Cel en weefsel tentamen
|
|
- Krista van der Velde
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Cel en weefsel tentamen van 9.00 tot uur 1. Figuur 1 A representeert: a. Actine-myosine koppeling b. Membraan c. Stress fiber d. Proteoglycaan aggregaat 2. Figuur 1 B representeert: a. Actine microfilament b. DNA c. Elastine d. Microtubulus 3. Figuur 1 C representeert: a. Spier b. Elastine c. DNA d. Stress fiber 4. Figuur 1 D representeert: a. Sarcomeer b. Collageen c. Proteoglycaan aggregaat d. Stress fiber 5. Figuur 1 E representeert: a. Sarcomeer b. Collageen c. I ntermediair filament d. Skeletspier 6. Figuur 1 F representeert: a. lntermediairfilament b. DNA c. Elastine d. Microtubulus 7. Welke uitspraak is juist? a. De structuren in Fig 1A, D, E en F vertonen een typische dwarsstreping, als je voldoende inzoomt met een electronenmicroscoop of een licht microscoop. b. Van alle structuren in Fig 1, vertoont alleen het weefsels dat bij Fig 1 D hoort een dwarsstreping die zichtbaar is met een lichtmicroscoop. Voor het zichtbaar maken van dwarsstreping in eventuele andere structuren is electronen microscopie nodig. c. Dwarsstreping is nooit zichtbaar le maken met een lichtmicroscoop. Daarvoor moet je altijd electronen-microscopie gebruiken. d. Dwarsstreping in skeletspieren is macroscopisch, dus zonder microscoop, zichtbaar. 8. De volgende vraag hoort bij Figuur 2. De rechter figuur is een vergroting van de bvenkant van de linker figuur. De bovenste lag cellen zijn: a. endotheel cellen b. fibroblasten c. lining cellen d. epitheel cellen
2 9. De volgende vraag hoort bij Figuur 2. De rechter figuur is een vergroting van de bvenkant van de linker figuur. Het brede licht-paarse gebied in het linker figuur is: a. vet b. extracellulaire matrix c. glad spierweefsel d. kraakbeen 10. De volgende vraag hoort bij Figuur 2. De rechter figuur is een vergroting van de bvenkant van de linker figuur. Welk weefsel is dit? a. meniscus b. dikke darm c. luchtpijp d. huid 11. De foto in Figuur 3 is qua vergroting... de foto in Figuur 4 a. ongeveer gelijk aan b. verder vergroot dan c. minder ver vergroot als d. dat kan je op basis van deze foto's niet zien 12. Wat is het minst waarschijnlijk dat je in de doorsnede op Figuur 4 zult kunnen zien, zelfs als je veel verder of minder ver in zou mogen zoomen met een microscoop? a. Osteonen b. Osteocyten c. Osteoid d. Osteoclasten 13. Welk van de onderstaande structuren heeft geen motorische functie? a. Primaire cilia b. Cilia c. Sarcomeren d. Flagellae 14. Welk van de volgende eiwitten is een extracellulair eiwit? a. Fibronectine b. lntegrine c. Vimentine d. Taline 15. Welke van de volgende combinaties cytoskeletaire vezel - bindingsplaats is juist? a. lntermediair filament - centrosoom b. Collageen - integrine c. Tubuline - desmosoom d. Actine - integrine 16. De m in het woord mrna staat voor: a. Mature b. Momentous c. Messenger d. Metabool 17. Welke uitspraak is juist? (als antwoord d geld!, word! a, b of c foul gerekend) a. Een retinaculum is zo klein dat je het met het blote oog niet kunt waarnemen. b. Een retinaculum is een bandje dat een pees op zijn plaats houdt. c. Een retinaculum heeft als functie het soepel laten glijden van een pees door synoviaalvocht. d. Alie drie bovenstaande uitspraken zijn juist.
3 18. Stelling 1: Collageen type 1 kan vezels vormen, type 2 niet. Stelling 2: Collageen type 3 is van het reticulaire vezeltype. a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 1 g, Welke uitspraak is juist? a. Elastine is een soort intermediair filament; Keratine is een soort microfilament b. Elastine is een extracellulair eiwit; Keratine is een soort intermediair filament c. Elastine is een extracellulair eiwit; Keratine is een soort microfilament d. Elastine en Keratine zijn beide een soort intermediairfilament 20. Welke uitspraak is juist? a. mrna is langer dan het bijbehorende deel DNA b. mrna is langer dan pre-mrma c. DNA ondergaat splicing voordat eiwit gemaakt word!. d. Uit hetzelfde gen kunnen verschillende mrna samenstellingen ontstaan. 21. Cytokinese is het proces waarbij... a. Een eel zich verplaatst b. Een eel in tweeen word! gedeeld c. Cellen fuseren tot een meerkernige eel d. GeeR aclwoord _.,,,.,,, -lo.-~ 22. Een functioneel integrine bevat a. Minimaal Mm alfa subunit; het kunnen er ook twee of meer zijn. b. Maximaal een alfa subunit; het kan er ook geen een zijn. c. Exact een alfa subunit d. Geen alfa subunits 23. Intercalated discs zijn a. Onderdeel van de wervelkolom b. Een verzamelnaam voor flexibele schijven in gewrichten, zeals de meniscus c. Plaatsen voor intercellulaire communicatie d. Plaatsen voor aanhechting van microtubule tijdens celdeling 24. Wat is de typische afmeting van humane fibroblasten? a. Enkele picometers b. Enkele nanometers c. Enkele micrometers d. Enkele millimeters 25. Als het gaat om het reguleren van biologische stimuli, geld! dat een negatief terugkoppelingsmechanisme ongewenst is, en een positief terugkoppelingsmechanisme gewenst. a. Juist. Volgens de definitie is een negatief mechanisme ongewenst. b. Onjuist. Het is andersom: een positief terugkoppelingsmechanisme is per definitie ongewenst. c. Onjuist. Afhankelijk van het biologisch proces kan een positief of een negatief mechanisme gewenst zijn. d. Het reguleren van biologische systemen is zodanig complex dat eigenlijk niet echt gesproken kan worden over negatieve of positieve terugkoppelingsmechanismen.
