Hoofdstuk (blz. 22): Eenmaal per jaar aanvragen/beëindigen WGA eigen risicodragerschap

Transcriptie

1 Addendum oktober 2013 Hoofstuk (blz. 20): Verbreding grondslag premiekortingen Door invoering van de wet Verzamelwet SZW 2012 zijn er wijzigingen in de premiekortingen ten behoeve van het sectorfonds. Het betreft hier de korting voor de oudere uitkeringsgerechtigde. Deze korting, met ingang van 2013 mobiliteitsbonus genoemd, kan over de verschuldigde sectorpremies worden toegepast. Het deel van de premie dat ten gunste komt van een sectorfonds, wordt door UWV vastgesteld op een percentage van het loon. Dit percentage voor werkgever en werknemer kan verschillen per categorie van de sector waartoe zij behoren (art. 28 Wfsv). De artikelen 47 en 49 Wfsv zijn zodanig aangepast, dat de korting voor de verschuldigde sectorpremies mag worden toepast. Mobiliteitsbonus in plaats van premiekorting Sinds 2013 zijn de premiekortingen veranderd in mobiliteitsbonussen. Daarmee worden werkgevers gestimuleerd om meer oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. De hoogte van de mobiliteitsbonus is 7.000,- euro per jaar op fulltime FTE-basis. Het is een premiekorting op de WAO- en WIA-premies. Neemt de werkgever een oudere uitkeringsgerechtigde in dienst, met een AGH/SFB-status, dan mag de werkgever niet de premiekorting voor oudere uitkeringsgerechtigde en de mobiliteitsbonus tegelijk toepassen. Hij past de mobiliteitsbonus voor de arbeidsgehandicapte werknemer toe. De mobiliteitsbonus kan maximaal drie jaar worden toegepast. Wil de werkgever de mobiliteitsbonus voor de arbeidsgehandicapte werknemer toepassen, dan moet de werknemer een AGH/SFB-status hebben. Dit is het geval wanneer de werknemer een WAO, WGA, IVA, Wajong of WAZ uitkering heeft. Hoofdstuk (blz. 22): Eenmaal per jaar aanvragen/beëindigen WGA eigen risicodragerschap In het wetsvoorstel Verzamelwet SZW 2012 was opgenomen artikel 40 Wfsv te wijzigen. De wijziging, door een algemene maatregel van bestuur hield in, dat er nog slechts eenmaal per jaar gekozen kon worden om eigen risicodrager voor de WGA (regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten) te worden. Deze wijziging is nog niet doorgevoerd, met de invoering van de wet BeZaVa zijn er verschillende veranderingen geweest, zodat er meer samenhang is tussen de Ziektewet en de WIA. Het is nog steeds mogelijk om twee maal per jaar eigen risicodrager voor de WGA te worden, namelijk 1 januari en 1 juli. De aanvraag moet 13 weken voor aanvang worden ingediend. Een startende werkgever mag eigen risicodrager worden op het moment dat hij aanvangt werkgever te zijn (art. 40 lid 9 WIA). In lid 16 van artikel 40 WIA is geregeld, dat met een algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de termijn van 13 weken voor aanvraag of beëindiging van het eigen risicodragen kan worden ingekort. Dit kan onder bijzondere omstandigheden, zoals ontwikkelingen in de economische situatie of de wijziging in de premies en het tijdstip waarop deze bekend zijn.

