Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel"

Transcriptie

1 Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel Het voorbeeld tentamen bestaat uit 23 vierkeuze vragen, 10 tweekeuze vragen (juist/onjuist), 14 meervoudige open vragen en 3 stervragen. o NB: de stervragen tellen niet mee voor het eindcijfer, maar leveren bonus punten op voor eerstejaars studenten die aan het ster-programma willen deelnemen. Score: o Vierkeuze vragen Score: Goed = +1; fout = -1/3 Alles gokken (1/4 van de vragen goed) = 0 punten o Tweekeuze vragen Score: Goed = +1; fout = -1 Alles gokken (1/2 van de vragen goed) = 0 punten o Open vragen In totaal kunnen 48 punten gescoord worden o Eindcijfer: Keuzevragen = 25% van het eindcijfer Open vragen = 75% van het eindcijfer Eindcijfer: 2.5*(score_keuze / 33) + 7.5*(score_open / 48) Juiste antwoorden keuzevragen: acabdcdadb ddbbdbbdbb bbc abbaaaabba (NB: Bij vraag 7 worden antwoorden c en d beide goed gerekend) (NB: Uitwerking vraag 10: Was 5 µm, wordt 2 5 *15*2 = 960 µm, dus: 955 µm verlenging) Open vragen zijn m.b.v. de handouts te beantwoorden. Vaak zijn meerdere antwoorden mogelijk. Maximale score per open vraag: 1. a-1 b-1 c-1 2. a-1 b-1.5 c-1.5 d-1 e-1 3. a-1 b-1 c-1 4. a-1 b-2 5. a-1 b-1 6. a-1 b-1 c-1 7. a-1 b-1 c-1 d-0.5 e-1 8. a-1 b-2 9. a-1 b-1 c-1 d a-1 b-1 c-1 d-1 e a-1 b a-1 b-1 c-1 d a-1.5 b-1.5 c a-1

2 1. Integrines maken deel uit van de koppeling tussen: a. Microfilamenten en extracellulaire matrix componenten b. Microtubuli en kinesines c. Intermediare filamenten en actinefilamenten d. Microfilamenten en hemi-desmosomen 2. Wat is de juiste volgorde, als je de volgende soorten gewrichten rangschikt naar afnemende beweeglijkheid? a. Fibreuze kraakbeengewrichten, synoviale gewrichten, fibreuze gewrichten. b. Fibreuze gewrichten, fibreuze kraakbeengewrichten, synoviale gewrichten. c. Synoviale gewrichten, fibreuze kraakbeengewrichten, fibreuze gewrichten. d. Fibreuze kraakbeengewrichten, fibreuze gewrichten, synoviale gewrichten. 3. In de figuur is een cel te zien die omgeven is door allemaal dunne lijntjes. Hoe heten deze uitlopertjes? a. Filopodia b. Collageenvezels c. Lamellipodia d. Integrines 4. Orden de volgende drie cytoskeletaire structuren van grootste naar kleinste diameter: <1> Microtubuli ; <2> Intermediaire filamenten ; <3> Microfilamenten a b c d Welke cellen functioneren niet goed bij de ziekte osteopetrose? a. Lining cellen b. Osteocyten c. Osteoblasten d. Osteoclasten 6. Waar zitten de diafyse en de epifyse in groeiende pijpbeenderen? a. De diafyse is de groeischijf en de epifyse is het (toekomstige) articulaire kraakbeen b. De diafyse aan de botuiteinden en de epifyse in het midden van het bot. c. De diafyse in het midden van het bot en de epifyse zowel proximaal als distaal daarvan. d. De diafyse is de botschacht en de epifyse is de groeischijf

3 Studentnummer: 7. Welk gewricht bevat geen fibreus kraakbeen? a. Tussenwervelschijf b. Kniegewricht c. Gewricht tussen ribben en het borstbeen. d. Gewrichtjes tussen vingerkootjes 8. De belangrijkste onderdelen van het celmembraan zijn? a. Eiwitten, fosfolipiden, cholesterol, koolhydraten b. Fosfolipiden, eiwitten, koolhydraten, ionen c. Cholesterol, eiwitten, fosfolipiden, mineralen d. Fosfolipiden, koolhydraten, eiwitten, ATP 9. Wanneer je de opbouw en ligging van een aantal cytoskeletaire strukturen met elkaar vergelijkt, welke van de onderstaande is dan het meest geschikt om weerstand te bieden aan trekkrachten die op een weefsel worden uitgevoerd? a. De intermediaire filamenten en de microtubuli evenveel b. De intermediaire filamenten en de actine filamenten evenveel c. Microtubuli d. Intermediaire filamenten 10. Cel X uit de rustzone van een groeischijf komt in de proliferatiezone. Cel X deelt 5 keer en wordt dan hypertroof. In de proliferatiezone is de cel ongeveer 5 micrometer hoog, in de hypertrofe zone is dit gemiddeld 15 micrometer. De totale verlenging van dit bot door de processen in de proliferatie en hypertrofe zones is voor de helft afhankelijk van de afmetingen van de cellen, en voor de andere helft van matrixsynthese door de cellen. Voor hoeveel verlenging van het bot zorgt cel X uiteindelijk? a µm b. > 700 µm c. < 100 µm d µm 11. Glycogeen is een gepolymeriseerde suikervorm die als brandstof kan worden gebruikt door cellen. Welke stelling is juist? a. Glycogeen wordt niet opgeslagen in cellen. b. Glycogeen kan je niet in een cel localiseren met een microscopische techniek. c. Glycogeen wordt opgeslagen in mitochondrien, in verband met de energiehuishouding. d. Glycogeen wordt wel opgeslagen in de cel, maar niet in een organel. 12. Twee isotone oplossingen worden gescheiden door een membraan dat suikers wel kan doorlaten. De ene oplossing bevat 0.2 mmol/l glucose en de andere 0.2 mmol/l fructose. Glucose en fructose zijn vergelijkbare suikers. Zijn de volgende stellingen juist of onjuist? <I> Er is geen uitwisseling van glucose over het membraan. <II> Hoewel water door het membraan kan, vindt er geen netto transport van water plaats. a. I. juist II. Juist b. I. onjuist II. Onjuist c. I. juist II. Onjuist d. I. onjuist II. Juist