4 26. Splicing is het proces waarbij a. Eiwitten warden gesorteerd voor exocytose b. Exonen en intronen van elkaar warden gescheiden c. DNA in RNA wordt omgezet d. mrna word! omgezet in eiwit 27. Wanneer een eel van een isotone in een sterk hypotone oplossing word! gelegd, zal hij a. even groat blijven b. groter warden c. kleiner warden d. eerste kleiner warden en daarna terug gaan naar zijn oorspronkelijke afmetingen 28. Welke uitspraak is juist? a. De voorste kruisband gaat door zijn ligging in het gewricht vooral translatie van het onderbeen van posterior naar anterior tegen. b. De voorste kruisband gaat door zijn ligging in het gewricht vooral endorotatie van het onderbeen tegen. c. De voorste kruisband gaat door zijn ligging in het gewricht vooral exorotatie van het onderbeen tegen. d. De voorste kruisband gaat door zijn spiraalsgewijze orientatie van collageenvezels, vooral exorotatie van het onderbeen tegen. 29. Welke uitspraak is niet juist over de wervelkolom? a. ledere wervel die hoger ligt dan de onderste lumbale wervel heeft een wervellichaam (het deel waar de tussenwervelschijf op vast zit) en een gat (foramen) waar het ruggemerg doorheen gaat. b. Mensen hebben 5 lumbale en 12 thoracale wervels c. De orientatie van facetgewrichtjes in de lumbale en thoracale wervels is anders. d. Op het thoracale nivo heeft iedere wervel vier gewrichtsvlakjes waar ribben op aanhechten. 30. Epitheel weefsel in de darm is gespecialiseerd in het opnemen van voedingsstoffen. Daarom bestaat epitheel weefsel: a. Uit cellen en veel matrix. Er is ruimte tussen de cellen voor transport. b. Uit cellen en veel matrix, maar er is vrijwel geen ruimte tussen de cellen. c. Uit veel cellen en vrijwel geen matrix. Er is wel ruimte tussen de cellen voor transport. d. Uit veel cellen en vrijwel geen matrix. Er is vrijwel geen ruimte tussen cellen. 31. Welk extracellulair eiwit is van belang voor het vasthouden van water? a. Collageen b. Elastine c. Proteoglycaan d. Fibronectine 32. Welke uitspraak is juist? a. De achillespees is isotroop, skeletspier is een anisotroop weefsel b. De achillespees is anisotroop, skeletspier is een isotroop weefsel c. De achillespees en skeletspier zijn beide isotrope weefsels d. De achillespees en skeletspier zijn beide anisotrope weefsels 33. Welke uitspraak is juist? a. Osteoid word! door osteocyten gemaakt. b. Osteoclasten maken normaliter tunnels door de trabekels in trabeculair bot. c. Osteoclasten kunnen niet delen. d. Haverse kanalen komen zowel in compact als in~;al bot voor. '7~_,uJwr
5 34. De bovenarm hang! langs het lichaam naar beneden. De elleboog word! 90 graden gebogen, zodat de onderarm naar voren wijst. Naar welke kant wijst de duim als de geopende hand volledig gesupineerd is? a. Lateraal b. Mediaal c. Craniaal d. Caudaal 35. lmmunohistochemie is een techniek waarmee a. Specifieke eiwitten in een weefsel kunnen worden gekleurd voor histologie b. Kan worden bepaald of eiwitten functioneel zijn c. Kan worden gemeten hoeveel mrna er door een eel word! gemaakt d. Weefsel geschikt word! gemaakt voor (scanning) electronen microscopie 36. Stelling 1: Sij een eccentrische contractie word! een spier langer. Stelling 2: Een spier kan alleen kracht leveren als hij korter word!, of als de lengte gelijk blijft. a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Seide stellingen zijn juist d. Seide stellingen zijn onjuist 37. Stelling 1: In de voetzool kan de huid makkelijker losgemaakt worden dan op de zijkant van het been. Stelling 2: Zenuwen kan je niet met het blote oog zien. Sloedvaten wel. a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 38. Een gewrichtsvlak van een gezonde tibia wordt uit een varken gehaald en in een fysiologische zoutoplossing gelegd. Een dag later is een evenwichtssituatie ontstaan waarin niets meer verandert. In deze situatie geld!: a. Het collageen in het kraakbeen is opgerekt door de werking van de proteoglycanen. b. Het collageen in het kraakbeen is niet opgerekt omdat het weefsel in evenwicht is. c. Het collageen in het kraakbeen is samengepakt (gerimpeld) omdat er geen belasting is. d. Je kunt niets zeggen over het collageen - dat ligt aan de toestand van het weefsel voordat het in de fysiologsiche zoutoplossing ging. 39. Collageen kan pas vezels vormen nadat een deel van het gesynthetiseerde tropocollageen is afgeknipt. a. Oil is juist, en dat gebeurt post-translationeel in het golgisysteem b. Dit is juist, en dat gebeurt in vesicles. c. Dit is juist, en dat gebeurt na exocytose. d. Dit is onjuist, van tropocollageen word! niets afgeknipt. 40. Welke uitspraak is juist? a. Spiervezels kunnen langer en korter worden doordat dikke filamenten langer of korter kunnen worden, maar dunne filamenten niet. b. Spiervezels kunnen langeuzr korter worden doordat dunne filamenten langer of korter kunnen worden, maar ~ filamenten niet. c. Spiervezels kunnen langer en korter worden doordat zowel dikke als dunne filamenten langer of korter kunnen worden. d. Spiervezels kunnen langer en korter worden, maar dat heeft niet te maken met het verlengen en verkorten worden van de dikke filamenten en dunne filamenten.