2 Hoofdstuk (blz. 34): Geen verplichte zwangerschapsverklaring meer Vanaf 1 januari 2012 hoeven werkgevers geen zwangerschapsverklaring met de vermoedelijke datum van bevalling meer te overhandigen wanneer zij bij UWV aanvraag doen voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling. Dit is ook ingevoerd door de Verzamelwet SZW 2012, waarmee de Wet arbeid en zorg gewijzigd is. Dit is gedaan, om de administratieve lasten voor de werkgever uit te sparen, maar vooral ook om de uitvoeringskosten van UWV uit te sparen. De werknemer moet de zwangerschapsverklaring nog wel aan de werkgever overhandigen, die deze bewaart in zijn administratie, UWV kan tot 1 jaar na aanvraag de verklaring opvragen als controle. De werkgever dient bij voorkeur de aanvraag voor de WAZO-uitkering digitaal in bij UWV, waarna deze de aanvraag verder in behandeling neemt. De beslissing op de aanvraag wordt per brief naar de werknemer gestuurd, de werkgever krijgt een kopie van deze beslissing. Hoofdstuk (blz. 62): Wel loonsanctie bij onvoldoende re-integratie vangnetters Op 1 juli 2011 is de Ziektewet op een aantal punten aangepast, het gaat om de volgende wijzigingen: Loonsanctie/verhalen ZW-vangnetters: Het gaat hier om een aanpassing van de reintegratieverplichtingen voor werkgevers van werknemers die bij ziekte aanspraak maken op een Ziektewetuitkering (vangnetters). Voor vangnetters die op of na 1 juli 2011 ziek worden, geldt dat UWV de werkgever een loonsanctie kan opleggen als hij onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Bij het eindigen van het dienstverband met een vangnetter tijdens de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid moet UWV voortaan ook voor deze werknemers de re-integratieinspanningen van de (ex-)werkgever beoordelen. Als de werkgever niet aan zijn reintegratieverplichtingen heeft voldaan, kan UWV (een deel van) de Ziektewetuitkering op de werkgever verhalen. Het kan hierbij om maximaal een jaar van de uitkering gaan. Dit is vastgelegd in de regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar. Deze nieuwe regeling geldt alleen voor werknemers die ziek worden op of na 1 juli Met invoering van de wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters worden de re-integratieverplichtingen aangescherpt. UWV zal meer gebruik maken van de mogelijkheid om de laatste werkgever te benaderen met het oog op mogelijke werkhervatting bij de laatste werkgever, in het geval de vangnetter een tijdelijk dienstverband had. In de artikelen 38, 38a, 39 en 39a zijn de verplichtingen voor de werkgever en de verhaalmogelijkheden voor UWV vastgelegd. UWV dient ook haar taak te vervullen binnen de kaders van het re-integratiebeleid en binnen de financiële kaders. Het re-integratiebeleid wordt selectief ingezet, wanneer blijkt dat herstel en werkhervatting door de vangnetter op eigen kracht niet mogelijk is. Hoofdstuk 7.1 (blz. 87): Einde loonkostensubsidie middels wijziging wet SUWI Vanwege het uitblijven van een duidelijk aantoonbare toegevoegde waarde van het instrument van de loonkostensubsidie, heeft de regering in 2011 besloten daarvoor geen nieuwe middelen beschikbaar te stellen. Dit leidt ertoe dat er geen loonkostensubsidies meer kunnen worden toegekend voor dienstbetrekkingen die op of na 1 januari 2012 worden aangegaan. De artikelen met betrekking tot de inzet van loonkostensubsidies zijn bij Koninklijk Besluit vervallen per 1 januari 2012.

3 Vanaf 1 januari 2012 kan er voor nieuwe dienstbetrekkingen geen loonkostensubsidie meer worden aangevraagd. Voor dienstbetrekkingen aangegaan voor of op 31 december 2011 geldt een overgangsrecht gold als uitloopjaar voor de loonkostensubsidies die in het jaar ervoor, 2011, waren gestart. De wet SUWI is aangepast op het eindigen van de loonkostensubsidie. BeZaVa Per 1 januari 2013 is de wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters van kracht. Deze wetswijziging houdt in, dat de instroom van werknemers uit een Ziektewetvangnetsituatie in de WIA verminderd moet worden. Dit wordt onder andere gedaan door werkgevers financieel verantwoordelijk te maken voor de instroom van vangnetters in de Ziektewet. Met de komst van de wet BeVaZa wordt de methode van premiedifferentiatie in het publieke stelsel afhankelijk van de grootte van de werkgever. De grens is neergelegd bij 10 werknemers voor een kleine werkgever, 100 voor een middelgrote werkgever en meer dan honderd voor een grote werkgever. Berekening gedifferentieerde premie: samenwerking tussen UWV en Belastingdienst Ieder jaar worden de premies door het UWV berekend en door de Belastingdienst vastgesteld. Voor het berekenen van de gedifferentieerde premie kijkt het UWV naar gegevens van de twee jaar ervoor. De Belastingdienst informeert werkgevers in het najaar over de gedifferentieerde premie Whk. Vanaf 2014 bestaat de gedifferentieerde premie Whk uit drie onderdelen: Gedifferentieerde premie WGA-vast Gedifferentieerde premie WGA-flex Gedifferentieerde premie ZW-flex Werkgevers kunnen tegen ieder onderdeel van de premie bezwaar maken bij de Belastingdienst. De parameters (rekenpremie, gemiddeld risico, correctiefactor werkgeversrisico, de minimum- en maximum bandbreedtes) verschillen per onderdeel. Elke gedifferentieerde-premieberekening is gebaseerd op het principe dat er bij de rekenpremie een opslag of een korting komt. De opslag of de korting wordt bij grote bedrijven (loonsom > ,-) volledig bepaald op de eigen instroom. Bij middelgrote bedrijven geldt een gewogen gemiddelde tussen de sector en het individuele risico van het bedrijf zelf. Bij kleine bedrijven geldt een branchepremie, dus wordt de hoogte van de opslag of korting bepaald door de brancheinstroom. Bij de premiedifferentiatie geldt het T-2 principe. Het jaar T is het jaar waarvoor de premie wordt vastgesteld. Om voor de werkgever het individuele risico vast te stellen, wordt uitgegaan van de instromers in de ZW Vangnet van het jaar t-2 (oftewel twee kalenderjaren eerder). Voor het eerst wordt de premiedifferentiatie vastgesteld voor het jaar Dan wordt er gekeken naar de instromers in het jaar 2012 (dus is het nu al van belang om de ZW-instroom te beperken voor uw organisatie of bij uw klant.

