Voorblad bij tentamen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorblad bij tentamen"

Transcriptie

1 Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Cel en weefsel Vakcode: 8TA09 Datum: 31 oktober 2016 Begintijd: 9:00 Eindtijd: 12:00 Aantal pagina s: 6x dubbelzijdig Aantal vragen: 80 Aantal te behalen punten/normering per vraag: 1 punt per goed beantwoorde vraag ; foutcorrectie: 4-keuze vraag fout = -1/3 ; 6-keuze vraag fout: -1/5 ; geen antwoord of meerdere antwoorden = 0 punten Wijze van vaststellen eindcijfer: 0 of minder punten: eindcijfer=0 ; 80 punten: eindcijfer=10 Wijze van beantwoording vragen: formulering, ordening, onderbouwing, multiple choice: multiple choice, met foutcorrectie. Inzage: Zo nodig op verzoek. Overige opmerkingen: Als je geen antwoord wilt geven, kleur dan meerdere vakjes in. Als een antwoord in de rechter (grijze) kolom is geschreven, dan is de linker kolom (alleen voor die vraag) ongeldig. Fout gemaakt in je naam of in rechter (grijze) kolom? Dan een nieuw formulier vragen en volledig opnieuw invullen. Instructies voor studenten en surveillanten Toegestane hulpmiddelen (mee te nemen door student): geen hulpmiddelen toegestaan Let op: toiletbezoek is alleen onder begeleiding toegestaan binnen 15 minuten na aanvang en 15 minuten voor het einde mag de tentamenruimte niet worden verlaten, tenzij anders aangegeven er dient altijd tentamenwerk (volledig ingevuld tentamenpapier: naam, studentnummer e.d.) te worden ingeleverd tijdens het tentamen dienen de huisregels in acht te worden genomen aanwijzingen van examinatoren en surveillanten dienen opgevolgd te worden etui ligt niet op tafel onderling worden geen hulpmiddelen geleend/uitgewisseld Tijdens het maken van schriftelijke tentamens wordt onder (poging tot) fraude in ieder geval verstaan: gebruik van andermans ID-bewijs/campuskaart mobiele telefoon of enige andere media dragende devices liggen op tafel of zijn opgeborgen in de kleding (poging tot) gebruik van ongeoorloofde bronnen en hulpmiddelen, zoals internet, mobiele telefoon e.d. het gebruik van een clicker die niet je eigen clicker is ander papier voor handen hebben dan door de TU/e is verstrekt, tenzij anders aangegeven toiletbezoek (of naar buiten lopen) zonder toestemming of begeleiding Behorende bij Regeling centrale tentamenafname TU/e

2 1. Figuur 1 A representeert: a. Actine-myosine koppeling b. Membraan c. Stress fiber d. Proteoglycaan aggregaat 2. Figuur 1 B representeert: a. Actine microfilament b. DNA c. Elastine d. Microtubulus 3. Figuur 1 C representeert: a. Spier b. Elastine c. DNA d. Stress fiber 4. Figuur 1 D representeert: a. Sarcomeer b. Collageen c. Proteoglycaan aggregaat d. Stress fiber 5. Figuur 1 E representeert: a. Sarcomeer b. Collageen c. Intermediair filament d. Skeletspier 6. Figuur 1 F representeert: a. Intermediair filament b. DNA c. Elastine d. Microtubulus 7. Welke uitspraak is juist? a. De structuren in Fig 1A, D, E en F vertonen een typische dwarsstreping, als je voldoende inzoomt met een electronenmicroscoop of een licht microscoop. b. Van alle structuren in Fig 1, vertoont alleen het weefsels dat bij Fig 1D hoort een dwarsstreping die zichtbaar is met een lichtmicroscoop. Voor het zichtbaar maken van dwarsstreping in eventuele andere structuren is electronen microscopie nodig. c. Dwarsstreping is nooit zichtbaar te maken met een lichtmicroscoop. Daarvoor moet je altijd electronen-microscopie gebruiken. d. Dwarsstreping in skeletspieren is macroscopisch, dus zonder microscoop, zichtbaar. 8. De volgende vraag hoort bij Figuur 2. De rechter figuur is een vergroting van de bvenkant van de linker figuur. De bovenste lag cellen zijn: a. endotheel cellen b. fibroblasten c. lining cellen d. epitheel cellen

3 9. De volgende vraag hoort bij Figuur 2. De rechter figuur is een vergroting van de bvenkant van de linker figuur. Het brede licht-paarse gebied in het linker figuur is: a. vet b. extracellulaire matrix c. glad spierweefsel d. kraakbeen 10. De volgende vraag hoort bij Figuur 2. De rechter figuur is een vergroting van de bvenkant van de linker figuur. Welk weefsel is dit? a. meniscus b. dikke darm c. luchtpijp d. huid 11. De foto in Figuur 3 is qua vergroting. de foto in Figuur 4 a. ongeveer gelijk aan b. verder vergroot dan c. minder ver vergroot als d. dat kan je op basis van deze foto s niet zien 12. Wat is het minst waarschijnlijk dat je in de doorsnede op Figuur 4 zult kunnen zien, zelfs als je veel verder of minder ver in zou mogen zoomen met een microscoop? a. Osteonen b. Osteocyten c. Osteoid d. Osteoclasten 13. Welk van de onderstaande structuren heeft geen motorische functie? a. Primaire cilia b. Cilia c. Sarcomeren d. Flagellae 14. Welk van de volgende eiwitten is een extracellulair eiwit? a. Fibronectine b. Integrine c. Vimentine d. Taline 15. Welke van de volgende combinaties cytoskeletaire vezel bindingsplaats is juist? a. Intermediair filament centrosoom b. Collageen integrine c. Tubuline desmosoom d. Actine integrine 16. De m in het woord mrna staat voor: a. Mature b. Momentous c. Messenger d. Metabool 17. Welke uitspraak is juist? (als antwoord d geldt, wordt a, b of c fout gerekend) a. Een retinaculum is zo klein dat je het met het blote oog niet kunt waarnemen. b. Een retinaculum is een bandje dat een pees op zijn plaats houdt. c. Een retinaculum heeft als functie het soepel laten glijden van een pees door synoviaalvocht. d. Alle drie bovenstaande uitspraken zijn juist.

