfde schema als het basisschema van de leerkrachtassistent Spelling in beeld. Met die digibordsoftware kunt u uw instructie over werkwoordspelling verrijken. Zo kunt u 14 GROEP 8

15 hele werkwoord: zingen hele werkwoord: kneden persoonsvormen andere vormen persoonsvormen andere vormen ik zing nu hij zingt nu wij zingen nu ik, hij zong toen wij zongen toen voltooid deelwoord: ik heb gezongen afgeleid bijv. naamwoord: de gezongen liedjes bijvoorbeeld in: zingend aan het werk gaan ik kneed nu hij kneedt nu wij kneden nu ik, hij kneedde toen wij kneedden toen voltooid deelwoord: ik heb gekneed afgeleid bijv. naamwoord: het geknede deeg bijvoorbeeld in: knedend het deeg bereiden Werkwoordschema zingen Werkwoordschema kneden beslisvragen werkwoordspelling pv of geen pv? gewone spellingregels tt of vt? sterk of zwak? of? ik-vorm tt ik-vorm tt + t hele werkwoord gewone spellingregels ik-vorm tt + te ik-vorm tt + ten ik-vorm tt + de ik-vorm tt + den Beslisvragen werkwoordspelling bijvoorbeeld de werkwoordvormen van heel veel frequente werkwoorden stap-voor-stap laten zien. Bij het schema staan de vier beslisvragen werkwoordspelling. Met het beantwoorden van elke vraag wordt een groep werkwoordvormen uitgesloten. Dat helpt de leerlingen bij hun keuze voor de juiste spelling. In de handleidingen van groep 7 en 8 staat bij de lessen werkwoordspelling regelmatig de tip om deze beslisvragen aan de orde te stellen. Bij de leerlijn werkwoorden past de kleur paars en dit figuurtje: Analogiebeginsel Alleen bij de werkwoorden wordt de analogiestrategie gebruikt om nieuwe woorden aan te leren. Bij de onveranderlijke woorden, de niet-werkwoorden, gebeurt dat niet. Er is dus geen aparte groep net als-woorden. Het analogiebeginsel gaat ervan uit dat leerlingen zelf de overeenkomst ontdekken in een rijtje net als-woorden. Veel zwakke spellers hebben er moeite mee om die impliciete overeenkomst voor zichzelf te benoemen en te gebruiken. Daarom wordt de analogiestrategie niet gebruikt bij de instructie van nieuwe woorden. Toch is het analogiebeginsel zeer bruikbaar voor het spellingonderwijs. Wij raden u aan er vooral in de verwerkings- en toepassingsfase gebruik van te maken. Op de meeste uitlegkaarten zijn een of meer categoriewoorden afgebeeld. Daar kunt u naar verwijzen, bijvoorbeeld als leerlingen in eigen teksten fouten maken of twijfelen over de spelling van een woord: Weet je niet hoe je het verkleinwoord van bord schrijft? Kijk naar het woord handje, het woord bordje wordt op dezelfde manier gevormd. Hulpstrategie (opzoekstrategie) Het is belangrijk dat de leerlingen ook woorden leren opzoeken. Het spellingonderwijs is erop gericht dat de leerlingen de meeste frequente woorden foutloos kunnen schrijven. Maar er zijn altijd woorden waarvan de juiste spelling voor twijfels zorgt, ook bij zeer geoefende spellers. Vanaf blok 7b staan in de handleiding na les 9 van ieder blok suggesties voor opzoekopdrachten. Aan de hand daarvan leren de leerlingen dat ook het opzoeken van een woord in een woordenboek of woordenlijst een volwaardige spellingstrategie is. 15

16 Leerstofoverzicht Spelling in beeld groep 8 Spelling in beeld 8a blok 1 Les 1 spellingtermen Les 2 O8-a: woorden met /s/ = c Les 3 herhaling K: klankwoorden Les 4 W1: overzicht persoonsvormen tt Les 5 O8-b: woorden met /k/ = c en /kt/ = ct Les 6 herhaling O: onthoudwoorden Les 7 W4-a, W4-b: overzicht persoonsvormen vt Les 8 herhaling blok 1 Les 9 herhaling R: regelwoorden blok 2 Les 1 W5-a, W5-b: voltooide deelwoorden en daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoorden Les 2 O9: woorden met /t/ = th en met wr~ Les 3 herhaling K11: woorden met de klank /j/ of /w/ die niet geschreven wordt Les 4 R8: bijvoeglijke naamwoorden Les 5 O10-a: woorden met y Les 6 herhaling W2, W3-a, W3-b: persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden op ~gen, ~chen, ~ven, ~zen, ~ten en ~den Les 7 R4: meervouden Les 8 herhaling blok 2 Les 9 herhaling woorden met meer lettergrepen blok 3 Les 1 R10: woorden met een trema Les 2 O10-b: woorden met x Les 3 herhaling R9: woorden met s Les 4 W6-a: werkwoorden met ge~, be~, ver~, her~ en ont~ Les 5 O6: struikelblokken Les 6 herhaling W5-a, W5-b: voltooide deelwoorden en daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoorden Les 7 W6-b: gelijkklinkende werkwoordvormen Les 8 herhaling blok 3 Les 9 herhaling woorden met meer lettergrepen blok 4 Les 1 R3-a: samenstellingen, waaronder samenstellingen met de tussenletter s Les 2 O11: Franse leenwoorden Les 3 herhaling K10-b: zelfstandige naamwoorden met achtervoegsels Les 4 R3-b: samenstellingen, waaronder samenstellingen met de tussenletters en Les 5 O12: Engelse leenwoorden Les 6 herhaling W6-a, W6-b: werkwoorden met gelijkklinkende vormen, waaronder werkwoorden met ge~, be~, ver~, her~ en ont~ Les 7 R3-c: samenstellingen met een koppelteken Les 8 herhaling blok 4 Les 9 herhaling woorden met meer lettergrepen Spelling in beeld 8b blok 5 Les 1 K5: woorden met een stomme e Les 2 O1: woorden met ei en ij Les 3 herhaling K10-a: bijvoeglijke naamwoorden met achtervoegsels Les 4 R2: verkleinwoorden Les 5 O2: woorden met ou en au Les 6 herhaling werkwoordspelling Les 7 R1: woorden met /t/ = d en /p/ = b Les 8 herhaling blok 5 Les 9 herhaling woorden met meer lettergrepen blok 6 Les 1 R7: hoofdletters en leestekens Les 2 O5: woorden met /g/, /zj/ en /sj/ Les 3 herhaling O8-a, O8-b: woorden met /s/ = c, /k/ = c en /kt/ = ct Les 4 R3-a, R3-b, R3-c: samenstellingen met tussenletters of een koppelteken Les 5 O7, O10-a: woorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y Les 6 herhaling werkwoordspelling Les 7 W7: werkwoordvormen van Engelse werkwoorden Les 8 herhaling blok 6 Les 9 herhaling woorden met meer lettergrepen blok 7 Les 1 R11: lastige voornaamwoorden Les 2 R5: lettergrepen; afbreekregels Les 3 herhaling R10: woorden met een trema Les 4 R3-b: samenstellingen met de tussenletters en en uitzonderingen daarop Les 5 O10-b: woorden met q Les 6 herhaling werkwoordspelling Les 7 R6: woorden op ~a, ~i, ~o, ~u en ~ee Les 8 herhaling blok 7 Les 9 herhaling woorden met meer lettergrepen blok 8 Les 1 R3-c: woorden met afkortingen Les 2 O11: Franse leenwoorden Les 3 herhaling K: klankwoorden Les 4 herhaling W1 tot en met W4-b, W7: persoonsvormen tt en vt Les 5 O12: Engelse leenwoorden Les 6 herhaling O: onthoudwoorden Les 7 herhaling W5-a, W5-b, W6-a, W6-b: voltooide deelwoorden, daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden met ge~, be~, ver~, her~ en ont~ Les 8 herhaling blok 8 Les 9 herhaling R: regelwoorden K = klankwoorden R = regelwoorden O = onthoudwoorden W = werkwoorden Een compleet leerstofoverzicht van de methode Spelling in beeld vindt u op de website 16 GROEP 8

17 BLOK 6 SAMEN LEVEN Week 1 Les 1 R7 regels voor hoofdletters en leestekens 2F Les 2 O5 onthoudwoorden met /g/, /zj/ en /sj/ 1F Les 3 O8-a, b onthoudwoorden met /s/ = c, /k/ = c en /kt/ = ct (herhalingsles) 1F Week 2 Les 4 R3-a, b, c regelwoorden: samenstellingen met tussenletters of een koppelteken 3F Les 5 O7, O10-a onthoudwoorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y 1F Les 6 W werkwoordspelling (herhalingsles) 1F/2F/3F Week 3 Les 7 W7 Engelse werkwoorden 2F Eventueel signaaldictee Les 8 herhaling blok 6 1F/2F/3F Les 9 woorden met meer lettergrepen (herhalingsles) 1F/2F/3F Week 4 Controledictee Vervolgactiviteiten: - herhalingstaken - plustaken 41

18 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 1 BLOK 6 LES 1 Doel De leerlingen leren regels voor hoofdletters en leestekens. referentieniveau: 2F Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 20 en 21 Uitlegkaart R7 Antwoordenboek 8b, pagina 20 en 21 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond R7: hoofdletters en leestekens - Je schrijft hoofdletters aan het begin van elke zin en bij namen: namen van mensen, dieren, boeken, landen, plaatsen, straten, boten enzovoort. - Bij aardrijkskundige namen horen niet alleen de namen van landen en steden, maar ook de namen van inwoners en de bijpassende bijvoeglijke naamwoorden. In samenstellingen als Zuid-Holland schrijf je twee hoofdletters. - Op de uitlegkaart staan ook de regels voor het schrijven van tussenvoegsels in namen: Jan de Vries, J. de Vries, meneer De Vries. - Nieuw is de uitleg over feestdagen: de namen van (officiële) feestdagen krijgen een hoofdletter (Kerstmis, Suikerfeest), afgeleide woorden als kerstvakantie en paasei niet. - In zinnen die met s of t beginnen, krijgt het eerste hele woord een hoofdletter. - Daarnaast wordt het gebruik van leestekens nog eens toegelicht. De meeste uitleg is al eerder aan de orde gekomen. Op de uitlegkaart staan nu ook enkele voorbeelden van zinnen met een puntkomma. Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken en uitleg lezen introductie en uitleg opdrachten maken Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. verlengde instructie en feedback opdrachten maken Op verkenning 1 Woorden afmaken door als beginletter een hoofdletter of een kleine letter in te vullen. Uitleg 2 Uitleg over hoofdletters en leestekens. Aan de slag 3 Groepjes woorden overschrijven met hoofdletters waar die horen. 4 In elke regel vier letters kleuren die een hoofdletter moeten zijn. 5 Van werkwoorden de goede persoonsvorm tt in zinnen invullen. 6 In zinnen op de plaats van de streepjes de goede leestekens plaatsen, drie stukjes tekst tussen aanhalingstekens plaatsen. 7 In zinnen de woorden die met een hoofdletter geschreven moeten worden, goed opschrijven. 8 Van aardrijkskundige namen afgeleide bijvoeglijke naamwoorden bedenken: drie zonder en drie met een koppelteken; bij elk bijvoeglijk naamwoord een zelfstandig naamwoord schrijven. Terugkijken 9 De zin aankruisen waarin alle hoofdletters en leestekens goed staan. Klaar? Extra stof kiezen. Tips voor na de les - Wijs de leerlingen erop dat veel inwonersnamen op ~er, ~aan, ~aar of ~ees eindigen. Daarnaast zijn er ook inwonersnamen met uitgangen die minder vaak voorkomen, zoals Iraniër, Algerijn, Vlaming, Cyprioot, Kretenzer, Madrileen. - Zie verder de weektips bij les GROEP 8

19 Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen tijdens de les ook samenwerken, bijvoorbeeld in tweetallen. In dat kader past de volgende suggestie: Uitleg samenvatten Bij elke witregel in de uitleg op de uitlegkaart pauzeren; om de beurt het voorgaande stukje in eigen woorden navertellen. De woordenpagina doornemen; bij elk stukje extra voorbeelden bedenken. Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning - Bespreek opdracht 1. Wijs daarbij eventueel nog eens op uitlegkaart R3-c, waarop de spelling van samenstellingen als Noord-Brabant en Amsterdam-Centrum aan de orde komt. - Laat de leerlingen enkele aardrijkskundige namen en namen van bekende plekken noemen die bij de eigen gemeente passen. Bijvoorbeeld: Grote Markt, Waalbrug, Stationsplein. Laat enkele namen op het bord schrijven. Extra bij Uitleg - Bespreek de uitlegpagina van de uitlegkaart. - Wijs erop dat bij aardrijkskundige namen ook bijvoeglijke naamwoorden (zoals Zuid-Hollandse) en namen van inwoners (zoals Zuid-Hollander) horen. - Bespreek de regels voor namen met tussenvoegsels als van, de en van der aan de hand van de voorbeelden op de uitlegpagina: Rob de Groot, J. van Dam, meneer De Groot. - Laat de leerlingen meer namen van (religieuze en nietreligieuze) feestdagen noemen. Bijvoorbeeld: Driekoningen, Goede Vrijdag, Offerfeest, Chanoeka; Valentijnsdag, Prinsjesdag. Die namen worden met een hoofdletter geschreven, afleidingen als driekoningenbrood, chanoekafeest en valentijnskaart niet. - Wijs erop dat je woorden als s morgens en s avonds aan het begin van een zin als s Morgens en s Avonds schrijft. Bij zinnen die met t beginnen krijgt ook het eerste hele woord een hoofdletter. - Bespreek daarna de uitleg over leestekens en de voorbeelden. - Wijs op het gebruik van de puntkomma. Die wordt gebruikt als twee zinnen bij elkaar horen, bijvoorbeeld omdat de tweede zin een toelichting geeft op de eerste zin. In vergelijking tot twee zinsdelen die door een komma verbonden worden, pauzeer je bij een puntkomma net iets langer. Extra bij Aan de slag Ga na of de bedoeling van de opdrachten duidelijk is. Extra bij Terugkijken - Bespreek wat de leerlingen deze les geleerd hebben. - Gebruik de leerkrachtassistent (blok 6, les 1) om te laten zien hoe deze categorie past in de leerstofopbouw van het schooljaar. Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip. Tempodifferentiatie Leerlingen die sneller werken Laat deze leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Spelling in beeld in of kies voor digitale plustaken via Leerlingen die langzamer werken Laat voor deze leerlingen eventueel de volgende opgaven vervallen: 3. rechter kolom; 8. gehele opdracht. 43

20 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 2 BLOK 6 LES 2 Doel De leerlingen leren onthoudwoorden met /g/, /zj/ en /sj/ correct te schrijven. referentieniveau: 1F Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 22 en 23 Uitlegkaart O5 Antwoordenboek 8b, pagina 22 en 23 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond O5: woorden met /g/, /zj/ en /sj/ - In groep 4 en 5 hebben de leerlingen woorden leren schrijven met /g/ = ch en /gt/ = cht, zoals pech, lichaam; zachtjes, rechtdoor. Voor woorden die eindigen op de klank /gt/ geldt: als dat geen hij-vorm tt is van een werkwoord op ~gen, dan schrijf je het woord met cht. In blok 8 van groep 6 hebben de leerlingen Franse leenwoorden met /zj/ = g geleerd, zoals garage en logeren. In blok 3 van groep 7 hebben zij nog Franse leenwoorden met /sj/ = ch geleerd, zoals chocola en chef. - Woorden met /zj/ = g en met /sj/ = ch komen in één les aan de orde om het onderscheid te benadrukken. In chocola hoor je voor de klank /j/ een duidelijke /s/-klank, in logeren hoor je voor de /j/ een duidelijke /z/-klank. - In veel Engelse woorden worden de klanken /sj/ geschreven als sh (shirt, finish) en in een aantal Nederlandse woorden als sj (sjouwen, sjoelbak). Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken en uitleg lezen introductie en uitleg opdrachten maken Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. verlengde instructie en feedback opdrachten maken Op verkenning 1 Van een groep woorden op ~age acht woorden kleuren, gelet op hun betekenis; de woorden omcirkelen waarin de g van ~age niet als /zj/ klinkt. Uitleg 2 Uitleg over onthoudwoorden met /g/, /zj/ en /sj/. Aan de slag 3 Woorden met onleesbaar gemaakte letters g en ch(t) in het goede vak opschrijven: /gt/ = cht, /g/ = ch, /zj/ = g of /sj/ = ch. 4 Bij omschrijvingen namen van beroepen in een puzzel invullen; met de letters in de gekleurde vakjes een woord met /zj/ = g maken. 5 De werkwoorden aankruisen waarvan de persoonsvormen vt op ~de en ~den eindigen. 6 Met gegeven woorden zes goede samenstellingen maken. 7 Woorden in zinnen afmaken met g, ch of cht. 8 Steeds drie woorden met dezelfde klanken opschrijven: in twee woorden schrijf je na de klinker g, in één woord schrijf je na de klinker ch. Terugkijken 9 In elk vak de woorden omcirkelen die passen bij de spellingaanwijzing boven het vak. Klaar? Extra stof kiezen. Tips voor na de les - Wijs op het verschil tussen goochelen (goocheltrucs doen) en googelen (een zoekmachine gebruiken): wijs bij goochelen (hij goochelt, hij goochelde, hij heeft gegoocheld) op de twee o s voor de ch, en bij googelen (hij googelt, hij googelde, hij heeft gegoogeld) op de twee o s en de kleine letter waarmee het werkwoord begint. - Zie verder de weektips bij les GROEP 8

21 Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen tijdens de les ook samenwerken, bijvoorbeeld in tweetallen. In dat kader past de volgende suggestie: Woordbetekenissen verduidelijken Individueel bepalen welke woorden van de woordenpagina qua betekenis het minst algemeen zijn. De betekenis daarvan met elkaar bespreken; eventueel opzoeken. Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning - Laat de leerlingen woorden op ~age noemen waarvan de betekenis een geheime of negatieve lading heeft. Bespreek de betekenis van onbekende woorden. Bijvoorbeeld: camouflage, spionage; lekkage, slijtage, ravage. - Laat de leerlingen woorden noemen die met de klank /sj/ beginnen. Veel woorden zullen Franse leenwoorden zijn. Maar ook veel Engelse leenwoorden beginnen met de klank /sj/ (of: /tsj/): shirt, chips. Dan zijn er nog woorden waarbij de klank /sj/ gewoon met de letters sj~ geschreven wordt, zoals sjaal, sjabloon, sjalot, sjeik, sjerp. Extra bij Uitleg - Bespreek de uitlegpagina van de uitlegkaart. Herhaal daarbij kort de uitleg over woorden met ch en cht die eerder behandeld is. Als een woord op /gt/ geen hij-vorm tt van een werkwoord op ~gen is, schrijf je het met ~cht. - Bespreek de woorden van de woordenpagina met /zj/ = g en /sj/ = ch. Dat zijn Franse leenwoorden. Daarom wordt onder aan uitlegkaart O11 over Franse leenwoorden ook naar uitlegkaart O5 verwezen. - Wijs op het klankverschil tussen woorden met /zj/ = g en woorden met /sj/ = ch. Laat de leerlingen de woorden giraf en China duidelijk uitspreken. - Bespreek (nogmaals) de betekenis van enkele eerder geleerde woorden, zoals rage, asperge, reportage, chirurg en charmant. - Wijs op de woorden chic en chique. Er is geen betekenisverschil. Chique is gewoon de langere vorm van het bijvoeglijk naamwoord chic, zoals koude de langere vorm is van koud. - Bespreek de betekenis van enkele nieuwe woorden op uitlegkaart O5, zoals chaos, chrysant, stage en brochure. - Wijs eventueel op het woord logé (meervoud: logés): iemand die logeert. Het woord logee (meervoud: logees) bestaat ook; dat wordt alleen bij vrouwelijke logeerders gebruikt. Het woord logeetje past zowel bij logé als bij logee. Extra bij Aan de slag Ga na of de bedoeling van de opdrachten duidelijk is. Extra bij Terugkijken - Bespreek wat de leerlingen deze les geleerd hebben. - Gebruik de leerkrachtassistent (blok 6, les 2) om te laten zien hoe deze categorie past in de leerstofopbouw van het schooljaar. Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip. Tempodifferentiatie Leerlingen die sneller werken Laat deze leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Spelling in beeld in of kies voor digitale plustaken via Leerlingen die langzamer werken Laat voor deze leerlingen eventueel de volgende opgaven vervallen: 6. gehele opdracht; 8. gehele opdracht. 45

22 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 3 BLOK 6 LES 3 Doel De leerlingen herhalen onthoudwoorden met /s/ = c en /k/ = c en /kt/ = ct. referentieniveau: 1F Materialen Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken (uitleg lezen) opdrachten maken (uitleg lezen) (eventueel) verlengde instructie opdrachten maken (uitleg lezen) Basisstof Werkboek 8b, pagina 24 en 25 Uitlegkaarten O8-a, O8-b Antwoordenboek 8b, pagina 24 en 25 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond Herhaling O8-a, O8-b: woorden met /s/ = c, /k/ = c en /kt/ = ct - De leerstof in deze les is eerder aan de orde gekomen in de volgende lessen: groep 8, blok 1, les 2; groep 8, blok 1, les 5. - Voor het lezen van woorden met een c bestaan vaste regels: voor een e, i, ij of y spreek je de c uit als /s/, voor een a, o, u, l of r spreek je de c uit als /k/. Voor het spellen van woorden bieden die regels geen uitkomst. Daarom worden woorden met een c aangeboden als onthoudwoorden. - Woorden met een c zijn allemaal leenwoorden uit andere talen. - De meeste leenwoorden met de klanken /kt/ worden gespeld met ct. Op de uitlegpagina van kaart O8-b worden uitzonderingen daarop vermeld, zoals trakteren, elektrisch en praktisch. Daar staan ook enkele woorden met een k, die vaak ten onrechte met een c worden geschreven, zoals helikopter en akkoord. Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Rijmwoorden op hij wekt en hij bakt afmaken door ct of kt in te vullen; de twee bijvoeglijke naamwoorden op ~ct omcirkelen. Uitleg 2 Korte (herhalings)uitleg over onthoudwoorden met /s/ = c, /k/ = c en /kt/ = ct. Aan de slag 3 Woorden met c van de uitlegkaarten bij twee afbeeldingen opschrijven en in zinnen invullen. 4 De letters c kleuren die als /k/ klinken. 5 Van werkwoorden de hij-vormen tt en vt en het voltooid deelwoord opschrijven. 6 Met losse lettergrepen goede woorden van de uitlegkaarten maken. 7 Woorden in zinnen afmaken met c, cc, k of s. 8 Zes woorden met c opschrijven die passen bij optreden en publiek en zes woorden die passen bij dokters en onderzoek. Terugkijken 9 Aangeven in welke zin de gekleurde woorden allebei goed zijn gespeld. Klaar? Extra stof kiezen. Zelfstandig of begeleid leren? De leerlingen kunnen alle fasen van deze les zelfstandig doorwerken. Geef aanpak 1-leerlingen eventueel verlengde (taak)instructie. Help daarna alleen leerlingen die zonder uw hulp niet vooruit kunnen. 46 GROEP 8