4 13. Er zijn verschillende soorten spiercontracties. Welke onderstaande uitspraak is juist? a. Spieren kunnen minder kracht leveren bij eccentrische contracties dan bij concentrische contracties. b. Spieren kunnen meer kracht leveren bij eccentrische contracties dan bij concentrische contracties. c. Iedere spiercontractie zorgt voor verkorting van de spier. d. Een isometrische contratie is hetzelfde als een isotone spiercontractie. 14. Welke uitspraak is juist? a. De elleboog ligt distaal van de pols. b. De trochanter major ligt superior van de patella. c. Het laterale tibia plateau bevindt zich mediaal van de kruisbanden. d. De vertebrae liggen ventraal van het borstbeen. 15. Bij een spiercontractie vinden een aantal processen plaats. Zet de volgende 5 in de juiste volgorde, beginnend bij de initiatie van een contractie doordat een actiepotentiaal bij de spier arriveert: <1> calcium afgifte door sarcoplasmatisch reticulum ; <2> calcium bindt aan troponine ; <3> actine-myosine cross bridge laat los ; <4> actine-myosine cross bridge wordt gevormd onder invloed van ATP ; <5> het dunne filament verandert van vorm. a b c d Welke cytoskeletaire structuren spelen een belangrijke rol tijdens de celdeling? a. Microtubuli & intermediaire filamenten b. Microtubuli & microfilamenten c. Intermediaire filamenten & microfilamenten d. Actine filamenten & intermediaire filamenten 17. De quadriceps is een vierkoppige spier. Deze spier is a. Mono articulair b. Zowel mono- als biarticulair c. Mono-articulair, maar door zijn ligging heeft hij ook biarticulaire functies d. Biarticulair 18. Van een wervelsegment met twee wervels en een tussenwervelschijf ertussen, wordt de onderste wervel vastgezet, en de bovenste wervel naar achter bewogen. Welke vezels van de annulus fibrosus komen op spanning te staan? a. De vezels die lopen van caudaal-dorsaal naar craniaal-ventraal. b. De vezels die lopen van craniaal-lateraal naar caudaal-mediaal. c. De vezels die lopen van caudaal-lateraal naar craniaal-mediaal. d. De vezels die lopen van craniaal-dorsaal naar caudaal-ventraal. 19. In een standaard celmembraan is de massaverhouding eiwitten : lipiden ongeveer: a. 50 : 1 b. 1 : 1 c. 1 : 50 d. 1 : 1000

5 Studentnummer: 20. Rangschik de volgende organellen naar oplopende grootte: <1>celkern; <2>mitochondrium; <3>ribosoom; <4>peroxisoom. a b c d Welke lokaties worden achtereenvolgens aangedaan bij de productie van een eiwit, van DNA tot functioneel eiwit? <1> kern, <2> endosoom, <3> RER, <4> Golgi, <5> SER? a b c d Welke weefsels zie je achtereenvolgens op de vijf plaatjes in de figuur? Nummer 1 Nummer 2 Nummer 3 Nummer 4 Nummer 5 a. 1. hyalien kraakbeen, 2. elastisch kraakbeen, 3. fibreus kraakbeen, 4. spongieus bot, 5. woven bot b. 1. woven bot, 2. fibreus kraakbeen, 3. spongieus bot, 4. hyalien kraakbeen, 5. elastisch kraakbeen c. 1. fibreus kraakbeen, 2. spongieus bot, 3. woven bot, 4. elastisch kraakbeen, 5. hyalien kraakbeen d. 1. spongieus bot, 2. fibreus kraakbeen, 3. woven bot, 4. elastisch kraakbeen, 5. hyalien kraakbeen 23. Welk lichaamsdeel hoort bij het appendiculaire skelet en welk bij het axiale skelet? a. Appendiculair: arm en axiaal: bekken b. Appendiculair: schedel en axiaal: schouders c. Appendiculair: bekken en axiaal: ribben d. Appendiculair: been en axiaal: schouders