4 18. Stelling 1: Collageen type 1 kan vezels vormen, type 2 niet. Stelling 2: Collageen type 3 is van het reticulaire vezeltype. a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 19. Welke uitspraak is juist? a. Elastine is een soort intermediair filament; Keratine is een soort microfilament b. Elastine is een extracellulair eiwit; Keratine is een soort intermediair filament c. Elastine is een extracellulair eiwit; Keratine is een soort microfilament d. Elastine en Keratine zijn beide een soort intermediair filament 20. Welke uitspraak is juist? a. mrna is langer dan het bijbehorende deel DNA b. mrna is langer dan pre-mrma c. DNA ondergaat splicing voordat eiwit gemaakt wordt. d. Uit hetzelfde gen kunnen verschillende mrna samenstellingen ontstaan. 21. Cytokinese is het proces waarbij a. Een cel zich verplaatst b. Een cel in tweeën wordt gedeeld c. Cellen fuseren tot een meerkernige cel d. Geen antwoord 22. Een functioneel integrine bevat a. Minimaal één alfa subunit; het kunnen er ook twee of meer zijn. b. Maximaal één alfa subunit; het kan er ook geen een zijn. c. Exact één alfa subunit d. Geen alfa subunits 23. Intercalated discs zijn a. Onderdeel van de wervelkolom b. Een verzamelnaam voor flexibele schijven in gewrichten, zoals de meniscus c. Plaatsen voor intercellulaire communicatie d. Plaatsen voor aanhechting van microtubule tijdens celdeling 24. Wat is de typische afmeting van humane fibroblasten? a. Enkele picometers b. Enkele nanometers c. Enkele micrometers d. Enkele millimeters 25. Als het gaat om het reguleren van biologische stimuli, geldt dat een negatief terugkoppelingsmechanisme ongewenst is, en een positief terugkoppelingsmechanisme gewenst. a. Juist. Volgens de definitie is een negatief mechanisme ongewenst. b. Onjuist. Het is andersom: een positief terugkoppelingsmechanisme is per definitie ongewenst. c. Onjuist. Afhankelijk van het biologisch proces kan een positief of een negatief mechanisme gewenst zijn. d. Het reguleren van biologische systemen is zodanig complex dat eigenlijk niet echt gesproken kan worden over negatieve of positieve terugkoppelingsmechanismen.

5 26. Splicing is het proces waarbij a. Eiwitten worden gesorteerd voor exocytose b. Exonen en intronen van elkaar worden gescheiden c. DNA in RNA wordt omgezet d. mrna wordt omgezet in eiwit 27. Wanneer een cel van een isotone in een sterk hypotone oplossing wordt gelegd, zal hij a. even groot blijven b. groter worden c. kleiner worden d. eerste kleiner worden en daarna terug gaan naar zijn oorspronkelijke afmetingen 28. Welke uitspraak is juist? a. De voorste kruisband gaat door zijn ligging in het gewricht vooral translatie van het onderbeen van posterior naar anterior tegen. b. De voorste kruisband gaat door zijn ligging in het gewricht vooral endorotatie van het onderbeen tegen. c. De voorste kruisband gaat door zijn ligging in het gewricht vooral exorotatie van het onderbeen tegen. d. De voorste kruisband gaat door zijn spiraalsgewijze orientatie van collageenvezels, vooral exorotatie van het onderbeen tegen. 29. Welke uitspraak is niet juist over de wervelkolom? a. Iedere wervel die hoger ligt dan de onderste lumbale wervel heeft een wervellichaam (het deel waar de tussenwervelschijf op vast zit) en een gat (foramen) waar het ruggemerg doorheen gaat. b. Mensen hebben 5 lumbale en 12 thoracale wervels c. De orientatie van facetgewrichtjes in de lumbale en thoracale wervels is anders. d. Op het thoracale nivo heeft iedere wervel vier gewrichtsvlakjes waar ribben op aanhechten. 30. Epitheel weefsel in de darm is gespecialiseerd in het opnemen van voedingsstoffen. Daarom bestaat epitheel weefsel: a. Uit cellen en veel matrix. Er is ruimte tussen de cellen voor transport. b. Uit cellen en veel matrix, maar er is vrijwel geen ruimte tussen de cellen. c. Uit veel cellen en vrijwel geen matrix. Er is wel ruimte tussen de cellen voor transport. d. Uit veel cellen en vrijwel geen matrix. Er is vrijwel geen ruimte tussen cellen. 31. Welk extracellulair eiwit is van belang voor het vasthouden van water? a. Collageen b. Elastine c. Proteoglycaan d. Fibronectine 32. Welke uitspraak is juist? a. De achillespees is isotroop, skeletspier is een anisotroop weefsel b. De achillespees is anisotroop, skeletspier is een isotroop weefsel c. De achillespees en skeletspier zijn beide isotrope weefsels d. De achillespees en skeletspier zijn beide anisotrope weefsels 33. Welke uitspraak is juist? a. Osteoid wordt door osteocyten gemaakt. b. Osteoclasten maken normaliter tunnels door de trabekels in trabeculair bot. c. Osteoclasten kunnen niet delen. d. Haverse kanalen komen zowel in compact als in corticaal bot voor.

