Wijziging heffing box 3 per 1 januari (Afkoop) Pensioen eigenbeheer 3. Versnelde BTW teruggave op oninbare vorderingen 6. ZZP actualiteiten 7

Transcriptie

1 WIJZIGINGEN PRINSJESDAG 2016 Inhoud Wijziging heffing box 3 per 1 januari (Afkoop) Pensioen eigenbeheer 3 Versnelde BTW teruggave op oninbare vorderingen 6 ZZP actualiteiten 7 Auto van de zaak 7 Hypotheek(rente) 9 Overige aandachtspunten: hoogte voorlopige aanslagen 10 Tenslotte 10 1

2 Wijziging heffing box 3 per 1 januari 2017 In het Belastingplan 2016 is er afgesproken dat de vermogensrendementsheffing met ingang van 1 januari 2017 verandert. In dit memo wordt kort het oude systeem benoemd om daarna de wijzigingen vanaf 1 januari 2017 te behandelen. Box 3 tot 2017 (oude systeem) Vermogensinkomsten vallen in box 3. Over deze inkomsten wordt tot 2017 geheven op basis van een vast, fictief rendement van 4%. Dit forfaitaire rendement wordt belast met een tarief van 30%. Dit betekent een heffing van 1,2% over de waarde van het vermogen. De peildatum voor het vermogen is sinds januari van het betreffende belastingjaar. Box 3 vanaf 2017 (nieuwe systeem) Vanaf 2017 geldt geen vast forfaitair rendement maar wordt het forfaitaire rendement gebaseerd op de landelijke gemiddelde verdeling van het box 3-vermogen over spaargeld en beleggingen. Het nieuwe forfaitaire rendement wordt gebaseerd op de gemiddelde rentevergoeding op direct opeisbare spaarrekeningen over de laatste vijf jaar en het gemiddelde rendement op een mix van beleggingen over de laatste vijftien jaar. Deze vermogensmix voor 2017 wordt afgeleid uit alle belastingaangiften over Het forfaitaire rendement wordt elk jaar weer opnieuw vastgesteld, voorafgaand aan het belastingjaar. Het box 3-vermogen wordt voor de belastingheffing verdeeld over drie schijven, met een gemiddelde, veronderstelde vermogensmix per schijf. Dat leidt tot een oplopend forfaitair rendement. Tot zover de woordelijke omschrijving van het nieuwe systeem maar waar kom dit nu precies op neer. Het box 3-vermogen wordt vanaf 2017 belast in 3 schijven met een oplopend forfaitair rendement, Het heffingsvrije vermogen bedraagt in per persoon, Het tarief in box 3 blijft 30%. De drie schijven zijn voor 2017 als volgt: Schijf 1: 0 tot % Schijf 2: tot % Schijf 3: tot % Schijf 4: tot % fiscale druk 0% fiscale druk 0.87% fiscale druk 1.41% fiscale druk 1.65% Het idee achter het nieuwe regime voor box 3 is dat een belastingplichtige meer rendement haalt wanneer hij een groter vermogen heeft. Met het nieuwe systeem wordt de vermogensbelasting voor kleine vermogens verlaagd en voor grote vermogens verhoogd. Het omslagpunt ligt voor een belastingplichtige zonder fiscaal partner op ongeveer Voor een belastingplichtige met fiscaal partner ligt dit omslagpunt op ongeveer