6 41. Vani.Jit de anatomjsche stand ga je 180 graden abduceren met je rechter arm. Met je linker arm beweeg je 180 graden in het sagittale vlak. Je duimen wijzen nu a. Beide naar links b. Beide naar rechts c. Beide naar lateraal d. Beide naar mediaal 42. Bij welk transportproces wordt altijd materiaal van binnen naar buiten de eel getransporteerd? a. Osmose b. Exocytose c. F agocytose d. Pinocytose 43. Welk eiwitten zijn essentieel voor de bewegingen van microvilli? a. Tubuline, Dyneine en Nexine. b. Tubuline, Kinesine en Dyneine. c. Actine en Myosine. d. Geen eiwitten, want ze bewegen niet. 44. Waarmee is het ruw endoplasmatisch reticulum bedekt? a. Lysosomen b. Cytosol c. Ribosomen d. Eiwitten 45. Collageen is een voorbeeld van een a. Microfilament b. lntracellulaire vezel c. Extracellulair eiwit d. Geen van de bovenstaande 46. Stelling 1 De laag van de huid waarin zich de epitheelcellen bevinden noemen we de dermis Stelling 2 De stratum comeum is de laag van de huid met dode epitheelcellen a. Alleen stelling 1 is juist b. Alleen stelling 2 is juist c. Beide stellingen zijn juist d. Beide stellingen zijn onjuist 47. Welke uitspraak is juist? (NB: als d geldt, word! antwoord a, b of c foul gerekend) a. Adductie word! uitgevoerd door spieren aan de mediale kant van het bovenbeen. b. Sommige adductoren kunnen oak exorotatie in de heup geven. c. Sommige abductoren kunnen oak exorotatie in de heup geven. d. De drie bovenstaande antwoorden zijn allemaal juist. 48. Sams maken we bij de structuur waar de patella in vastgegroeid zit onderscheid tussen het 'patellair ligament' en de 'patella-pees'. Het ligament ligt dan a. Ventraal van de pees b. Distaal van de pees c. Proximaal van de pees d. Dorsaal van de pees 49. De belangrijkste groei van de tibia bij adolescenten is het gevolg van a. Hypertrofie van chondrocyten in de groeischijf. b. Delen van chondrocyten in de groeischijf. c. Productie van kraakbeen matrix a. Productie van botmatrix
7 50. In welke fase van eeldeling wordt het DNA verdubbeld? a. Profase b. Pro-metafase c. S-fase d. Telo-fase 51. Welk van de volgende elementen kom je niet tegen in trabeculair bot? a. Trabeeuli b. Osteoclasten c. Osteocyten d. Osteonen 52. RNA polymerase is een enzym dat betrokken is bij a. Splicing b. Energieproductie c. Translatie d. Transcriptie 53. De basale lamina vormt: a. Een seheiding tussen epitheeleellen en reticulair weefsel b. Een scheiding tussen verschillende spieren c. De scheiding tussen de synoviale holte en gewriehtskapsel d. Een verbinding tussen botten (zoals tussen tibia en fibula) 54. Pigment is a. Een extracellulair eiwit b. Een organel zonder membraan in de eel e. Geen organel, maar een inelusie in de eel d. Een benaming voor verkleuring van de huid, maar 'pigment' zit niet in een eel 55. Een ribosoom a. Bevat ribosomaal DNA b. Bevat ribosomaal RNA e. Bevat ribosomale vetzuren d. Is alleen functioneel als het membraangebonden is 56. Welke stamcelbron heeft de meeste potentie? a. Pluripotente stameellen b. Unipotente stamcellen c. Beenmerg stamcellen d. Multipotente stameellen 57. In welke band van een sarcomeer vind je myosine en geen aetine? a. A-band b. I-band c. H-band d. Z-disk 58. De volgorde van aminozuren ('aminoacids'), bepaalt de<...??... > structuurvan een eiwit a. Primaire b. Secundaire c. Nominale d. Ordinale
8 59. Een tussenwerve[schijf a. Is een fibreus kraakbeen met zowel type I als type II collageen b. Bevat een nucleus fibrosus die naar buiten toe steeds fibreuzer wordt. c. Is net als de meniscus een schijf die las tussen twee wervels zit en op zijn plaats gehouden word! door een kapsel. d. Zit dorsaal van de mergholte en beschermt daardoor het ruggemerg. 