4 Parameters ZW-flex De ZW-flexpremie is nieuw, deze werd eerst uit sectorale fondsen gefinancierd waarbij de eigenrisicodrager Ziektewet een korting op de sectorpremies kreeg. Vanaf 2014 geldt de ZW-flex premie. Een eigenrisicodrager voor de Ziektewet hoeft deze premie niet te betalen. Controleer dit wel zorgvuldig! 2014 Rekenpercentage 0,34% Gemiddelde percentage 0,31% Maximumpremie werkgevers 1,24% (let op : er geldt een afwijkende maximumpremie voor uitzendsector (sector 52) van 7,77%) Minimumpremie werkgevers 0,07% Gemiddelde werkgeversrisicopercentage 0,10% Correctiefactor werkgeversrisico 2,00 Er gelden minimum en maximum bandbreedtes voor de premies. Wel is aangegeven dat er voor de uitzendsector een uitzondering wordt gemaakt, omdat voor deze groep werkgevers de maximumpremie voor grote werkgevers hoger vastgesteld wordt. Kleine werknemers betalen een sectorale premie en worden niet direct op hun instroom afgerekend. Middelgrote bedrijven krijgen een combinatie van de twee berekeningsmethoden. Hoe groter het bedrijf, hoe meer invloed de eigen instroom krijgt. Voor meer informatie en rekenvoorbeelden, zie VeReFi Whitepaper 8: Parameters Werkhervattingskas 2014 en de Wet BeZaVa 1 september Werkgevers moeten de Ziektewetbeschikking die zij van UWV krijgen goed controleren, of de werknemers die een Ziektewetuitkering hebben ontvangen wel aan hen zijn toe te rekenen. Werknemers die onder de no-risk vallen worden niet toegerekend aan de laatste werkgever, omdat deze uitkeringen sectoraal over alle bedrijven in de branche gefinancierd worden. Dit geldt ook voor werknemers die vanuit de WW ziek worden en een Ziektewetuitkering krijgen, dit mag ook niet aan de werkgever toegerekend worden. Controleer als werkgever goed of UWV dit juist op de beschikking heeft staan. Is dit niet het geval, maak bezwaar tegen de beschikking. Op de website van VeReFi ( staan voorbeeldbrieven voor bezwaar tegen de beschikkingen tegen het UWV. Ook is er een ZW-tool en ZW-beschikkingen-app beschikbaar, voor een berekening van de schade per sector en afhankelijk van de loonsom bij een instromer in de ZW. De tools en voorbeeldbrieven zijn alleen toegankelijk voor abonnementshouders met werkgeversabonnement en met een dienstverlenersabonnement.