6 34. De bovenarm hangt langs het lichaam naar beneden. De elleboog wordt 90 graden gebogen, zodat de onderarm naar voren wijst. Naar welke kant wijst de duim als de geopende hand volledig gesupineerd is? a. Lateraal b. Mediaal c. Craniaal d. Caudaal 35. Immunohistochemie is een techniek waarmee a. Specifieke eiwitten in een weefsel kunnen worden gekleurd voor histologie b. Kan worden bepaald of eiwitten functioneel zijn c. Kan worden gemeten hoeveel mrna er door een cel wordt gemaakt d. Weefsel geschikt wordt gemaakt voor (scanning) electronen microscopie 36. Stelling 1: Bij een eccentrische contractie wordt een spier langer. Stelling 2: Een spier kan alleen kracht leveren als hij korter wordt, of als de lengte gelijk blijft. a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 37. Stelling 1: In de voetzool kan de huid makkelijker losgemaakt worden dan op de zijkant van het been. Stelling 2: Zenuwen kan je niet met het blote oog zien. Bloedvaten wel. a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 38. Een gewrichtsvlak van een gezonde tibia wordt uit een varken gehaald en in een fysiologische zoutoplossing gelegd. Een dag later is een evenwichtssituatie ontstaan waarin niets meer verandert. In deze situatie geldt: a. Het collageen in het kraakbeen is opgerekt door de werking van de proteoglycanen. b. Het collageen in het kraakbeen is niet opgerekt omdat het weefsel in evenwicht is. c. Het collageen in het kraakbeen is samengepakt (gerimpeld) omdat er geen belasting is. d. Je kunt niets zeggen over het collageen dat ligt aan de toestand van het weefsel voordat het in de fysiologsiche zoutoplossing ging. 39. Collageen kan pas vezels vormen nadat een deel van het gesynthetiseerde tropocollageen is afgeknipt. a. Dit is juist, en dat gebeurt post-translationeel in het golgisysteem b. Dit is juist, en dat gebeurt in vesicles. c. Dit is juist, en dat gebeurt na exocytose. d. Dit is onjuist, van tropocollageen wordt niets afgeknipt. 40. Welke uitspraak is juist? a. Spiervezels kunnen langer en korter worden doordat dikke filamenten langer of korter kunnen worden, maar dunne filamenten niet. b. Spiervezels kunnen langer en korter worden doordat dunne filamenten langer of korter kunnen worden, maar dunne filamenten niet. c. Spiervezels kunnen langer en korter worden doordat zowel dikke als dunne filamenten langer of korter kunnen worden. d. Spiervezels kunnen langer en korter worden, maar dat heeft niet te maken met het verlengen en verkorten worden van de dikke filamenten en dunne filamenten.

7 41. Vanuit de anatomische stand ga je 180 graden abduceren met je rechter arm. Met je linker arm beweeg je 180 graden in het sagittale vlak. Je duimen wijzen nu a. Beide naar links b. Beide naar rechts c. Beide naar lateraal d. Beide naar mediaal 42. Bij welk transportproces wordt altijd materiaal van binnen naar buiten de cel getransporteerd? a. Osmose b. Exocytose c. Fagocytose d. Pinocytose 43. Welk eiwitten zijn essentieel voor de bewegingen van microvilli? a. Tubuline, Dyneine en Nexine. b. Tubuline, Kinesine en Dyneine. c. Actine en Myosine. d. Geen eiwitten, want ze bewegen niet. 44. Waarmee is het ruw endoplasmatisch reticulum bedekt? a. Lysosomen b. Cytosol c. Ribosomen d. Eiwitten 45. Collageen is een voorbeeld van een a. Microfilament b. Intracellulaire vezel c. Extracellulair eiwit d. Geen van de bovenstaande 46. Stelling 1 De laag van de huid waarin zich de epitheelcellen bevinden noemen we de dermis Stelling 2 De stratum corneum is de laag van de huid met dode epitheelcellen a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 47. Welke uitspraak is juist? (NB: als d geldt, wordt antwoord a, b of c fout gerekend) a. Adductie wordt uitgevoerd door spieren aan de mediale kant van het bovenbeen. b. Sommige adductoren kunnen ook exorotatie in de heup geven. c. Sommige abductoren kunnen ook exorotatie in de heup geven. d. De drie bovenstaande antwoorden zijn allemaal juist. 48. Soms maken we bij de structuur waar de patella in vastgegroeid zit onderscheid tussen het patellair ligament en de patella-pees. Het ligament ligt dan a. Ventraal van de pees b. Distaal van de pees c. Proximaal van de pees d. Dorsaal van de pees 49. De belangrijkste groei van de tibia bij adolescenten is het gevolg van a. Hypertrofie van chondrocyten in de groeischijf. b. Delen van chondrocyten in de groeischijf. c. Productie van kraakbeen matrix a. Productie van botmatrix