23 BLOK 6 SAMEN LEVEN WEEKTIPS BLOK 6 WEEK 1 Weektips Tips voor tussendoor - Gebruik tussendoormomenten om de spellingcategorieën van deze week op een andere manier aan de orde te stellen: > Zitten of staan: Laat de leerlingen gaan staan. Noem samenstellingen die met de windrichtingen noord, zuid, west of oost beginnen. Schrijf je de samenstelling met één of twee hoofdletters (zoals Oostzee en Zuid- Beveland)? Ga dan zitten. Schrijf je het woord zonder hoofdletters (zoals westenwind)? Blijf dan staan. > Bijvoeglijke naamwoorden bedenken: Laat de leerlingen in tweetallen zo veel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden bedenken die in de linker of rechter kolom van uitlegkaart O5 passen, omdat ze met /g/ = ch of /sj/ = ch geschreven worden. Bijvoorbeeld: zacht, recht, licht, onverwacht; Chinees, Chileens. Laat daarbij ook de bijvoeglijke naamwoorden opschrijven die al op de kaart staan, zoals chaotisch, charmant, chic en chique. Ook afleidingen van woorden die al op uitlegkaart O5 staan, kunnen geschikte bijvoeglijke naamwoorden zijn, zoals lichamelijk, technisch; chirurgisch, machinaal. Laat de leerlingen woorden voorlezen die nog niet genoemd zijn. > Woordenbingo: Laat de leerlingen acht zelfstandige naamwoorden met twee c s opschrijven. Bijvoorbeeld: contact, contract, circus, succes, accent, collectie, correctie, constructie, microscoop, cactus. Laat ze om de beurt een woord van hun lijst voorlezen. Hebben andere leerlingen dat woord ook opgeschreven? Dan mogen ze een kruisje zetten. Wie het eerst vijf kruisjes heeft, roept Bingo! en wint deze ronde. Controleer de woorden van de winnaar. Weekdictee - Geef deze les eventueel een weekdictee. - De dicteewoorden komen uit de twee spellingcategorieën van deze week (*) en uit eerder aangeboden spellingleerstof. Het dictee bevraagt vier categorieën met vijf opgaven per categorie. - Schrijf van zin 1 tot en met 5 het woord of de woorden op die je naast het eerste woord van de zin met een hoofdletter schrijft. - Lees de zinnen voor. Herhaal de vetgedrukte woorden. Laat de leerlingen de vetgedrukte woorden in een dicteeschrift opschrijven. * * R7: hoofdletters en leestekens 1. Kijk, daar loopt onze nieuwe buurman, meneer Van Duin. 2. In de zomer gaan veel toeristen naar de Spaanse kusten. 3. Het was Kerstmis in het eerste weekend van de kerstvakantie. 4. In dat Zuid-Hollandse dorp was op die dag een paardenmarkt. 5. Mijn hele familie woont in het noordoosten van Groningen. O5: woorden met /g/, /zj/ en /sj/ 6. De bakker heeft een machine voor het kneden van het deeg. 7. De Amerikaanse man werd in Korea verdacht van spionage. 8. Vór de operatie trekt de chirurg speciale handschoenen aan. 9. Bij het project over techniek bekijken we hoe een motor werkt. 10. Mijn nichtje en ik gaan elke vakantie bij elkaar logeren. K4: woorden met aai, oei en ooi 11. Die sporter heeft bij twee toernooien een prijs gewonnen. 12. Let erop dat die lege plastic bekertjes niet wegwaaien. 13. De spreker gaf een boeiende presentatie over het bedrijf. 14. Na twee weken vriezen dooide het die dag eindelijk weer. 15. De restjes houtskool in de vuurkorf blijven lang gloeien. W2: vt van zwakke werkwoorden op ~gen, ~chen, ~ven en ~zen 16. Na de lunch veegde hij met een doekje de kruimels van tafel. 17. Door het werk van mijn moeder verhuisden we vroeger vaak. 18. Toen onze favoriet over de finish kwam, juichten we allemaal. 19. Ze verpleegde haar patiënten met veel liefde en aandacht. 20. We beloofden dat we alles weer netjes zouden opruimen. - Schrijf de dicteewoorden op het bord met de categorie erbij. Of laat de dicteewoorden met behulp van de leerkrachtassistent op het digibord zien. - Laat de leerlingen hun werk zelf nakijken. - Laat de leerlingen hun fouten aankruisen en verbeteren. - Laat leerlingen met meer dan één fout per categorie de uitlegkaart doornemen. De klankwoorden van categorie K4 staan alleen op verzamelkaart K0. - NB: De ervaring leert dat sommige leerlingen moeite houden met de woorden van categorie W2, ook als zij er vaak en gericht mee oefenen. - Wijs bij de bespreking van de werkwoordvormen op het werkwoordschema met de vijf persoonsvormen en de beslisvragen werkwoordspelling. GROEP 8 47

24 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 4 BLOK 6 LES 4 48 Doel De leerlingen leren regelwoorden: samen stellingen met tussenletters of een koppelteken correct te schrijven. referentieniveau: 3F* Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 26 en 27 Uitlegkaart R3-a, R3-b, R3-c Antwoordenboek 8b, pagina 26 en 27 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond R3-a, R3-b, R3-c: samenstellingen met tussenletters of een koppelteken - Samenstellingen met tussenletters of een koppelteken zijn eerder aan de orde gekomen in de lessen 1, 4 en 7 van blok 4. In deze les komt deze lastige leerstof gecombineerd aan de orde. - Samenstellingen met de tussenletter s zorgen vooral voor problemen als het tweede woorddeel met een s of een andere sisklank begint. Vervang bij twijfel het rechter woorddeel door een ander woord: stationsklok, dus ook: stationschef. - In veel samenstellingen hoor je in het midden, dus vór het tweede woorddeel, / u/ of /un/. Meestal schrijf je dan en. Op uitlegkaart R3-b worden groepen uitzonderingen genoemd, die je niet met en, maar met e schrijft. - In sommige samenstellingen schrijf je een koppelteken (streepje). Dat gebeurt bij klinkerbotsing (klinkers achter elkaar die verkeerd kunnen worden uitgesproken), bij aardrijkskundige namen als Zuid-Holland en bij samenstellingen met een afkorting of een cijfer: dvd-speler, 30-jarige. GROEP 8 Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken en uitleg lezen introductie en uitleg opdrachten maken Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. verlengde instructie en feedback opdrachten maken Op verkenning 1 Aangeven welke uitspraken over samenstellingen met in het midden /u/ of /un/ kloppen; bij vier afbeeldingen de goede samenstellingen schrijven. Uitleg 2 Uitleg over regelwoorden: samenstellingen met tussenletters of een koppelteken. Aan de slag 3 Samenstellingen maken van gegeven woorden. 4 De samenstellingen omcirkelen waarbij onder het zonnetje n staat. 5 Van werkwoorden het voltooid deelwoord invullen. 6 De legenda kleuren met vier kleuren; daarna woorden met en zonder koppelteken de goede kleur geven. 7 Samenstellingen opschrijven met in zinnen gegeven woorden. 8 Met gegeven woorden goede samenstellingen maken. Terugkijken 9 Van vijf samenstellingen aangeven of de spelling en de toelichting daarop goed zijn. Klaar? Extra stof kiezen. Tips voor na de les - Wijs op het verschil tussen samenstellingen (gemaakt van twee woorden met een eigen betekenis) en andere lange woorden. Voor afleidingen, woorden met voor- of achtervoegsels, gelden de regels voor samenstellingen niet. Bij de vorming daarvan is nooit sprake van een tussenletter n of s of een koppelteken. - Zie verder de weektips bij les 6. * Deze leerstof is ingedeeld als 3F. De ervaring leert dat veel leerlingen er moeite mee zullen houden, ook als zij er vaak en gericht mee oefenen.

25 Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen tijdens de les ook samenwerken, bijvoorbeeld in tweetallen. In dat kader past de volgende suggestie: Opdrachten bespreken De bedoeling van de opdrachten vooraf bespreken. De opdrachten individueel maken. Na afloop het werk bespreken; het eigen werk eventueel aanpassen of verbeteren. Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning - Laat de leerlingen in tweetallen de uitspraken over samenstellingen met in het midden /u/ of /un/ bespreken. Bespreek daarna de uitleg op uitlegkaart R3-b nog een keer. - Bespreek de afbeeldingen bij de opdracht. Maak duidelijk dat die bij een volkstuincomplex zijn gemaakt. Komen leerlingen wel eens op zo n terrein waar mensen voor hun plezier tuinieren? Laat hen daarover vertellen. Extra bij Uitleg - Sluit bij opdracht 1 aan door eerst uitlegkaart R3-b nog eens te bespreken. - Maak duidelijk dat je de meeste samenstellingen waarbij je in het midden /u/ of /un/ hoort, met en schrijft. - Bespreek uitzonderingspunt 1. Herhaal dat je je bij het voorbeeldwoord secondewijzer niet af moet vragen of een secondewijzer meer dan één seconde aanwijst. Het gaat erom dat het woord seconde een enkelvoud op ~e heeft én geen persoon is. Dat bepaalt dat je in het midden e schrijft. - Bespreek de andere uitzonderingspunten kort. Maak duidelijk dat het daarbij steeds om beperkte groepjes woorden gaat. - Laat de leerlingen de woorden van de woordenpagina R3-b nog eens lezen. - Neem kort de belangrijkste punten van de uitlegkaarten R3-a en R3-c door. Bij R3-a gaat het om samenstellingen met de tussenletter s. Bij twijfel daarover vervang je het tweede woorddeel door een woord met een andere beginletter. Dan hoor je of samenstellingen met dat eerste woorddeel een tussenletter s krijgen of niet. Bij R3-c gaat het om drie groepen samenstellingen: met botsende klinkers, met aardrijkskundige namen en met afkortingen en cijfers. Zulke samenstellingen schrijf je met een koppelteken. Extra bij Aan de slag Ga na of de bedoeling van de opdrachten duidelijk is. Extra bij Terugkijken - Bespreek wat de leerlingen deze les geleerd hebben. - Gebruik de leerkrachtassistent (blok 6, les 4) om te laten zien hoe deze categorie past in de leerstofopbouw van het schooljaar. Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip. Tempodifferentiatie Leerlingen die sneller werken Laat deze leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Spelling in beeld in of kies voor digitale plustaken via Leerlingen die langzamer werken Laat voor deze leerlingen eventueel de volgende opgaven vervallen: 5. rechter kolom; 8. gehele opdracht. 49

26 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 5 BLOK 6 LES 5 De leerlingen leren onthoudwoorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y correct te schrijven. referentieniveau: 1F Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 28 en 29 Uitlegkaarten O7, O10-a Antwoordenboek 8b, pagina 28 en 29 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken en uitleg lezen introductie en uitleg opdrachten maken Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. verlengde instructie en feedback opdrachten maken Didactische achtergrond O7, O10-a: woorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y - De klank /ie/ binnen een lettergreep schrijf je altijd als ie: wiel, verdriet. In sommige woorden wordt de klank /ie/ aan het eind van een lettergreep als i geschreven. Dat zijn leenwoorden. - De tweetekenklinker ie blijft bijna altijd staan als je een woord langer maakt, ook als de ie dan aan het eind van de lettergreep komt te staan: wielen, verdrietig. Maar niet altijd: muziek muzikaal; fabriek fabrikant. - In woorden met aan het einde twee /ie/- klanken (familie) wordt de eerste klank /ie/ vaak als i geschreven, de eindklank /ie/ als ie. - De woorden met /ie/ = i zijn onthoudwoorden. Laat de leerlingen ook de woorden met /ie/ = ie goed doornemen. - In de opdrachten van deze les komen ook woorden met /ie/ = y aan de orde. Die zijn behandeld in les 5 van blok 2. Op verkenning 1 Woorden met de klank /ie/ na de beginmedeklinker afmaken met i, ie of y; het woord omcirkelen dat bij de drie afbeeldingen past. Uitleg 2 Uitleg over onthoudwoorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y. Aan de slag 3 Woorden van de week bij twee foto s schrijven en in zinnen invullen. 4 Woorden met de klank /ie/ afmaken door i, ie of y in te vullen. 5 Steeds de werkwoordvorm omcirkelen die in de zin past. 6 Woorden bij omschrijvingen in een puzzel invullen; het meervoud van het gevonden woord opschrijven. 7 Woorden in zinnen afmaken met ie, i of y. 8 Het meervoud van woorden met de eindklank /ie/ afmaken. Terugkijken 9 Woorden die eindigen op ~ie, ~i of ~y kleuren met drie kleuren. Klaar? Extra stof kiezen. Tips voor na de les - Wijs op leenwoorden met /ie/. Naast leenwoorden met /ie/ = i komen er leenwoorden voor met /ie/ = y (typen), /y/ = ey (hockey), /ie/ = ee (weekend), /ie/ = ea (team), /wie/ = ui (etui), /ie/ = e (relaxen) en /ie/ = ij (bijzonder). - Zie verder de weektips bij les GROEP 8

27 Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen tijdens de les ook samenwerken, bijvoorbeeld in tweetallen. In dat kader past de volgende suggestie: Woordbetekenissen verduidelijken Individueel bepalen van welke woorden op de woordenpagina de betekenis het minst algemeen bekend is. De betekenis daarvan met elkaar bespreken; eventueel opzoeken. Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning Laat de leerlingen andere woorden noemen die met de medeklinkers van opdracht 1 beginnen, gevolgd door de klank /ie/. Bijvoorbeeld: biologie, cyclus, diploma, fiets, giechelen, hielen, kimono, liefs, mikado, nieuwe, piraat, riool, sieraad, titel, vitamine, wielrenner, zielig. Extra bij Uitleg - Bespreek de uitlegpagina van uitlegkaart O7. - Wijs op de woorden met twee /ie/-klanken. In veel van zulke woorden wordt de eerste klank /ie/ als i geschreven, de tweede als ie: rivier, kritiek, familie, televisie. Maar er zijn ook woorden met twee opeenvolgende /ie/-klanken die allebei als i worden geschreven, zoals dirigent, definitief, minimum, vitrine, vitamine, primitief, individu. - Wijs erop dat de woorden van de week deze keer bestaan uit zes woorden met /ie/ = ie en zes woorden met /ie/ = i. Bespreek de twaalf woorden. Vertel de leerlingen dat ze die moeten onthouden. - Wijs erop dat de woorden politiek, fanatiek en primitief (ook) bijvoeglijke naamwoorden zijn. Als je die langer maakt, blijft de ie staan, net als bij het eerder geleerde woord antiek antieke: politiek politieke, fanatiek fanatieke. De f van primitief wordt dan een v: primitief primitieve. - Laat de leerlingen voorbeeldzinnen bedenken die de betekenis van enkele woorden verduidelijken, zoals politiek, fanatiek, primitief, amfibie, safari, individu, kandidaat, kantine en pantomime. Neem ook de eerder geleerde woorden nog eens door. Er wordt van uitgegaan dat de leerlingen die beheersen. - Bespreek uitlegkaart O10-a, woorden met y, kort. Die woorden zijn al in blok 5 aan de orde gekomen. In deze les gaat het om de woorden waarin de y als /ie/ klinkt. Extra bij Aan de slag Ga na of de bedoeling van de opdrachten duidelijk is. Extra bij Terugkijken - Bespreek wat de leerlingen deze les geleerd hebben. - Gebruik de leerkrachtassistent (blok 6, les 5) om te laten zien hoe deze categorie past in de leerstofopbouw van het schooljaar. Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip. Tempodifferentiatie Leerlingen die sneller werken Laat deze leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Spelling in beeld in of kies voor digitale plustaken via Leerlingen die langzamer werken Laat voor deze leerlingen eventueel de volgende opgaven vervallen: 6. gehele opdracht; 8. gehele opdracht. 51

28 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 6 BLOK 6 LES 6 Doel De leerlingen herhalen eerder geleerde leerstof over werkwoorden. referentieniveau: 1F/2F/3F Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 30 en 31 Uitlegkaarten W1 tot en met W6-b Antwoordenboek 8b, pagina 30 en 31 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken (uitleg lezen) opdrachten maken (uitleg lezen) Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Persoonsvormen vt (meervoud) invullen. Uitleg 2 Taakinstructie over deze toepassingsles over werkwoordspelling. (eventueel) verlengde instructie opdrachten maken (uitleg lezen) Herhaling werkwoordspelling - De opdrachten in deze les hebben betrekking op de leerstof werkwoordspelling die in de groepen 6, 7 en 8 is aangeboden. Leerlingen passen toe wat ze daarover geleerd hebben. - In veel opdrachten wordt de leerstof over spellingcategorieën door elkaar bevraagd. Daardoor passen bij één opdracht meestal niet één of twee specifieke uitlegkaarten. - Op de W-uitlegkaarten staan van verschillende werkwoorden schema s met de vijf persoonsvormen. Daarnaast hebben de leerlingen steun aan de beslisvragen werkwoordspelling die achter in het werkboek en de uitlegkaarten zijn afgedrukt. Wijs daar regelmatig op. - Met de leerkrachtassistent Spelling in beeld, de methodesoftware voor het digibord, hebt u de mogelijkheid om op allerlei manieren extra te oefenen met de werkwoordspelling, ook bijvoorbeeld met werkwoorden die minder vaak voorkomen. Zie daarvoor de toelichting bij de leerkrachtassistent Spelling in beeld. Aan de slag 3 Persoonsvormen tt in zinnen invullen. 4 Werkwoordvormen afmaken met d of t. 5 Persoonsvormen vt in zinnen invullen. 6 Steeds het goed gespelde bijvoeglijk naamwoord omcirkelen. 7 In zinnen de goede werkwoordvormen invullen. 8 Bijvoeglijke naamwoorden opschrijven die zijn afgeleid van zwakke werkwoorden met ver~; bij elk bijvoeglijk naamwoord een lidwoord en een zelfstandig naamwoord schrijven. Terugkijken 9 Aangeven in welke zinnen het gekleurde woord goed is gespeld. Klaar? Extra stof kiezen. Zelfstandig of begeleid leren? - De leerlingen kunnen alle fasen van deze les zelfstandig doorwerken. Geef aanpak 1-leerlingen eventueel verlengde (taak)instructie. Help daarna alleen leerlingen die zonder uw hulp niet vooruit kunnen. - NB: In alle opdrachten van deze les komt lastige leerstof met referentieniveau 1F, 2F of 3F aan de orde. 52 GROEP 8

29 BLOK 6 SAMEN LEVEN WEEKTIPS BLOK 6 WEEK 2 Weektips Tips voor tussendoor - Gebruik tussendoormomenten om de spellingcategorieën van deze week op een andere manier aan de orde te stellen: > Woorden wisselen: Maak op het bord twee kolommen: ~en~ en ~e~. Laat de leerlingen samenstellingen bedenken met in het midden de klank /u/ of /un/. Laat leerlingen hun samenstellingen in de goede kolom schrijven en daarbij de spelling toelichten. Laat deze samenstellingen dagelijks vervangen door andere samenstellingen met ~en~ en ~e~. > Woordparen bedenken: Laat de leerlingen in tweetallen zo veel mogelijk woordparen met de klank /ie/ bedenken en opschrijven. De woorden van elk woordpaar beginnen met dezelfde letters. Maar één klank /ie/ wordt als i geschreven, de andere als ie. Bijvoorbeeld: liter liever, gitaar gieter, olifant olieprijs, artikel artiest, uniform unieke. Laat ieder tweetal één of twee woordparen voorlezen. > Werkwoorden bedenken: Laat de leerlingen op een blaadje onder elkaar de volgende letters schrijven: b, d, f, g, ch, k, l, m, n, p, r, s, t, v, w, x, z. Laat hen in tweetallen bij elke letter een zwak werkwoord bedenken en opschrijven, met vór de uitgang ~en van het hele werkwoord de gegeven letter. Bijvoorbeeld: krabben, branden, sloffen, zorgen, juichen, bakken, spoelen, rijmen, wennen, kloppen, sturen, missen, wachten, leven, duwen, mixen, reizen. Laat ze daarna de werkwoorden van t kofschip omcirkelen. Laat enkele groepjes hun lijst voorlezen. Weekdictee - Geef deze les eventueel een weekdictee. - De dicteewoorden komen uit de twee spellingcategorieën van deze week (*) en uit eerder aangeboden spellingleerstof. Het dictee bevraagt vier categorieën met vijf opgaven per categorie. - Lees de zinnen voor. Herhaal de vetgedrukte woorden. Laat de leerlingen de vetgedrukte woorden in een dicteeschrift opschrijven. * R3-b: samenstellingen, waaronder samenstellingen met de tussenletters en 1. In de tuin zie ik een merel met een regenworm in zijn snavel. 2. Bij de volgende benzinepomp halen we even een broodje. 3. Waar is de koekenpan gebleven? Ik wil een eitje bakken. 4. De opticien meet de sterkte van mijn oude brillenglazen. 5. Mijn vader heeft last van hoogtevrees. * O7: woorden met /ie/ = ie en /ie/ = i 6. Hij wil kampioen worden en is heel fanatiek aan het trainen. 7. Omdat het regent, gaat het tuinfeest definitief niet door. 8. Ik hou niet zo van andijvie, maar ik ben gek op spinazie. 9. De turnster maakt een dubbele salto op de trampoline. 10. Ieder mens is een individu: iedereen is anders. K11: woorden met de klank /j/ of /w/ die niet geschreven wordt 11. Door het vele plastic in de oceanen sterven er veel vissen. 12. In het museum vond ik de historische afdeling het mooist. 13. Gaan jullie nog naar de stad? Dan wil ik eventueel wel mee. 14. Het ongeluk met de kerncentrale was een ramp voor het milieu. 15. Ze is serieus aan het leren, want ze wil een voldoende halen. W3-b: verleden tijd van zwakke werkwoorden op ~den 16. Buiten was het koud, maar binnen brandde de kachel. 17. Hij meldde zich als eerste aan bij de voorzitter. 18. Mijn moeder belde vroeger vaak uren met haar vriendinnen. 19. Het vliegtuig landde keurig op tijd op Schiphol. 20. We kneden nu eerst het deeg, straks wordt het een taart. - Schrijf de dicteewoorden op het bord met de categorie erbij. Of laat de dicteewoorden met behulp van de leerkrachtassistent op het digibord zien. - Laat de leerlingen hun werk zelf nakijken. - Laat de leerlingen hun fouten aankruisen en verbeteren. - Laat leerlingen met meer dan één fout per categorie de betreffende uitlegkaart nog eens doornemen. - NB: De ervaring leert dat sommige leerlingen moeite houden met categorie W3-b en dat veel leerlingen moeite houden met categorie R3-b, ook als zij er vaak en gericht mee oefenen. - Wijs bij de bespreking van de werkwoordvormen op het werkwoordschema met de vijf persoonsvormen en de beslisvragen werkwoordspelling. GROEP 6 53

30 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 7 BLOK 6 LES 7 Doel De leerlingen leren Engelse werkwoorden (leenwoorden) correct te schrijven. referentieniveau: 2F* Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 32 en 33 Uitlegkaart W7 Antwoordenboek 8b, pagina 32 en 33 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond W7: Engelse werkwoorden - Door de opkomst van de computer en de interesse voor de Amerikaanse levensstijl is de Nederlandse taal uitgebreid met veel uit het Engels overgenomen werkwoorden. - Al deze werkwoorden zijn zwak en volgen de regel van t kofschip. Aan de medeklinkers van t kofschip moeten dan de letters x en sh worden toegevoegd: ik mixte, wij finishten. - Werkwoorden als grillen en crossen zijn gemaakt van een grondwoord met een dubbele medeklinker: grill en cross. In het Nederlands schrijf je die dubbele medeklinker alleen als dat voor de uitspraak nodig is: wij crossen. Vormen als ik cros, hij crost, ik croste, wij crosten en ik heb gecrost schrijf je zonder dubbele medeklinker. - Werkwoorden als skaten, racen en deleten hebben een ik-vorm op ~e. Die e blijft in alle persoonsvormen staan, wat opvallende werkwoordvormen oplevert: hij skatet, hij skatete, hij heeft geskatet. In het werkboek komt dit alleen in opdracht 8 van deze les aan de orde. - Wijs regelmatig op het werkwoordschema met de vier beslisvragen achter in het werkboek. Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken en uitleg lezen introductie en uitleg opdrachten maken Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. verlengde instructie en feedback opdrachten maken Op verkenning 1 Engelse werkwoorden kleuren met drie kleuren; twee van die werkwoorden bij afbeeldingen schrijven. Uitleg 2 Uitleg over Engelse werkwoorden. Aan de slag 3 Van werkwoorden persoonsvormen en het voltooid deelwoord opschrijven. 4 In elke rij drie werkwoorden omcirkelen waarvan de persoonsvormen vt met ~te en ~ten geschreven worden. 5 De schema s van drie werkwoorden afmaken. 6 Engelse werkwoorden verbinden met betekenisomschrijvingen. 7 Van werkwoorden de goede persoonsvormen vt in zinnen invullen. 8 Van werkwoorden de goede ik-vorm tt omcirkelen en aangeven of die op ~e eindigt; daarvan de hij-vorm tt en vt en het voltooid deelwoord opschrijven. Terugkijken 9 Aangeven in welk vak alle persoonsvormen goed gespeld zijn; de vier verkeerd gespelde persoonsvormen doorstrepen. Klaar? Extra stof kiezen. Tips voor na de les - Laat via de leerkrachtassistent regelmatig schema s zien van werkwoorden met een ik-vorm tt op ~e, zoals skaten en deleten. Doordat de uitgangen gefaseerd verschijnen, zien leerlingen hoe persoonsvormen als hij skatet en wij deleteten gevormd worden. - Zie verder de weektips bij les GROEP 8 * Deze leerstof is ingedeeld als 2F. De ervaring leert dat sommige leerlingen er moeite mee zullen houden, ook als zij er vaak en gericht mee oefenen.