6 24. [goed]/[fout] Pezen verbinden spieren met elkaar of spieren met bot; ligamenten verbinden botten met elkaar. 25. [goed]/[fout] Fibreus kraakbeen bestaat vooral uit collageen type II, hyalien kraakbeen vooral uit type I. 26. [goed]/[fout] Iemand met een pathologische kyfose heeft een extreem holle wervelkolom. 27. [goed]/[fout] Van alle zones in de groeischijf is de hypertrofe zone degene waarin de meeste longitudinale botgroei plaatsvindt. 28. [goed]/[fout] Ligamenten lijken qua weefselstructuur meer op de annulus dan op de nucleus van een tussenwervelschijf 29. [goed]/[fout] Transport van moleculen vindt onder andere plaats via convectie en diffusie. In levende weefsels, buiten de bloedbaan, zijn grotere moleculen relatief meer afhankelijk van convectie dan kleinere moleculen. 30. [goed]/[fout] Flagellae lijken qua structuur meer op cilia dan op microvilli. 31. [goed]/[fout] Een celkern heeft poriën in de membraan voor uitwisseling van kleine moleculen (onder andere voor bouwstenen en energie) met het cytoplasma. Grotere moleculen zoals RNA kunnen de kernporien niet passeren. 32. [goed]/[fout] Met osteoid wordt bedoeld: nieuw aangemaakt gemineraliseerd botweefsel. 33. [goed]/[fout] Een van de symptomen van osteopetrose is bloedarmoede.

7 Studentnummer: OPEN VRAGEN 1. Je bent bezig met het ontleden van een onderbeen en een voet. Beschrijf van elk van de volgende structuren hoe je ze kunt herkennen tijdens het ontleden. a. Retinaculum b. Pees c. Ligament 2. Cellen en de meeste organellen worden omgeven door bilipide membranen a. Welk organel is belangrijk voor de turnover van de lipiden uit het membraan? b. Maak een schets waaruit duidelijk blijkt dat het een bilipide membraan is, en teken een transmembraneus en een membraneus eiwit. c. Noem drie functies die transmembraan eiwitten kunnen uitvoeren. d. Noem 1 organel dat geen membraan heeft. e. Wat is karakteristiek aan het membraan dat mitochondrien omgeeft? 3. Proliferatie van cellen is het proces waarbij een cel zich deelt in twee cellen a. Zet de volgende fases in de goede volgorde: anafase, telofase, metafase, cytokinese, profase en interfase. b. Waar horen de S, M, G1 en G2 fases thuis in relatie tot de fases uit vraag a?. c. Welke stap die essentieel is voor goede celdeling, gebeurt er in de S-fase van de celdeling? 4. Sommige vezels vertonen een gestreept patroon wanneer ze microscopisch bestudeerd worden, als gevolg van hun regelmatige en repeterende opbouw. a. Geef voor elk van de volgende structuren aan of het streepjespatroon zichtbaar is met standaard lichtmicroscopie, en voor welke van deze structuren electronenmicroscopie noodzakelijk is: i. Collageenvezels van type I ii. Actine microfibrillen iii. Skeletspiervezels b. Maak een schets waarin duidelijk wordt waarom een collageenvezel van het type I een streepjes patroon kent. 5. Sommige organellen komen relatief meer voor in bepaalde typen cellen. Dat is gerelateerd aan de functie van dat organel in relatie tot de functie van die cellen. a. Beschrijf in algemene bewoordingen wat de reden kan zijn dat een bepaalde cel beschikt over een relatief uitgebreid Golgi netwerk. b. Welk organel komt in een spiercel relatief veel voor en waarom? 6. Wervels hebben specifieke karakteristieken, afhankelijk van de positie in de wervelkolom waar ze zich bevinden. a. Maak een schets van een dwarsdoorsnede door een wervel halverwege de borst. b. Teken bij deze schets ribben, zodanig dat i. de aanhechtingen van de ribben aan de wervel duidelijk zijn. ii. de ligging en het verloop van de rib in het lichaam duidelijk is. c. Geef in de tekening aan waar deze wervel contact maakt met de bovenliggende wervel.

8 7. De volgende vragen gaan over bot a. Teken schematisch een lengtedoorsnede door het proximale 1/3 deel van een femur b. Schets in deze tekening grofweg de structuur/richting van het trabeculaire bot. c. Hoe heet de wet die zegt dat bot zich aanpast aan de locale belasting? d. Geef in de tekening met een pijl aan waar het ligamentum teres zich bevindt. e. Is dit ligament een intracapsulair, capsulair of extracapsulair ligament? 8. De volgende vragen gaan over RNA. a. Waarvoor staan de letters r, t en m in achtereenvolgens rrna, trna en mrna? b. Beschrijf kort, eventueel met een tekening, hoe deze types RNA (eventueel) samenwerken. 9. De volgende vragen gaan over microtubuli a. Hoe heet het basis bestanddeel van microtubuli? b. Welke energiebron is nodig voor de synthese van microtubuli uit deze monomeren? c. Hoe heet de intracellulaire structuur waaraan microtubuli vast zitten? d. Vindt er transport plaats langs microtubuli, en zo ja, wat is dan de naam van de moleculen die een te transporteren materiaal kunnen binden en langs de microtubuli kunnen lopen? 10. Collageen kan in weefsels een zekere voorkeursrichting hebben. a. Beschrijf kort waarom zo n voorkeursrichting nuttig kan zijn in een weefsel. b. Geef een voorbeeld van een weefsel met een zeer sterke voorkeursrichting, en een voorbeeld van een weefsel waarin dat niet (duidelijk) het geval is. c. Wat is in deze context de betekenis van het woord isotroop? d. Maak een schets van de orientatie van collageen in gezond, volwassen gewrichtskraakbeen. e. Wat is naast water en collageen de meest voorkomende component van de extracellulaire matrix van gewrichtskraakbeen, en wat is de functie daarvan? 11. Als een monoarticulaire spier een grotere momentsarm zou hebben gehad dan hij nu heeft, wat zou dat dan betekenen voor de volgende aspecten? Licht in enkele woorden (eventueel met een tekeningetje) je antwoorden bij a en b toe. a. de maximale bewegingsuitslag die hij kan genereren. b. het moment dat hij kan genereren? 12. Om van DNA tot een functioneel eiwit te komen, moeten een aantal stappen worden doorlopen. De volgende vragen gaan over dat proces. a. Wat betekenen in dit verband de termen translatie en transcriptie? b. Waar vinden we intronen en exonen, en wat is het verschil tussen de twee? c. Vanaf welke stap in dit proces spelen intronen en/of exonen geen rol meer? d. Wat kan de functie zijn van een zogemaakt chaperone eiwit? 13. Cellen kunnen direct, fysiek met elkaar in verbinding staan. a. Noem de namen van drie mogelijke typen verbindingen. b. Geef bij ieder van die verbindingen het essentiele, functionele karakter van de verbinding. c. In welke van deze drie vind je cadherines?