3 In bovenstaande gevallen is geen rekening gehouden met de effectieve belastingdruk. Gezien de huidige rentestanden is het goed mogelijk dat het werkelijk rendement veel lager ligt dan het forfaitaire rendement waardoor er uit eindelijk ingeteerd wordt op het vermogen. In het nieuwe systeem zal dit voor vermogens vanaf ( bij fiscaal partnerschap) nog eerder het geval zijn. Dit omdat voor het vermogen boven deze normbedragen uitgegaan wordt van een forfaitair rendement van 5,5%. Enkele besparingsmogelijkheden: 1. Hypotheekschuld overbrengen naar box 3 2. Spaar BV of Fonds voor gemene rekening 3. Jojo BV of fonds 4. Vrijgestelde beleggingsinstelling Optie 1: Bij een lage eigenwoningschuld of een hoge WOZ-waarde is het fiscale voordeel van de renteaftrek gering of zelfs afwezig, omdat de renteaftrek (grotendeels) wegvalt tegen het eigenwoningforfait. Door de hypotheekschuld over te sluiten naar een box 3 lening kan hierdoor jaarlijks belasting bespaard worden. Optie 2: Door vermogen in te brengen in een zogenoemde spaar-bv wordt dit vermogen in de bv belast tegen het werkelijke rendement en niet tegen het forfaitaire rendement. Opties 3 en 4: Dit is een uitgebreidere variant t.o.v. optie 2. Door het vermogen het ene jaar op 1 januari in box 3 te laten zitten en het volgende jaar in de BV, wordt maar een korte periode het werkelijke rendement belast terwijl in de andere periode geen box 3-heffing betaald hoeft te worden omdat er op 1 januari geen box 3-vermogen was. (Afkoop) Pensioen eigenbeheer Op 1 juli heeft de staatssecretaris van financiën zijn definitieve plannen voor het Pensioen in Eigen Beheer (PEB) gepresenteerd. Deze plannen zullen met Prinsjesdag als wetsvoorstel worden ingediend. Hierna moet de kamer hier nog over besluiten dit zal vermoedelijk gebeuren als onderdeel van het Belastingplan Het is de bedoeling dat de nieuwe wettelijke bepalingen per 1 januari 2017 in werking treden. Dit is een krap tijdschema, vooral omdat er nog geen eerdere toelichting is geweest over de wijze waarop de spaarvariant wordt ingevuld. 3

4 Hierna zullen de voorgestelde plannen met betrekking tot het PEB behandeld worden en de hieruit volgende mogelijkheden voor u. Huidige systeem In het huidige systeem van pensioenopbouw in eigen beheer vormt de DGA een voorziening op zijn balans waaruit de BV later zijn pensioen uitkeert. De voorziening is vaak gebaseerd op een eindloonregeling waarbij het pensioen een vast percentage van zijn laatst verdiende salaris is. Daarvoor mag hij reserveren op 4% rekenrente zonder rekening te houden met uitvoeringskosten en het waardevast houden van het pensioen. Deze fiscale regels wijken inmiddels ver af van de marktwaarde van het pensioen, waarin met een veel lagere rekenrente wordt gerekend en wel rekening gehouden moet worden met kosten en waardevastheid. Inmiddels levert dit allerlei uitvoeringsproblemen op. Hierop heeft de staatssecretaris eerder aangegeven verschillende oplossingsrichtingen te bekijken om het PEB af te schaffen. Eenmalige afkoop De oplossing aangedragen door de staatssecretaris bestaat uit twee stappen. De eerste stap is het afstempelen van de commerciële waarde van de pensioenaanspraken naar de fiscale balanswaarde. Hierdoor komt de zogeheten dividendklem op een deel van het eigen vermogen te vervallen en is er meer vrijheid om uit het vermogen van uw BV dividenduitkeringen te doen. Na het afstempelen zijn er twee opties. Of afkoop van het PEB, of overstappen naar de spaarvariant Oudedagsparen in Eigen Beheer (OSEB). Deze twee opties zijn gemaakt omdat voor een groot deel van de PEB s geldt dat deze zogenoemd onder water staan. Dit wil zeggen dat de fiscale waarde van de pensioenaanspraken niet volledig gedekt worden door het eigen vermogen in de BV. Hierdoor is afkoop niet mogelijk zonder externe financiering. Bij afkoop van de pensioenverplichting gelden voor de jaren 2017, 2018 en 2019 aflopende korting. De voorgestelde kortingen op de grondslag bedraagt in 2017: 34,5% 2018: 25% 2019: 19.,5% Na 2019 vervalt de korting. Ook hoeft er in de jaren geen revisierente (20%) betaald te worden over de afkoop. Bij de afkoop van de pensioenverplichting is het resterende bedrag (na de korting) belast met loonbelasting c.q. inkomstenbelasting. 4