31 Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen tijdens de les ook samenwerken, bijvoorbeeld in tweetallen. In dat kader past de volgende suggestie: Voortgang bespreken Na de uitleg en na de verwerking de voortgang bespreken aan de hand van vragen als: Wat heb je geleerd? Wat vond je moeilijk? Wat viel mee of juist tegen? Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning - Laat de leerlingen andere Engelse leenwoorden noemen die met sport en computers te maken hebben. Wijs daarbij op de werkwoorden die genoemd worden. Bijvoorbeeld: penalty, goal, scoren, volley, golfen, homerun, basket, hands; scrollen, laptop, gamen, tablet, printen, adapter, surfen, crashen. - Noem het werkwoord racen. De ik-vorm tt eindigt op ~e: ik race. Laat leerlingen nog meer Engelse werkwoorden noemen waarvan de ik-vorm tt op ~e eindigt. Bijvoorbeeld: ik skate, ik delete, ik save, ik game, ik time. Extra bij Uitleg - Bespreek de uitleg over Engelse werkwoorden op de uitlegkaart. Alle Engelse werkwoorden zijn zwakke werkwoorden. Ze volgen de regel van t kofschip. - Wijs op werkwoorden die eindigen op ~xen of ~shen. De letters x en sh horen bij de medeklinkers van t kofschip. De vt van werkwoorden als mixen, relaxen, smashen en finishen schrijf je met ~te en ~ten. - Bespreek de werkwoorden die zijn afgeleid van een woord op een dubbele medeklinker: crossen (van cross), grillen (van grill), stressen (van stress). Bij de vervoeging van die werkwoorden schrijf je in het Nederlands alleen een dubbele medeklinker als dat voor de uitspraak nodig is, dus alleen in de wij-vorm tt: ik cros, hij crost, wij crossen, ik croste, wij crosten. - Bespreek de uitleg over de werkwoorden met een ik-vorm op ~e. Ze staan vooral op de uitlegkaart om leerlingen kennis te laten maken met deze op het eerste gezicht vreemde werkwoordvormen. In het werkboek komen deze lastige vormen alleen in opdracht 8 aan de orde. Ze worden ook niet in het signaaldictee en het controledictee bevraagd. - Wijs de leerlingen op het werkwoordschema en de beslisvragen achter in het werkboek. Bespreek de vragen die bij deze les horen. Extra bij Aan de slag Ga na of de bedoeling van de opdrachten duidelijk is. Extra bij Terugkijken - Bespreek wat de leerlingen deze les geleerd hebben. - Gebruik de leerkrachtassistent (blok 6, les 7) om te laten zien hoe deze categorie past in de leerstofopbouw van het schooljaar. Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip. Tempodifferentiatie Leerlingen die sneller werken Laat deze leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Spelling in beeld in of kies voor digitale plustaken via Leerlingen die langzamer werken Laat voor deze leerlingen eventueel de volgende opgaven vervallen: 5. tweede en derde schema; 8. gehele opdracht. 55

32 BLOK 6 SAMEN LEVEN SIGNAALDICTEE BLOK 6 Signaaldictee Doel De leerlingen tonen hun (voorlopige) beheersing van de volgende spellingcategorieën: R3: samenstellingen met tussenletters of een koppelteken R7: hoofdletters en leestekens O5: woorden met /g/, /zj/ en /sj/ O7, O10-a: woorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y W7: Engelse werkwoorden Signaaldictee afnemen - Wij raden u aan na les 7 een signaaldictee af te nemen over de woorden van dit blok. De afname is facultatief, maar levert veel nuttige informatie op. - Het signaaldictee is in de eerste plaats opgezet om de leerlingen zelf zicht te geven op hun vorderingen. Het geeft ze een signaal in de aanloop naar het controledictee. - U krijgt een indruk van de vorderingen door rond te lopen en vragen te stellen. Zelfs als u het werk niet zelf nakijkt, zult u constateren welke categorieën in de groep nog voor problemen zorgen. Ook krijgt u een indruk van de vorderingen van zelfstandig lerende leerlingen. - Zorg voor voldoende tijd tussen de afname van het signaaldictee en het controledictee. Zo kunt u nog aandacht besteden aan lastige categorieën. - Het signaaldictee bestaat uit twintig woorden. Vijf spellingcategorieën van blok 6 worden elk vier keer bevraagd. - Lees de eerste vier zinnen voor. Laat de leerlingen op het leerlingblad signaaldictee groep 8 opschrijven wat bij de opdrachten vermeld staat. - Lees dan de overige zinnen voor. Laat de leerlingen de vetgedrukte woorden opschrijven. referentieniveau: 1F/2F/3F Materialen Leerlingblad signaaldictee groep 8 Hoofdletters en leestekens (R7) Schrijf van zin 1 tot en met 4 het woord of de woorden op die je naast het eerste woord van de zin met een hoofdletter schrijft. 1. Met Pasen gaan wij met het hele gezin naar een paasconcert. 2. Ga je mee naar dat leuke winkeltje op het Frans Halsplein? 3. Ik werd gebeld door een man die vroeg naar Sam van Vliet. 4. Ze vertrekt om elf uur van Schiphol en komt om drie uur aan. Woorddictee 5. De chauffeur van de taxi zette opa netjes voor de deur af. (O5) 6. Als mijn moeder een tv-serie volgt, moet je haar niet storen. (R3/R3-c) 7. Mijn vader tankt altijd bij de benzinepomp in ons dorp. (W7) 8. Ik kan al vlot typen zonder naar het toetsenbord te kijken. (O7/O10-a) 9. Tijdens de modeshow dragen de modellen prachtige jurken. (R3/R3-b) 10. De bagage gaat via de lopende band naar het goede vliegtuig. (O5) 11. Een amfibie kan zowel op het land als in het water leven. (O7/O10-a) 12. Ons elftal scoorde op het laatste moment nog een punt. (W7) 13. Onze juf draagt haar lange haar vaak in een paardenstaart. (R3/R3-b) 14. We hebben geen verbinding. De techniek laat ons in de steek! (O5) 15. De twee renners finishten bijna precies gelijk. (W7) 16. Op het plein in de stad speelt een acteur pantomime. (O7/O10-a) 17. De architect presenteert zijn plan voor de nieuwe woonwijk. (O5) 18. Op de dorpsschool zitten groep 6, 7 en 8 in één lokaal. (R3/R3-a) 19. Elke politieke partij heeft plannen om het land beter te besturen. (O7/O10-a) 20. Hij crost de oprit op en komt slippend tot stilstand. (W7) Nakijken en vervolgacties - Laat de leerlingen hun werk zelf nakijken. Schrijf de dicteewoorden op het bord met de categorie erbij. Of laat de dicteewoorden met behulp van de leerkrachtassistent op het digibord zien. - Laat de leerlingen hun fouten aankruisen en verbeteren. - Het signaaldictee is vooral bedoeld om de leerlingen te laten beseffen welke bevraagde spellingcategorieën ze beheersen en welke nog niet. Eerlijke zelfreflectie bevordert u door de resultaten van het signaaldictee niet te registreren. Voor de leerlingen geeft het signaaldictee dan een tussenstand van hun beheersing, waar ze nog aan kunnen werken in de aanloop naar het controledictee. Het controledictee registreert u natuurlijk wel. - Laat de leerlingen nagaan hoeveel fouten ze per categorie gemaakt hebben. - Laat leerlingen die in een categorie meer dan één fout hebben gemaakt, de betreffende uitlegkaart nog eens doornemen. - Houd daarbij rekening met het volgende: W7 is een lastige categorie met referentieniveau 2F. R3 is een lastige categorie met referentieniveau 3F. - Kies in herhalingsles 8 voor een vorm van begeleid leren als uit de fouten blijkt dat veel leerlingen een bepaalde categorie nog niet beheersen. 56 GROEP 8

33 BLOK 6 LES 8 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 8 Doel De leerlingen herhalen de categorieën van blok 6. referentieniveau: 1F/2F/3F Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 34 en 35 Uitlegkaarten R3-a, R3-b, R3-c, R7, O5, O7, O10-a, W7 Antwoordenboek 8b, pagina 34 en 35 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken (uitleg lezen) opdrachten maken (uitleg lezen) Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. (eventueel) verlengde instructie opdrachten maken (uitleg lezen) Op verkenning 1 In een tekst de letters kleuren die een hoofdletter moeten zijn; drie koppeltekens plaatsen; aangeven welke betekenis past bij het woord voorkomen. Uitleg 2 Algemene uitleg over deze taak met herhalingsopdrachten. Herhaling R3-a, R3-b, R3-c, R7, O5, O7, O10-a, W7 - In deze les maken de leerlingen herhalingsopdrachten over de leerstof van blok 6. Bij de uitleg wordt niet verwezen naar een specifieke uitlegkaart. Wel vermeldt het werkboek bij elke opdracht het nummer van de betreffende spellingcategorie. Laat leerlingen die moeite hebben met een bepaalde opdracht de bijbehorende uitlegkaart nog eens doornemen. - Bespreek terugkijkopdracht 9 met individuele leerlingen die moeite met spelling hebben. Dat kan het startpunt zijn om bepaalde spellingkwesties nog eens door te nemen, bijvoorbeeld met behulp van een kopieerblad extra oefening. Aan de slag 3 Woorden afmaken door g of ch in te vullen; de woorden omcirkelen waarbij ch als /sj/ klinkt. 4 Samenstellingen afmaken door e of en in te vullen. 5 In zinnen de goede persoonsvorm omcirkelen. 6 Woorden met gehusselde letters goed opschrijven. 7 In zinnen goede samenstellingen opschrijven. 8 Met gelijke beginletters steeds twee woorden bedenken: een woord met /ie/ = ie en een woord met /ie/ = i. Terugkijken 9 De eigen spellingvaardigheid inschatten door kruisjes op lijnen te zetten. Klaar? Extra stof kiezen. Zelfstandig of begeleid leren? - De leerlingen kunnen alle lesfasen zelfstandig doorwerken. Geef aanpak 1- leerlingen eventueel verlengde (taak)instructie. Help daarna alleen leerlingen die zonder uw hulp niet vooruit kunnen. - Blijkt uit het signaaldictee dat meer leerlingen moeite hebben met bepaalde categorieën? Besteed dan aandacht aan de betreffende uitlegkaarten. - NB: In opdracht 5 komt lastige leerstof met referentieniveau 2F/3F aan de orde, in de opdrachten 1, 4 en 7 lastige leerstof met referentieniveau 3F. GROEP 8 57

34 BLOK 6 LES 9 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 9 Doel De leerlingen herhalen woorden met meer lettergrepen. referentieniveau: 1F/2F/3F Materialen Basisstof Werkboek 8b, pagina 36 en 37 Uitlegkaarten groep 8 Antwoordenboek 8b, pagina 36 en 37 Op het digibord Leerkrachtassistent Spelling in beeld Extra stof Online software Spelling in beeld Taalmaker Online taken: Didactische achtergrond Herhaling woorden met meer lettergrepen - In deze les maken de leerlingen opdrachten rond de verschillende spellingcategorieën die de afgelopen jaren zijn aangeboden. Leerlingen passen toe wat ze geleerd hebben. Daarbij gaat het niet alleen om regels, maar ook om het toepassen van kennis over klankcombinaties, samenstellingen, voor- en achtervoegsels en onthoudwoorden. - Bij de uitleg worden de leerlingen in het algemeen gewezen op de uitlegkaarten. Die kunnen ze bij twijfel altijd gebruiken voor naslaginformatie. Lesorganisatie Wat ga je leren? Op verkenning 1 Uitleg 2 Aan de slag Aanpak 3 Aanpak 2 Aanpak 1 opdrachten maken (uitleg lezen) doel bespreken en taakinstructie opdrachten maken (uitleg lezen) Terugkijken opdracht maken 9 les(doel) evalueren Werkvormen: begeleid zelfstandig (individueel/samenwerkend) Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. (eventueel) verlengde instructie opdrachten maken (uitleg lezen) Op verkenning 1 In rijtjes woorden steeds het woord omcirkelen waarvan de beginletters geen voorvoegsel zijn; bij de afbeelding een werkwoord schrijven met één van de voorvoegsels van opdracht 1. Uitleg 2 Taakinstructie over deze toepassingsles. Aan de slag 3 Van woorden het meervoud en het verkleinwoord opschrijven. 4 De acht samenstellingen zonder tussenletters omcirkelen en de acht samenstellingen afmaken met tussenletter(s) of een koppelteken. 5 Van samengestelde werkwoorden de schema s afmaken. 6 De woorden omcirkelen die een trema krijgen; de letters kleuren waar een trema op komt. 7 Van het woord vór de zin steeds een afleiding met een achtervoegsel maken en dat in de zin invullen. 8 Steeds twee woorden met gegeven klanken opschrijven; tussen die klanken hoor je de klank /j/ die je niet schrijft. Terugkijken 9 Aangeven welke uitspraken over meerlettergrepige woorden kloppen. Klaar? Extra stof kiezen. Zelfstandig of begeleid leren? - De leerlingen kunnen alle fasen van deze les zelfstandig doorwerken. Geef aanpak 1-leerlingen eventueel verlengde (taak)instructie. Help daarna alleen leerlingen die zonder uw hulp niet vooruit kunnen. - NB: In de opdrachten 3 en 5 komt lastige leerstof met referentieniveau 2F aan de orde, in de opdrachten 4, 6 en 9 lastige leerstof met referentieniveau 3F. 58 GROEP 8

35 BLOK 6 SAMEN LEVEN WEEKTIPS BLOK 6 WEEK 3 Weektips Tips voor tussendoor - Gebruik tussendoormomenten om de spellingcategorieën van deze week op een andere manier aan de orde te stellen: > Rijmende werkwoorden bedenken: Laat de leerlingen in tweetallen groepjes van drie rijmende (hele) werkwoorden bedenken en opschrijven. Minstens één werkwoord van elk groepje moet een Engels werkwoord zijn. Laat elk tweetal één groepje woorden voorlezen. Bijvoorbeeld: eten, skaten, heten; leven, geven, saven; gamen, nemen, claimen; scoren, horen, boren; delen, mailen, spelen. > Zinnen bedenken met twee of drie gegeven woorden: Laat enkele leerlingen een tiental willekeurige woorden van de uitlegkaarten O5, O7 en O10-a noemen, bijvoorbeeld massage, chef, chic, trampoline, fanatiek, kanarie, artikel, cowboy, royaal en hobby. Schrijf ze op het bord. Laat de leerlingen in tweetallen (fantasievolle) zinnen bedenken en opschrijven waarin twee of drie van die woorden voorkomen. Bijvoorbeeld: In de krant stond een artikel over een cowboy die een basketbalteam fanatiek aanmoedigde. Lukt het om zo de meeste woorden in zinnen te gebruiken? Laat elk tweetal hun leukste zin voorlezen. > Zó, want... : Noem woorden met vier of meer lettergrepen, bijvoorbeeld: elektriciteitsdraad, limonadeflessen, melodieën, bokkensprongen, vlaggenstokken. Laat de leerlingen over de spelling van deze woorden nadenken. Welke regels moeten ze bij het spellen van die woorden toepassen? Laat een leerling die dat wil het woord op het bord schrijven en daarbij lettergreep voor lettergreep uitleggen waarom je het woord zo schrijft. (Ander) schriftelijk werk controleren op spelling - Controleer één keer per week één vorm van schriftelijk werk op spelfouten. Kies daarvoor werk van uiteenlopende vakken, niet alleen spelling- of taalwerk. Kondig niet van tevoren aan dat u het werk op spelfouten gaat nakijken. Doe dit bijvoorbeeld als volgt: - Onderstreep fouten in eerder geleerde categorieën. Nummer deze fouten. Laat de leerling de genummerde fouten onder het werk verbeteren. Schrijf daarbij C.F. (categoriefouten, fouten in eerder aangeboden categorieën). - Onderstreep in het werk ook de andere fouten, fouten in woorden die de leerling nog niet hoeft te kennen. Schrijf die andere woorden (A.F., andere fouten) onder het werk correct op. - Noteer alleen het aantal fouten in eerder geleerde categorieën: C.F. U kunt het begrip fouten in eerder geleerde categorieën (C.F.) een individueel accent geven. Kijk dan niet alleen naar de leerstof die is aangeboden, maar ook naar de individuele spellingvaardigheid. Zo kunt u het aantal C.F.-fouten voor individuele leerlingen beperkt houden en daardoor vermijden dat die leerlingen steeds een negatief signaal krijgen. - Wanneer u op deze manier één keer per week de spelfouten in schriftelijk werk controleert, maakt u duidelijk dat leerlingen hun spellingvaardigheid ook buiten de spellinglessen moeten toepassen. Zie ook de algemene handleiding, pagina 6. Woorden opzoeken in een woordenboek of woordenlijst - Laat leerlingen regelmatig woorden opzoeken in een woordenboek of in een woordenlijst, zoals het Groene Boekje of de Basisspellinggids Nederlands. Pas de opdrachten aan de (gedrukte of digitale) lijst aan waarover de leerlingen beschikken. Niet in alle lijsten staan dezelfde lastige woorden. Geef regelmatig opdrachten over: > De pagina s met uitleg over de opzet van de lijst en de gebruikte tekens. > De alfabetische volgorde van woorden, bijvoorbeeld van woorden met gelijke beginletters. Geef regelmatig opdrachten zoals: > De spelling van woorden met onleesbaar gemaakte letters opzoeken. > Afwijkende meervouden opzoeken die soms voorkomen naast de reguliere meervouden, zoals: basis bases, collega collegae. > Vaststellen wat de tekens bij een woord in de lijst betekenen. > De vervoeging van weinig frequente, verouderde sterke werkwoorden opzoeken, zoals dingen dong gedongen, krijten kreet gekreten. > Woorden zoeken die als eerste woorddeel in meer dan tien samenstellingen voorkomen. > Het eerste woord in de lijst met vier gegeven letters opzoeken. - Benadruk bij opzoekopdrachten regelmatig dat ook volwassen spellers die de spelling uitstekend beheersen, de spelling van sommige woorden opzoeken, omdat het nu eenmaal onmogelijk is om de spelling van alle Nederlandse woorden paraat te hebben. GROEP 8 59

36 BLOK 6 SAMEN LEVEN CONTROLEDICTEE BLOK 6 Controledictee Doel De leerlingen tonen hun beheersing van de volgende spellingcategorieën: R3: samenstellingen met tussenletters of een koppelteken R7: hoofdletters en leestekens O5: woorden met /g/, /zj/ en /sj/ O7, O10-a: woorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y W7: Engelse werkwoorden referentieniveau: 1F/2F/3F Materialen Leerlingblad controledictee groep 8 Antwoordblad controledictee groep 8, blok 6 Registratieblad controledictees groep 8, blok 5-6 Controledictee afnemen - Wij raden u aan om het controledictee aan het begin van week 4 af te nemen. Zo zit er enige tijd tussen de laatste instructieles van week 3 en het controledictee. - U kunt het controledictee digitaal afnemen of op papier. Meer informatie over digitale afname vindt u hierna bij Digitale afname. - Bij de afname op papier maken de leerlingen het controledictee op het leerlingblad controledictee. U vindt dit blad in het kopieerboek en in de leerkrachtassistent voor het digibord. - Vertel de leerlingen waarom het controledictee wordt afgenomen: zo wordt duidelijk of zij de spellingcategorieën van dit blok beheersen. - Maak met de leerlingen afspraken zodat zij individueel, rustig en ongestoord kunnen werken. - Laat de leerlingen hun werk goed nalezen om fouten die hen direct opvallen te verbeteren. Woorddictee (en zinsdictee) - Het controledictee bestaat uit 25 opgaven. De eerste vijf opgaven van het dictee zin gericht op het toepassen van de regels voor hoofdletters en leestekens. daarna worden vier spellingcategorieën van blok 6 elk vijf keer bevraagd. - Lees de eerste vijf zinnen voor. Laat de leerlingen opschrijven wat bij de opdrachten vermeld staat. - Lees dan de overige zinnen voor. Laat de leerlingen alleen de vetgedrukte doelwoorden opschrijven. - U kunt er eventueel voor kiezen de laatste vijf zinnen af te nemen als zinsdictee. Alle woorden uit die zinnen zijn klankzuivere woorden, of komen uit categorieën die eerder behandeld zijn. Door de leerlingen hele zinnen te laten opschrijven, onderstreept u dat een verzorgde spelling betrekking heeft op ál het schriftelijke werk, niet alleen op losse woorden. Zo bevordert u het spellingbewustzijn. Hetzelfde bereikt u door minstens één keer per week een schriftelijk gemaakte opdracht te controleren op alle spelfouten. Zie daarvoor (Ander) schriftelijk werk controleren op spelling op pagina 59. Digitale afname U kunt het controledictee ook digitaal afnemen door gebruik te maken van de toetssite bij Spelling in beeld. De leerlingen maken op de computer dezelfde opgaven (het gehele dictee wordt gemaakt als woorddictee). Het computerprogramma kijkt het dictee na en registreert de resultaten. Op basis daarvan wordt een individueel voortgangsadvies samengesteld. Passende stof voor de leerling wordt geselecteerd en klaargezet in de online software Spelling in beeld. Meer informatie over digitaal toetsen vindt u op: Nakijken - Kijk de doelwoorden van het controledictee na. Gebruik hierbij het antwoordblad controledictee groep 8, blok 6 uit het kopieerboek. Op het blad van de leerling zet u achter ieder verkeerd gespeld doelwoord de categorie (bijvoorbeeld: R7 of O5). - Reken een opgave over categorie R7 (hoofdletters en leestekens) alleen goed als de leerling alle hoofdletters van die opgave juist heeft geplaatst. - Maakt een leerling bij het schrijven van een doelwoord een fout die past bij een eerder aangeboden categorie die niet in de doelstelling van dit dictee voorkomt? Dan kunt u ervoor kiezen deze fout te noteren als C.F. (categoriefout, fout in een eerder aangeboden categorie). - Hebben uw leerlingen ook het zinsdictee gemaakt? De spellingmoeilijkheden die in de woorden van de zinnen voorkomen, zijn altijd eerder behandeld. Fouten in andere woorden dan de doel woorden kunt u daarom ook noteren als C.F. (categoriefout, fout in een eerder aangeboden categorie). Registreren - Registreer de resultaten van het controledictee op het registratieblad controledictees groep 8, blok 5-6. Zo krijgt u, door de blokken heen, een goed beeld van de spellingcategorieën waarmee individuele leerlingen moeite hebben. Verder kunt u zo in één oogopslag zien welke categorieën op groepsniveau voor veel problemen zorgen. - Noteer in ieder geval de resultaten per categorie. Noteer van iedere leerling bij iedere categorie V (goede/voldoende beheersing) of O (onvoldoende beheersing). 60 GROEP 8