8 50. In welke fase van celdeling wordt het DNA verdubbeld? a. Profase b. Pro-metafase c. S-fase d. Telo-fase 51. Welk van de volgende elementen kom je niet tegen in trabeculair bot? a. Trabeculi b. Osteoclasten c. Osteocyten d. Osteonen 52. RNA polymerase is een enzym dat betrokken is bij a. Splicing b. Energieproductie c. Translatie d. Transcriptie 53. De basale lamina vormt: a. Een scheiding tussen epitheelcellen en reticulair weefsel b. Een scheiding tussen verschillende spieren c. De scheiding tussen de synoviale holte en gewrichtskapsel d. Een verbinding tussen botten (zoals tussen tibia en fibula) 54. Pigment is a. Een extracellulair eiwit b. Een organel zonder membraan in de cel c. Geen organel, maar een inclusie in de cel d. Een benaming voor verkleuring van de huid, maar pigment zit niet in een cel 55. Een ribosoom a. Bevat ribosomaal DNA b. Bevat ribosomaal RNA c. Bevat ribosomale vetzuren d. Is alleen functioneel als het membraangebonden is 56. Welke stamcelbron heeft de meeste potentie? a. Pluripotente stamcellen b. Unipotente stamcellen c. Beenmerg stamcellen d. Multipotente stamcellen 57. In welke band van een sarcomeer vind je myosine en geen actine? a. A-band b. I-band c. H-band d. Z-disk 58. De volgorde van aminozuren ( aminoacids ), bepaalt de <...??...> structuur van een eiwit. a. Primaire b. Secundaire c. Nominale d. Ordinale

9 59. Een tussenwervelschijf a. Is een fibreus kraakbeen met zowel type I als type II collageen b. Bevat een nucleus fibrosus die naar buiten toe steeds fibreuzer wordt. c. Is net als de meniscus een schijf die los tussen twee wervels zit en op zijn plaats gehouden wordt door een kapsel. d. Zit dorsaal van de mergholte en beschermt daardoor het ruggemerg. 60. Welke uitspraak is juist? a. De dwarsstreping die je microscopisch ziet in hartspiercellen komt van een andere component in de spiervezels dan de dwarsstreping die je ziet in skeletspierspieren b. Hartspiercellen bevatten meestal 2 of 3 kernen; skeletspiercellen enkele tientallen. c. Skeletspiercellen hebben calcium nodig voor contractie, hartspiercellen niet. d. Gladde spiercellen hebben ook dwarsstreping, maar omdat deze veel minder regelmatig is, kan je het niet goed waarnemen 61. Welke van de onderstaande opties zet gewrichten in volgorde van oplopende bewegingsvrijheid? a. Synoviaal gewricht vezelig gewricht synchondrose b. Vezelig gewricht symphyse - suture c. Syndesmose kraakbenig gewricht synoviaal gewricht d. Symphyse syndesmose synoviaal gewricht 62. Bij welk soort beweging zullen theoretisch alle vezels in een bepaalde lamel van de annulus fibrosis onder spanning staan, maar de vezels in de lamel daarnaast niet? a. Anteflexie b. Lateroflexie c. Retroflexie d. Axiale rotatie 63. Elke skeletspiervezel wordt omgeven door een laagje bindweefsel. Dit bindweefsel heet: a. Fascicle b. Epimysium c. Perimysium d. Endomysium 64. Hartspierweefsel kan histologisch NIET worden onderscheiden van skeletspierweefsel op basis van a. De locatie van kernen in de cel b. De zichtbaarheid van dwarsstreping c. Het aantal bloedvaten d. Het aantal kernen per cel 65. Bij een spiercontractie vinden een aantal processen plaats. Zet de onderstande processen in de juiste volgorde, beginnend bij de initiatie van een contractie door een actiepotentiaal: <1> intracellulaire calcium concentratie neemt toe; <2> calcium bindt aan contractiel complex; <3> actine-myosine cross bridge laat los; <4> actine-myosine cross bridge wordt gevormd onder invloed van ATP; <5> het dunne filament verandert van vorm. a b c d e f

10 Geef bij de volgende vragen aan waar het in het lichaam zit. Kies daarvoor bij vraag 66 t/m 72 uit de volgende opties: A. Bovenarm B. Onderarm inclusief elleboog C. Bovenbeen D. Onderbeen inclusief knie E. Onderste helft van de romp (buik) F. Bovenste helft van de romp (borst) 66. ulna 67. femur 68. m. pronator quadratus 69. scapula 70. lig calcaneofibulare 71. patella 72. a. brachialis Geef bij de volgende vragen namen/termen aan om wat voor soort weefsel het gaat. Kies daarvoor bij vraag 73 t/m 80 uit de volgende opties: A. Zenuw B. Spier C. Slagader D. Epitheel E. Ader F. Fibreus bindweefsel 73. epitenon 74. n. abducens 75. mm. digiti minimi 76. lig teres 77. tendo m. biceps femoris 78. a. brachialis 79. squamous 80. vv. Intercostales

11 A B C D E F Fig 1

12 A B Fig 2 Fig 3 Fig 4

Cel en weefsel tentamen

Cel en weefsel tentamen Cel en weefsel tentamen 31-10-2016 van 9.00 tot 12.00 uur 1. Figuur 1 A representeert: a. Actine-myosine koppeling b. Membraan c. Stress fiber d. Proteoglycaan aggregaat 2. Figuur 1 B representeert: a.