5 Voorbeeld Stel een 50-jarige DGA heeft nu een pensioen opgebouwd van De fiscale pensioenvoorziening is dan circa De marktwaarde van zijn pensioen bedraagt dan ongeveer Wanneer dit pensioen in 2017 wordt afgekocht leidt dit tot het volgende: Af te dragen loonbelasting door BV o Afstempeling = geen effect voor de VPB o Afkoop pensioen , korting 34,5% o Belast voor LH/IB, o tarief 52%, af te dragen loonbelasting Voor het afkopen van het pensioen dient er dus minimaal aan liquide middelen in de BV te zijn. Het vrijgevallen pensioenkapitaal kan uitgekeerd worden aan de DGA maar kan ook binnen de ondernemingen gehouden worden of gebruikt worden voor het aflossen van de rekeningcourant. Niet afkopen of overgang naar OSEB Indien er besloten wordt om (nog) niet af te kopen, maar voor de spaarvariant te kiezen, blijft het pensioenvermogen beschikbaar voor de onderneming en vindt - net als nu - heffing over toekomstige pensioenuitkeringen plaats in de uitkeringsfase. Veel meer informatie is er nog niet bekend over de spaarvariant. De algemene verwachting is dat deze grote gelijkenis zal vertonen met een lijfrente bankspaarrekening Positie partner Onduidelijk is nog wat de positie van de (ex-) partner bij de afkoop van het pensioen is. Door afkoop gaan ook de rechten van (ex-) partner op het nabestaandenpensioen verloren. Tot nu toe heeft de staatssecretaris hier geen oplossing voor aangedragen behalve dat partijen hier onderling uit moeten zien te komen. In situatie waarbij een ex-partner betrokken is zal dit tot mogelijke problemen kunnen leiden. In alle situaties zal de partner ook mee moeten tekenen voor de afkoop. Mogelijkheden Indien u pensioen in eigen beheer heeft opgebouwd zult u moeten kiezen uit de mogelijkheden tot afkoop dan wel omzetting naar een spaarproduct. Hierbij kunnen de volgende overwegingen een rol spelen: De regeling biedt nu de mogelijkheid om zonder revisierente en met korting het pensioen af te kopen; Verdwijnen van de dividendklem door afstempeling van het pensioen (De BV mag niet zoveel dividend uitkeren dat, de commerciële waarde van de pensioenverplichting in aanmerking nemend, het eigen vermogen van de BV negatief wordt); Geen jaarlijkse kosten voor pensioenberekeningen; 5

6 Geen levenslange verbintenissen met Flynth vanwege het bezitten van een pensioen-bv; Mogelijkheid tot aflossing van rekeningcourantschuld of eigen woning schuld bij de bv met de vrijgekomen pensioenaanspraken Versnelde BTW teruggave op oninbare vorderingen Alle ondernemers hebben er wel mee te maken. Een opdracht of levering wordt uit gefactureerd, de in rekening gebrachte btw wordt afgedragen, maar de factuur wordt niet betaald. Per saldo dus een behoorlijk liquiditeitsprobleem. U kunt dan op strikte voorwaarden en met de nodige moeite de btw terugvragen. Dit is vaak tijdrovend. Financiën wil nu de teruggave van BTW op oninbare vorderingen gaan vereenvoudigen. Er ligt thans een wetsvoorstel dat waarschijnlijk per 1 januari 2017 in werking zal treden. De nieuwe regeling is van groot belang voor de praktijk. Financiën wil de procedure gaan vereenvoudigen en ondernemers sneller zekerheid geven over de belastingteruggaaf. De belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn: Het recht op teruggaaf ontstaat in ieder geval als de vergoeding voor de geleverde goederen of diensten één jaar na de datum van opeisbaarheid van de factuur nog niet (volledig) is betaald. Als een oninbare vordering later alsnog (gedeeltelijk) wordt voldaan, wordt de daarmee overeenkomende omzetbelasting opnieuw verschuldigd. Het bedrag van de BTW-teruggaaf kan in mindering worden gebracht op de periodiek op aangifte af te dragen belasting; het afzonderlijke verzoek om belastingteruggaaf vervalt. Bij overdracht van de vordering, zoals bij factoring, treedt de overnemer voor de teruggaafregeling in de positie van de verkoper. De afnemer die de BTW in aftrek heeft gebracht moet bij niet-betaling van de factuur die aftrek corrigeren: hij wordt die belasting (naar evenredigheid) verschuldigd, in ieder geval binnen één jaar na het tijdstip van opeisbaarheid van de factuur. Nu maar hopen dat het wetsvoorstel dusdanig wordt geredigeerd dat teruggaaf van afgedragen btw mogelijk is zodra redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de afnemer niet zal gaan betalen en niet dat moet komen vast te staan dat de afnemer niet zal betalen. 6