60. Welke uitspraak is juist? a. De dwarsstreping die je microscopisch ziet in hartspiercellen komt van een andere component in de spiervezels dan de dwarsstreping die je ziet in skeletspierspieren b. Hartspiercellen bevatten meestal 2 of 3 kernen; skeletspiercellen enkele tientallen. c. Skeletspiercellen hebben calcium nodig voor contractie, hartspiercellen niet. d. Gladde spiercellen hebben oak dwarsstreping, maar omdat deze veel minder regelmatig is, kan je het niet goed waarnemen 61. Welke van de onderstaande opties zet gewrichten in volgorde van oplopende bewegingsvrijheid? a. Synoviaal gewricht - vezelig gewricht - synchondrose b. Vezelig gewricht - symphyse - suture c. Syndesmose - kraakbenig gewricht - synoviaal gewricht d. Symphyse- syndesmose - synoviaal gewricht 62. Bij welk soort beweging zullen theoretisch alle vezels in een bepaalde lamel van de annulus fibrosis ender spanning staan, maar de vezels in de lamel daarnaast niet? a. Anteflexie b. Lateroflexie c. Retroflexie d. Axiale rotatie 63. Elke skeletspiervezel wordt omgeven door een laagje bindweefsel. Dit bindweefsel heet: a. Fascicle b. Epimysium c. Perimysium d. Endomysium 64. Hartspierweefsel kan histologisch NIET warden onderscheiden van skeletspierweefsel op basis van a. De locatie van kernen in de eel b. De zichtbaarheid van dwarsstreping c. Het aantal bloedvaten d. Het aantal kernen per eel 65. Bij een spiercontractie vinden een aantal processen plaats. Zet de onderstande processen in de juiste volgorde, beginnend bij de initiatie van een contractie door een actiepotentiaal: <1> intracellulaire calcium concentratie neemt toe; <2> calcium bindt aan contractiel complex; <3> actine-myosine cross bridge laat las; <4> actine-myosine cross bridge wordt gevormd ender invloed van ATP; <5> het dunne filament verandert van vorm. a b c d e f
9 Geef bij de volgende vragen aan waar het in het lichaam zit. Kies daarvoor bij vraag 66 t/m 72 uit de volgende opties: A. Bovenarm B. Onderarm inclusief elleboog C. Bovenbeen D. Onderbeen inclusief knie E. Onderste helft van de romp (buik) F. Bovenste helft van de romp (borst) 66. ulna 67. femur 68. m. pronator quadratus 69. scapula 70. lig calcaneofibulare 71. patella 72. a. brachialis Geef bij de volgende vragen namen/termen aan om wat voor soort weefsel het gaat. Kies daarvoor bij vraag 73 t/m 80 uit de volgende opties: A. Zenuw B. Spier C. Slagader D. Epitheel E. Ader F. Fibreus bindweefsel 73. epitenon 74.n.abducens 75. mm. digiti minimi 76. lig teres 77. tendo m. biceps femoris 78. a. brachialis 79. squamous 80. w. lntercostales
10 A B.. --n - n I JJ u c D 25nm Plus end I i Ii I I II 11 _J 6 7 nm Minus end E F Fig 1
11 . Fig 2,,.- J...., l..._ 7~~. '... -r~ - :.. t ~-,,.. ~- -~: -~ ;.!. :..,.. ~..,,... '... ",...,, ~ ~.' ~- :..,.- /... _.~...,... ~... fl! ~' ~r \ ,. u.... ~- -,...,f, ~- 4 ~t:, !'. :;! ~- -.:;-...,,, ~ '. : ;;... ' ' ~ ""-~ '.....,, ). ~ ~-...,..., r.: _:.~- 1f1.._, _ - ~ _ te1;j-..1~-.. ;;-.,..- ~~F - ~ ~,,,. 1 I ' :.1' "'9!;-.-.. ~.. ' -". ~ ~.I..,.. ~.,... _:.. 1 i- ~ :: --I~ ,,.....,.... q;., ' ~- ~ '..~ ~ l,.. - \ :'... ~- y, _c:, '# l.. ' -.> - t... ~. " &'..... _.. ~.t.' - t;; : ~ _ v-_. \.., - -!In. ; '. '~ti.,.'' I ~ ' -:.. '. ' ~ - :.. ~. J '' -..,... ~..,. ~... ' I. )~.. -. (.,.. ;t-..,,..,,, '.. -~..,... '....' "*.: : :.,.\.'. - ~~ j.j - -~ ~---= ~ ~... :. -.. ' I ~ - '.. 0 l u. I
12 Antwoorden: 1 D 2 B 3 B 4 A 5 B 6 D 7 B 8 D 9 D 10 C 11 B 12 D 13 A 14 A 15 D 16 C 17 B 18 B 19 B 20 D 21 B 22 C 23 C 24 C 25 C 26 B 27 B 28 A 29 VERVALLEN 30 D 31 C 32 D 33 C 34 A 35 A 36 A 37 D 38 A 39 D 40 D 41 A 42 B 43 D 44 C 45 C 46 B 47 D 48 B 49 A 50 C 51 D 52 D 53 A 54 C 55 B 56 A 57 C 58 A 59 A 60 B 61 C 62 D 63 D 64 B 65 C 66 B 67 C 68 B 69 F 70 D 71 D 72 A 73 F 74 A 75 B 76 F 77 F 78 C 79 D 80 E
Voorblad bij tentamen
Studentnaam: Studentnummer: Voorblad bij tentamen (in te vullen door de examinator) Vaknaam: Cel en weefsel Vakcode: 8TA09 Datum: 31 oktober 2016 Begintijd: 9:00 Eindtijd: 12:00 Aantal pagina s: 6x dubbelzijdig
Nadere informatieTentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur
Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) 17-01-2011 van 09.00-12.00 uur Opmerkingen bij dit tentamen: Zorg ervoor dat op elk formulier dat je inlevert, je identiteitsnummer en naam
Nadere informatieVoorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel
Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel Het voorbeeld tentamen bestaat uit 23 vierkeuze vragen, 10 tweekeuze vragen (juist/onjuist), 14 meervoudige open vragen en 3 stervragen.
Nadere informatieTheorie-examen Anatomie 13 januari 2006.
Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten
Nadere informatie23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren
Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie
Nadere informatieTheorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008
Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 1. Wat gebeurt er bij een excentrische contractie van een spier? A. De spier wordt korter. B. De spier wordt langer. C. De spierlengte blijft gelijk. 2. In welk
Nadere informatieBouw van een skeletspier
Reina Welling WM/SM-theorieles 5 Met dank aan Jolanda Zijlstra en Bart van der Meer Bouw van een skeletspier faculty.etsu.edu Welke eigenschappen horen bij type I en welke bij type II spiervezels? Vooral
Nadere informatieTheorie-examen anatomie 25 januari 2008
Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 1. Welke van de volgende spieren is eenkoppig? A. De m. biceps brachii. B. De m. coracobrachialis. C. De m. gastrocnemius. 2. Welke van de volgende spieren geeft
Nadere informatieLichamelijk onderzoek
Hoofdstuk 3 Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek omvat de volgende onderdelen: -- inspectie in rust -- passief en actief uitgevoerd onderzoek naar de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom,
Nadere informatieOPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15
OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE 2016 FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 WERKING KNIEGEWRICHT (beschouwingen uit de literatuur) PATELLA: - beschermt kniegewricht - is katrol voor pees
Nadere informatieHOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM
HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM Cellen, weefsels en organen (grondig lezen) Cellen: Organen: Weefsel: kleinste functionele eenheden van ons lichaam zeer uiteenlopende morfologie (=vorm/bouw) die samenhangt
Nadere informatie1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie
1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis Vragen les 1 fysiologie 2) Aan de spina iliaca anterior superior (sias) hechten vast:
Nadere informatieAnatomie van de heup. j 1.1
j1 Anatomie van de heup De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. As Vlak Beweging Transver- Sagittaal
Nadere informatieLeerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen
Leerdoelen Opbouw van het lichaam kennen Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana Beter kunnen adjusten
Nadere informatiefrontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak
j1 Anatomie van de heup As Vlak Beweging De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae; en het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. transversaal
Nadere informatieBelangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom
Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom Om uw rugklachten beter te kunnen begrijpen is een basiskennis van de rug noodzakelijk. Het Rughuis heeft in haar behandelprogramma veel aandacht
Nadere informatieSamenvatting in het Nederlands
Inleiding Mineralisatie in een organisme is het afzetten van kalkzouten (die voornamelijk bestaan uit calcium en fosfaat) in dood of levend weefsel. Mineralisatie of verkalking is essentiëel voor de ontwikkeling
Nadere informatieNaam: Student nummer:
Vraag 1. a. Vergelijk de elektronen transportketen van de ademhaling met de elektronentransport keten van de licht reactie (eventueel met tekening). Geef aan waar ze plaats vinden, wie de elektronen donors
Nadere informatieVan mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?
Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen? A: interfase B: profase C: anafase D: cytokinese 2. Een SNP (single nucleotide polymorphism)
Nadere informatieOefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht
1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht Oefenvragen les 7 2) Hoe is een ware rib (costavera) met de wervelkolom verbonden?
Nadere informatie2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg
Anatomy is destiny Sigmund Freud Belangrijkste botten Nomenclatuur Reina Welling WM/SM-theorieles 1 Osteologie bekken en onderste extremiteit Myologie spieren bovenbeen Met dank aan Jolanda Zijlstra en
Nadere informatieMembranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015
Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015 Vragen bij COO over hoofdstuk 11, 12 en 17 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk Membranen 1. Je wordt gevraagd een kunstmatige membraan te
Nadere informatieAnatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.
Examenstichting Perimedische Opleidingen Diploma: sportmassage, massage, wellness massage 22 januari 2010, Beschikbare tijd: 60 minuten Anatomie Aanwijzing: Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn
Nadere informatieJuli blauw Biologie Vraag 1
Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en
Nadere informatieJuli geel Biologie Vraag 1
Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en
Nadere informatie* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.
BOVENSTE EXTREMITEITEN Spiergroep Spiernaam Aanhechtingsplaats proximaal Aanhechtingsplaats distaal Innervatie Functie Extensoren bovenarm * m. biceps brachii * short head: eind van coracoid van scapula
Nadere informatieOpbouw: 1. Cellen 2. Extracellulaire matrix: grondsubstantie, vezels en wezelsvloeistof
Bindweefsel (Junqueira hoofdstuk 4): Losmazig, cellen raken elkaar nog maar net aan (communicatie d.m.v. gap junctions), ruimte opgevuld met extracellulaire matrix Functies: Steun en trekkracht weerstaan
Nadere informatie3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?
1. Welke stof beweegt zich het makkelijkst door het celmembraan? A) Eiwit. B) Vet. C) Water. 2. Waarbij zijn de centraallichaampjes van belang? A) Bij de celdeling. B) Bij de celgroei. C) Bij de celstofwisseling.