9 Studentnummer: 14. Welke lengte representeert de maatstreep rechtsonder de figuur? STERVRAGEN 15. Skeletspier: structuur en functie a. Schets een drietal skeletspieren met verschillende architectuur. b. Teken een grafiek waarin relatief ten opzichte van elkaar de kracht-lengte relatie van deze spieren is aangegeven (en geef aan welke lijn bij welke spier hoort). c. Doe hetzelfde voor de snelheid-lengte relatie. d. Leg in woorden uit waarom je deze grafieken zo hebt getekent, en leg daarbij uit hoe het komt dat wel/geen relatie is tussen de kracht-lengte en de snelheid-lengte relatie van deze spieren. 16. Kraakbeen: structuur en functie a. Beschrijf hoe de waterinhoud van kraakbeen afhangt van de krachten die in en om kraakbeen een rol spelen. Denk daarbij aan externe belasting, maar ook aan interne krachten. b. Teken in een grafiek met op de vertikale as hoogte, en op de horizontale as tijd, wat er zou er gebeuren met de hoogte van een stukje kraakbeen, als het gelijk na het isoleren van een gewricht, achtereenvolgens steeds een half uur aan de volgende condities wordt blootgesteld? 1. Het weefsel wordt eerst een paar uur in een bak kraanwater gelegd. 2. Er wordt zoveel zout aan het water wordt toegevoegd dat een 2 M zout oplossing ontstaat. 3. Het wordt belast door er in die bak met zout water een gewicht van een kilo op te zetten. 4. Het zoute water wordt vervangen door kraanwater, terwijl het gewicht erop blijft liggen. 5. Het gewicht wordt er af gehaald. 17. Integrines: a. Beschrijf hoe een integrine is opgebouwd, en leg uit hoe deze bouw gerelateerd is aan de specificiteit van het integrine. Geef een voorbeeld van zo n combinatie tussen opbouw van het integrine en de specifieke daarbij horende extracellulaire structuur. b. Beschrijf (of schets) hoe andere intracellulaire eiwitten samen met de integrines een complex vormen, waarlangs integrines signalen kunnen overdragen tussen extracellulaire ruimte en de cel. Geef hierbij de namen van een aantal betrokken intracellulaire eiwitten.

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) 17-01-2011 van 09.00-12.00 uur Opmerkingen bij dit tentamen: Zorg ervoor dat op elk formulier dat je inlevert, je identiteitsnummer en naam

Nadere informatie

Naam: Student nummer:

Naam: Student nummer: Vraag 1. a. Vergelijk de elektronen transportketen van de ademhaling met de elektronentransport keten van de licht reactie (eventueel met tekening). Geef aan waar ze plaats vinden, wie de elektronen donors

Nadere informatie

Voorblad bij tentamen

Voorblad bij tentamen Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Cel en weefsel Vakcode: 8TA09 Datum: 31 oktober 2016 Begintijd: 9:00 Eindtijd: 12:00 Aantal pagina s: 6x dubbelzijdig

Nadere informatie

Cel en weefsel tentamen

Cel en weefsel tentamen Cel en weefsel tentamen 31-10-2016 van 9.00 tot 12.00 uur 1. Figuur 1 A representeert: a. Actine-myosine koppeling b. Membraan c. Stress fiber d. Proteoglycaan aggregaat 2. Figuur 1 B representeert: a.

Nadere informatie

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? A: interfase B: profase C: anafase D: cytokinese 2. Een SNP (single nucleotide polymorphism)

Nadere informatie

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Vragen bij COO over hoofdstuk 11, 12 en 17 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk Membranen 1. Je wordt gevraagd een kunstmatige membraan te

Nadere informatie

Samenvatting in het Nederlands

Samenvatting in het Nederlands Inleiding Mineralisatie in een organisme is het afzetten van kalkzouten (die voornamelijk bestaan uit calcium en fosfaat) in dood of levend weefsel. Mineralisatie of verkalking is essentiëel voor de ontwikkeling

Nadere informatie

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen Bewegen Om te kunnen bewegen hebben we spieren nodig, maar ook een skelet dat ons lichaam vorm geeft en de beweging mogelijk maakt. Onze gewrichten zorgen er voor dat dit mogelijk is binnen ons lichaam.