Nadere informatie

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) 17-01-2011 van 09.00-12.00 uur Opmerkingen bij dit tentamen: Zorg ervoor dat op elk formulier dat je inlevert, je identiteitsnummer en naam

Nadere informatie

Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel

Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel Het voorbeeld tentamen bestaat uit 23 vierkeuze vragen, 10 tweekeuze vragen (juist/onjuist), 14 meervoudige open vragen en 3 stervragen.

Nadere informatie

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten

Nadere informatie

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie

Nadere informatie

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 1. Wat gebeurt er bij een excentrische contractie van een spier? A. De spier wordt korter. B. De spier wordt langer. C. De spierlengte blijft gelijk. 2. In welk

Nadere informatie

Bouw van een skeletspier

Bouw van een skeletspier Reina Welling WM/SM-theorieles 5 Met dank aan Jolanda Zijlstra en Bart van der Meer Bouw van een skeletspier faculty.etsu.edu Welke eigenschappen horen bij type I en welke bij type II spiervezels? Vooral

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 1. Welke van de volgende spieren is eenkoppig? A. De m. biceps brachii. B. De m. coracobrachialis. C. De m. gastrocnemius. 2. Welke van de volgende spieren geeft

Nadere informatie

Lichamelijk onderzoek

Lichamelijk onderzoek Hoofdstuk 3 Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek omvat de volgende onderdelen: -- inspectie in rust -- passief en actief uitgevoerd onderzoek naar de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom,

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM Cellen, weefsels en organen (grondig lezen) Cellen: Organen: Weefsel: kleinste functionele eenheden van ons lichaam zeer uiteenlopende morfologie (=vorm/bouw) die samenhangt

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Bio-organische chemie eindtoets (8RB19) Vakcode: 8RB10 Datum: 27-6-2016 Begintijd: 18:00 Eindtijd: 21:00 (or

Nadere informatie

1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie

1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie 1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis Vragen les 1 fysiologie 2) Aan de spina iliaca anterior superior (sias) hechten vast:

Nadere informatie

Voorblad bij Tentamen

Voorblad bij Tentamen Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij Tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Inleiding Werktuigbouwkunde Vakcode: 4GA01 Datum: 30-10-2015 Begintijd: 9:00 Eindtijd: 10:30 Aantal pagina s:

Nadere informatie

Anatomie van de heup. j 1.1

Anatomie van de heup. j 1.1 j1 Anatomie van de heup De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. As Vlak Beweging Transver- Sagittaal

Nadere informatie

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE 2016 FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 WERKING KNIEGEWRICHT (beschouwingen uit de literatuur) PATELLA: - beschermt kniegewricht - is katrol voor pees

Nadere informatie

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen Leerdoelen Opbouw van het lichaam kennen Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana Beter kunnen adjusten

Nadere informatie

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Om uw rugklachten beter te kunnen begrijpen is een basiskennis van de rug noodzakelijk. Het Rughuis heeft in haar behandelprogramma veel aandacht

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Inleiding Mineralisatie in een organisme is het afzetten van kalkzouten (die voornamelijk bestaan uit calcium en fosfaat) in dood of levend weefsel. Mineralisatie of verkalking is essentiëel voor de ontwikkeling

Nadere informatie

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak j1 Anatomie van de heup As Vlak Beweging De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae; en het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. transversaal

Nadere informatie

Naam: Student nummer:

Naam: Student nummer: Vraag 1. a. Vergelijk de elektronen transportketen van de ademhaling met de elektronentransport keten van de licht reactie (eventueel met tekening). Geef aan waar ze plaats vinden, wie de elektronen donors

Nadere informatie

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART Opdracht 1 A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris C = caput femoris D = trochanter major E = collum femoris F = M. obturatorius internus

Nadere informatie

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen www.dlwbiologie.wordpress.com BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen Havo 4 Thema 2 Basisstof 5 (blz. 68 en 69) De submicroscopische cel. Binas 79 B, C, D. Vwo 4 Thema 2 Basisstof 5

Nadere informatie

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling? 1. Welke stof beweegt zich het makkelijkst door het celmembraan? A) Eiwit. B) Vet. C) Water. 2. Waarbij zijn de centraallichaampjes van belang? A) Bij de celdeling. B) Bij de celgroei. C) Bij de celstofwisseling.

Nadere informatie

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg Anatomy is destiny Sigmund Freud Belangrijkste botten Nomenclatuur Reina Welling WM/SM-theorieles 1 Osteologie bekken en onderste extremiteit Myologie spieren bovenbeen Met dank aan Jolanda Zijlstra en

Nadere informatie

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede. Examenstichting Perimedische Opleidingen Diploma: sportmassage, massage, wellness massage 22 januari 2010, Beschikbare tijd: 60 minuten Anatomie Aanwijzing: Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: numeriek analyse van continua Vakcode: 8MC09 Datum: 6 october 05 Begintijd: 9.00 Eindtijd:.00 Aantal pagina s: 6 Aantal vragen: 0 Aantal

Nadere informatie

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? A: interfase B: profase C: anafase D: cytokinese 2. Een SNP (single nucleotide polymorphism)

Nadere informatie

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht Oefenvragen les 7 2) Hoe is een ware rib (costavera) met de wervelkolom verbonden?