Nadere informatieLeerdoelen 2 workshops
Leerdoelen 2 workshops Opbouw van het lichaam kennen Globale kennis botten, spieren, zenuwen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana
Nadere informatieAnatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet
Anatomie / fysiologie Circulatie Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde
Nadere informatieDe antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris
De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART Opdracht 1 A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris C = caput femoris D = trochanter major E = collum femoris F = M. obturatorius internus
Nadere informatieGesloten vragen Functionele Anatomie II
Gesloten vragen Functionele Anatomie II 2013-2014 1. Ab- en adductie vindt plaats om een longitudinale as 2. In de anatomische houding is, in het sagittale vlak van de wervelkolom, lumbaal een lordose
Nadere informatieInleiding. Anatomie. Humerus
Inleiding Koos van Nugteren De elleboog verbindt de bovenarm met de onderarm. Buiging van de arm zorgt ervoor dat we de hand in de richting van het hoofd en de schouder kunnen bewegen. Activiteiten als
Nadere informatieAlgemene Samenvatting
Algemene Samenvatting e vitamine metaboliet 1,25-dihydroxyvitamine ( ) speelt een sleutelrol bij het handhaven van de calcium homeostase door middel van effecten op de darm, het bot en de nier. e metaboliet
Nadere informatieBIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen
www.dlwbiologie.wordpress.com BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen Havo 4 Thema 2 Basisstof 5 (blz. 68 en 69) De submicroscopische cel. Binas 79 B, C, D. Vwo 4 Thema 2 Basisstof 5
Nadere informatieInhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46
Inhoud Inleiding 1 1 Anatomie van de heup 3 1.1 Anteflexie 4 1.2 Retroflexie 6 1.3 Abductie 7 1.4 Adductie 8 1.5 Exorotatie 9 1.6 Endorotatie 12 1.7 Ligamenten van de heup 12 1.8 Schema 14 2 Anatomie van
Nadere informatieTheorie-examen anatomie 12 januari 2007
Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische
Nadere informatie1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea
Tussentijdse toets Anatomie maart 2005 Prof. M. Van Leemputte Rnr7 Vraag 1 tot 10: vul uw antwoord in op dit blad. 1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea 2. Welke
Nadere informatieCursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius
Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het
Nadere informatieTentamen Farll. 20 December 2006 15.15-17:15
Tentamen Farll 20 December 2006 15.15-17:15 zaal 5201/5203 Belangrijk: Beantwoord vragen 1 t/m 5 op dezelfde antwoordformulier~. Beantwoord vragen 6 t/m 8 op een.9q9i! antwoordformulier. let op etk antwoordformulier
Nadere informatieTabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit
Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit n. radialis n. axillaris C5-Th1 C5,C6 ALLE dorsale boven- en onderarmspieren Extensoren van de schouder, elleboog, pols, Abductie,
Nadere informatieNederlandse Samenvatting
149 150 Nederlandse Samenvatting Het immuunsysteem beschermt ons lichaam tegen de invasie van lichaamsvreemde eiwiten en schadelijke indringers, zoals bijvoorbeeld bacteriën. Celen die de bacteriën opruimen
Nadere informatieIn welke volgorde vindt deze deling plaats?
1. Wat behoort tot de vegetatieve levensverrichtingen van een cel? A) Beweging. B) Prikkelbaarheid. C) Stofwisseling. 2. Wat is de functie van het centraallichaampje? A) Het leveren van energie. B) Het
Nadere informatie94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten
94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten Transcriptie bij prokaryoten: Prokaryoten hebben geen celkern, waardoor het DNA los in het cytoplasma ligt. Hier vindt de transcriptie
Nadere informatie1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan.
1. Waar in de cel bevindt zich het centraallichaampje? A) In de celkern. B) In het cellichaam. C) In het celmembraan. 2. Wat is een voorbeeld van een animale verrichting? A) De stofwisseling. B) De uitscheiding
Nadere informatieToelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1
Biologie Vraag 1 Structuren zoals de arm van een mens, de vleugel van een vleermuis en de vin van een dolfijn, bevatten dezelfde beenderen. Deze beenderen kennen eenzelfde embryonale oorsprong. Hoe worden
Nadere informatieDe beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.
THEMA 8 Paragraaf 1 het skelet De mens heeft ( net als alle andere gewervelden) een inwendig skelet of geraamte. Dit skelet bestaat uit vele beenderen (botten). De beenderen in het hoofd vormen samen de
Nadere informatieHoorcollege Tractus locomotorius. Dirk Geurts
Hoorcollege Tractus locomotorius Dirk Geurts Voorbereiding E-book/boek Anatomie en fysiologie van Martini gelezen? Beenderstelsel : Hoofdstuk 6.1 t/m 6.3, 6.4.1, 6.4.2, 6.5, 6.6.2, 6.7.2, 6.9, 6.10, 6.11.1
Nadere informatieHet partieel immobiliserende verband van de knie.
Het partieel immobiliserende verband van de knie. De knie is een gecompliceerd gewricht. - Het heeft een ingewikkeld meervoudig bandsysteem. - Het bestaat uit niet congruente gewrichtsvlakken - Het heeft
Nadere informatieBlok 1.1: Het Ontstaan van Ziekte. Samenvatting verplichte leerstof * * GENEESKUNDE UvA, JAAR 1
Blok 1.1: Het Ontstaan van Ziekte 40-10-25 Samenvatting verplichte leerstof GENEESKUNDE UvA, JAAR 1 *8400026* JoHo Samenvattingen JoHo biedt een compleet pakket aan samenvattingen aan. In dé studentenwinkels
Nadere informatieBewegingsleer Deel II De onderste extremiteit
Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij
Nadere informatieVGN immobilisatieprotocollen
VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen INLEIDING De VGN immobilisatieprotocollen bevatten de richtlijnen die bepalen waar een correct aangelegd gipsverband aan hoort te voldoen. De immobilisatieprotocollen
Nadere informatie6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?
Examen anatomie januari 2009 1. Wat kan gesteld worden van slow twitch spiervezels? A. Ze hebben een groot agonistisch vermogen. B. Ze hebben een groot anaeroob vermogen. C. Ze hebben een groot aeroob
Nadere informatieStructuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone.
Spierfysiologie 1,2&3 Structuur van een sarcomeer. H zone is waar de dunne filamenten niet zitten, op de zwart wit foto wijzen ze naar M lijn ipv H zone. ^Dwarsdoorsnede van een myofibril(serie van sarcomeren)
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Leen Goyens (http://users.telenet.be/toelating) en studenten van forum http://www.toelatingsexamen-geneeskunde.be
Nadere informatie1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:
1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: B. Overspanning van: C. Indeling en functie van de spier: D. Bijzonderheden: E. Voorbeelden van oefeningen: van 5-7de rib naar schaambeen
Nadere informatieHenny Leentvaar (Sport)Massage. Functie testen. Datum: 14 mei 2008. Opgesteld door: Henny Leentvaar
Henny Leentvaar (Sport)Massage Functie testen Datum: 14 mei 2008 Opgesteld door: Henny Leentvaar Functie testen Voordat kan worden overgegaan tot tapen of bandageren van een aangedane spier en/of gewricht
Nadere informatiehttps://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas
Amstelveen, 29 april 2017 Beste collega s In juni gaan we met het schoudernetwerk weer naar de snijzaal. Om deze sessie goed voor te bereiden een kleine opfrissing van de anatomie middels deze mailronde.