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM Cellen, weefsels en organen (grondig lezen) Cellen: Organen: Weefsel: kleinste functionele eenheden van ons lichaam zeer uiteenlopende morfologie (=vorm/bouw) die samenhangt

Nadere informatie

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Juli geel Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling? 1. Welke stof beweegt zich het makkelijkst door het celmembraan? A) Eiwit. B) Vet. C) Water. 2. Waarbij zijn de centraallichaampjes van belang? A) Bij de celdeling. B) Bij de celgroei. C) Bij de celstofwisseling.

Nadere informatie

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen www.dlwbiologie.wordpress.com BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen Havo 4 Thema 2 Basisstof 5 (blz. 68 en 69) De submicroscopische cel. Binas 79 B, C, D. Vwo 4 Thema 2 Basisstof 5

Nadere informatie

1 (~20 minuten; 20 punten)

1 (~20 minuten; 20 punten) TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 27-01-2012 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik

Nadere informatie

Cytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen.

Cytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen. Cytoskelet, celverbindingen, membranen en membraantransport (COO 3) Vragen bij de oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 7 en 8 van Unit 1 van Biology, Campbell, 10 e druk Versie 2014-2015

Nadere informatie

Mitochondriële ziekten

Mitochondriële ziekten Mitochondriële ziekten Lichaamscellen NCMD Het Nijmeegs Centrum voor Mitochondriële Ziekten is een internationaal centrum voor patiëntenzorg, diagnostiek en onderzoek bij mensen met een stoornis in de

Nadere informatie

Tentamen Farll. 20 December 2006 15.15-17:15

Tentamen Farll. 20 December 2006 15.15-17:15 Tentamen Farll 20 December 2006 15.15-17:15 zaal 5201/5203 Belangrijk: Beantwoord vragen 1 t/m 5 op dezelfde antwoordformulier~. Beantwoord vragen 6 t/m 8 op een.9q9i! antwoordformulier. let op etk antwoordformulier

Nadere informatie

Les wetenschappen: biologie

Les wetenschappen: biologie Les wetenschappen: biologie 1. De ontdekking van cellen: Vermogen= 0,2mm Lichtmicroscoop= x 1000 Elektronenmicroscoop= x 1000 2. Cellen in relatie met andere organisatieniveaus: Organisme Algemeen Konijn

Nadere informatie

de cel A&F_MBO_H01.indd :21

de cel A&F_MBO_H01.indd :21 1 de cel De cel 1 Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende componenten van een cel. Het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen

Nadere informatie

Bouw van een skeletspier

Bouw van een skeletspier Reina Welling WM/SM-theorieles 5 Met dank aan Jolanda Zijlstra en Bart van der Meer Bouw van een skeletspier faculty.etsu.edu Welke eigenschappen horen bij type I en welke bij type II spiervezels? Vooral

Nadere informatie

Cellen in het lichaam.

Cellen in het lichaam. Hfdst. 1 Hfdst. 2 Hfdst. 3 Hfdst. 4 Hfdst. 5 Hfdst. 6 Hfdst. 7 Cellen in het lichaam. Besturing Energievoorziening Beweging en vorm Celbehoud Transport Celdeling Stevigheid van de cel Bron: bewerkt naar

Nadere informatie

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum http://www.toelatingsexamen-geneeskunde.be

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Interactieve opgaven bij de hoofdstukken 5 t/m 8 van Biology, Campbell Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken van Campbell s Biology : Hoofdstuk 5.4, pagina 77-86:

Nadere informatie

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten

Nadere informatie

Een rondleiding door de cel (COO 2)

Een rondleiding door de cel (COO 2) Een rondleiding door de cel (COO 2) Vragen bij de oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 7 en 8 van Biology, Campbell, 9 e druk Versie 2012-2013 De vragen die voorkomen in het COO-programma

Nadere informatie

Intracellulaire compartimenten en transport

Intracellulaire compartimenten en transport Intracellulaire compartimenten en transport versie 2017-2018 Vragen bij COO over hoofdstuk 15 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk De vragen die voorkomen in het COO-programma zijn op dit formulier

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Cellen

Examen Voorbereiding Cellen Examen Voorbereiding Cellen Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 2 Cellen Begrippenlijst: Begrip Organellen Plastiden Stamcellen Embryonale stamcellen Adulte stamcellen Endoplasmatisch reticulum

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen Samenvatting door een scholier 751 woorden 30 mei 2017 8,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou H3 organen en cellen iets uitleg voorbeelden

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 149 150 Nederlandse Samenvatting Het immuunsysteem beschermt ons lichaam tegen de invasie van lichaamsvreemde eiwiten en schadelijke indringers, zoals bijvoorbeeld bacteriën. Celen die de bacteriën opruimen

Nadere informatie

De eukaryotische cel. Inleiding¹

De eukaryotische cel. Inleiding¹ De eukaryotische cel Bronvermelding: 1 Theorie: Junqueira L.C. en Carneiro J. (2004, tiende druk), Functionele histologie, Maarssen. Uitgeverij Elsevier. Hoofdstuk 3, 'De cel'. 2 Wikipedia, de vrije encyclopedie,

Nadere informatie

_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie

_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie 2012-2013_met_antwoorden.pdf Tentamen 2012-2013 met antwoorden Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie Tentamen spierfysiologie 2012/2013 Kies het juiste alternatief: 1. A. binnen 1 motor

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting De gist Saccharomyces cerevisiae is bij de meeste mensen bekend onder de naam bakkersgist. De bekendste toepassing van deze gist is het gebruik voor het rijzen van brood, maar