Nadere informatie

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Vragen bij COO over hoofdstuk 11, 12 en 17 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk Membranen 1. Je wordt gevraagd een kunstmatige membraan te

Nadere informatie

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Juli geel Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Inleiding. Anatomie. Humerus

Inleiding. Anatomie. Humerus Inleiding Koos van Nugteren De elleboog verbindt de bovenarm met de onderarm. Buiging van de arm zorgt ervoor dat we de hand in de richting van het hoofd en de schouder kunnen bewegen. Activiteiten als

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische

Nadere informatie

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus. BOVENSTE EXTREMITEITEN Spiergroep Spiernaam Aanhechtingsplaats proximaal Aanhechtingsplaats distaal Innervatie Functie Extensoren bovenarm * m. biceps brachii * short head: eind van coracoid van scapula

Nadere informatie

Leerdoelen 2 workshops

Leerdoelen 2 workshops Leerdoelen 2 workshops Opbouw van het lichaam kennen Globale kennis botten, spieren, zenuwen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana

Nadere informatie

Opbouw: 1. Cellen 2. Extracellulaire matrix: grondsubstantie, vezels en wezelsvloeistof

Opbouw: 1. Cellen 2. Extracellulaire matrix: grondsubstantie, vezels en wezelsvloeistof Bindweefsel (Junqueira hoofdstuk 4): Losmazig, cellen raken elkaar nog maar net aan (communicatie d.m.v. gap junctions), ruimte opgevuld met extracellulaire matrix Functies: Steun en trekkracht weerstaan

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet Anatomie / fysiologie Circulatie Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde

Nadere informatie

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Gesloten vragen Functionele Anatomie II Gesloten vragen Functionele Anatomie II 2013-2014 1. Ab- en adductie vindt plaats om een longitudinale as 2. In de anatomische houding is, in het sagittale vlak van de wervelkolom, lumbaal een lordose

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum http://www.toelatingsexamen-geneeskunde.be

Nadere informatie

Algemene Samenvatting

Algemene Samenvatting Algemene Samenvatting e vitamine metaboliet 1,25-dihydroxyvitamine ( ) speelt een sleutelrol bij het handhaven van de calcium homeostase door middel van effecten op de darm, het bot en de nier. e metaboliet

Nadere informatie

In welke volgorde vindt deze deling plaats?

In welke volgorde vindt deze deling plaats? 1. Wat behoort tot de vegetatieve levensverrichtingen van een cel? A) Beweging. B) Prikkelbaarheid. C) Stofwisseling. 2. Wat is de functie van het centraallichaampje? A) Het leveren van energie. B) Het

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Numerieke Analyse van Continua : herkansing Vakcode: 8MC09 Datum: 8 Januari 206 Begintijd: 8.00 Eindtijd: 2.00 Aantal pagina s: 7 Aantal

Nadere informatie

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 2. Wat is een voorbeeld van een animale verrichting? A) De stofwisseling. B) De uitscheiding

Nadere informatie

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten 94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten Transcriptie bij prokaryoten: Prokaryoten hebben geen celkern, waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt. Hier vindt de transcriptie

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46 Inhoud Inleiding 1 1 Anatomie van de heup 3 1.1 Anteflexie 4 1.2 Retroflexie 6 1.3 Abductie 7 1.4 Adductie 8 1.5 Exorotatie 9 1.6 Endorotatie 12 1.7 Ligamenten van de heup 12 1.8 Schema 14 2 Anatomie van

Nadere informatie

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea Tussentijdse toets Anatomie maart 2005 Prof. M. Van Leemputte Rnr7 Vraag 1 tot 10: vul uw antwoord in op dit blad. 1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea 2. Welke

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen tudentnaam: tudentnummer: Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Bio-organische chemie eindtoets (8RB19) Vakcode: 8RB10 Datum: 12-4-2017 Begintijd: 09.00 Eindtijd: 12:00 (or 12:30

Nadere informatie

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt. THEMA 8 Paragraaf 1 het skelet De mens heeft ( net als alle andere gewervelden) een inwendig skelet of geraamte. Dit skelet bestaat uit vele beenderen (botten). De beenderen in het hoofd vormen samen de

Nadere informatie

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het

Nadere informatie

Tentamen Farll. 20 December 2006 15.15-17:15

Tentamen Farll. 20 December 2006 15.15-17:15 Tentamen Farll 20 December 2006 15.15-17:15 zaal 5201/5203 Belangrijk: Beantwoord vragen 1 t/m 5 op dezelfde antwoordformulier~. Beantwoord vragen 6 t/m 8 op een.9q9i! antwoordformulier. let op etk antwoordformulier

Nadere informatie

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Structuren zoals de arm van een mens, de vleugel van een vleermuis en de vin van een dolfijn, bevatten dezelfde beenderen. Deze beenderen kennen eenzelfde embryonale oorsprong. Hoe worden

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Topics in Moleculen en Materialen Vakcode: 6E7XO Datum: 30-06-2016 Begintijd: 13:30 Eindtijd: 16:30 Aantal pagina s: 6 Aantal vragen: 5

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 149 150 Nederlandse Samenvatting Het immuunsysteem beschermt ons lichaam tegen de invasie van lichaamsvreemde eiwiten en schadelijke indringers, zoals bijvoorbeeld bacteriën. Celen die de bacteriën opruimen

Nadere informatie

1 (~20 minuten; 20 punten)

1 (~20 minuten; 20 punten) TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 27-01-2012 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik

Nadere informatie

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Nadere informatie

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd? Examen anatomie januari 2009 1. Wat kan gesteld worden van slow twitch spiervezels? A. Ze hebben een groot agonistisch vermogen. B. Ze hebben een groot anaeroob vermogen. C. Ze hebben een groot aeroob

Nadere informatie

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas Amstelveen, 29 april 2017 Beste collega s In juni gaan we met het schoudernetwerk weer naar de snijzaal. Om deze sessie goed voor te bereiden een kleine opfrissing van de anatomie middels deze mailronde.