5 Bijlage 12.3 (blz. 132): Sectorpremies 2014 Sector WGAvast WGAflex ZWflex 1 Agrarisch bedrijf 0,65 0,11 0,27 2 Tabakverwerkende industrie 0,42 0,14 0,04 3 Bouwbedrijf 0,89 0,27 0,52 4 Baggerbedrijf 0,10 0,03 0,08 5 Hout- en emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie 1,08 0,21 0,52 6 Timmerindustrie 0,76 0,37 0,58 7 Meubel- en orgelbouwindustrie 0,52 0,26 0,58 8 Groothandel in hout,zagerijen,schaverijen en houtbereidingsindustrie 0,49 0,14 0,27 9 Grafische industrie 0,53 0,31 0,48 10 Metaalindustrie 0,33 0,09 0,12 11 Elektrotechnische industrie 0,24 0,07 0,06 12 Metaal-en technische bedrijfstakken 0,52 0,16 0,32 13 Bakkerijen 0,60 0,24 0,46 14 Suikerverwerkende industrie 0,75 0,16 0,21 15 Slagersbedrijven 1,19 0,34 0,60 16 Slagers overig 1,01 0,24 0,34 17 Detailhandel en ambachten 0,56 0,24 0,56 18 Reiniging 1,77 0,45 0,82 19 Grootwinkelbedrijf 0,79 0,20 0,38

6 Bijlage 12.3 (blz. 132): Sectorpremies 2014 Sector WGAvast WGAflex ZWflex 20 Havenbedrijven 0,37 0,17 0,30 21 Havenclassificeerders 0,76 0,27 0,29 22 Binnenscheepvaart 0,51 0,14 0,45 23 Visserij 0,95 0,17 0,20 24 Koopvaardij 0,24 0,09 0,20 25 Vervoer KLM 1,00 0,06 0,02 26 Vervoer NS 0,61 0,06 0,04 27 Vervoer posterijen 0,61 0,12 0,25 28 Taxivervoer 0,94 0,70 1,58 29 Openbaar Vervoer 0,65 0,05 0,12 30 Besloten busvervoer 0,55 0,30 0,73 31 Overig personenvervoer te land en in de lucht 0,04 0,06 0,24 32 Overig goederenvervoer te land en in de lucht 0,55 0,24 0,51 33 Horeca algemeen 0,33 0,26 0,65 34 Horeca catering 1,13 0,38 0,67 35 Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen 0,51 0,14 0,27 38 Banken 0,32 0,07 0,13 39 Verzekeringswezen 0,31 0,11 0,12 40 Uitgeverij 0,49 0,25 0,32

7 Bijlage 12.3 (blz. 132): Sectorpremies 2014 Sector WGAvast WGAflex ZWflex 41 Groothandel I 0,29 0,11 0,22 42 Groothandel II 0,38 0,15 0,27 43 Zakelijke Dienstverlening I 0,26 0,08 0,14 44 Zakelijke Dienstverlening II 0,20 0,14 0,27 45 Zakelijke Dienstverlening III 0,27 0,17 0,31 46 Zuivelindustrie 0,34 0,06 0,14 47 Textielindustrie 0,97 0,34 0,22 48 Steen-, cement-, glas- en keramische industrie 0,97 0,22 0,34 49 Chemische industrie 0,51 0,09 0,16 50 Voedingsindustrie 0,42 0,11 0,18 51 Algemene industrie 0,42 0,10 0,12 52 Uitzendbedrijven 0,14 0,82 4,44 53 Bewakingsondernemingen 0,85 0,37 0,60 54 Culturele instellingen 0,23 0,19 0,31 55 Overige takken van bedrijf en beroep 0,65 0,23 0,46 56 Schildersbedrijf 0,91 0,28 0,69 57 Stukadoorsbedrijf 1,60 0,62 1,44 58 Dakdekkersbedrijf 0,90 0,28 0,91 59 Mortelbedrijf 0,60 0,06 0,10

8 Bijlage 12.3 (blz. 132): Sectorpremies 2014 Sector WGAvast WGAflex ZWflex 60 Steenhouwersbedrijf 1,18 0,16 1,03 61 Overheid, onderwijs en wetenschappen 0,50 0,06 0,09 62 Overheid, rijk, politie en rechterlijke macht 0,35 0,05 0,02 63 Overheid, defensie 0,00 0,02 0,05 64 Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen 0,44 0,04 0,06 65 Overheid, openbare nutsbedrijven 0,77 0,04 0,08 66 Overheid, overige instellingen 0,28 0,04 0,06 67 Werk en (re)integratie 2,13 0,47 1,01 68 Railbouw 0,66 0,03 0,02 69 Telecommunicatie 0,16 0,09 0,15