Nadere informatie

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 2. Wat zijn vegetatieve verrichtingen van de cel? A) Beweging en prikkelbaarheid. B) Prikkelbaarheid

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting Gisten zijn ééncellige organismen. Er zijn veel verschillende soorten gisten, waarvan Saccharomyces cerevisiae, oftewel bakkersgist, de bekendste is. Gisten worden al sinds de

Nadere informatie

Rondleiding door de cel

Rondleiding door de cel Rondleiding door de cel Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 5, 6 en 7 van Biology, Campbell, 7 e druk juli 2007 Introductie Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken

Nadere informatie

Samenvatting. Figuur 2

Samenvatting. Figuur 2 Cellen, de bouwstenen van ons lichaam, zijn verassend goed georganiseerde systemen. Verrassend, aangezien cellen erg klein zijn. Een typische cel in ons lichaam is tientallen micrometer in doorsnede, duizend

Nadere informatie

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie

Nadere informatie

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel Auteurs: Sjoerd Schouten & Kelly Simons Studentnr: 0889861, 0879682 Datum: 8 Februari 2015 instituut: Hogeschool

Nadere informatie

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN BOUWSTENEN VAN HET LEVEN Pearson Basisboek Biologie 10voorBiologie VWO Hoofdstuk 1 L. Grotenbreg (MSc.) Bouwstenen van het leven Organische moleculen, groot of klein, bevatten chemische energie en zijn

Nadere informatie

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1 de cel Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende onderdelen van een cel. We bespreken het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen.

Nadere informatie

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Moleculen 1. Basenparing In het DNA vindt basenparing plaats. Welke verbinding brengt een basenpaar tot stand? A. Peptidebinding B. Covalente binding C. Zwavelbrug

Nadere informatie

GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES

GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES Alle organismen op aarde zijn opgebouwd uit cellen. Ook jouw eigen lichaam bestaat uit cellen. Die cellen zien er niet allemaal hetzelfde uit. Zo is een huidcel heel compact,

Nadere informatie

Een rondleiding door de cel (COO 2)

Een rondleiding door de cel (COO 2) Een rondleiding door de cel (COO 2) Vragen bij de oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 6 en 7 van Biology, Campbell, 10 e druk Versie 2014-2015 De vragen die voorkomen in het COO-programma

Nadere informatie

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS Een organisme bestaat uit verschillende weefsels, die opgebouwd zijn uit cellen. Cellen zijn dus de bouwblokken van elk levend organisme. De ontwikkeling van slechts een

Nadere informatie

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten 94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten Transcriptie bij prokaryoten: Prokaryoten hebben geen celkern, waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt. Hier vindt de transcriptie

Nadere informatie

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Deelexamen 1 In dit proefexamen worden over de volgende onderwerpen vragen gesteld: opbouw van het menselijk lichaam algemene fysiologie spijsverteringsstelsel ademhalingsstelsel

Nadere informatie

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht Oefenvragen les 7 2) Hoe is een ware rib (costavera) met de wervelkolom verbonden?

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 2

Samenvatting Biologie Thema 2 Samenvatting Biologie Thema 2 Samenvatting door Adeline 2260 woorden 18 oktober 2016 6,6 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1 Nanotechnologie Met nano wordt aangeduid dat iets erg

Nadere informatie

Oefenvragen Mens tot Cel

Oefenvragen Mens tot Cel Oefenvragen Mens tot Cel 1. In de familie van Tineke komt sma type 1 voor. Sma type 1 staat voor spinale spier atrofie type 1. De oom van Tineke heeft sma type 1 (zie de stamboom hieronder). Hoe groot

Nadere informatie

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen? Biologie Vraag 1 Celorganellen en levensprocessen bij levende cellen zijn: 1. Ribosomen 2. ATP synthese 5. DNA polymerase 3. Celmembranen 6. Fotosynthese 4. Kernmembraan 7. Mitochondria Welke van de bovenstaande

Nadere informatie

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Om uw rugklachten beter te kunnen begrijpen is een basiskennis van de rug noodzakelijk. Het Rughuis heeft in haar behandelprogramma veel aandacht

Nadere informatie

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P)

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P) HERTENTAMEN Eindtoets BIOCHEMIE (8RA00) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 16-08-2013 09:00 12:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik geen rode pen! 1 Peptiden en eiwitten

Nadere informatie

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november 2009 9,5 2 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven 2.1 Het doel van natuurwetenschappelijk werk is: iets te weten

Nadere informatie

GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT

GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT GENEXPRESSIE VERVOLGOPDRACHT Alle organismen op aarde zijn opgebouwd uit cellen. Ook jouw eigen lichaam bestaat uit cellen. Die cellen zien er niet allemaal hetzelfde uit. Zo is een huidcel heel compact,

Nadere informatie

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Biologie Vraag 1 Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Microtubuli Microfilamenten Intermediaire filamenten Microvilli Biologie: vraag 1 Biologie Vraag 2

Nadere informatie

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Biologie Vraag 1 Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Microvilli Microtubuli Microfilamenten Intermediaire filamenten Biologie: vraag 1 Biologie Vraag 2

Nadere informatie

Studiehandleiding Biochemie I

Studiehandleiding Biochemie I Studiehandleiding Biochemie I 2006-2007 1 Proeftentamen Biochemie I 1. Vul de juiste term uit de lijst op de open plaatsen in onderstaande tekst in. Elke term mag maar éénmaal worden gebruikt maar niet

Nadere informatie

Opbouw: 1. Cellen 2. Extracellulaire matrix: grondsubstantie, vezels en wezelsvloeistof

Opbouw: 1. Cellen 2. Extracellulaire matrix: grondsubstantie, vezels en wezelsvloeistof Bindweefsel (Junqueira hoofdstuk 4): Losmazig, cellen raken elkaar nog maar net aan (communicatie d.m.v. gap junctions), ruimte opgevuld met extracellulaire matrix Functies: Steun en trekkracht weerstaan

Nadere informatie

Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone.

Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. Spierfysiologie 1,2&3 Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. ^Dwarsdoorsnede van een myofibril(serie van sarcomeren)

Nadere informatie

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Biologie Vraag 1 Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Microtubuli Microfilamenten Intermediaire filamenten Microvilli Biologie: vraag 1 Biologie Vraag 2

Nadere informatie

Hoorcollege Tractus locomotorius. Dirk Geurts

Hoorcollege Tractus locomotorius. Dirk Geurts Hoorcollege Tractus locomotorius Dirk Geurts Voorbereiding E-book/boek Anatomie en fysiologie van Martini gelezen? Beenderstelsel : Hoofdstuk 6.1 t/m 6.3, 6.4.1, 6.4.2, 6.5, 6.6.2, 6.7.2, 6.9, 6.10, 6.11.1

Nadere informatie

Samenvatting biologie thema 2

Samenvatting biologie thema 2 Samenvatting biologie thema 2 Doelstelling 1 Je moet in een context een cel kunnen beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. - Zelforganisatie is zichtbaar in de structuur van cellen

Nadere informatie

Praktische opdracht Biologie Cellen

Praktische opdracht Biologie Cellen Praktische opdracht Biologie Cellen Praktische-opdracht door een scholier 1674 woorden 12 juni 2004 5,9 513 keer beoordeeld Vak Biologie Cellen Elk organisme op aarde is opgebouwd uit één of meer cellen.

Nadere informatie

In welke volgorde vindt deze deling plaats?

In welke volgorde vindt deze deling plaats? 1. Wat behoort tot de vegetatieve levensverrichtingen van een cel? A) Beweging. B) Prikkelbaarheid. C) Stofwisseling. 2. Wat is de functie van het centraallichaampje? A) Het leveren van energie. B) Het

Nadere informatie

Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen

Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen SAMENVATTING Structuur, vorm en dynamica van biologische membranen Biofysica is de studie van de natuurkunde achter biologische processen. Haar werkterrein is voornamelijk de individuele cel. Cellen zijn

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008 DNA 1. Hieronder zie je de schematische weergave van een dubbelstrengs DNA-keten. Een

Nadere informatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Fysiologie les 2 BIO-ENERGETICA Celstofwisseling = cel metabolisme Basis metabolisme: stofwisseling in rust Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Katabolisme:

Nadere informatie

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE

Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Proefexamen ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Deelexamen In dit proefexamen worden over de volgende onderwerpen vragen gesteld: bloed uitscheidingsstelsel huid beenderstelsel spierstelsel Beschikbare tijd: 45 minuten

Nadere informatie

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Biologie Vraag 1 Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk? Microvilli Microtubuli Microfilamenten Intermediaire filamenten Biologie: vraag 1 Biologie Vraag 2

Nadere informatie

BOTTUMOREN. 1. Normaal botweefsel

BOTTUMOREN. 1. Normaal botweefsel BOTTUMOREN Om beter te kunnen begrijpen wat een bottumor juist is, wordt er in deze brochure meer uitleg gegeven over de normale structuur van het bot. Op die manier krijgt u een beter zicht op wat abnormaal

Nadere informatie

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.

1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 2. Wat is een voorbeeld van een animale verrichting? A) De stofwisseling. B) De uitscheiding

Nadere informatie

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie)

TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld :00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie) TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 25-01-2010 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal (aangegeven tijd is indicatie) 1 (~30 minuten; 20 punten) Onderstaand is een stukje

Nadere informatie

Signaaltransductie en celcyclus (COO 6)

Signaaltransductie en celcyclus (COO 6) Signaaltransductie en celcyclus (COO 6) oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 en 12 van Unit 1 van Campbell, 10 e druk versie 2014-2015 Communicatie 1. Hier zie je drie manieren waarop een

Nadere informatie

Algemene Samenvatting

Algemene Samenvatting Algemene Samenvatting e vitamine metaboliet 1,25-dihydroxyvitamine ( ) speelt een sleutelrol bij het handhaven van de calcium homeostase door middel van effecten op de darm, het bot en de nier. e metaboliet

Nadere informatie

1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie

1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie 1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis Vragen les 1 fysiologie 2) Aan de spina iliaca anterior superior (sias) hechten vast:

Nadere informatie

(~30 minuten; 20 punten)

(~30 minuten; 20 punten) TENTAMEN BIOCHEMIE (8S135) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld 04-11-2011 09:00 12:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik geen rode pen! Additioneel 1 STar vraag (alleen

Nadere informatie

Cellen en hoe ze werken

Cellen en hoe ze werken XXXX Hoofdstuk 1 Cellen en hoe ze werken Leerdoelen Als je klaar bent met dit hoofdstuk begrijp je: de bouw en functie van cellen (cellen zijn het voornaamste aangrijpingspunt voor de meeste geneesmiddelen);