37 Nabespreken - Bespreek fouten die meerdere leerlingen gemaakt hebben met de klas na. Gebruik daarbij de uitlegkaarten. - Bespreek met individuele leerlingen de fouten die zij in het dictee hebben gemaakt. - Bewaar de gemaakte dictees, zodat u die kunt gebruiken bij de rapportage aan ouders, en bijvoorbeeld ook om te overleggen over extra hulp aan een leerling. Beoordelen - De doelstelling van het controledictee is om na te gaan of de in dit blok aangeboden leerstof wordt beheerst. Hiervoor geeft u een beoordeling per categorie. Zo bepaalt u welke spellingproblemen in de vierde week van het blok nog extra herhaald moeten worden. - Een leerling toont bij een categorie goede/voldoende beheersing (V) als hij van die categorie vier of vijf woorden goed schrijft (beheersingscriterium: 80%). Als een leerling in een spellingcategorie meer dan één fout maakt, dan beheerst hij die categorie onvoldoende (0). Het advies is om die leerling een herhalingstaak over deze categorie te laten maken. Meer informatie daarover vindt u op de volgende pagina bij het onderdeel Herhalingstaken. - Gebruik kleur om de resultaten per categorie op het registratieblad te noteren. Noteer de resultaten die onvoldoende zijn bijvoorbeeld met een rode pen of markeer ze. Zo kunt u met één blik de globale ontwikkeling van individuele leerlingen volgen. Zo ziet u ook meteen welke categorieën door meerdere leerlingen onvoldoende zijn gescoord. Daar kunt u in de klas vervolgens extra aandacht aan besteden. - Gebruik de resultaten van het controledictee om het vervolgprogramma voor de vierde week van het blok vast te stellen. Meer informatie hierover vindt u op de volgende pagina bij het onderdeel Herhalings- en plustaken. Hoofdletters en leestekens (R7) Schrijf van zin 1 tot en met 4 het woord of de woorden op die je naast het eerste woord van de zin met een hoofdletter schrijft. 1. Op de plek waar nu Flevoland ligt, was vroeger een zee. 2. De koningin is geboren in een Zuid-Amerikaans land. 3. Ik vier mijn verjaardagsfeestje vrijdag in zwembad De Plons. 4. Weet jij misschien welke kleuren de Duitse vlag heeft? Woorddictee 5. We maken papier-maché van krantenpapier en behanglijm. (R3/R3-b) 6. Hij controleerde alle gespen van zijn parachute en sprong. (O5) 7. Omdat hij olympisch kampioen wil worden, traint hij elke dag. (W7) 8. Tijdens de safari maken de toeristen foto s van wilde dieren. (O7/O10-a) 9. De journalist en de cameraman werkten samen aan de reportage. (O5) 10. Volgende week gaan we met de klas naar de stadsschouwburg. (R3/R3-a) 11. De eerste kandidaat van de talentenjacht komt het podium op. (O7/O10-a) 12. Wij basketbalden gisteren op het pleintje achter de school. (W7) 13. Op steeds meer daken van huizen worden zonnepanelen geplaatst. (R3/R3-b) 14. Door de omgewaaide bomen werd het een enorme chaos op de weg. (O5) 15. We lunchten vorige week zondag met vrienden in het park. (W7) 16. Die dag mocht iedereen in zijn pyjama naar school komen. (O7/O10-a) 17. Alle leerlingen lopen een paar dagen stage bij een bedrijf. (O5) 18. De beet van die rode mier voelde aan als een speldenprik. (R3/R3-b) 19. Bij rugby mag je de bal niet naar voren gooien. (O7/O10-a) 20. De wielrenner finishte tien seconden na de winnaar. (W7) Vervolg woorddictee of zinsdictee 21. Hier heb ik ook nog een brief voor Hans van der Meer. (R7) 22. Hij staat soms meer dan een kwartier onder de douche. (O5) 23. Wij hebben een dvd-speler, maar die gebruiken we niet vaak meer. (R3/R3-c) 24. Door de brand in de gasfabriek ontstond er een explosie. (O7/O10-a) 25. De juf heeft een filmpje gedownload om straks te laten zien. (W7) 61

38 BLOK 6 SAMEN LEVEN HERHALINGS- EN PLUSTAKEN Activiteiten Op basis van de resultaten bij het controledictee gaan de leerlingen de komende lesmomenten aan de slag met herhalingstaken en plustaken. De leerlingen die bij één of meer spellingcategorieën van het controledictee onvoldoende beheersing scoren, maken één of meer herhalingstaken. De andere leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met de plustaken. Herhalingstaken Spelling in beeld biedt voor iedere spellingcategorie herhalingstaken. Dat betekent niet dat het verstandig is om een leerling die vijf spellingcategorieën onvoldoende beheerst, ook vijf herhalingstaken te laten maken. Dat geldt zeker voor leerlingen die structureel moeite met spelling hebben. Deze leerlingen zullen bijvoorbeeld altijd moeite houden met lastige leerstof op referentieniveau 2F en 3F. Houd in gedachten dat het maken van een herhalingstaak tot doel heeft een kleine leemte in de spellingvaardigheid van een leerling op te vullen. Als u het idee hebt dat dat doel door het maken van één of twee herhalingstaken niet dichterbij komt, kunt u voor die leerling beter een andere oplossing zoeken, zoals individuele herinstructie of remediërende hulp. Iedere herhalingstaak is in beginsel door de leerlingen zelfstandig uit te voeren. Een vast onderdeel is het opnieuw doornemen van de betreffende uitlegkaart. Als u de mogelijkheid hebt om leerlingen bij het maken van herhalingstaken te begeleiden, zal dat een positief effect hebben. Gerichte mondelinge interactie komt de kwaliteit van de instructie en de inoefening ten goede. Dat vergroot de kans dat de leerlingen de betreffende spellingcategorieën alsnog gaan beheersen. Herhalingstaak: online software Spelling in beeld Doel De leerlingen herhalen de spellingproblemen uit dit blok. Materialen Online software Spelling in beeld Werkwijze Met de online software Spelling in beeld herhalen de leerlingen de spellingproblemen uit het blok. Ze krijgen uitleg in geschreven en gesproken vorm, ze oefenen met aantrekkelijke spellen, maken dictees en krijgen een oefenadvies, op basis van de resultaten. Meer informatie over het computerprogramma Spelling in beeld vindt u op Herhalingstaak: kopieerblad extra oefening Doel De leerlingen herhalen de spellingproblemen uit dit blok. Materialen - Kopieerbladen extra oefening R3, R7, O5, O7 en O10-a, W7 - Antwoordbladen kopieerblad extra oefening R3, R7, O5, O7/O10-a, W7 - Uitlegkaarten R3-a, R3-b, R3-c, R7, O5, O7, O10-a, W7 - NB: W7 is een lastige categorie met referentieniveau 2F. R3 is een lastige categorie met referentieniveau 3F. Werkwijze Zelfstandig werken Laat de leerlingen zelfstandig werken. Aan de hand van het kopieerblad extra oefening nemen zij de instructie van een spellingcategorie opnieuw door. Vervolgens verwerken zij die in de opdrachten. Begeleid werken - Begeleid de leerlingen die met de kopieerbladen extra oefening werken als u daartoe in de gelegenheid bent. Er zijn verschillende mogelijkheden: - Met behulp van de leerkrachtassistent: plaats de leerlingen die oefenen met dezelfde spellingcategorie in een kleine kring rond het digibord. Gebruik de leerkrachtassistent om de uitleg met voorbeelden en animaties te verrijken. - Begeleidingssuggesties: > Gebruik opdracht 1 van het kopieerblad om de spellingcategorie opnieuw te introduceren. Laat de leerlingen voorbeelden bedenken van woorden met hetzelfde spellingprobleem. > Opdracht 2 verwijst steeds naar de uitlegkaart. Neem die samen met de leerlingen door. Gebruik daarbij eventueel het digibord. Laat leerlingen uitspraken op de spellingkaart in eigen woorden anders zeggen. Neem met de leerlingen de woorden op de woordenpagina bij de uitlegkaart door. > Bespreek de bedoeling van de opdrachten op het kopieerblad. Laat de leerlingen die opdrachten zo veel mogelijk zelfstandig verwerken. Help alleen de leerlingen die zonder uw hulp niet vooruit kunnen. > Rond de herhalingstaak af door de gemaakte opdrachten te bespreken. Stip daarbij de belangrijkste punten van de uitleg nog eens aan. Hebt u behoefte aan meer oefenstof? Kijk dan op 62 GROEP 8

39 Plustaken Plustaak: online software Spelling in beeld Doel De leerlingen herhalen spellingproblemen uit eerdere blokken en verkennen de spellingproblemen uit volgende blokken. Materialen Online software Spelling in beeld Werkwijze Bij deze plustaak kunnen de leerlingen met behulp van de online software de spellingleerstof breder herhalen. Ze kunnen de leerstof uit eerdere blokken nog eens doornemen met behulp van de computer. Ook is het mogelijk dat de leerlingen die geen directe herhaling nodig hebben, verdergaan met de leerstof van de volgende blokken. Plustaak: Doel De leerlingen passen de geleerde vaardigheden op het gebied van taal en spelling toe. Materialen Werkwijze De leerlingen die aan de slag kunnen met de plustaken hebben laten zien dat ze de spellingdoelen van het blok bereikt hebben. Ze kunnen daarom verdergaan met activiteiten waarbij ze de geleerde vaardigheden toepassen. Naast het pakket Taalmaker, waarbij leerlingen naar aanleiding van papieren taken taalproducten maken, kunnen leerlingen ook werken aan diverse online taken. Deze vindt u op Plustaak: Taalmaker Doel De leerlingen passen de geleerde vaardigheden op het gebied van taal en spelling toe. Materialen Taalmaker Werkwijze De leerlingen die de doelen van het blok beheersen, kunnen verdergaan met activiteiten waarbij ze de geleerde vaardigheden op het gebied van taal en spelling toepassen. Er is bewust niet gekozen voor een directe koppeling aan de lesdoelen van het basisprogramma. Het gaat dus om de algemene toepassing van de taal- en spellingvaardigheden die de leerlingen beheersen. Bij Taalmaker doen de leerlingen dit in alledaagse, voor kinderen herkenbare, contexten. Hierbij zijn diverse uitingsvormen op het gebied van taal het uitgangspunt. Dit kunnen allerlei tekstsoorten zijn, zowel in de vorm van geschreven taal als in de vorm van gesproken taal. Bij deze opdrachten maken de leerlingen na een introductie en uitleg zelf taalproducten. Het pakket biedt taken op drie niveaus. 63

40 werkboek 8b Wat moet je doen? Maak de opdrachten. Kom je tekens tegen? Doe dan dit. Schrijf je antwoord op. Kruis het goede antwoord aan. Trek lijnen. Kleur het goede antwoord. Omcirkel het goede antwoord. Teken je antwoord. Onderstreep het goede antwoord. R8 u Gebruik de uitlegkaarten. Gebruik uitlegkaart R8. Als je klaar bent, ga je verder met een extra opdracht. Kies een taak op de computer: Of een taak uit Taalmaker: geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

41 Wat ga je leren? Je leert de regels voor hoofdletters en leestekens gebruiken. BLOK 6 LES 1 1 Op verkenning Maak deze woorden af met de letters die erbij staan. De woorden passen allemaal bij Tilburg. Moet je van de letter een hoofdletter maken of niet? 2 u 3 de (p) rovincie (n) oord- (b) rabant in (z) uid- (n) ederland station (t) ilburg - (w) est de (h) euvelstraat, de drukste (w) inkelstraat het drukke (c) entrum het (n) atuurgebied (d) ongevallei de (r) eeshof de ijsbaan, genoemd naar (s) chaatsster (i) reen (w) üst het (w) ilhelminakanaal De (p) ont, het bekende (m) useum de (v) oetbalclub (w) illem II Uitleg Hoofdletters gebruik je aan het begin van een zin en bij namen. Met leestekens kun je dingen duidelijk maken, bijvoorbeeld wie aan het woord is. Lees uitlegkaart R7. Aan de slag Welke woorden schrijf je met een hoofdletter? Schrijf de namen goed op. ed van der meer Ed van buurvrouw anita mijn neef luuk dokter h. de vos 4 bakkerij bol zwembad de golf zuid limburg franse kaas de stad Milaan griekse olijven Kleur in elke regel ( ) vier letters die een hoofdletter moeten zijn. we gaan vrijdag met de boot van holwerd naar ameland. daar logeren we in een hotel. door de vele regen in oktober overstroomde de maas ter hoogte van den bosch. na ons bezoek aan het rijksmuseum dronken we koffie bij mijn tante loes in de kalverstraat. s ochtends laat mijn broer mees onze hond woef uit; s middags doen koen en ik het. op onze school vieren we niet alleen kerstmis en pasen, maar ook het suikerfeest. geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 20 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 1

42 5 Vul de persoonsvorm tt in. worden Je toch niet moe? beantwoorden jij die vraag? zoeven De lift branden omhoog. de kachel wel? gebeuren Waarom dat nou toch? verraden Je ons geheim toch niet? rijden In welke auto je oom? vermelden Dat het bericht niet. 6 Schrijf leestekens op de plaatsen van de streepjes. Gebruik:. (1 )? (3 )! (1 ) : (4 ) ; (1 ) Zet daarna drie stukjes tekst tussen aanhalingstekens ( ). Toen er vijf minuten voorbij waren, riep de gymleraar Wisselen Mijn werkstuk is zo goed als klaar ik moet alleen nog illustraties zoeken Nadia vroeg aan mij Ligt Athene in Griekenland of in Turkije Toen dacht ik Ik ben toch niet de enige die dit niet goed begrijpt De bestuurder van de auto vroeg Weet u de weg naar de Eikenlaan 7 In elke zin staat één woord met een kleine letter die een hoofdletter moet zijn. Schrijf dat woord goed op. In de kerstvakantie gingen ze naar een huisje op de veluwe. Mijn vader krijgt een kookboek met aziatische gerechten. We gaan weg met de paasdagen, maar pasen valt laat dit jaar. In een van de de noordelijke provincies is het fries een officiële taal. 8 Bedenk zes bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: drie zonder koppelteken en drie mét een koppelteken (zie ook uitlegkaart R3-c). Schrijf er steeds een zelfstandig naamwoord bij. bijvoeglijk naamwoord zonder koppelteken bijvoeglijk naamwoord mét koppelteken In welke zin kloppen alle hoofdletters en leestekens? Kruis aan. S morgens fiets ik altijd samen met Sem (mijn buurjongen) naar school. Als we zo veel energie blijven, gebruiken raakt de aardolie op. De Prinses Beatrixschool, onze school, staat naast de crèche Uk en Puk. De postbode zegt: Ik heb hier een pakje voor mevrouw M. Van Der Hulst. Blijf jij elke dag over op school? vraagt Leslie Terugkijken geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 21

43 Wat ga je leren? Je leert onthoudwoorden met /g/, /zj/ en /sj/. BLOK 6 LES u 3 Op verkenning Kies vier kleuren. Kleur daarmee de legenda. Lees dan de woorden. Waar denk je aan? Kleur acht woorden. Geef steeds twee woorden dezelfde kleur. vooral niet opvallen een gebouw iets maken of in elkaar zetten het lichaam personage bagage spionage stage bijlage plantage tatoeage lage fabricage lekkage garage slijtage inzage collage ravage etage rage reportage massage bijdrage camouflage montage percentage Omcirkel de vier woorden waarin de g niet als /zj/ klinkt. Uitleg Soms hoor je /g/, maar schrijf je ch. Denk aan lachen. Soms hoor je /zj/, maar schrijf je g. Denk aan etalage. Soms hoor je /sj/, maar schrijf je ch. Denk aan chocola. Lees uitlegkaart O5. Aan de slag Onder de staat g, ch of cht. Maak de woorden af en schrijf ze in het goede vak. Kies uit: aotisch affi e beri en spiona e a eruit para ute ampignon lo eren gie elen slijta e goo eltruc wa woord. /gt/ = cht /g/ = ch /zj/ = g /sj/ = ch 4 Welk beroep hebben zij? Vul in. Alle beroepen staan op de uitlegkaart. 1. Ik ben de baas van een afdeling. 2. Ik doe mijn werk in de operatiekamer. 3. Ik ben de bestuurder van een trein. 4. Ik bestuur een auto voor iemand anders. 5. Ik ontwerp huizen en gebouwen. 6. Ik verbaas mensen met mijn trucs. Maak met de letters in de gekleurde vakjes een woord met /zj/ = g: geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 22 BLOK BLOK 1 6 OMGEVING SAMEN LEVEN LES 1 LES WOORDENSCHAT 2

44 5 In elke rij ( ) staan drie werkwoorden waarvan de persoonsvormen vt op ~de en ~den eindigen. Kruis aan. ontkennen ontdekken onthouden ontdooien ontfermen bereiken beloven bezorgen besturen besmetten verplegen verprutsen verscheuren verlichten vergaderen gebeuren gebruiken begeleiden geruststellen gelukwensen biljarten doorknippen functioneren waarschuwen fouilleren 6 Schrijf zes samenstellingen op. Elke samenstelling begint met een woord uit het eerste vak. Gebruik elk woord één keer. 1. bagage 2. horloge 3. maandag 4. garage 5. chocolade 6. stoom machine melk drager ochtend deur bandje Maak de woorden af met g, ch of cht. Schrijf ze op. De para...utisten springen na elkaar uit het vliegtuig. Willemijn koopt bij de bloemist een bos...rysanten. Sla hier links af en ga dan honderd meter re...door. Wat een enorme...aos is het hier! Overal ligt troep! In het bushokje hangt een affi...e van het Rode Kruis. 8 Schrijf steeds drie woorden met dezelfde klanken op: in twee woorden schrijf je na de klinker g, in één woord schrijf je na de klinker ch. je hoort: je schrijft: g je schrijft: ch /ag/ baggeren 9 /eg/ /oog/ /ieg/ Omcirkel in elk vak de woorden met de klanken/letters die erboven staan. Terugkijken /sj/ = ch /g/ = ch /zj/ = g /gt/ = cht stations ef melk ocolade mode ow impanseetje oelbak verkeers aos droo bloemen goo eltrucs voorze en te nici radio ournalist vak ury polshorlo e lo eerpartij baga edrager hij verwa zij verdraa hij bewee re streeks na egaal geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 23

45 Wat ga je leren? Je herhaalt onthoudwoorden met /s/ = c, /k/ = c en /kt/ = ct. BLOK 6 1 Op verkenning Maak de rijmwoorden af met ct of kt. LES 3 woorden rijmen op hij wekt bede effe hij tre respe perfe proje inse het le woorden rijmen op hij bakt conta hij za zij pla exa verzwa contra verpa hij ha Omcirkel de twee bijvoeglijke naamwoorden op ~ct. Uitleg 2 u Weet je het nog? In sommige woorden hoor je /s/ of /k/, maar schrijf je c. Woorden met c moet je onthouden. Lees de uitlegkaarten O8-a en O8-b nog eens. Kijk goed naar de woorden van de week. Aan de slag 3 Schrijf woorden met c van de uitlegkaarten op. De De De Ze zet zich voor honderd fluit. De trein gaat vertrekken. is blij met haar rol in de film. sluit de stroomkabels aan. in. Chocolade wordt gemaakt van. De huurder van het huis tekent het. 4 Kun je mij het Kleur de vijftien letters c die als /k/ klinken. accentloos boekrecensie treinconducteur succesvol citrusvruchten sciencefiction productiehal neuscorrectie scenarioschrijver 24 BLOK 6 SAMEN LEVEN LES 3 van die groentetaart geven? cacaobonen cementmolen provinciestadje microscopisch accepteren bouwconstructie geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg BLOK 1 OMGEVING LES 1 WOORDENSCHAT

46 5 Schrijf van elk werkwoord de hij-vormen tt en vt op. Schrijf ook het voltooid deelwoord op. werkwoord persoonsvorm tt persoonsvorm vt voltooid deelwoord accepteren zij zij zij heeft balanceren hij hij hij heeft combineren zij zij zij heeft acteren hij hij hij heeft 6 De lettergrepen van deze woorden staan door elkaar. Schrijf ze goed op. teur in fa ce spec ce rij bri ren en spe ci fe li teerd ge de cor on ac mis ris sa com nie ce mo re pli ci dis ne 7 Maak de woorden af met c, cc, k of s. Schrijf ze op. Ze kreeg een...ompliment voor haar mooie werkstuk. Het is pra...tisch onmogelijk om dit op tijd af te krijgen. De a...u was leeg, want papa had de lichten laten branden. Dieren volgen altijd hun instin...t als er gevaar dreigt. Er drijft een pla...ti... speelgoedeendje in het peuterbad. 8 Schrijf woorden met een c op: zes woorden die bij optreden en publiek passen en zes woorden die bij dokters en onderzoek passen. Kun je niets bedenken? Kijk dan op de uitlegkaart. woorden bij optreden en publiek woorden bij dokters en onderzoek 9 In welke zin zijn de gekleurde woorden allebei goed gespeld? Kruis aan. De directeur van het museum heeft een grote collectie kunstwerken aangekocht. De directeur van het museum heeft een grote collektie kunstwerken aangekocht. De direkteur van het museum heeft een grote collektie kunstwerken aangekocht. De direkteur van het museum heeft een grote collectie kunstwerken aangekocht. Terugkijken geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 25

47 Wat ga je leren? Je leert samenstellingen, waaronder samenstellingen met tussenletters en samenstellingen met een koppelteken. BLOK 6 LES 4 1 Op verkenning In sommige samenstellingen hoor je voor het tweede woorddeel /u/ of /un/. Welke zinnen kloppen voor die woorden? Kruis aan. Schrijf je e of en? Daarvoor moet je naar het enkelvoud van het eerste woord kijken. Schrijf je e of en? Daarvoor moet je naar het enkelvoud van het tweede woord kijken. Is het eerste woord een persoon? Dan schrijf je altijd e. Is het eerste woord een persoon? Dan schrijf je altijd en. Is het eerste woord zon of maan? Dan schrijf je e. Is het eerste woord zon of maan? Dan schrijf je en. Is het eerste woord geen uitzondering van uitlegkaart R3-b? Dan schrijf je e. Is het eerste woord geen uitzondering van uitlegkaart R3-b? Dan schrijf je en. Schrijf de samenstellingen bij de foto s van deze volkstuin. den + boom groente + tuin kip + ei zon + bloemen 2 u 3 Uitleg Veel samenstellingen schrijf je gewoon aan elkaar. Soms moet je tussen de woorden s, e, en of een koppelteken schrijven. Lees de uitlegkaarten R3-a, R3-b en R3-c. Schrijf de samenstellingen op. Aan de slag donker + rood = Noord + Amerika = plat + grond = bakker + winkel = rug + graat = verkeer + situatie = pad + stoel = chocolade + ijs = 4 rogge + brood = invalide + wagen = Onder de staat n of niets. Omcirkel de veertien samenstellingen met n. etalage pop woorde boek ruimte reis besse sap boeke bon eike boom studente kamer pere sap ooie vaar douche gordijn zonne bank katte luikje bruide gom krotte wijk stoele dans lampe kap code woord estafette stokje brieve bus jonge man zwaarte kracht slakke huis krante jongen seconde wijzer kippe vel geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 26 BLOK BLOK 1 OMGEVING 6 SAMEN LEVEN LES 1 LES WOORDENSCHAT 4

48 5 Vul het voltooid deelwoord in. inhalen Hij heeft haar ingehaald. aanvinken Ze heeft het. afdwalen Het schaap is. dichtklappen De deur is. klaarmaken Ik heb eten. omleiden Het verkeer wordt. goedkeuren Het idee is. overnachten Ze heeft daar. 6 Kies vier kleuren. Kleur daarmee de legenda. Geef daarna alle woorden de goede kleur. Twaalf woorden krijgen een koppelteken, vier woorden krijgen geen koppelteken. geen koppelteken koppelteken door botsende klinkers koppelteken door aardrijkskundige naam koppelteken door afkorting of cijfer zee + egel zuid + oosten Oost + Groninger usb + stick tv + toestel auto + onderdeel sms + je West + Afrika solo + optreden vwo + leerling Noord + zee mee + eten Zuid + Amerika onderzee + er T + shirt 06 + nummer 7 Schrijf de samenstellingen op. Schrijf je tussenletters of niet? Ik kan niet tegen koeienmelk. Daarom drink ik (geit+melk). De kapster heeft zere handen. Dat is een (beroep+ziekte). Volgens mij liggen er nog meer scharen in de (lade+kast). Vroeger gingen meisjes naar een aparte (meisje+school). Kai doet het deurtje van het (konijn+hok) voorzichtig open. 8 Bij geen van deze samenstellingen schrijf je de woorden gewoon achter elkaar. Schrijf ze goed op. mug + bult auto + export 9 x varken + factor + snuit groenten + soep Welke zinnen kloppen? Kruis aan. gedachten + wereld blinde + instituut krokodil + tranen Ik schrijf stratenmaker met en, want het enkelvoud straat eindigt niet op e. Ik schrijf prullebak met e, want het woord prul is geen persoon. Ik schrijf tv-tje met een koppelteken omdat dit een samenstelling is met een afkorting. Ik schrijf woedenaanval met en, want alleen een persoon kan woedend zijn. Ik schrijf vasteland met e, want het woord vast is een bijvoeglijk naamwoord. Terugkijken geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 27