Nadere informatie

VGN immobilisatieprotocollen

VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen INLEIDING De VGN immobilisatieprotocollen bevatten de richtlijnen die bepalen waar een correct aangelegd gipsverband aan hoort te voldoen. De immobilisatieprotocollen

Nadere informatie

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit n. radialis n. axillaris C5-Th1 C5,C6 ALLE dorsale boven- en onderarmspieren Extensoren van de schouder, elleboog, pols, Abductie,

Nadere informatie

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier: 1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: B. Overspanning van: C. Indeling en functie van de spier: D. Bijzonderheden: E. Voorbeelden van oefeningen: van 5-7de rib naar schaambeen

Nadere informatie

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen Cijfer In te vullen voor docent In te vullen door leerling Beroepsprestatie B.P.1.3 S.B Naam leerling Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen Klas SB3O1A+B Versie 1 Datum Tijdsduur 60 minuten Naam docent

Nadere informatie

Voorblad bij Tentamen

Voorblad bij Tentamen Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij Tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Simulaties van Biochemische Systemen Vakcode: 8CB19 Datum: 06-04-016 Begintijd: 13:30 Eindtijd: 16:30 Aantal

Nadere informatie

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp )

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp ) Auteur(s): P. van der Meer, H. van Holstein Titel: Meten van de heupadductie Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 206-216 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,

Nadere informatie

Hoorcollege Tractus locomotorius. Dirk Geurts

Hoorcollege Tractus locomotorius. Dirk Geurts Hoorcollege Tractus locomotorius Dirk Geurts Voorbereiding E-book/boek Anatomie en fysiologie van Martini gelezen? Beenderstelsel : Hoofdstuk 6.1 t/m 6.3, 6.4.1, 6.4.2, 6.5, 6.6.2, 6.7.2, 6.9, 6.10, 6.11.1

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar

Henny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar Henny Leentvaar (Sport)Massage Functie testen Datum: 14 mei 2008 Opgesteld door: Henny Leentvaar Functie testen Voordat kan worden overgegaan tot tapen of bandageren van een aangedane spier en/of gewricht

Nadere informatie

Cytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen.

Cytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen. Cytoskelet, celverbindingen, membranen en membraantransport (COO 3) Vragen bij de oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 7 en 8 van Unit 1 van Biology, Campbell, 10 e druk Versie 2014-2015

Nadere informatie

Blok 1.1: Het Ontstaan van Ziekte. Samenvatting verplichte leerstof * * GENEESKUNDE UvA, JAAR 1

Blok 1.1: Het Ontstaan van Ziekte. Samenvatting verplichte leerstof * * GENEESKUNDE UvA, JAAR 1 Blok 1.1: Het Ontstaan van Ziekte 40-10-25 Samenvatting verplichte leerstof GENEESKUNDE UvA, JAAR 1 *8400026* JoHo Samenvattingen JoHo biedt een compleet pakket aan samenvattingen aan. In dé studentenwinkels

Nadere informatie

Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone.

Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. Spierfysiologie 1,2&3 Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. ^Dwarsdoorsnede van een myofibril(serie van sarcomeren)

Nadere informatie

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen Bewegen Om te kunnen bewegen hebben we spieren nodig, maar ook een skelet dat ons lichaam vorm geeft en de beweging mogelijk maakt. Onze gewrichten zorgen er voor dat dit mogelijk is binnen ons lichaam.

Nadere informatie

1. BEKKENGORDEL EN HEUP

1. BEKKENGORDEL EN HEUP Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT Het bekken is een beenderige ring bestaande uit vier verschillende botten die onderling verbonden zijn met stevige ligamenten: Sacrum

Nadere informatie

Intracellulaire compartimenten en transport

Intracellulaire compartimenten en transport Intracellulaire compartimenten en transport versie 2017-2018 Vragen bij COO over hoofdstuk 15 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk De vragen die voorkomen in het COO-programma zijn op dit formulier

Nadere informatie

KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K

KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K K.3.5 Brunnstrom Fugl-Meyer assessment (Aanbevolen generiek meetinstrument) Het Brunnstrom Fugl-Meyer assessment (BFM) is een test, waarmee de

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door: Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging Basisstof 1 Stevigheid bij dieren door: - uitwendig skelet (pantser bij bv. insecten aan de buitenkant) - inwendig skelet (botten aan de binnenkant) Alle botten

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam:Biostatistiek en Lineaire Algebra Vakcode: 2DM81 Datum: Begintijd:18.00 Eindtijd: 21.00 Aantal pagina s: 8 (excl.