Nadere informatieUit: prometheus. Reina Welling WM/SM-theorieles 2. Transversale / frontale as = van links naar rechts = rekstok
Herhaling vorige les Nomenclatuur: bewegingsbepalende uitdrukkingen Reina Welling WM/SM-theorieles 2 Histologie: botweefsel, dekweefsel Myologie: m. tibialis anterior, extensorengroep en de peroneusgroep
Nadere informatie1.2.3 Vooruitblik... 9
XIII 1 Bindweefsel als een organiserend systeem...................................... 1 1.1 Van scheiden en verbinden............................................................ 2 1.2 Verbinden en scheiden
Nadere informatieMassage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk
Massage Het gespierde lichaam Geschreven door Wil Boonstra Het menselijke lichaam wordt bijeengehouden door huid aan de buitenkant en aan de binnenkant door vezels en banden die we spieren en pezen noemen.
Nadere informatieSamenvatting. Figuur 2
Cellen, de bouwstenen van ons lichaam, zijn verassend goed georganiseerde systemen. Verrassend, aangezien cellen erg klein zijn. Een typische cel in ons lichaam is tientallen micrometer in doorsnede, duizend
Nadere informatie1 (~20 minuten; 20 punten)
TENTAMEN Moleculaire Cel Biologie (8A840) Prof. Dr. Ir. L. Brunsveld & Dr. M. Merkx 27-01-2012 14:00 17:00 (totaal 100 punten) 6 opgaven in totaal + 1 bonusvraag! (aangegeven tijd is indicatie) Gebruik
Nadere informatieKNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K
KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K K.3.5 Brunnstrom Fugl-Meyer assessment (Aanbevolen generiek meetinstrument) Het Brunnstrom Fugl-Meyer assessment (BFM) is een test, waarmee de
Nadere informatieCytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen.
Cytoskelet, celverbindingen, membranen en membraantransport (COO 3) Vragen bij de oefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 7 en 8 van Unit 1 van Biology, Campbell, 10 e druk Versie 2014-2015
Nadere informatieVersus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 19e jrg 2001, no. 4 (pp )
Auteur(s): P. van der Meer, H. van Holstein Titel: Meten van de heupadductie Jaargang: 19 Jaartal: 2001 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers: 206-216 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding,
Nadere informatieM. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm
M. supraspinatus Fossa supraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Abductie arm M. infraspinatus Fossa infraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Exorotatie arm M. teres maior Dorsale zijde
Nadere informatieTentamen Celbiologie. DATUM TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Beantwoord elk onderdeel op een apart vel. Veel succes!
Tentamen Celbiologie DATUM 19-11-2004 TIJD 14 tot 17 uur ZAAL N109 Wentgebouw. Dit tentamen bestaat uit onderdelen: - Onderdeel 1 bestaat uit twee vragen (vraag 1-2) 20 punten - Onderdeel 2 bestaat uit
Nadere informatieERASMUS MC MODIFICATIE VAN DE (REVISED) NOTTINGHAM SENSORY ASSESSMENT Handleiding
De Erasmus MC Modificatie van de (revised) Nottingham Sensory Assessment (EmNSA) 1 is een meetinstrument om bij patiënten met intracraniële aandoeningen de tastzin, de scherp-dof discriminatie en de propriocepsis
Nadere informatieIntracellulaire compartimenten en transport
Intracellulaire compartimenten en transport versie 2017-2018 Vragen bij COO over hoofdstuk 15 van Alberts Essential Cell Biology, 4e druk De vragen die voorkomen in het COO-programma zijn op dit formulier
Nadere informatie_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie
2012-2013_met_antwoorden.pdf Tentamen 2012-2013 met antwoorden Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie Tentamen spierfysiologie 2012/2013 Kies het juiste alternatief: 1. A. binnen 1 motor
Nadere informatieRNA was er eerder dan DNA: het kan informatie opslaan en reacties katalyseren.
ZSO 1 De cel en methoden van celonderzoek: RNA was er eerder dan DNA: het kan informatie opslaan en reacties katalyseren. 2 soorten prokaryoten: Eubacteriën: gewone bacteriën Archaea: bacteriën die kunnen
Nadere informatie1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.
1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 2. Wat zijn vegetatieve verrichtingen van de cel? A) Beweging en prikkelbaarheid. B) Prikkelbaarheid
Nadere informatieMIND & MOVEMENT COACH. Bewegen
Bewegen Om te kunnen bewegen hebben we spieren nodig, maar ook een skelet dat ons lichaam vorm geeft en de beweging mogelijk maakt. Onze gewrichten zorgen er voor dat dit mogelijk is binnen ons lichaam.
Nadere informatieAnabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie
Fysiologie les 2 BIO-ENERGETICA Celstofwisseling = cel metabolisme Basis metabolisme: stofwisseling in rust Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Katabolisme:
Nadere informatieKnieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden
! Knieblessure De knie is het gewricht tussen het bovenbeen (het femur) en het scheenbeen (de tibia). Het kuitbeen (de fibula) begint onder het kniegewricht en ligt aan de buitenkant van het onderbeen.