49 Wat ga je leren? Je leert onthoudwoorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y. BLOK 6 1 Op verkenning Maak de woorden af met ie, i of y. Na de beginmedeklinker hoor je steeds de klank /ie/. LES 5 x y c d lofoon linder nosaurus h f g nale rig rnaast k l m wi s monade nister n p r mand thon sico s t v rene pisch site z w b ltjes kini kenhuis Omcirkel het woord dat bij deze drie foto s past. Uitleg 2 u Hoor je de klank /ie/? Dan schrijf je meestal ie, maar soms i of y. Lees de uitlegkaarten O7 en O10-a. Onthoud de woorden van de week. Aan de slag 3 Schrijf woorden van de week met ie of i op. Een a is een koudbloedig dier. We kopen iets te drinken in de k. De e Tijdens de s ontstond door een gaslek. zag hij neushoorns. Hij wil altijd winnen. Hij is erg f. Hij stelt zich k voor de ouderraad. 4 sp t Ze spelen p De letters die ontbreken, klinken als /ie/. Schrijf je ie, i of y? Vul de juiste letters in., toneel zonder woorden. dereen zwemd ploma kr t k v tr nekast andijv stamppot ind v dueel ind anentooi g tarist p jamabroek b olog les bab hapje v tam nepil zonne-energ pantom me m n mumprijs pos t f auto-industr v oolmuziek krantenart kel hobb club geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 28 BLOK BLOK 1 OMGEVING 6 SAMEN LEVEN LES 1 LES WOORDENSCHAT 5

50 5 Omcirkel de werkwoordvorm die in de zin past. Ze herinnerd / herinnert zich het voorval. Begeleid / Begeleidt die hond de blinde? Word / Wordt eerst maar weer gezond! Heeft hij die overval beraamd / beraamt? Rijd / Rijdt deze trein naar Amersfoort? Moesten zij lang wachten / wachtten? De keeper verdedigd / verdedigt het doel. Het paleis is goed beveiligd / beveiligt. Wanneer word / wordt jij dertien jaar? Bezuinigd / Bezuinigt je moeder daarop? Vluchten / Vluchtten zij toen naar België? Ik zag het verwoeste / verwoestte huis. 6 Vul de puzzel in. 1. toneelspel zonder tekst 2. niet meer te veranderen 3. iemand van de regering 4. lange, dunne slierten pasta 5. groep bloedverwanten 6. alle fabrieken bij elkaar 7. teamsport met bal en stick Schrijf van het woord in de gekleurde vakjes het meervoud op: 1 p 2 d 3 m 4 s 5 f 6 i 7 h 7 Maak de woorden af met ie, i of y. Schrijf ze op. Bij de verkiezingen kun je stemmen op een pol...t...ke partij. Bij scouting leer je om met pr...m...t...ve middelen te overleven. Mijn moeder draagt een zwarte pant... bij die jurk. Bij die reisorganisatie kun je kiezen uit verschillende safar... s. Iedereen moest die rekenopdracht ind...v...dueel maken. 8 Het enkelvoud van deze woorden eindigt op de klank /ie/. Maak de woorden af, zodat hier van alle woorden het meervoud komt te staan. 9 kaastost frisb react financ fietstax theor bikin bab circ strateg conclus kop et vakjur felicitat bacter notit kn melod ijsloll Kies drie kleuren. Kleur daarmee de legenda. Is de laatste letter van deze woorden ie, i of y? Geef elk woord de goede kleur. = ie = i = y Terugkijken energ broccol pon tost spinaz kiw amfib kanar bikin condit januar rugb theor macaron min biolog sorr fantas tax explos loll geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 29

51 Wat ga je leren? Je herhaalt de werkwoordspelling. BLOK 6 LES 6 1 Op verkenning Maak de persoonsvormen vt (meervoud) af. Heb jij de meiden van ons schoolteam gisteren zien voetballen? Die waren goed bezig! (rennen) ze renden (schieten) ze (sprinten) ze (vrijlopen) ze vrij (springen) ze (koppen) ze (aanvallen) ze aan (passeren) ze (scoren) ze (juichen) ze (verdedigen) ze (wegtrappen) ze weg (winnen) ze (lachen) ze (uitrusten) ze uit Uitleg 2 u In deze les oefen je met de werkwoordspelling. Weet je iets niet meer goed? Bekijk dan de uitlegkaarten over de werkwoorden (W) nog eens. Aan de slag 3 Vul de persoonsvorm tt in. worden jij de groepsleider? broeden De zwaan op het ei. uitrusten Hier ik even uit. zwijgen de verdachte al uren? vinden je zus dat spel leuk? wegzweven Het veertje weg. vermoeden hij nog niks? zich omkleden je maar snel om! 4 Schrijf je d of t? Maak de werkwoordvormen af. Dat heb je gedroom! Ze heeft iets gemors. Wat gebeur er toch? Het ei is hard gekook. Hij verdeel de taart. Heb je hier al geveeg? Ik heb de vraag herhaal. Dat had ik wel verwach. Hij verveel zich nooit. geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 30 BLOK BLOK 1 OMGEVING 6 SAMEN LEVEN LES 1 LES WOORDENSCHAT 6

52 5 Vul de persoonsvorm vt in. raden Wij het allebei goed. bevrijden Hij het konijntje. omhelzen Ik haar stevig. bestraffen Hij die domme actie. verwachten Dat ik niet. bedriegen hij zijn vrienden? vrezen Ik dat hij gelijk had. onthouden Ik veel details. 6 Omcirkel steeds het goed gespelde bijvoeglijk naamwoord. de gepoetste / gepoetstte tanden de geschude / geschudde kaarten de gebakke / gebakken eieren het verbrede / verbreedde fietspad de verwachte / verwachtte overwinning de afgeslote / afgesloten autoweg de mooi verlichte / verlichtte winkelstraat de gekneusde / gekneusden pols 7 Vul de goede werkwoordvorm in. Alle zinnen staan in de tt. beloven Je van alles. Hopelijk hou je je er ook aan! bestellen Heeft iemand een pizza met tonijn? gebeuren Zoiets is hier echt nog nooit eerder. herkennen Na al die jaren hij niet iedereen meer. ontdooien Door de stroomstoring is de vriezer. 8 Schrijf bijvoeglijke naamwoorden op die zijn afgeleid van verschillende zwakke werkwoorden die met ver~ beginnen. Schrijf er steeds een lidwoord en een zelfstandig naamwoord bij. 1. de verbaasde toeschouwers In welke zinnen is het gekleurde woord verkeerd gespeld? Kruis aan. Mijn broer is vorig jaar blijven zitten. Hij had zijn werk verwaarloost. In de oorlog moesten de ramen s avonds worden verduisterd. De fiets is weer herstelt, de fietsenmaker heeft het snel gedaan. Ik ben bang dat die plant de vrieskou buiten niet overleeft Terugkijken geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 31

53 Wat ga je leren? Je leert werkwoordvormen van Engelse werkwoorden. BLOK 6 LES 7 1 Op verkenning Deze werkwoorden zijn Engelse leenwoorden. Kies drie kleuren. Kleur daarmee de legenda. Geef de werkwoorden die bij hetzelfde onderwerp passen, dezelfde kleur. sport computers eten en drinken hockeyen barbecueën skaten frisbeeën en lunchen scannen keepen downloaden smashen picknicken rugbyen updaten inloggen Welke van deze werkwoorden passen het best bij deze tekeningen van het buurtfeest? Schrijf op. 2 u 3 Uitleg Alle Engelse leenwerkwoorden zijn zwak en volgen de regel van t kofschip. Bij t kofschip horen dan ook de letters x en sh. Lees uitlegkaart W7. Schrijf de werkwoordvormen op. Aan de slag ik-vorm tt hij-vorm tt hij-vorm vt voltooid deelwoord trainen ik hij hij ik heb crossen ik zij zij ik heb 4 finishen ik hij hij ik ben mixen ik zij zij ik heb Omcirkel in elke rij ( ) drie werkwoorden waarvan je de persoonsvormen vt met ~te en ~ten schrijft. checken downloaden mailen turnen zappen relaxen bowlen scoren smashen joggen basketballen keepen showen coachen carpoolen inzoomen tanken crossen playbacken paintballen lunchen scrabbelen barbecueën picknicken shoppen scannen geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 32 BLOK BLOK 1 OMGEVING 6 SAMEN LES LEVEN 1 WOORDENSCHAT LES 7

54 5 Maak de schema s af met de persoonsvormen vt en het voltooid deelwoord. lunchen bowlen checken tt ik lunch hij luncht wij lunchen ik bowl hij bowlt wij bowlen ik check hij checkt wij checken vt ik, hij ik, hij ik, hij wij wij wij vd ik heb ik heb ik heb 6 Welke betekenis past bij het werkwoord? Trek lijnen. 7 Vul de persoonsvorm vt in. smashen De volleyballer de bal hard over het net. playbacken De meiden een populair nummer. downloaden Hij de foto s van het sporttoernooi. crossen De jongen op zijn mountainbike door het bos. 8 Lees op de uitlegkaart nog eens de uitleg over de werkwoorden skaten en saven. Vul dan het schema hieronder in. werkwoord omcirkel de goede ik-vorm tt ik-vorm op ~e? ja nee hij-vorm tt hij-vorm vt voltooid deelwoord racen ik rac / ik race hij hij tanken ik tank / ik tanke hij hij 9 gamen ik gam / ik game In welke rij ( ) zijn alle persoonsvormen goed gespeld? Kruis aan. ik mixte ik croste ik tankte ik trainde hij rapt hij checkt hij shopt hij grillt Streep de vier verkeerd gespelde persoonsvormen door. hij jij rugbyde jij keepte jij finishde jij lunchte hij hij frisbeet hij crosst hij bowlt hij hockeyt Terugkijken wij showden wij mixten wij lunchden wij bowlden geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 33

55 Wat ga je leren? Je herhaalt de woorden van blok 6. BLOK 6 LES 8 1 Op verkenning Lees de tekst. Kleur de negentien letters die een hoofdletter moeten zijn. Plaats ook drie koppeltekens in de tekst. De sport rugby is ontstaan in engeland. Er wordt verteld dat het spel rond 1850 is ontstaan in het engelse plaatsje rugby, maar volgens sommigen is dat alleen maar een verhaal. In 1886 werd de irfb (international rugby football board) opgericht en werden de regels vastgelegd. Rugby wordt gespeeld met een eivormige bal. Naar voren gooien mag niet. Spelers rennen met de bal naar voren om de doellijn te halen. Tegenstanders mogen de baldrager tegenhouden om de bal af te pakken. Dat leidt tot veel geduw en getrek. De baldrager kan dat duwen en trekken voorkomen door de bal naar een teamgenoot te gooien, die schuin achter hem loopt. Rugby is een stevig spel, maar het staat ook bekend als een heel sportieve sport. De sport is vooral populair in groot brittannië, frankrijk, zuid afrika, australië en nieuw zeeland. 2 u Welke betekenis (en dus: welke klemtoon) past bij het woord voorkomen in deze tekst? Kruis aan. voorkomen - zorgen dat iets niet gebeurt voorkomen - gebeuren, bestaan, er zijn Uitleg De woorden van deze les heb je al eerder geleerd. Weet je iets niet meer goed? Lees dan de uitlegkaart nog een keer. Het nummer van de kaart staat bij de opdracht. Aan de slag 3 Maak deze woorden af met g of ch. O5 etala eruit ocolademelk oo eltruc nieuwsreporta e lo eerpartij pe vogel para utespringen o tendkrant ar itectenbureau treinma inist bol rysant ba a erek sta eplaats ampignonsaus gie elen taxi auffeur 4 dou egordijn spiona efilm boom irurg li aamstaal Omcirkel de acht woorden waarbij de letters ch als /sj/ klinken. Maak de samenstellingen af met e of en. R3-b hond + zieke + zon + paard + mode + hond riem ziek huis zonn bril paard staart mod show hond hok ziek wagen zonn klep paard stal mod winkel hond ras ziek verzorger zonn brand paard kracht mod blad geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 34 BLOK BLOK 1 OMGEVING 6 SAMEN LES LEVEN 1 WOORDENSCHAT LES 8

56 5 Omcirkel de persoonsvorm die in de zin past. Zij shopde / shopte met haar vriendin. Hij crost / crosst op zijn mountainbike. Hij heeft dan ook hard getraind / getraint. Zij heeft een drankje gemixd / gemixt. Ze typde / typte het hele stuk opnieuw. Zij interviewd / interviewt de minister. Je hebt weer goed gekeepd / gekeept! W7 Ze downloade / downloadde het bestand. Zij scoord / scoort bijna altijd. Ik heb alles zorgvuldig gepland / geplant. Ik rac / race over het parcours. Ze finishden / finishten precies gelijk. Hij tackelde / tackelte de tegenstander. Zij babysitte / babysat bij de buren. 6 Welke woorden met ie, i of y staan hier? Schrijf ze goed op. O7 O10-a r a t m p o n i l e p s i a n e z i d d a k i n a a t l y t a p e n t s k p r i m p i e f i t m u i s n a m y g n i v i d u d i k i p i e l o t p g i p 7 Maak goede samenstellingen met in het midden s, e, en R3-a R3-b R3-c of een koppelteken. Schrijf ze op. Ze klimt niet hoger, want ze heeft last van (hoogte+vrees). Katinka had het erg benauwd tijdens die (astma+aanval). Omdat de zon zo laag staat, zet hij zijn (zon+bril) op. De mannen schuiven de brancard in de (zieke+wagen). De winkel in het (dorp+straatje) had precies wat ik zocht. 8 Bedenk woorden met deze beginletters. Elk woord heeft twee of drie lettergrepen. O7 Naast een woord met /ie/ = ie staat altijd een woord met /ie/ = i. /ie/ = ie /ie/ = i /ie/ = ie /ie/ = i die di mie mi gie gi tie ti 9 lie Hoe goed kun jij deze groepen woorden schrijven? Zet een kruisje op elke lijn. samenstellingen Engelse werkwoorden woorden met /g/, /zj/ en /sj/ woorden met /ie/ = ie, /ie/ = i of /ie/ = y li vie Terugkijken Dat kan ik nog helemaal niet. Dat vind ik vaak nog lastig. Dat kan ik heel goed Dat kan ik nog helemaal niet. Dat vind ik vaak nog lastig. Dat kan ik heel goed Dat kan ik nog helemaal niet. Dat vind ik vaak nog lastig. Dat kan ik heel goed Dat kan ik nog helemaal niet. Dat vind ik vaak nog lastig. Dat kan ik heel goed. vi geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 35

57 Wat ga je leren? Je herhaalt woorden met meer lettergrepen. BLOK 6 LES 9 1 Op verkenning Alle woorden van één rij ( ) beginnen met dezelfde letters. Omcirkel in elke rij het woord waarin die letters geen voorvoegsel zijn. voorvoegsel ge~ be~ ver~ her~ on~ ont~ ab~ ob~ ad~ gewoon geweldig geldzaken genoeg gesprek getal bekend betalen bezoek belachelijk bende beleefd verschil verser vervanger vertaling verschrikkelijke herhaling herkauwen herinnering hersens herkennen onnodig onweren onderzoeken onvoordelig onrijpe onterecht ontmoeting ontvangen ontstaan ontkennen absoluut abstract abrikozenplant absurd abnormaal ober objectieve observeren obstakels objecten advocaat advies advertentie ademen administratie 2 u 3 Schrijf bij de tekening een werkwoord dat met één van deze voorvoegsels begint. Uitleg Weet je het nog? In deze les oefen je met woorden met meer lettergrepen. Weet je iets niet meer? Zoek dan de goede uitlegkaart nog eens op. Schrijf van elk woord het meervoud en het verkleinwoord op. Aan de slag potlood baby paraplu idee laars krab kaars taxi dreumes perzik 36 4 Omcirkel de acht samenstellingen zonder tussenletters of koppeltekens. Vul bij de andere samenstellingen de ontbrekende letter(s) of een koppelteken in. Zorg ervoor dat het goede woorden worden. ezel oor domino effect stad centrum verband doos lolly stokje rogge brood eike boom noord oosten vanille ijs kudde dier boven kant lucht bed invalide toilet kip ei veiligheid speld kers vlaai tv toestel groente soep kat kwaad West Europa BLOK BLOK 1 OMGEVING 6 SAMEN LES LEVEN 1 WOORDENSCHAT LES 9 geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

58 5 Maak de schema s af met de persoonsvormen vt en het voltooid deelwoord. tt inladen ik laad in hij laadt in wij laden in afwachten ik wacht af hij wacht af wij wachten af inloggen ik log in hij logt in wij loggen in vt ik, hij ik, hij ik, hij wij wij wij vd ik heb ik heb ik heb 6 Omcirkel de tien woorden die een trema krijgen. Kleur de letters waar een trema op komt. melodieen modieus tweeenzestig poeziealbum jubileum geinteresseerd mozaieken gevarieerd onderzeeer vegetarier aquarium ingredienten individueel chaotisch beeindigen gymnasium patienten elektricien 7 Vul woorden in die gemaakt zijn van de woorden vóór de zinnen. In elk woord staat een achtervoegsel. telefoon Veel mensen zijn bijna altijd bereikbaar. informeren We zoeken op internet meer over het onderwerp. opzet Volgens mij probeert die man voor te dringen! gezond Door zijn zwakke blijft hij vaak ziek thuis. 8 Schrijf in elk vak twee woorden. Tussen de twee klinkers boven het vak hoor je steeds de klank /j/ die je niet schrijft. je hoort /ee/ + /aa/ je hoort /ie/ + /aa/ je hoort /ie/ + /oo/ je hoort /ee/ + /u/ Welke zinnen kloppen? Kruis aan Het meervoud van kopie en idee maak je door achter die woorden ën te plaatsen. In de woorden tomatensaus en peterselie zitten drie open lettergrepen. De woorden jeugdherinnering en verkeersveiligheid hebben allebei vijf lettergrepen. Je schrijft appelssap en perensap, omdat het sap is gemaakt van meer appels en peren. Voor de woorden zorgelijk en zorgeloos gelden de regels voor samenstellingen niet Terugkijken geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Klaar? Kies of 37

59 Uitlegkaarten Weet je iets niet meer? Of weet je iets niet meer zeker? Gebruik de uitlegkaarten om dingen op te zoeken. R8 regelwoorden bijvoeglijke naamwoorden Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Veel bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm en een lange vorm op ~e: een scherp mes de scherpe naald, een spannend boek spannende dagen. groep 8 Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets gemaakt is. Ze eindigen meestal op de klank /u/ of /un/. Je schrijft dan en: een gouden ring, een koperen bel, stenen beelden. Let op: sommige stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen niet op ~en: een plastic kleed, een nylon koord. de korte broek Klinkers, medeklinkers en tweetekenklinkers De klinkers zijn a, e, i, o, u. Ze kunnen lang (molen) of kort (mollen) klinken. Dit zijn de tweetekenklinkers: ie, oe, ui, eu, ei, ij, ou, au. Er zijn twintig medeklinkers: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z. Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van voltooide deelwoorden. Daarvoor gelden de gewone spellingregels: de gemelde schade, het verbrande hout, de verbrede weg. Maar: eindigt het voltooid deelwoord op ~en, dan blijft ~en staan: de gevallen pen, de gebakken eieren, de gewonnen wedstrijd. de papieren hoed 74 Klankwoorden, regelwoorden, onthoudwoorden, werkwoorden - Klankwoorden: In klankwoorden passen bij de klanken vaste letters. - Regelwoorden: Soms is er een regel, die gaat vóór. Regelwoorden zijn woorden waarvan de spelling door een regel wordt bepaald. - Onthoudwoorden: Schrijf je ei of ij? Soms passen bij een klank geen vaste letters. Is er ook geen regel voor zo n woord? Dan is het een onthoudwoord. Lange woorden zijn soms voor een deel klankwoorden, voor een deel regelwoorden en voor een deel onthoudwoorden. - Werkwoorden: Werkwoorden gaan over alles wat je kunt doen: spelen, duwen, begrijpen, slapen. Voor werkwoorden gelden speciale regels. Samenstellingen Een samenstelling is gemaakt van twee woorden met een eigen betekenis. De woorden grondstof en plattegrond zijn samenstellingen, het woord grondig niet. Op de uitlegkaarten R3-a, R3-b en R3-c staat uitleg over de spelling van lastige samenstellingen. Voor- en achtervoegsels (vaste stukjes) Voorvoegsels en achtervoegsels zijn vaste stukjes. Je schrijft ze altijd hetzelfde. Ze kunnen vooraan staan: voorvoegsels. Bijvoorbeeld: on~, ont~, ge~, be~, ver~, her~. Ze kunnen achteraan staan: achtervoegsels. Bijvoorbeeld: ~ig(e), ~lijk(e), ~ing, ~sel, ~te, ~heid. Trema Soms staan er meer klinkers na elkaar, waardoor je een woord verkeerd kunt uitspreken. Een trema op een klinker betekent: hier begint een nieuwe klankgroep/lettergreep: mozaïek, skiën, kopiëren. Klemtoon Als je een woord uitspreekt, valt de klemtoon op één lettergreep: ko-pie, bac-te-rie. Bij woorden op ~ie is de klemtoon belangrijk. Hoe schrijf je het meervoud? Bij kopie komt er een extra e bij: kopieën; bij bacterie niet: bacteriën. Bijvoeglijke naamwoorden de gele ballon een dik boek een geverfde deur De paarse woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden. Ze vertellen iets over het zelfstandig naamwoord dat erbij staat. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden vertellen waar iets van is gemaakt: een koperen leiding, een zijden sjaal, een kartonnen doos, een plastic fles. Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van het voltooid deelwoord van een werkwoord: de vergrote foto, de gevonden voorwerpen. BLOK 1 OMGEVING LES 1 WOORDENSCHAT geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg

60 Enkelvoud en meervoud Is er één van? Dat noem je enkelvoud: het tasje, de foto, ik lach. Zijn er twee van, of meer? Dat noem je meervoud: de tasjes, de foto's, wij lachen. Klankgroepen en lettergrepen Klankgroepen zijn de stukjes van gesproken woorden. Lettergrepen zijn de stukjes van geschreven woorden. De lettergrepen van een woord zijn niet altijd hetzelfde als de klankgroepen. De klankgroepen van vissen zijn: /vi/ /sen/, de lettergrepen zijn: vis sen. Open en gesloten lettergrepen Een open lettergreep eindigt op een klinker. Die klinkt lang. mo len Een gesloten lettergreep eindigt op een medeklinker. Vóór die medeklinker kan een korte klinker, maar ook een lange klinker staan: mol len win ter paar den Werkwoorden Werkwoorden gaan over alles wat je kunt doen: spelen, begrijpen, slapen. Kun je nu achter een zin denken? Dan staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt). In de tt hebben werkwoorden drie persoonsvormen: de ik-vorm, de hij-vorm en de wij-vorm. Kun je toen achter een zin denken? Dan staat de zin in de verleden tijd (vt). In de vt hebben werkwoorden twee persoonsvormen: de ik-vorm en de wij-vorm. Voor andere vormen gelden de gewone spellingregels. Bijvoorbeeld voor het voltooid deelwoord (vd) en het daarvan gemaakte bijvoeglijke naamwoord: ik heb gekneed, het geknede deeg. hele werkwoord: zingen hele werkwoord: kneden persoonsvormen andere vormen persoonsvormen andere vormen ik zing nu hij zingt nu wij zingen nu ik, hij zong toen wij zongen toen voltooid deelwoord: ik heb gezongen afgeleid bijv. naamwoord: de gezongen liedjes bijvoorbeeld in: zingend aan het werk gaan ik kneed nu hij kneedt nu wij kneden nu ik, hij kneedde toen wij kneedden toen voltooid deelwoord: ik heb gekneed afgeleid bijv. naamwoord: het geknede deeg bijvoorbeeld in: knedend het deeg bereiden ik-vorm tt ik-vorm tt + t hele werkwoord beslisvragen werkwoordspelling tt of vt? sterk of zwak? gewone spellingregels pv of geen pv? ik-vorm tt + te ik-vorm tt + ten gewone spellingregels of? ik-vorm tt + de ik-vorm tt + den geen kopieermateriaal Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 75