Nadere informatie

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat Samenvatting door L. 1614 woorden 6 september 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Thema 2 Cellen B1 Weefselonderzoek Kanker bij kanker is de celdeling van een cel ontregeld en ontstaat een

Nadere informatie

Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel

Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel Hertentamen Structuur en Adaptatie van Cel en Weefsel 8W240 Dinsdag 16 augustus 2011 14.00-17.00 Faculteit Biomedische Technologie Verantwoordelijk docent: C. Bouten Mededocent: A. Driessen-Mol Dit tentamen

Nadere informatie

vwo voeding en vertering

vwo voeding en vertering vwo voeding en vertering Resorptie van glucose In het celmembraan komen allerlei transporteiwitten voor. Er zijn enkelvoudige transporteiwitten die gefaciliteerde diffusie van een bepaalde stof door het

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Om te kunnen overleven moeten micro-organismen voedingsstoffen opnemen uit hun omgeving en afvalstoffen uitscheiden. Het inwendige van een cel is gescheiden

Nadere informatie

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding DC 14 Het bewegingsstelsel 1 Inleiding Wij bewegen voortdurend. Om dat mogelijk te maken, hebben we een heel systeem. Dat systeem bestaat voornamelijk uit beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet Anatomie / fysiologie Circulatie Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde

Nadere informatie

1: Nanotechnologie. 2: Cellen bekijken

1: Nanotechnologie. 2: Cellen bekijken 1: Nanotechnologie Een cel is een zelfstandige biologische eenheid - Door celmembraan in het inwendige van de cel gescheiden met zijn omgeving. - Met behulp van eiwitten in het celmembraan wordt de opname

Nadere informatie

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma

DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma DNA & eiwitsynthese (Junior College Utrecht) Vragen bij COO-programma De vragen die voorkomen in het COO-programma DNA & eiwitsynthese zijn op dit formulier weergegeven. Het is de bedoeling dat je, als

Nadere informatie

GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING

GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING LEERLINGENHANDLEIDING GENOMISCH KOOKBOEK 1 HOOFDSTUK 1 DNA EN DE ROL VAN RNA BIJ TRANSCRIPTIE 1.1 Hieronder zie je een vak met daarin de begrippen DNA en RNA. Maak

Nadere informatie

Hetzelfde DNA in elke cel

Hetzelfde DNA in elke cel EIWITSYNTHESE (H18) Hetzelfde DNA in elke cel 2 Structuur en functie van DNA (1) Genen bestaan uit DNA Genen worden gedragen door chromosomen Chromosomen bestaan uit DNAmoleculen samengepakt met eiwitten

Nadere informatie

2. mitochondriën leveren de benodigde energie. Eiwit-flagellen zogen voor de beweging van staart

2. mitochondriën leveren de benodigde energie. Eiwit-flagellen zogen voor de beweging van staart Vwo-5 ANTWOORDEN DE CEL OPDRACHTEN Een alvleeskliercel 1 De juiste volgorde is: 8 5 7 3 6 4 2 1 2 Voorbeeld van een juist ingetekende lijn: De lijn begint in de celkern, aangegeven met een m, loopt via

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2: Cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2: Cellen Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2: Cellen Samenvatting door een scholier 299 woorden 28 januari 215 7 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou 1 Nanotechnologie 1 nanometer =, 1 meter

Nadere informatie

Cellen en hoe ze werken

Cellen en hoe ze werken XXXX Hoofdstuk 1 Cellen en hoe ze werken Leerdoelen Als je klaar bent met dit hoofdstuk begrijp je: de bouw en functie van cellen (cellen zijn het voornaamste aangrijpingspunt voor de meeste geneesmiddelen);

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische

Nadere informatie

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel Auteurs: Sjoerd Schouten & Kelly Simons Studentnr: 0889861, 0879682 Datum: 8 Februari 2015 instituut: Hogeschool

Nadere informatie

1. Welke rol heeft Cajal gespeeld in de geschiedenis van de Neurowetenschappen?

1. Welke rol heeft Cajal gespeeld in de geschiedenis van de Neurowetenschappen? Tentamen Neurobiologie 29 juni 2007 9.00 12.00 hr Naam: Student nr: Het tentamen bestaat uit 28 korte vragen. Het is de bedoeling dat u de vragen beantwoordt in de daarvoor gereserveerde ruimte tussen

Nadere informatie

Anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat

Anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat Anatomie en fysiologie van het bewegingsapparaat F.P.J.G. Lafeber. Inleiding 2.2 Drie-eenheid bot kraakbeen synovium 2.3 Bot in meer detail 3.4 Kraakbeen in meer detail 7.5 Synovium in meer detail 9.6

Nadere informatie

Biologie 1997 Augustus

Biologie 1997 Augustus www. Biologie 1997 Augustus Vraag 1 In de onderstaande tekening is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traanvocht bevat een

Nadere informatie

3 Factoren die het watergehalte van organismen 40 bepalen. 3.1 Bepalende factoren voor watergehalte 40 3.2 Belang van water voor levende wezens 41

3 Factoren die het watergehalte van organismen 40 bepalen. 3.1 Bepalende factoren voor watergehalte 40 3.2 Belang van water voor levende wezens 41 3 1 Functionele morfologie van de cel 1 De cel gezien door de lichtmicroscoop 06 2 De cel gezien door de elektronenmicroscoop 09 2.1 Bouw en functie van het eenheidsmembraan 10 2.2 Overzicht van de celorganellen

Nadere informatie