Nadere informatieGENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES
GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES Alle organismen op aarde zijn opgebouwd uit cellen. Ook jouw eigen lichaam bestaat uit cellen. Die cellen zien er niet allemaal hetzelfde uit. Zo is een huidcel heel compact,
Nadere informatieDutch summary (Nederlandse samenvatting)
Dutch summary (Nederlandse samenvatting) 127 Mechanische relevantie van verbindingen tussen skeletspieren Om je door de wereld te kunnen verplaatsen moeten de botten in je lichaam in beweging gebracht
Nadere informatieSamenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door:
Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging Basisstof 1 Stevigheid bij dieren door: - uitwendig skelet (pantser bij bv. insecten aan de buitenkant) - inwendig skelet (botten aan de binnenkant) Alle botten
Nadere informatieRondleiding door de cel
Rondleiding door de cel Interactieve opgaven bij de hoofdstukken 5 t/m 8 van Biology, Campbell Deze module behandelt de volgende delen van hoofdstukken van Campbell s Biology : Hoofdstuk 5.4, pagina 77-86:
Nadere informatie1. BEKKENGORDEL EN HEUP
Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT Het bekken is een beenderige ring bestaande uit vier verschillende botten die onderling verbonden zijn met stevige ligamenten: Sacrum
Nadere informatieBelangrijkste spiergroepen
Welkom 2. Anatomie 2.6.7. Belangrijkste spiergroepen Als coach: belangrijk om belangrijkste spieren van het lichaam te kennen + ligging en functie van de spieren Ligging: beschreven a.d.h.v. oorsprong
Nadere informatieLes 24 Spieren. Spierweefsel. Spierweefsel. Spierweefsel, clonus en spiertonus, agonist-antagonist, hernia, hypertrofie, atrofie, bodybuilding
Les 24 Spieren Spierweefsel, clonus en spiertonus, agonist-antagonist, hernia, hypertrofie, atrofie, bodybuilding ANZN 1e leerjaar - Les 24 - Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt
Nadere informatieCHAPTER 10 SAMENVATTING
CHAPTER 10 SAMENVATTING 218 Chapter 10 Samenvatting SAMENVATTING Nemaline myopathie is een ernstige spierziekte waarvoor momenteel nog geen therapie bestaat. Dit komt onder andere omdat de oorzaak van
Nadere informatieSamenvatting biologie thema 2
Samenvatting biologie thema 2 Doelstelling 1 Je moet in een context een cel kunnen beschrijven als zelfstandig functionerende biologische eenheid. - Zelforganisatie is zichtbaar in de structuur van cellen
Nadere informatieDiagnostische toets Van HIV tot AIDS?
Diagnostische toets Van HIV tot AIDS? Moleculen 1. Basenparing In het DNA vindt basenparing plaats. Welke verbinding brengt een basenpaar tot stand? A. Peptidebinding B. Covalente binding C. Zwavelbrug
Nadere informatieOefenvragen Mens tot Cel
Oefenvragen Mens tot Cel 1. In de familie van Tineke komt sma type 1 voor. Sma type 1 staat voor spinale spier atrofie type 1. De oom van Tineke heeft sma type 1 (zie de stamboom hieronder). Hoe groot
Nadere informatieFig. 0. 1 De Leefstijlacademie
Inleiding Wat goed dat je hebt doorgezet naar de volgende cursus! Je wilt dus nog meer te weten komen over hoe je lichaam precies in elkaar zit en hoe het werkt! En dat precies is wat je in deze cursus
Nadere informatieBewegingsapparaat, 'het jonge kind'
Meer leren over lichaam en gezondheid Bewegingsapparaat, 'het jonge kind' M.A. Witlox 20-5-2015 Inhoud Vogelvlucht Ontwikkeling en groei As en stand Heup Wervelkolom Voet 1 Team kinderorthopaedie Prof.
Nadere informatieAlles rondom Groningen: facebook.com/slimstuderengroningen Alles rondom Geneeskunde: facebook.com/slimstuderengnkgroningen
Voorwoord Beste nieuwe Geneeskundestudenten! Na jullie kennismaking met Groningen in de Kei-week is het nu eindelijk tijd om kennis te maken met jullie eigen studie. Het is altijd een fantastische periode
Nadere informatiePosterolaterale hoek letsels
Posterolaterale hoek letsels Dr. Peter Van Eygen 04-11-2014 CAMPUS HENRI SERRUYS Inleiding Vaak niet herkend J. Hughston: You may not have seen posterolateral corner injuries, I can assure you that they
Nadere informatieHet bewegingsstelsel. 1 Inleiding
DC 14 Het bewegingsstelsel 1 Inleiding Wij bewegen voortdurend. Om dat mogelijk te maken, hebben we een heel systeem. Dat systeem bestaat voornamelijk uit beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden
Nadere informatieBouw en Bewegen * * Stamplijst GENEESKUNDE VU, JAAR 1
1.1.2. Bouw en Bewegen Stamplijst 90-10-114 GENEESKUNDE VU, JAAR 1 *8404540* JoHo Samenvattingen JoHo biedt een compleet pakket samenvattingen aan. In dé studentenwinkels van Nederland vind je bijvoorbeeld
Nadere informatiede cel A&F_MBO_H01.indd :21
1 de cel De cel 1 Elk levend wezen is opgebouwd uit cellen. Het eerste deel van dit hoofdstuk gaat over de verschillende componenten van een cel. Het celmembraan, het cytoplasma en de belangrijkste organellen
Nadere informatie18 10 2008 Bijscholing BorgInsole 1
Intoeing - Outtoeing Intoeing Outtoeing Problemen ter hoogte van Voet Enkel Tibia Knie Femur Heup Intoeing - Outtoeing Oorzaak Structureel Osteair Intoeing - Outtoeing Therapie Chirurgie In- of outtoeing
Nadere informatie