61 hele werkwoord: reizen persoonsvormen ik reis nu hij reist nu wij reizen nu ik, hij reisde toen wij reisden toen andere vormen voltooid deelwoord: ik heb gereisd afgeleid bijv. naamwoord: de gereisde afstand bijvoorbeeld in: reizend door Afrika beslisvragen werkwoordspelling pv of geen pv? gewone spellingregels tt of vt? sterk of zwak? of? ik-vorm tt ik-vorm tt + t hele werkwoord gewone spellingregels ik-vorm tt + te ik-vorm tt + ten ik-vorm tt + de ik-vorm tt + den 80

62 uitlegkaarten 8

63 regelwoorden samenstellingen, waaronder samenstellingen met de tussenletter s R3-a groep 8 Samenstellingen zijn lange woorden, gemaakt van twee woorden met een eigen betekenis. Zo is handbal (hand + bal) een samenstelling, handig (hand + ig) niet. Het eerste woorddeel van een samenstelling kan een voorzetsel zijn: optellen, inpakken, voorstellen, uittrekken, achterblijven, afwassen. Soms hoor je de laatste letter van het eerste woorddeel niet duidelijk. Maar je schrijft hem wel: postzegel, hoofdpijn, schildpad, uittrekken. In sommige samenstellingen schrijf je een tussenletter s. Als je die s duidelijk hoort, is er geen probleem: dorpsplein, stationsklok. Begint het tweede deel met s, z of c? Dan hoor je de tussenletter s niet. Maar je schrijft hem wel: dorpsstraat. Tussenletter s of niet? Gebruik het eerste woord in een andere samenstelling: verkeersituatie of verkeerssituatie? Verkeersbord, dus ook verskeerssituatie. Appelsap of appelssap? Appelmoes, dus ook: appelsap. de handdoek de dorpsstraat

64 de stof zuiger de handtekening het beeldscherm het tijdschrift het luchtbed de postzegel de schildpad de licht straal het klad blok de aard beving de kerstvakantie uittrekken doorzetten oversteken tegenhouden samenstellingen het clubblad de hand doek de verffabriek het vraaggesprek de melkkoe het rol luik de film muziek de loop plank de voorrang acht tien de huissleutel de basisschool de tennis schoen de glasscherven de jas zak muisstil samenstellingen met de tussenletter s het knoopsgat de gebruiksaanwijzing de schildersezel het dorpsplein de dorpsstraat de stationsklok de stationschef de veiligheidsbril de veiligheidsspeld de verkeerssituatie het oorlogsschip het gezelschapsspel de vrijheidsstrijd de koningszoon het stadscentrum

65 regelwoorden R3-b groep 8 samenstellingen, waaronder samenstellingen met de tussenletters en Hoor je in een samenstelling vór het tweede woorddeel de klank / u/ of /un/? Dan schrijf je de meeste samenstellingen met en. Of het eerste woord enkelvoud of meervoud is, maakt niet uit: boeken + kast = boekenkast; paard + staart = paardenstaart; regen + jas = regenjas. Uitzonderingen: bij vijf groepen woorden schrijf je niet en, maar e. Bij de uitzonderingen 1 en 5 passen vrij veel woorden, bij 2, 3 en 4 maar enkele. 1 Het enkelvoud van het eerste woord eindigt op ~e, en dat is geen persoon: kudde + dier = kuddedier (het enkelvoud kudde eindigt op ~e), seconden + wijzer = secondewijzer (het enkelvoud seconde eindigt op ~e). (Maar: zieke + huis = ziekenhuis, want een zieke is een persoon.) 2 Het eerste woord is een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord: lachebek (van lachen), huilebalk (van huilen), plattegrond (van plat). 3 Het eerste woord is zon of maan: zonnebril, maneschijn. 4 Het eerste woord versterkt een bijvoeglijk naamwoord: reuzeleuk, apetrots. 5 Het woord is een onthoudwoord met een e, zoals ooievaar. Zie uitlegkaart K5. Let op: de regels op deze uitlegkaart gelden alleen voor samenstellingen! de paardenstaart de regenjas de secondewijzer

66 je schrijft en uitzonderingen: je schrijft e het eerste woord heeft al een enkelvoud op ~en de regenjas de samenwerking de molenwiek binnenkort de torenspits tegenhouden het eerste woord heeft geen enkelvoud op ~e of ~en de paardenstaart de paddenstoel het kippenei het hondenhok de gebarentaal de kattenbak de wegenkaart de boekenlegger de pannenkoek de koekenpan de ruggengraat de bananenschil het eerste woord heeft een enkelvoud op ~e én is een persoon de secondewijzer de modeshow de hoogtevrees het roggebrood de etalagepop de ruimtevaart de gedachtegang knarsetanden de verrekijker de zonnebril de maneschijn reuzeleuk apetrots het ziekenhuis het getuigenverhoor het bejaardentehuis het jongerencentrum 5 de ooievaar

67 regelwoorden samenstellingen met een koppelteken R3-c groep 8 Bij sommige samenstellingen moet je tussen de woorddelen een koppelteken (-) schrijven: auto-ongeluk, Noord-Brabant, tv-programma. Twee of drie klinkers na elkaar kunnen soms verkeerd gelezen worden. Meestal schrijf je dan een trema: zeeën, ruïne, geëindigd (zie uitlegkaart R10). Bij samenstellingen schrijf je dan geen trema, maar een koppelteken tussen de woorddelen: autoongeluk wordt auto-ongeluk, naapen wordt na-apen. In een samenstelling met een aardrijkskundige naam (zoals Brabant) schrijf je ook een koppelteken: Noord-Brabant, Noord-Brabantse en Noord-Brabander. Noordzee en zuidoosten zijn samenstellingen zonder aardrijkskundige naam, dus schrijf je geen koppelteken. Windstreken zijn geen aardrijkskundige namen, dus schrijf je geen koppelteken (en ook geen hoofdletters). Staat in een samenstelling een afkorting of een cijfer, dan schrijf je ook een koppelteken: tv-programma, breedbeeld-tv, mijn 60-jarige opa. Woorden als tv tje en sms en zijn geen samenstellingen. Je schrijft ze daarom niet met een koppelteken, maar met een apostrof: wc s, dvd tje. het auto-ongeluk de dvd-speler

68 samenstellingen met botsende klinkers het auto-ongeluk de auto -industrie de zee -eend de mede -eigenaar na -apen mee-eten toe -eigenen de diploma-uitreiking het vanille -ijs het radio-interview de zonne -energie het tosti -ijzer zo -even het solo -optreden de gala -avond de video -opname samenstellingen met een aardrijkskundige naam Noord -Brabant Noord -Brabantse Oost -Nederland Zuid-Limburg Rotterdam -Zuid Amsterdam -Centrum West -Europa Zeeuws -Vlaanderen Nieuw-Zeeland Midden-Amerika samenstellingen zonder aardrijkskundige naam de Noordzee het noordoosten noordwestelijk samenstellingen met een afkorting of een cijfer het tv-programma de breedbeeld-tv e -mailen het sms -bericht de vwo-leerling de usb-aansluiting het T -shirt het EHBO-diploma het PSV-stadion de 100-jarige man afkorting of cijfer, geen samenstelling het tv tje het sms je sms en de wc s

69 regelwoorden R7 groep 8 hoofdletters en leestekens Namen schrijf je met een hoofdletter: Hans, poes Snoetje, de Hoofdweg. Aardrijkskundige namen en daarvan afgeleide bijvoeglijke naamwoorden krijgen een hoofdletter: Noord-Brabant, Franse kaas, Zuid-Hollandse eilanden. Bij namen schrijf je van en de met een kleine letter: Rob de Groot, J. van Dam. Staat er geen voornaam of voorletter bij de naam? Dan schrijf je dat eerste woordje met een hoofdletter: meneer De Groot, mevrouw Van der Velde. Hoort de bij de naam? Dan schrijf je een hoofdletter: basisschool De Brug. Namen van feestdagen zoals Kerstmis, Pasen en het Suikerfeest krijgen een hoofdletter, daarvan afgeleide woorden niet: kerstvakantie, paaseieren. Begint een zin met een woord als s morgens of s middags? Dan krijgt het eerste hele woord een hoofdletter: s Avonds gaat de tv aan. Na een zin schrijf je een punt, een vraagteken of een uitroepteken. Bij een komma (,) in de zin kan de lezer even rusten. Na een dubbele punt (:) staat wat iemand zegt of denkt. Tussen aanhalingstekens ( ) staat wat iemand letterlijk (precies) zegt. Tussen twee zinnen die bij elkaar horen, kan een puntkomma (;) staan. Vaak is de tweede zin een toelichting op de eerste: Ik ben te laat; mijn band was lek. Een stukje tussen haakjes (( )) mag je weglaten: Daar was een labyrint (doolhof).

70 hoofdletters Angelique van der Knaap mevrouw Van der Knaap voorzitter El Moussaoui Rome, de hoofdstad van Italië Zuid-Amerikaanse gerechten Pasen en Pinksteren paasweekend en pinksterdagen s Avonds lees ik meestal nog. leestekens na de zin Dat gebeurt in de zomer, op 30 juli. De wind is zuidwestelijk. Vind je dat echt niet vervelend? Moet ik alles alleen opruimen? Schiet op! Het is bijna tijd! Schreeuw niet zo tegen me! komma s bussen, trams, metro s en treinen In de soep zit ui, prei, courgette en tomaat. Omdat ik al laat was, fietste ik flink door. puntkomma s Ik moet de afspraak afzeggen; ik ben ziek. Die film is geweldig; hij is leuk én spannend. dubbele punt en aanhalingstekens Ik dacht: Dat zullen we nog wel eens zien! Hij zei: Dan ga ik eerst even douchen. Ze vroeg: Zullen we deze taak dan samen doen? Hij riep: Wacht! Je vergeet de sleutels! woorden tussen haakjes Dat is heel mysterieus (raadselachtig). Er zit een kleverige substantie (stof) in. De situatie werd heel complex (ingewikkeld).

71 onthoudwoorden O5 groep 8 woorden met /g/, /zj/ en /sj/ Meestal schrijf je de klank /g/ als g. Onthoud de woorden waarin je /g/ als ch schrijft. Eindigt een woord op /gt/ en is het geen werkwoordvorm? Dan schrijf je cht (de vlecht). In veel Franse leenwoorden schrijf je /zj/ als g: logeren, giraf, stage. In woorden als lekkage, massage en slijtage is age een achtervoegsel. In sommige Franse leenwoorden schrijf je /zj/ als j: journalist, jury, jus. Woorden met de klank /sj/ schrijf je op verschillende manieren. In veel Franse leenwoorden schrijf je /sj/ als ch: chef, machine, douche. Let op: het woord /sjiek/ schrijf je als chic, het woord /sjieke/ als chique. In sommige Engelse leenwoorden schrijf je /sj/ als sh: shirt, shoppen, show. Ook zijn er nog woorden met /sj/ = sj: sjaal, sjokken, sjouwen, sjoelbak. Ook veel Engelse leenwoorden beginnen met ch. Maar dan zeg je (eigenlijk) niet /sj/, maar /tsj/: checken, chatten. de lach de vlecht de chocola de garage

72 woorden met /g/ = ch woorden met /zj/ woorden met /sj/ de pechvogel het lichaam het jochie de echo de goochelaar giechelen de techniek de chaos chaotisch de chrysant woorden met /gt/ = cht de nachtegaal rechtdoor het berichtje de ochtend vruchtbaar de bagage de rage de etalage de manege de asperge het horloge de etage de reportage de stage de giraf het genie logeren de logé de aubergine de journalist de jury de jus d orange de chirurg de chimpansee de chauffeur de champignons chic, chique charmant een affiche de machinist de parachute de architect de brochure het shirt de show shoppen de sjaal sjouwen

73 onthoudwoorden woorden met ie en i O7 groep 8 Hoor je /ie/ binnen een lettergreep? Dan schrijf je de tweetekenklinker ie. Maak je een woord met ie langer? Dan blijft de ie meestal staan: ziek zieke, verdriet verdrietig, papier papieren, lief liever. Maar niet altijd: muziek muzikaal, fabriek fabrikant. Aan het eind van een lettergreep schrijf je /ie/ soms als ie, soms als i: liever, liter. Sommige woorden eindigen op ~i: ski, bikini, taxi. Het meervoud van die woorden eindigt op i s: ski s, bikini s, taxi s. Ook vier namen van maanden en veel voedselnamen eindigen op ~i: januari, februari, juni, juli; tosti, kiwi, nasi, bami, broccoli, macaroni, spaghetti. Maar: spinazie, andijvie. de wielen Het vaste stukje ine schrijf je met i: benzine, trampoline, vitrine, kantine. Het verkleinwoord schrijf je meestal met ~ientje: machine machientje. Hoor je aan het eind van een woord twee /ie/-klanken? Meestal schrijf je eerst i, dan ie: televisie, familie, politie. Maar mini~ (heel klein) schrijf je met twee i s: minimaal, minigolf, miniatuur. En ook kiwi en bikini schrijf je met twee i s. de gitaar

74 woorden met /ie/ = ie woorden met /ie/ = i woorden van de week de politiek fanatiek primitief de spinazie de explosie de amfibie de safari het individu de kandidaat de kantine de trampoline de pantomime eerder geleerd plezierig antieke kasten positieve ideeën uitkiezen genieten de biologie de energie de aardolie de theorie de industrie de familie de kanarie de kopie de melodie iemand niemand iedereen stiekem gierig de fantasie de minister de dirigent definitief het minimum het artikel het uniform de tribune de ind iaan de machine de vitrine de vitamine de limonade de piramide de olifant het diploma de visite de kritiek de lawine de kampioen de viool

75 onthoudwoorden woorden met /s/ = c O8-a groep 8 Hoor je in een woord de klank /s/? Dan schrijf je meestal s. Soms schrijf je de klank /s/ als c. Onthoud de woorden met c. Alle woorden met een c zijn leenwoorden uit andere talen. Bij sommige woorden merk je al aan de uitspraak dat het leenwoorden zijn: circuit, race, elektricien, klantenservice. Staat na de c een e, een i, een ij of een y? Dan klinkt de c als /s/: centrum, citroen, medicijn, cyclus. Het Latijnse woord cent (honderd) zit in cent, procent, centimeter. Je hoort /ks/, maar je schrijft cc: succes, accent, vaccin, accepteren. In sommige woorden hoor je /s/, maar schrijf je sc: scenario, scène, sciencefiction, discipline, fascinerend. de citroen

76 woorden met /s/ = c woorden van de week de citrusvrucht de ceremonie de elektricien de klantenservice de specerijen de decimeter lanceren fabriceren produceren accepteren recent de recensie eerder geleerd de cilinder de cello het circuit cirkelen circa het proces het accent het medicijn de docent het cement (de) centrale de oceaan de lucifer het succes het concert een pincet de provincie gefeliciteerd! het cijfer de cel het centrum de cent het circus de cirkel december precies het recept de narcis

77 onthoudwoorden woorden met /k/ = c O8-b Hoor je in een woord de klank /k/? Dan schrijf je meestal k. Soms schrijf je de klank /k/ als c. Onthoud de woorden met c. Alle woorden met een c zijn leenwoorden uit andere talen. groep 8 Staat na de c een a, een o, een u, een l of een r? Dan klinkt de c als /k/: musical, seconde, cursus, reclame, creatief. Je hoort /ks/, maar je schrijft cc: succes, accent, vaccin, accepteren. Je hoort /kk/, maar je schrijft cc: accu, broccoli, accolade, accordeon. Andere woorden met twee c s: microscoop, conclusie, concert, correct, conducteur, cacao, contact, contract, collectie, constructie, actrice, circus. Veel woorden uit andere talen met de klanken /kt/ schrijf je met ct: het contact, het product, het effect, perfect. Let op: je schrijft k in: de helikopter, de krokus, de vakantie, akkoord. Je schrijft kt in: de dokter, oktober, trakteren, elektrisch, praktisch, strikt. de cactus

78 woorden met /k/ = c woorden met /kt/ = ct woorden van de week het compliment de commissaris de cacao de conclusie de commode continu de correctie de collectie de constructie de actrice de activiteit productief eerder geleerd de cursus de collega het commentaar compleet combineren de publicatie van speculaas de microscoop de microfoon de cavia de camping de caravan de clown carnaval de acrobaat het risico plastic de camera de code de seconde het (stop)contact de injectie de inspecteur het project het effect het instinct de conducteur de actievoerder het controledictee de bacterie acteren de directeur de reactie direct het insect het product het respect het viaduct het contract perfect

79 onthoudwoorden woorden met y O10-a groep 8 De y (Griekse ij) aan het eind van een woord klinkt als /ie/: baby, pony. Het meervoud schrijf je in het Nederlands met s: baby s, pony s. Het verkleinwoord schrijf je met tje: baby baby tje, pony pony tje. De y midden in een woord klinkt soms als /ie/, soms als /i/. /ie/: typen, typisch, pyjama, python /i/: gymnastiek (gym), sympathiek, symbool, lynx Een y aan het begin van een woord klinkt als /j/: yoghurt, yoga. Ook in royaal en cowboy klinkt de y als /j/. Staat voor de y een e of een o? Dan schrijf je het meervoud gewoon met ~s: diskjockeys, cowboys. Bij de uitspraak is geen verwarring mogelijk. Let op: in samenstellingen met typen schrijf je type~: typefout, typediploma. Het woord pyjama is een struikelblokwoord: na de y schrijf je een j. de baby

80 woorden met y woorden van de week de panty de party de penalty rugby hockey de cowboy het symbool het gymnasium de lynx de python de yoga royaal eerder geleerd de baby de pony de jury de hobby de lolly typen gymmen de yoghurt de pyjama sympathiek typisch sorry!

81 werkwoorden W1 groep 8 persoonsvormen tegenwoordige tijd: overzicht Als je bij een zin nu kunt denken, dan staat die zin in de tegenwoordige tijd (tt). In de tegenwoordige tijd zijn er maar drie verschillende persoonsvormen: de ik-vorm, de hij-vorm en de wij-vorm. De persoonsvorm (pv) tt bij jij is altijd de ik-vorm óf de hij-vorm. jij + pv = hij-vorm: jij loopt. pv + jij = ik-vorm: loop jij? Twijfel je? Denk dan aan lopen: komt er een t bij of niet? ik loop dus ook: ik vind jij loopt dus ook: jij vindt loop jij? dus ook: vind jij? hij loopt dus ook: hij vindt In de tegenwoordige tijd zijn er dus drie verschillende persoonsvormen. In de verleden tijd (vt) komen daar nog twee verschillende persoonsvormen bij. lopen ik loop nu hij loopt nu wij lopen nu worden ik word nu hij wordt nu wij worden nu - Hans wordt acteur (want: Hans loopt.) - Waarom word je boos? (want: Waarom loop je?) - Jij wordt kampioen! (want: Jij loopt.) - Ik word moe. (want: Ik loop.)

82 persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden op ~gen, ~chen, ~ven en ~zen W2 groep 8 Zagen, leggen, lachen en juichen zijn zwakke werkwoorden. In het hele werkwoord staat vór ~en g of ch. De g zit niet in t kofschip. Je schrijft: ik zaag ik zaagde; ik leg wij legden. De ch zit wel in t kofschip. Je schrijft: ik lach ik lachte; ik juich wij juichten. Let op! Ik lachte (van lachen) heeft één t, ik wachtte (van wachten) heeft twee t s! Ook leven, beloven, reizen en verhuizen zijn zwakke werkwoorden. In het hele werkwoord staat vór ~en v of z. Die letters zitten niet in t kofschip. De persoonsvormen vt zijn dus: ik-vorm tt + de en ik-vorm tt + den. Je schrijft: ik leef ik leefde; ik beloof wij beloofden. Je schrijft: ik reis ik reisde; ik verhuis wij verhuisden. Voor welke zwakke werkwoorden geldt de regel van t kofschip? Let daarbij niet op de laatste letter van de ik-vorm tt. Maar let dus op de letter die in het hele werkwoord vór ~en staat. zagen ik zaag nu hij zaagt nu wij zagen nu ik, hij zaagde toen wij zaagden toen reizen ik reis nu hij reist nu wij reizen nu ik, hij reisde toen wij reisden toen

83 werkwoorden W3-a groep 8 persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden op ~ten Praten, zetten, rusten en wachten zijn zwakke werkwoorden. In het hele werkwoord staat vór ~en de letter t van t kofschip. De persoonsvormen vt zijn dus: ik-vorm tt + te en ik-vorm tt + ten. praten ik-vorm tt: ik praat vt: ik praatte, wij praatten zetten ik-vorm tt: ik zet vt: ik zette, wij zetten De wij-vorm vt klinkt hetzelfde als de wij-vorm tt. Maar je schrijft hem anders: wij praten (tt) wij praatten (vt) wij wachten (tt) wij wachtten (vt) wij rusten (tt) wij rustten (vt) wij loten (tt) wij lootten (vt) Bij hele werkwoorden op ~tten is de wij-vorm vt zelfs precies hetzelfde als de wij-vorm tt: wij zetten kan de wij-vorm tt zijn, maar ook de wij-vorm vt. wij spatten (tt) wij spatten (vt) wij benutten (tt) wij benutten (vt) wij bezetten (tt) wij bezetten (vt) wij letten op (tt) wij letten op (vt) Bedenk steeds: wat is het hele werkwoord? In de vt krijg je alleen twee t s als het hele werkwoord op ~ten eindigt! rusten vt: ik rustte, wij rustten kussen vt: ik kuste, wij kusten wachten vt: ik wachtte, wij wachtten lachen vt: ik lachte, wij lachten praten ik praat nu hij praat nu wij praten nu ik, hij praatte toen wij praatten toen rusten ik rust nu hij rust nu wij rusten nu ik, hij rustte toen wij rustten toen

84 W3-b groep 8 persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden op ~den Raden, kneden, branden en leiden zijn zwakke werkwoorden. In het hele werkwoord staat vór ~en de letter d. Die zit niet in t kofschip. De persoonsvormen vt zijn dus: ik-vorm tt + de en ik-vorm tt + den. raden ik-vorm tt: ik raad vt: ik raadde, wij raadden kneden ik-vorm tt: ik kneed vt: ik kneedde, wij kneedden De wij-vorm vt klinkt hetzelfde als de wij-vorm tt. Maar je schrijft hem anders: wij branden (tt) wij brandden (vt) wij raden (tt) wij raadden (vt) wij leiden (tt) wij leidden (vt) wij kneden (tt) wij kneedden (vt) Bij hele werkwoorden op ~dden is de wij-vorm vt zelfs precies hetzelfde als de wij-vorm tt: wij redden kan de wij-vorm tt zijn, maar ook de wij-vorm vt. wij schudden (tt) wij schudden (vt) wij wedden (tt) wij wedden (vt) Bedenk steeds: wat is het hele werkwoord? In de vt krijg je alleen twee d s als het hele werkwoord op ~den eindigt! branden vt: ik brandde, wij brandden kennen vt: ik kende, wij kenden melden vt: ik meldde, wij meldden bellen vt: ik belde, wij belden raden ik raad nu hij raadt nu wij raden nu ik, hij raadde toen wij raadden toen redden ik red nu hij redt nu wij redden nu ik, hij redde toen wij redden toen