Nadere informatie

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 2. Wat zijn vegetatieve verrichtingen van de cel? A) Beweging en prikkelbaarheid. B) Prikkelbaarheid

Nadere informatie

Samenvatting. Figuur 2

Samenvatting. Figuur 2 Cellen, de bouwstenen van ons lichaam, zijn verassend goed georganiseerde systemen. Verrassend, aangezien cellen erg klein zijn. Een typische cel in ons lichaam is tientallen micrometer in doorsnede, duizend

Nadere informatie

Uit: prometheus. Reina Welling WM/SM-theorieles 2. Transversale / frontale as = van links naar rechts = rekstok

Uit: prometheus. Reina Welling WM/SM-theorieles 2. Transversale / frontale as = van links naar rechts = rekstok Herhaling vorige les Nomenclatuur: bewegingsbepalende uitdrukkingen Reina Welling WM/SM-theorieles 2 Histologie: botweefsel, dekweefsel Myologie: m. tibialis anterior, extensorengroep en de peroneusgroep

Nadere informatie

Massage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk

Massage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk Massage Het gespierde lichaam Geschreven door Wil Boonstra Het menselijke lichaam wordt bijeengehouden door huid aan de buitenkant en aan de binnenkant door vezels en banden die we spieren en pezen noemen.

Nadere informatie

1.2.3 Vooruitblik... 9

1.2.3 Vooruitblik... 9 XIII 1 Bindweefsel als een organiserend systeem...................................... 1 1.1 Van scheiden en verbinden............................................................ 2 1.2 Verbinden en scheiden

Nadere informatie

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet.

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 1/5 Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. De botten in je hoofd vormen je schedel. Je schedel wordt gedragen

Nadere informatie

Dutch summary (Nederlandse samenvatting)

Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) 127 Mechanische relevantie van verbindingen tussen skeletspieren Om je door de wereld te kunnen verplaatsen moeten de botten in je lichaam in beweging gebracht

Nadere informatie

Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel

Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel Hertentamen Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel 8W240 Dinsdag 16 augustus 2011 14.00-17.00 Faculteit Biomedische Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Mededocent: A. Driessen-Mol Dit tentamen

Nadere informatie

CHAPTER 10 SAMENVATTING

CHAPTER 10 SAMENVATTING CHAPTER 10 SAMENVATTING 218 Chapter 10 Samenvatting SAMENVATTING Nemaline myopathie is een ernstige spierziekte waarvoor momenteel nog geen therapie bestaat. Dit komt onder andere omdat de oorzaak van

Nadere informatie

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm M. supraspinatus Fossa supraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Abductie arm M. infraspinatus Fossa infraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Exorotatie arm M. teres maior Dorsale zijde

Nadere informatie

ERASMUS MC MODIFICATIE VAN DE (REVISED) NOTTINGHAM SENSORY ASSESSMENT Handleiding

ERASMUS MC MODIFICATIE VAN DE (REVISED) NOTTINGHAM SENSORY ASSESSMENT Handleiding De Erasmus MC Modificatie van de (revised) Nottingham Sensory Assessment (EmNSA) 1 is een meetinstrument om bij patiënten met intracraniële aandoeningen de tastzin, de scherp-dof discriminatie en de propriocepsis

Nadere informatie

_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie

_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie 2012-2013_met_antwoorden.pdf Tentamen 2012-2013 met antwoorden Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie Tentamen spierfysiologie 2012/2013 Kies het juiste alternatief: 1. A. binnen 1 motor

Nadere informatie

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding DC 14 Het bewegingsstelsel 1 Inleiding Wij bewegen voortdurend. Om dat mogelijk te maken, hebben we een heel systeem. Dat systeem bestaat voornamelijk uit beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden

Nadere informatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Fysiologie les 2 BIO-ENERGETICA Celstofwisseling = cel metabolisme Basis metabolisme: stofwisseling in rust Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Katabolisme:

Nadere informatie

RNA was er eerder dan DNA: het kan informatie opslaan en reacties katalyseren.

RNA was er eerder dan DNA: het kan informatie opslaan en reacties katalyseren. ZSO 1 De cel en methoden van celonderzoek: RNA was er eerder dan DNA: het kan informatie opslaan en reacties katalyseren. 2 soorten prokaryoten: Eubacteriën: gewone bacteriën Archaea: bacteriën die kunnen

Nadere informatie

Knieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden

Knieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden ! Knieblessure De knie is het gewricht tussen het bovenbeen (het femur) en het scheenbeen (de tibia). Het kuitbeen (de fibula) begint onder het kniegewricht en ligt aan de buitenkant van het onderbeen.

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Interactieve opgaven bij de hoofdstukken 5 t/m 8 van Biology, Campbell Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken van Campbell s Biology : Hoofdstuk 5.4, pagina 77-86:

Nadere informatie

Samenvatting biologie thema 2

Samenvatting biologie thema 2 Samenvatting biologie thema 2 Doelstelling 1 Je moet in een context een cel kunnen beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. - Zelforganisatie is zichtbaar in de structuur van cellen

Nadere informatie

Posterolaterale hoek letsels

Posterolaterale hoek letsels Posterolaterale hoek letsels Dr. Peter Van Eygen 04-11-2014 CAMPUS HENRI SERRUYS Inleiding Vaak niet herkend J. Hughston: You may not have seen posterolateral corner injuries, I can assure you that they

Nadere informatie

Les 24 Spieren. Spierweefsel. Spierweefsel. Spierweefsel, clonus en spiertonus, agonist-antagonist, hernia, hypertrofie, atrofie, bodybuilding

Les 24 Spieren. Spierweefsel. Spierweefsel. Spierweefsel, clonus en spiertonus, agonist-antagonist, hernia, hypertrofie, atrofie, bodybuilding Les 24 Spieren Spierweefsel, clonus en spiertonus, agonist-antagonist, hernia, hypertrofie, atrofie, bodybuilding ANZN 1e leerjaar - Les 24 - Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt

Nadere informatie