85 werkwoorden W4-a groep 8 persoonsvormen vt van sterke werkwoorden Als je bij een zin toen kunt denken, dan staat die zin in de verleden tijd (vt). In de verleden tijd zijn er maar twee verschillende persoonsvormen: de ik-vorm en de wij-vorm. De hij-vorm vt is altijd gelijk aan de ik-vorm vt. Daardoor komt er in de vt dus nooit een t achter de ik-vorm! Sterke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klinker in de verleden tijd verandert. Bijvoorbeeld: ik loop (tt) ik liep (vt), ik eet (tt) ik at (vt), ik vind (tt) ik vond (vt). Voor de vt-vormen van sterke werkwoorden gelden de gewone spellingregels. Dus mag je de ik-vorm langer maken om te weten hoe je die schrijft: ik vond (want: wij vonden), hij at (want wij aten), zij reed (want: wij reden). Dat mag alleen in de vt. Je weet: de hij-vorm tt eindigt altijd op een t. lopen ik loop nu hij loopt nu wij lopen nu ik, hij liep toen wij liepen toen worden ik word nu hij wordt nu wij worden nu ik, hij werd toen wij werden toen

86 W4-b groep 8 persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de klinker in de verleden tijd niet verandert, bijvoorbeeld: ik pak (tt) ik pakte (vt), ik voel (tt) ik voelde (vt), ik ken (tt) wij kenden (vt). De ik-vorm vt van zwakke werkwoorden eindigt op ~te of ~de, de wij-vorm vt op ~ten of ~den. De stukjes te, ten, de en den komen altijd achter de ik-vorm tt te staan. werken ik-vorm tt: ik werk vt: ik werkte, wij werkten spelen ik-vorm tt: ik speel vt: ik speelde, wij speelden Voor zwakke werkwoorden geldt de regel van t kofschip. Kijk naar het hele werkwoord. Welke letter staat vór het stukje ~en? Staat daar een medeklinker van t kofschip (dus: t, k, f, s, ch of p)? Dan schrijf je de persoonsvormen vt met te en ten. ik bofte, wij boften; ik pakte, wij pakten. Staat daar een andere letter? Dan schrijf je de persoonsvormen vt met de en den. ik rolde, wij rolden; ik rende, wij renden. dansen ik dans nu hij danst nu wij dansen nu ik, hij danste toen wij dansten toen voelen ik voel nu hij voelt nu wij voelen nu ik, hij voelde toen wij voelden toen

87 werkwoorden W5-a groep 8 voltooid deelwoord Het voltooid deelwoord (vd) krijg je als je zegt: ik heb ge, ik ben ge. Bij sterke werkwoorden verandert de klank van de klinker: ik eet ik at. Het voltooid deelwoord van bijna alle sterke werkwoorden eindigt op ~en: ik heb gegeten, ik heb gelopen, ik ben gevallen. Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op ~d of op ~t. Schrijf je d of t? Dat kun je op twee manieren bepalen. 1. Een voltooid deelwoord is geen persoonsvorm. Dus gelden de gewone spellingregels. Je schrijft gekookt en gebeld, want je hoort /gekookte/ en /gebelde/. 2. Je kunt ook denken aan t kofschip en de spelling van de vt. Schrijf je de vt met ~te en ~ten? Dan eindigt het voltooid deelwoord op ~t: koken: de k zit in t kofschip, dus: ik kookte, wij kookten en: ik heb gekookt. Zo schrijf je ook: ik heb gepast, ik heb gejuicht, ik heb gesnapt, ik heb gewacht. lopen voltooid deelwoord: ik heb gelopen dansen voltooid deelwoord: ik heb gedanst zagen voltooid deelwoord: ik heb gezaagd Schrijf je de vt met ~de en ~den? Dan eindigt het voltooid deelwoord op ~d: bellen: de l zit niet in t kofschip, dus: ik belde, wij belden en: ik heb gebeld. Zo schrijf je ook: ik heb gelegd, ik heb gekend, ik heb gehoord, ik heb gekneed, ik heb gereisd.

88 W5-b groep 8 van voltooide deelwoorden gemaakte bijvoeglijke naamwoorden Sommige bijvoeglijke naamwoorden (bn) zijn afgeleid van voltooide deelwoorden (vd): poetsen ik heb gepoetst de gepoetste tanden. Een bijvoeglijk naamwoord is nooit een persoonsvorm, dus gelden de gewone spellingregels. Je hoeft niet aan de vormen van de verleden tijd te denken. hakken vd: ik heb gehakt bn: de gehakte groente rennen vd: ik heb gerend bn: de gerende afstand verwachten vd: ik heb verwacht bn: de verwachte overwinning verbranden vd: ik heb verbrand bn: de verbrande takken verbreden vd: ik heb verbreed bn: de verbrede straat schudden vd: ik heb geschud bn: de geschudde kaarten Let op: Veel voltooide deelwoorden (van sterke werkwoorden) eindigen op ~en. Dan blijven de letters en in het bijvoeglijk naamwoord staan. smelten vd: ik heb gesmolten bn: de gesmolten kaas winnen vd: ik heb gewonnen bn: de gewonnen wedstrijd spelen voltooid deelwoord: ik heb gespeeld afgeleid bijv. naamwoord: de gespeelde wedstrijd verzenden voltooid deelwoord: ik heb verzonden afgeleid bijv. naamwoord: het verzonden bericht

89 werkwoorden W6-a groep 8 werkwoorden met ge~, be~, ver~, her~ en ont~ Sommige werkwoorden beginnen met ge~, be~, ver~, her~ of ont~. Hiervoor gelden dezelfde regels als voor andere werkwoorden. Er is één verschil: het voltooid deelwoord (vd) krijgt geen extra beginstukje ge~. Daardoor klinkt bij zwakke werkwoorden de hij-vorm tt hetzelfde als het voltooid deelwoord: hij verstopt (tt) hij heeft verstopt (vd). Ook voor deze werkwoorden is de regel: de hij-vorm tt eindigt op ~t. Zit het zwakke werkwoord in t kofschip? Dan eindigt het voltooid deelwoord ook op ~t. Dat is niet verwarrend: hij-vorm tt: hij ontdekt voltooid deelwoord: hij heeft ontdekt. Zit het zwakke werkwoord niet in t kofschip? Dan eindigt het voltooid deelwoord op ~d. Dat is wel verwarrend: hij-vorm tt: hij betaalt voltooid deelwoord: hij heeft betaald. Let dan goed op wat je schrijft: de hij-vorm tt of het voltooid deelwoord! hij-vorm tt: hij verdient vd: hij heeft verdiend hij-vorm tt: hij herhaalt vd: hij heeft herhaald hij-vorm tt: hij ontkent vd: hij heeft ontkend hij-vorm tt: het gebeurt vd: het is gebeurd betalen ik betaal nu hij betaalt nu wij betalen nu ik, hij betaalde toen wij betaalden toen voltooid deelwoord: ik heb betaald gebeuren het gebeurt nu het gebeurde toen voltooid deelwoord: het is gebeurd

90 W6-b groep 8 werkwoordvormen die hetzelfde klinken Sommige werkwoordvormen klinken hetzelfde, maar worden verschillend geschreven. - Persoonsvormen tt van werkwoorden op ~den: een t erbij of niet? Twijfel je? Denk dan aan lopen met hetzelfde onderwerp. jij loopt (met een t) dus ook: jij vindt (met een t) loop jij? (zonder t) dus ook: antwoord jij? (zonder t) loopt je broer? (met een t) dus ook: wordt je broer? (met een t) - Persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden op ~ten en ~den. wij-vorm tt: wij praten ik-vorm vt: ik praatte wij-vorm vt: wij praatten wij-vorm tt: wij raden ik-vorm vt: ik raadde wij-vorm vt: wij raadden - Vormen van zwakke werkwoorden met ge~, be~, ver~, her~ en ont~. Het voltooid deelwoord krijgt geen (extra) stukje ge~. Daardoor klinkt het voltooid deelwoord hetzelfde als de hij-vorm tt. hij-vorm tt: hij betaalt vd: hij heeft betaald hij-vorm tt: hij verdient vd: hij heeft verdiend raden ik raad nu hij raadt nu wij raden nu ik, hij raadde toen wij raadden toen voltooid deelwoord: ik heb geraden vertellen ik vertel nu hij vertelt nu wij vertellen nu ik, hij vertelde toen wij vertelden toen voltooid deelwoord: ik heb verteld

91 werkwoorden W7 groep 8 werkwoordvormen van Engelse werkwoorden Alle Engelse (leen)werkwoorden zijn zwakke werkwoorden. Ze volgen de regel van t kofschip. Staat vór de letters ~en een medeklinker van t kofschip, dan schrijf je de vt-vormen met ~te en ~ten, anders met ~de en ~den. Dat geldt ook voor het voltooid deelwoord, dat op ~t of ~d eindigt. Bij de medeklinkers van t kofschip horen dan ook nog de letters x en sh. mixen ik mixte wij mixten ik heb gemixt finishen ik finishte wij finishten ik ben gefinisht De zelfstandige naamwoorden cross, stress en grill schrijf je met twee dezelfde medeklinkers op het eind. In de bijpassende werkwoorden schrijf je alleen een dubbele medeklinker als dat nodig is: in het hele werkwoord en in de wij-vorm tt. crossen ik cros hij crost wij crossen ik croste wij crosten ik heb gecrost Van sommige Engelse werkwoorden eindigt de ik-vorm tt op ~e: ik skate, ik race. Die e blijft dan in alle werkwoordvormen staan. Daardoor zien die werkwoordvormen er soms vreemd uit. skaten ik skate hij skatet ik skatete wij skateten ik heb geskatet saven ik save hij savet hij savede wij saveden ik heb gesaved keepen ik keep nu hij keept nu wij keepen nu ik, hij keepte toen wij keepten toen voltooid deelwoord: ik heb gekeept downloaden ik download nu hij downloadt nu wij downloaden nu ik, hij downloadde toen wij downloadden toen voltooid deelwoord: ik heb gedownload

92 beslisvragen werkwoordspelling W pv of geen pv? groep 8 tt of vt? gewone spellingregels sterk of zwak? of? ik-vorm tt ik-vorm tt + t hele werkwoord gewone spellingregels ik-vorm tt + te ik-vorm tt + ten ik-vorm tt + de ik-vorm tt + den

93 klankwoorden regelwoorden onthoudwoorden werkwoorden Wat moet je doen? Wat moet je doen? Wat moet je doen? Wat moet je doen? 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Hak het woord in klanken. 3. Schrijf de letters bij de klanken, in de goede volgorde. 4. Controleer het woord. 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Past er een regel bij? Een regel gaat vór. 3. Pas de regel toe. Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord. 1. Zeg het woord in je hoofd. 2. Hoort bij iedere klank een vaste letter? Nee? Hoort er een regel bij dit woord? Nee? 3. Dan is het een onthoudwoord. Weet je nog hoe je dat schrijft? Schrijf het woord op. 4. Controleer het woord. 1. Bedenk: bij welk hele werkwoord hoort het woord? 2. Is het een pv van dat werkwoord? Werkwoorden hebben drie verschillende pv s in de tt en twee verschillende pv s in de vt. 3. Is het geen persoonsvorm, maar een andere vorm? Dan gelden de gewone spellingregels. 4. Controleer het woord. 1e druk, Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg, auteur: Paul Stapel, illustraties: Mieke Driessen en Paula Gerritsen Kijk ook naar de beslisvragen.

94 kopieerboek 8

95 Samenstellingen met tussenletters of een koppelteken naam: datum: 1 Elke samenstelling is gemaakt van twee woorden. Kleur van elke samenstelling het tweede woord. keukendeur dorpsfeest fietszadel jaszak kattenstaart zonnewijzer graszaad knoopsgat kersenpit klassenfeest woordenboek tekenfilm keizerskroon huissleutel etalagepop Bedenk nu wat het enkelvoud is van het eerste woord. Bij acht samenstellingen zie je tussen dat enkelvoud en het tweede woord één of meer extra letters. Onderstreep die samenstellingen. 2 u 3 Veel samenstellingen schrijf je gewoon aan elkaar. Soms moet je tussen de woorden s, e, en of een koppelteken schrijven. Lees de uitlegkaarten R3-a, R3-b en R3-c goed. Wat is het voor slot? Wat voor shirt? Wat voor bus? Wat voor deur? Schrijf samenstellingen bij de tekeningen. 4 Maak samenstellingen. Schrijf ze in het goede vak. Kies uit: bejaarde + gym ruimte + gebrek ster + kijker bes + sap bagage + drager invalide + wagen. het enkelvoud van het eerste woord eindigt op ~e (en is geen persoon) het enkelvoud van het eerste woord eindigt op ~e (en is wel een persoon) het enkelvoud van het eerste woord eindigt op een andere letter 5 Maak samenstellingen van de woorden die tussen haakjes staan. Gebruik een koppelteken als dat nodig is. Er komt een (onderhoud + monteur) langs voor de cv-ketel. Wil jij even een grote (schroef + draaier) voor me halen? De (auto + industrie) richt zich nu op elektrische auto s. Door de (zwaarte + kracht) zweven we niet weg. De verhuizers tillen de zware kist van (eik + hout) samen op. 6 Bedenk acht samenstellingen. Het eerste woord is steeds een dierennaam, zoals zebrapad. 8 KOPIEERBLAD EXTRA OEFENING R3 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 19

96 Hoofdletters en leestekens naam: datum: 1 Maak van elke aardrijkskundige naam een bijvoeglijk naamwoord. Kijk naar het voorbeeld. Kies uit: Frankrijk Rotterdam Limburg China België Berlijn. de Rotterdamse haven het restaurant de kaas de muur een vlaai een bonbon 2 u 3 Hoofdletters gebruik je aan het begin van een zin en bij namen. Met leestekens kun je dingen duidelijk maken, bijvoorbeeld wie aan het woord is. Lees uitlegkaart R7 goed. Bij elke tekening past een omschrijving. Schrijf daarvan alleen het woord op dat met een hoofdletter wordt geschreven. Kies uit: mijn buurvrouw fatima de griekse olijven de bus naar delft het eiland texel. 4 Zet leestekens in de tekst. Gebruik 3x een punt, 7x een komma, 1x een vraagteken, 1x een uitroepteken en 3x een dubbele punt. Zet twee stukjes van de tekst tussen aanhalingstekens. Toen we naar de training fietsten begon het te regenen Toen de jarige binnenkwam riep iedereen enthousiast Hoera Op dinsdag hebben we altijd gym op donderdag maar af en toe Thomas zei tegen zijn moeder Mmm klopt het dat we frietjes gaan eten Op kamp moet je meenemen slaapzak tandenborstel pyjama handdoek 5 In elke zin staan één of twee woorden met een kleine letter die een hoofdletter moet zijn. Schrijf die woorden met een hoofdletter op. We gaan elk jaar met pasen op bezoek bij oma tineke. Naast de bakkerswinkel zit slagerij van der vliet. Op zaterdag ga ik wel eens kijken bij volleybalclub excelsior. De hollandse appels worden naar het buitenland vervoerd. Is tessa de groot nou jarig op 15 of op 16 september? 6 Bedenk zes voor- en achternamen. Alle achternamen moeten een tussenvoegsel hebben. Bijvoorbeeld: Jan de Jong. 8 KOPIEERBLAD EXTRA OEFENING R7 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 29

97 Woorden met /g/, /zj/ en /sj/ naam: datum: 1 Welk woord past erbij? Schrijf dat op. Kies uit: parachute etalage logeren ochtend asperge chirurg. ziekenhuis operatie winkel raam opstaan zonsopgang blijven slapen niet thuis witte stengel soort groente springen vliegtuig 2 u 3 Soms hoor je /g/, maar schrijf je ch. Denk aan lachen. Soms hoor je /zj/, maar schrijf je g. Denk aan etalage. Soms hoor je /sj/, maar schrijf je ch. Denk aan chocola. Lees uitlegkaart O5 goed. Schrijf woorden met g of ch bij de tekeningen. m e ch g 4 In welke zes woorden klinkt de g als /zj/? Kleur die blauw. In welke zes woorden klinkt de ch als /sj/? Kleur die geel. manege belachelijk affiche nachtegaal chic spionage rechtdoor chimpansee verlegen asperges chaos reportage champignons vlechtjes genie berichtje machinist gedachten logé bijdrage douchen 5 Maak de woorden af met g of ch. Schrijf ze op. Bij te...niek leren we iets over het opwekken van elektriciteit. De twee meiden zaten de hele tijd samen te...ie...elen. In...ina wonen heel veel mensen: bijna anderhalf miljard! Hij is erg...aotisch; hij doet van alles tegelijk en maakt niks af. Dat nieuwe spel is een echte ra...e; bijna iedereen heeft het al! 6 Kies uit elke rij van de woordenpagina van de uitlegkaart twee woorden. Bedenk met elk woord een samenstelling. /g/ = ch of /gt/ = cht /zj/ /sj/ 8 KOPIEERBLAD EXTRA OEFENING O5 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 41

98 Woorden met /ie/ = ie, /ie/ = i en /ie/ = y naam: datum: 1 Kleur de letters die klinken als /ie/. Let op: soms moet je in één woord meer letters kleuren, en soms staat er geen /ie/-klank in het woord. fanatiek gymnastiek toernooi kantine skispringen rugby kampioen yoga finale trampolinespringen tribune penalty ingooi competitie safari Welke sport zie je op de tekening? Omcirkel dat woord. 2 u 3 Hoor je de klank /ie/? Dan schrijf je meestal ie, maar soms i of y. Lees de uitlegkaarten O7 en O10-a goed. Onthoud de woorden van de week. Schrijf woorden bij de tekeningen. t t p k 4 Onder de staat ie, i of y. Schrijf de woorden in het goede vak. Kies uit: kant ne amf b ind v du m n maal penalt pol t k p jama safar sp naz p ram de kand daat t pisch. i i + i i + ie y 5 Maak de woorden af met ie, i of y. Schrijf ze op. Ze leven op een pr..m...t...ve manier, zonder elektriciteit. De scheidsrechter gaf een penalt... voor de overtreding. Na de wedstrijd halen we een broodje in de kant...ne. Door het gaslek ontstond er een explos... in de flat. We eten vanavond hartige taart met broccol Bedenk twee zinnen. Schrijf in elke zin twee woorden van de uitlegkaart met ie of i. 8 KOPIEERBLAD EXTRA OEFENING O7 en O10-A Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 45

99 Werkwoordvormen van Engelse werkwoorden naam: datum: 1 Wat doen deze sporters? Vul bij elk cijfer de goede sport in. Kies uit: hockeyen joggen skaten fitnessen badmintonnen rugbyen racen basketballen bowlen = 2. = 3. = 4. = 2 u 3 Alle Engelse leenwerkwoorden zijn zwak en volgen de regel van t kofschip. Bij t kofschip horen dan ook de letters x en sh. Lees uitlegkaart W7 goed. Vul de schema s in met de persoonsvormen tt en vt. Schrijf ook het voltooid deelwoord op. trainen finishen lunchen tt ik ik ik hij hij hij wij wij wij vt ik, hij ik, hij ik, hij wij wij wij vd ik heb ik heb ik heb 4 Maak de persoonsvormen vt af. Hij basketbal. Hij cros. Ik scoor. Wij jog. Hij tank. Wij barbecue. Hij rugby. Ik zap. Jullie shop. Hij bowl. 5 Vul de goede persoonsvorm in de zin in. checken (vt) Voordat ze de computer afsloot, ze haar . mixen (tt) Hij alle ingrediënten voor de cake goed door elkaar. mailen (vt) Ik het hele verhaal naar mijn opa en oma. downloaden (tt) Jasper een gratis spelletje van internet. 6 Bedenk vier Engelse werkwoorden met een voltooid deelwoord op ~d. Schrijf daarvan het hele werkwoord en het voltooid deelwoord op. 8 KOPIEERBLAD EXTRA OEFENING W7 Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg 83

Alles over. Taal in beeld. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Taal in beeld. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

Proefkatern Spelling in beeld

Proefkatern Spelling in beeld Proefkatern Spelling in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Spelling in beeld, groep 8: 1 handleiding E2: het algemene gedeelte en blok 7 2 werkboek E2: de introductiepagina s

Nadere informatie

Paul Stapel handleiding e1

Paul Stapel handleiding e1 Zwijsen Paul Stapel handleiding e1 hl algemene handleiding Aan de slag met Spelling in beeld Een overzicht van alles wat u moet weten U gaat werken met Spelling in beeld. Deze handleiding helpt u om snel

Nadere informatie

proefkatern groep 8 - blok 4

proefkatern groep 8 - blok 4 proefkatern groep 8 - blok In dit katern vind je onderdelen uit de materialen van Spelling in beeld, groep 8: 1. Handleiding 8A: algemene gedeelte en lesbeschrijvingen bij blok 2. Werkboek 8A: introductiepagina

Nadere informatie

Proefkatern Spelling in beeld

Proefkatern Spelling in beeld Proefkatern Spelling in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Spelling in beeld, groep 5: 1 Handleiding b1: algemene gedeelte en lesbeschrijvingen bij blok 4 2 Werkboek b1: introductiepagina

Nadere informatie

Proefkatern Spelling in beeld

Proefkatern Spelling in beeld Proefkatern Spelling in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Spelling in beeld, groep 4: 1 handleiding A2: het algemene gedeelte en blok 7 2 werkboek A2: de introductiepagina s

Nadere informatie

Proefkatern Spelling in beeld

Proefkatern Spelling in beeld Proefkatern Spelling in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Spelling in beeld, groep 4: 1 handleiding A1: het algemene gedeelte en blok 4 2 werkboek A1: de introductiepagina s

Nadere informatie

Taal in beeld Beschrijvingsgegevens en toelichting bij het compacten

Taal in beeld Beschrijvingsgegevens en toelichting bij het compacten Taal in beeld Beschrijvingsgegevens en toelichting bij het compacten SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling Taal in beeld Beschrijvingsgegevens en toelichting bij het compacten November 2009

Nadere informatie

Alles over. Lezen in beeld. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Lezen in beeld. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

Slimme en aantrekkelijke software voor taal en spelling

Slimme en aantrekkelijke software voor taal en spelling Slimme en aantrekkelijke software voor taal en spelling Met de software van en Spelling in beeld haalt u meer uit élke leerling! Leerkrachtassistent: digibordsoftware voor optimale voorbereiding en aantrekkelijke

Nadere informatie

Uitprobeerpakket. Handleiding 5a groep 5 blok 4

Uitprobeerpakket. Handleiding 5a groep 5 blok 4 Uitprobeerpakket Handleiding 5a groep 5 blok 4 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Blok 5 Verhalen 15 lesbeschrijvingen toetsing informatie over de herhalings- en plustaken

Inhoudsopgave. Blok 5 Verhalen 15 lesbeschrijvingen toetsing informatie over de herhalings- en plustaken Inhoudsopgave Algemene handleiding met Taal in beeld 3 Kenmerken 3 Opbouw van de methode 4 Leeractiviteiten 5 Opbrengstgericht werken 6 Samenwerkend leren 7 Toetsing en evaluatie 8 Combinatiegroepen 8

Nadere informatie

Alles over. Grip op lezen. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Grip op lezen. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

LESBOEK b. Zwijsen BEGRIJPEND EN STUDEREND LEZEN

LESBOEK b. Zwijsen BEGRIJPEND EN STUDEREND LEZEN LESBOEK b Zwijsen BEGRIJPEND EN STUDEREND LEZEN Zwijsen Paul Stapel Dianne Manders Maril Rijks Jos Cöp HAnDlEIDInG b Hl InHoUD Algemene handleiding Aan de slag met Lezen in beeld 3 Kenmerken 3 Uitgangspunten

Nadere informatie

Taaljournaal, tweede versie

Taaljournaal, tweede versie SPELLING Taaljournaal, tweede versie Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs en opbrengstgericht werken zoals deze methode zijn te vinden op www.taalpilots.nl, www.rekenpilots.nl en

Nadere informatie

UITNEEMVEL > Alle taalmethoden in 1 overzicht!

UITNEEMVEL > Alle taalmethoden in 1 overzicht! UITNEEMVEL > Alle taalmethoden in 1 overzicht! Informatie: er is maar één juiste keuze! In onze informatiecentra in Rijssen en Ede vindt u de materialen uit de verschillende methoden, zodat u zich goed

Nadere informatie

Taal actief (oud, versie 2) - Woordspel

Taal actief (oud, versie 2) - Woordspel SPELLING Taal actief (oud, versie 2) - Woordspel Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs en opbrengstgericht werken zoals deze methode zijn te vinden op www.taalpilots.nl, www.rekenpilots.nl

Nadere informatie

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Effectief spellingonderwijs WWW.CPS.NL

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Effectief spellingonderwijs WWW.CPS.NL Nationaal congres Taal en Lezen 15 oktober 2015 Effectief spellingonderwijs WWW.CPS.NL Contactgegevens Tseard Veenstra t.veenstra@cps.nl 06 55168626 Is spellingonderwijs nog relevant als we met behulp

Nadere informatie

Informatie. vakgebieden. Groep 6

Informatie. vakgebieden. Groep 6 Informatie vakgebieden Groep 6 Taal Gehanteerde methode: Taal in beeld - Spelling in beeld Uitgever: Zwijsen Taal in beeld is een taalmethode voor groep 4 tot en met 8 van het basisonderwijs. De methode

Nadere informatie

Opbrengstgericht werken en spelling

Opbrengstgericht werken en spelling WORKSHOP Opbrengstgericht werken en spelling Programma en doelen Is spelling moeilijk? Het waarom en wat Effectief spellingonderwijs Spellingbewustzijn Tips Afsluiting. Schema spellingsproces Gesproken

Nadere informatie

Uitprobeerpakket. Handleiding 4a groep 4 blok 4

Uitprobeerpakket. Handleiding 4a groep 4 blok 4 Uitprobeerpakket Handleiding 4a groep 4 blok 4 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

Nadere informatie

Tien eenheden per jaar, voor dertig weken spellingonderwijs (exclusief

Tien eenheden per jaar, voor dertig weken spellingonderwijs (exclusief SPELLING Zin in taal (oude versie) Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs en opbrengstgericht werken zoals deze methode zijn te vinden op www.taalpilots.nl, www.rekenpilots.nl en www.schoolaanzet.nl/opbrengstgerichtwerken.

Nadere informatie

Alles over. Rekenrijk. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Rekenrijk. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

LESBOEK d. Zwijsen BEGRIJPEND EN STUDEREND LEZEN

LESBOEK d. Zwijsen BEGRIJPEND EN STUDEREND LEZEN LESBOEK d Zwijsen BEGRIJPEND EN STUDEREND LEZEN Zwijsen Paul Stapel Dianne Manders Maril Rijks Jos Cöp HANDLEIDING d HL INHOUD Algemene handleiding Aan de slag met Lezen in beeld 3 Kenmerken 3 Uitgangspunten

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 4: 1 handleiding A2: het algemene gedeelte en blok 7 2 taalboek A2: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

Nieuwe generatie rekenmethodes vergeleken

Nieuwe generatie rekenmethodes vergeleken Nieuwe generatie rekenmethodes vergeleken Ruud Janssen Alles telt (2e editie - ThiemeMeulenhoff) De methode biedt een doorgaande lijn vanuit de kleuterbouw. De leerlijnen zijn digitaal beschikbaar. Het

Nadere informatie

Alles over. Wijzer! Geschiedenis. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Wijzer! Geschiedenis. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Wijzer! Geschiedenis Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 4: 1 handleiding A1: het algemene gedeelte en blok 4 2 taalboek A1: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

Optimaal zicht op spelling

Optimaal zicht op spelling Cito Spelling LVS Team Werken met de LVS-toetsen en hulpboeken Optimaal zicht op spelling Kim heeft midden groep 5 bij de LVS-toets Spelling een vaardigheidsscore gehaald van 122. Haar leerkracht weet

Nadere informatie

Alles over. Leeslink. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Leeslink. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

Alles over. Rekenrijk. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Rekenrijk. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Rekenrijk Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Hoe volgt en begeleidt Montessori-Zuid de leerlingen?

Hoe volgt en begeleidt Montessori-Zuid de leerlingen? Hoe volgt en begeleidt Montessori-Zuid de leerlingen? Opbrengstgericht onderwijs, een verzamelnaam voor het doelgericht werken aan het optimaliseren van leerlingprestaties. systeem van effectieve schoolontwikkeling

Nadere informatie

Onderwijs in een combinatiegroep

Onderwijs in een combinatiegroep KWALITEITSKAART Organisatie Onderwijs in een combinatiegroep PO Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs en opbrengstgericht werken zoals deze kwaliteitskaart zijn te vinden op www.schoolaanzet.nl.

Nadere informatie

Voor welke groepen? Voor het onderdeel spelling is er materiaal voor de groepen 4 t/m 8.

Voor welke groepen? Voor het onderdeel spelling is er materiaal voor de groepen 4 t/m 8. KWALITEITSKAART Spellen en stellen PO Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs zoals deze Kwaliteitskaart Opbrengstgericht Werken zijn te vinden op www.schoolaanzet.nl. Deze website bevat

Nadere informatie

Spelling 3.0. Groep 3 en groep 4

Spelling 3.0. Groep 3 en groep 4 Primair en speciaal onderwijs Cito Volgsysteem Spelling 3.0 Groep 3 en groep 4 op papier vanaf schooljaar 2014/2015 vanaf 2015/2016 ook digitaal alleen dicteeopgaven, ook in de hogere groepen uitgebreide

Nadere informatie

Alles over. Wijzer! Natuur en techniek. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Wijzer! Natuur en techniek. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Wijzer! Natuur en techniek Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken.

Nadere informatie

Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model

Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model Omschrijving Verwijzing naar Doelgroep Opsteller Intern document die uitleg geeft over het activerende directe instructiemodel. Vaardigheidsmeter Betrokken

Nadere informatie

Alles over. Wijzer! Natuur en techniek. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Wijzer! Natuur en techniek. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Wijzer! Natuur en techniek Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken.

Nadere informatie

Alles over. Alles telt. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Alles telt. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Alles telt Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Spelling 3.0. Groep 5

Spelling 3.0. Groep 5 Primair en speciaal onderwijs Cito Volgsysteem Spelling 3.0 Groep 5 op papier vanaf schooljaar 2015/2016 vanaf 2016/2017 ook digitaal alleen dicteeopgaven, ook in de hogere groepen uitgebreide foutenanalyse

Nadere informatie

Afstemming met behulp van roosterplanning

Afstemming met behulp van roosterplanning Philippe de Kort ontwikkelingsbureau Driehoek 40 6711 DJ Ede tel: 06-10035196 info@philippedekort.nl www.philippedekort.nl Afstemming met behulp van roosterplanning INHOUD INHOUD... 2 1 Kwaliteitsbeleid...

Nadere informatie

Format groepsplan. HOE bied ik dit aan? -instructie -leeromgeving AANPAK METHODIEK. Automatiseren Modelen. Automatiseren Modelen Begeleid inoefenen

Format groepsplan. HOE bied ik dit aan? -instructie -leeromgeving AANPAK METHODIEK. Automatiseren Modelen. Automatiseren Modelen Begeleid inoefenen Format groepsplan Groep namen WAT wil ik bereiken? WAT bied ik aan om dit doel te bereiken? HOE bied ik dit aan? -instructie -leeromgeving HOEveel tijd? Zelfstandig of met de leerkracht? HOE volg ik de

Nadere informatie

Alles over. Alles telt. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Alles telt. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Alles telt Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Alles over. Wijzer! Aardrijkskunde. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Wijzer! Aardrijkskunde. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Wijzer! Aardrijkskunde Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In

Nadere informatie

Informatie. vakgebieden. Groep 4

Informatie. vakgebieden. Groep 4 Informatie vakgebieden Groep 4 Taal Gehanteerde methode: Taal in beeld - Spelling in beeld Uitgever: Zwijsen Taal in beeld is een taalmethode voor groep 4 tot en met 8 van het basisonderwijs. De methode

Nadere informatie

Inhoud Doelgericht werken Tijd voor spellingonderwijs Het spellingaanbod

Inhoud Doelgericht werken Tijd voor spellingonderwijs Het spellingaanbod Inhoud Voorwoord 7 1 Doelgericht werken 10 1.1 Twee soorten doelen 11 1.2 Inhoudelijke doelen 12 1.2.1 Schoolniveau 12 1.2.2 Leerjaarniveau 13 1.2.3 Lesniveau 14 1.2.4 Leerlingniveau 15 1.3 Toetsbare doelen

Nadere informatie

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen DIDACTISCHE BEKWAAMHEID D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen Resultaat De leraar motiveert leerlingen om actief aan de slag te gaan. De leraar maakt doel en verwachting van de les duidelijk zorgt

Nadere informatie

DE WERELD IN GETALLEN DIGITAAL

DE WERELD IN GETALLEN DIGITAAL DE WERELD IN GETALLEN DIGITAAL Rekenen Groep 3 tot en met 8 De wereld in getallen Digitaal 1 lnhoud De methode Waarom De wereld in getallen Digitaal? 2 lnhoud en didactiek Zorgvuldige opbouw en beproefde

Nadere informatie

De Leerkrachtassistent Estafette geeft de leerkracht ondersteuning bij de basislessen van Estafette

De Leerkrachtassistent Estafette geeft de leerkracht ondersteuning bij de basislessen van Estafette De Leerkrachtassistent Estafette geeft de leerkracht ondersteuning bij de basislessen van Estafette Wanneer zet u de Leerkrachtassistent Estafette in? De Leerkrachtassistent Estafette volgt de handleiding

Nadere informatie

Toelichting Leerkrachtassistent

Toelichting Leerkrachtassistent estafette Nieuw Toelichting Leerkrachtassistent De Leerkrachtassistent Estafette geeft ondersteuning bij de lessen van Estafette Wanneer zet u de Leerkrachtassistent Estafette in? Technische uitgangspunten

Nadere informatie

Informatie. vakgebieden. Groep 5

Informatie. vakgebieden. Groep 5 Informatie vakgebieden Groep 5 Taal Gehanteerde methode: Taal in beeld - Spelling in beeld Uitgever: Zwijsen Taal in beeld is een taalmethode voor groep 4 tot en met 8 van het basisonderwijs. De methode

Nadere informatie

Effectief spellingonderwijs

Effectief spellingonderwijs Effectief spellingonderwijs Foutloos kunnen spellen is een belangrijke vaardigheid om je goed en correct te kunnen uitdrukken op papier en in de digitale wereld. Maar hoe maakt u van alle leerlingen goede

Nadere informatie

-Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP Erik Smit

-Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP Erik Smit -Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP 8 2017-2018 Erik Smit erik.smit@agora.nu WAT KUNNEN DE KINDEREN VERWACHTEN DIT SCHOOLJAAR? Schoolkeuze voortgezet onderwijs Kamp van 27 september tot 29

Nadere informatie

werkwoordspelling brochure

werkwoordspelling brochure werkwoordspelling brochure Uitgangspunten Voordat kinderen met de werkwoordspelling beginnen, hebben ze al veel kennis opgedaan met betrekking tot: spelling van de onveranderlijke woorden het mondeling

Nadere informatie

Wat is Digi-Spelling?

Wat is Digi-Spelling? Digi - Spelling Digi-Spelling is een webbased remediërend spellingprogramma van de Zuid-Vallei. Het programma behoort tot de reeks remediërende programma s van De Zuid-Vallei. Voor informatie over het

Nadere informatie

-Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP Alie Zwaagstra

-Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP Alie Zwaagstra -Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP 5 2017-2018 Alie Zwaagstra alie.zwaagstra@agora.nu WAT KUNNEN DE KINDEREN VERWACHTEN DIT SCHOOLJAAR? Nieuwe rapporten Maandmail van de groep Opera Kennismakingsmiddag

Nadere informatie

-Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP Suheda Sarikaya

-Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP Suheda Sarikaya -Samen meertalig en talentvol de wereld in- GROEP 4 2017-2018 Suheda Sarikaya Suheda.sarikaya@agora.nu INHOUD IGDI-model Vakken en methodes Klassenouders HOE ZIET EEN LES ERUIT - HET IGDI-MODEL Lesmodel

Nadere informatie

Basisarrangement. Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal. 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen

Basisarrangement. Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal. 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Basis Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen Deviant methode leer/werkboek VIA vooraf op weg naar 1F. De 8 thema s in het boek hebben terugkerende

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 8: 1 handleiding E2: het algemene gedeelte en blok 7 2 taalboek E2: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

L e e s p. Presentatie. Wat is Leesparade?

L e e s p. Presentatie. Wat is Leesparade? Presentatie L e e s p a r a de Wat is Leesparade? Complete methode voortgezet technisch lezen Doorlopende leerlijn van groep 4 t/m 8 Lijn voor leesbegrip, leespromotie & woordenschat Passend onderwijs:

Nadere informatie

Dit programma is gemaakt voor leerlingen van groep 4 en 5 van de basisschool, het praktijkonderwijs, vmbo bbl en mbo 1.

Dit programma is gemaakt voor leerlingen van groep 4 en 5 van de basisschool, het praktijkonderwijs, vmbo bbl en mbo 1. Spelling op maat 1 De Muiswerkprogramma s Spelling op maat 1, 2 en 3 vormen een complete leerlijn voor de spelling die op de basisschool moet worden aangeleerd. Spelling op maat 1 is het eerste deel van

Nadere informatie

Alles over. Tijdzaken. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Tijdzaken. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 5: 1 handleiding B1: het algemene gedeelte en blok 4 2 taalboek B1: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

CHECKLIST DIFFERENTIATIE IN DE SCHOOL. Op schoolniveau zijn afspraken gemaakt over: (voor zover van toepassing in de visie op differentiëren)

CHECKLIST DIFFERENTIATIE IN DE SCHOOL. Op schoolniveau zijn afspraken gemaakt over: (voor zover van toepassing in de visie op differentiëren) CHECKLIST DIFFERENTIATIE IN DE SCHOOL Elementen effectief onderwijs 1. Differentiëren in Schooldoelen Op schoolniveau zijn afspraken gemaakt over: (voor zover van toepassing in de visie op differentiëren)

Nadere informatie

TAALLEESONDERWIJS - 19 tips voor betere spellingresultaten

TAALLEESONDERWIJS - 19 tips voor betere spellingresultaten TAALLEESONDERWIJS - 19 tips voor betere spellingresultaten Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs zoals deze kwaliteits zijn te vinden op www.taalpilots.nl en www.rekenpilots.nl. De

Nadere informatie

Alles over. Taalverhaal.nu. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Taalverhaal.nu. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Taalverhaal.nu Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Alles over. Taalverhaal.nu. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Taalverhaal.nu. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Taalverhaal.nu Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Dagelijks instructie - goede rekenresultaten voor de hele groep -

Dagelijks instructie - goede rekenresultaten voor de hele groep - Dagelijks instructie - goede rekenresultaten voor de hele groep - S. Huitema Malmberg, s-hertogenbosch 1 inleiding In de afgelopen jaren zijn de verschillen tussen de kinderen in een klas duidelijk toegenomen.

Nadere informatie

Alles over. Taalverhaal.nu. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Taalverhaal.nu. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Taalverhaal.nu Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Alles over. Blink Wereld Geschiedenis. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Blink Wereld Geschiedenis. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

Alles over. Pennenstreken. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Pennenstreken. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Pennenstreken Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Tips bij het bestellen van nieuwe boeken

Tips bij het bestellen van nieuwe boeken Tips bij het bestellen van nieuwe boeken Versie: juni 2015 Leidseveer 2, 3511 SB Utrecht Telefoon: 088-999 0 444 Email: info@snappet.org Nieuwe methode aanschaffen? Dat kan nu veel voordeliger. Snappet

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 5: 1 handleiding B2: het algemene gedeelte en blok 7 2 taalboek B2: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

Voor welke groepen? Voor het onderdeel spelling is er materiaal voor de groepen 4 t/m 8.

Voor welke groepen? Voor het onderdeel spelling is er materiaal voor de groepen 4 t/m 8. KWALITEITSKAART Spellen en stellen SPELLING PO Praktische handvatten voor het taallees- en rekenonderwijs en opbrengstgericht werken zoals deze methode zijn te vinden op www.taalpilots.nl, www.rekenpilots.nl

Nadere informatie

Dit programma is gemaakt voor leerlingen van groep 4 en 5 van de basisschool, het praktijkonderwijs, vmbo bbl en mbo 1.

Dit programma is gemaakt voor leerlingen van groep 4 en 5 van de basisschool, het praktijkonderwijs, vmbo bbl en mbo 1. Spelling op maat 1 De Muiswerkprogramma s Spelling op maat 1, 2 en 3 vormen een complete leerlijn voor de spelling die op de basisschool moet worden aangeleerd. Spelling op maat 1 is het eerste deel van

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 6: 1 handleiding C1: het algemene gedeelte en blok 4 2 taalboek C1: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

1 De kennisbasis Nederlandse taal

1 De kennisbasis Nederlandse taal Noordhoff Uitgevers bv De kennisbasis Nederlandse taal. De opzet van de kennisbasis. De inhoud van de kennisbasis. Toetsing van de kennisbasis. Hoe gebruik je Basiskennis taalonderwijs? In dit hoofdstuk

Nadere informatie

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties Ronde 3 Joost Hillewaere Eekhoutcentrum Contact: joost.hillewaere@kuleuven-kulak.be Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties 1. Inleiding Waarom leren kinderen taal op school? Taal heeft

Nadere informatie

Informatie. vakgebieden. Groep 8

Informatie. vakgebieden. Groep 8 Informatie vakgebieden Groep 8 Taal Gehanteerde methode: Taal in beeld - Spelling in beeld Uitgever: Zwijsen Taal in beeld is een taalmethode voor groep 4 tot en met 8 van het basisonderwijs. De methode

Nadere informatie

Alles over. Speurtocht. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Speurtocht. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Speurtocht Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Alles over. Blink Wereld geschiedenis. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Blink Wereld geschiedenis. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met de educatieve

Nadere informatie

Met spelling aan de slag: Juf, hoe schrijf je hangbuikzwijn?

Met spelling aan de slag: Juf, hoe schrijf je hangbuikzwijn? Met spelling aan de slag: Juf, hoe schrijf je hangbuikzwijn? Gerri Koster Knelpunten bij het spellingonderwijs Te weinig oefening Niet betekenisvol Motivatie Succeservaringen Reflectie Toepassing Actieve

Nadere informatie

Alles over. Reken zeker. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Reken zeker. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Reken zeker Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking

Nadere informatie

Informatie groep 5 Daltonschool In Balans Schooljaar 2015/2016

Informatie groep 5 Daltonschool In Balans Schooljaar 2015/2016 Informatie groep 5 Daltonschool In Balans Schooljaar 2015/2016 Leerkrachten: 4/5 Anja Smits en Jennie van Laarhoven 5A Marloes Bongers ALGEMEEN GEDEELTE Zelfstandig werken In de groepen 5 werken de leerlingen

Nadere informatie

Whitepaper Nieuw Nederlands 6 e editie onderbouw

Whitepaper Nieuw Nederlands 6 e editie onderbouw Whitepaper Nieuw Nederlands 6 e editie onderbouw WHITEPAPER NIEUW NEDERLANDS 6 e editie onderbouw Nieuw Nederlands onderbouw 6 e editie staat als vanouds voor hoge kwaliteit en aandacht voor de individuele

Nadere informatie

VRAGENLIJST PRIMAIR ONDERWIJS DYSLEXIEMONITOR

VRAGENLIJST PRIMAIR ONDERWIJS DYSLEXIEMONITOR VRAGENLIJST PRIMAIR ONDERWIJS DYSLEXIEMONITOR INHOUDSOPGAVE Zorgniveau 1: Goed lees- en spellingonderwijs Stap 1: Leestijd blz. 3 Kwaliteit instructiegedrag blz. 3 Klassenmanagement blz. 4 Stap 2: Juist

Nadere informatie

Duidelijke taal. Van de onafhankelijke specialist. 5 grote taalmethoden op een rij

Duidelijke taal. Van de onafhankelijke specialist. 5 grote taalmethoden op een rij Duidelijke taal Van de onafhankelijke specialist In deze brochure bieden we u een onafhankelijk en helder overzicht van de belangrijkste taalmethoden. De informatie maakt een goede vergelijking mogelijk.

Nadere informatie

-Samen talig en talentvol de wereld in- Groep Court.vandersloot

-Samen talig en talentvol de wereld in- Groep Court.vandersloot -Samen talig en talentvol de wereld in- Groep 7 2017-2018 Court.vandersloot court.vandersloot@agora.nu Wat kunnen jullie verwachten dit schooljaar? Nieuwe rapporten Maandmail van de groep Opera uitvoering

Nadere informatie

Informatie. vakgebieden. Groep 7

Informatie. vakgebieden. Groep 7 Informatie vakgebieden Groep 7 Taal Gehanteerde methode: Taal in beeld - Spelling in beeld Uitgever: Zwijsen Taal in beeld is een taalmethode voor groep 4 tot en met 8 van het basisonderwijs. De methode

Nadere informatie

Lijn 3 in een combinatiegroep

Lijn 3 in een combinatiegroep Inhoud 1 Werken met blz. 3 2 2-3 blz. 4 3 3-4 blz. 6 Bijlagen 1 De combinatie Lijn 3 - Station Zuid blz. 7 2 De combinatie Lijn 3 - Station Zuid en Taal actief 4 blz. 9 3 De combinatie Lijn 3 - Station

Nadere informatie

De referentieniveaus en De wereld in getallen

De referentieniveaus en De wereld in getallen De referentieniveaus en De wereld in getallen Vanaf augustus 2010 is de wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van toepassing. Voor het basisonderwijs zijn daarmee de referentieniveaus 1F (fundamenteel)

Nadere informatie

Alles over. Staal. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Staal. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Staal Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen maken. In samenwerking met

Nadere informatie

Uitwerking Leerlijn ICT Ogtb Titus Brandsma

Uitwerking Leerlijn ICT Ogtb Titus Brandsma Algemeen Uitwerking Leerlijn ICT Ogtb Titus Brandsma Maart 2015 o Groep 0/instroom: Afhankelijk van de ontwikkeling van het kind kunnen de muisvaardigheden geoefend worden door het programma Spelen met

Nadere informatie

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Differentiëren bij taal en lezen

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Differentiëren bij taal en lezen Nationaal congres Taal en Lezen 15 oktober 2015 Differentiëren bij taal en lezen WWW.CPS.NL Contactgegevens Aafke Bouwman A.bouwman@cps.nl 0655824098 Doelen Deelnemers hebben meer inzicht en overzicht

Nadere informatie

Proefkatern Taal in beeld

Proefkatern Taal in beeld Proefkatern Taal in beeld In dit katern vindt u onderdelen uit de materialen van Taal in beeld, groep 7: 1 handleiding D2: het algemene gedeelte en blok 7 2 taalboek D2: de introductiepagina s en blok

Nadere informatie

Informatieavond groep 3/4 september 2014

Informatieavond groep 3/4 september 2014 Informatieavond groep 3/4 september 2014 Welkom Voorstellen juf Marjolein meester Wim Doel van de avond Werkwijze in de klas Dagritme Zelfstandig werken Computer Hulp vragen Taakje in de klas Een aantal

Nadere informatie

Alles over. Blink Wereld Natuur en Techniek. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Alles over. Blink Wereld Natuur en Techniek. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Alles over Blink Wereld Natuur en Techniek Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen Wij vinden het belangrijk dat u goed geïnformeerd wordt om vervolgens de juiste keuze te kunnen

Nadere informatie

Referentiekaders. Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2. Station en de referentiekaders 6

Referentiekaders. Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2. Station en de referentiekaders 6 Referentiekaders Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2 Station en de referentiekaders 6 1 Doorlopende leerlijnen Taal en Rekenen (Commissie Meijerink) Een beknopte samenvatting/ de belangrijkste

Nadere informatie