7 ZZP actualiteit ZZP en aftrek werkruimte huurwoning Goed nieuws! ZZP ers die in of vanuit hun huurwoning werken (minimaal 10%) kunnen het huurrecht van die woning tot het ondernemingsvermogen rekenen. Dit heeft onze hoogste rechter, de Hoge Raad, onlangs beslist. De ondernemer kan dus de gehele huur van de woning als bedrijfskosten opvoeren. Voor het privégebruik van de woning moet hij een forfaitaire onttrekking in aanmerking nemen. Per saldo wordt een forse kostenaftrek bereikt.. Het gehele bedrag van de huur van de woning kan op de winst in aftrek worden gebracht. Voor het privégebruik van de woning moet een forfaitaire bijtelling van 1,85% van de WOZwaarde van het privé gedeelte van de woning worden toegepast. Let op: niet iedere ondernemer die een huis huurt en daar voor minimaal 10% van de woonruimte zakelijk gebruikt kan de huurkosten opvoeren. Een voorwaarde is namelijk dat er nog niet is afgerekend met de Belastingdienst ZZP'ers die al jaren ondernemer zijn, maar nog nooit de huurkosten als bedrijfskosten hebben opgevoerd, mogen nu niet ineens hun huurkosten als aftrekpost opvoeren. Verhuist een al bestaande ondernemer van een koop- naar een huurhuis, dan kunnen de huurkosten wel weer als aftrekpost worden opgevoerd, als dit tenminste vanaf het begin gebeurt. Er is nu nog niet bekend of er misschien een reparatiewet komt zodat er ook met terugwerkende kracht huurkosten als ondernemingskosten kunnen worden opgevoerd. Als u uw huurrecht ook als ondernemingsvermogen wilt aanmerken dan kunt u dat proberen met de uitspraak van de Hoge Raad in de hand. Het is zoals gemeld echter de vraag of deze herziening van de vermogensetikettering, van privé naar ondernemingsvermogen, alleen door het arrest van de Hoge Raad wordt geaccepteerd. Auto van de zaak Middels de Autobrief 2.0 is inmiddels bekend welke maatregelen met betrekking tot de auto van de zaak in het Belastingplan 2017 zullen worden opgenomen. Ondernemers, resultaatgenieters en werknemers die een auto van de zaak ook privé gebruiken, moeten over de waarde van dit voordeel belasting betalen. Dit gebeurt middels een forfaitaire bijtelling. Ten aanzien van de bijtelling gaat het volgende veranderen: Het algemene bijtellingspercentage wordt met ingang van 2017 verlaagd tot 22%. 7

8 Dit geldt alleen voor nieuwe auto s. Een nieuwe auto is een auto met een datum van eerste toelating op de weg (DET) van na 31 december Voor auto s van vóór 2017 blijft dus het bijtellingspercentage van 25% gelden. De bijtelling wordt minder CO2-afhankelijk. Met ingang van 2017 is er nog maar één algemeen bijtellingspercentage. Alleen voor nulemissievoertuigen bestaat dan nog een afzonderlijk bijtellingspercentage. Het bovenstaande leidt tot de volgende bijtellingspercentages: CO2-uitstoot 0 g/km 4% 4% 4% 4% * 4% * CO2-uitstoot 1-50 g/km 15% 22% 22% 22% 22% CO2-uitstoot g/km 21% 22% 22% 22% 22% CO2-uitstoot > 106 g/km 25% 22% 22% 22% 22% * Het percentage van 4% geldt tot van de catalogusprijs. Voor het meerdere bedraagt de bijtelling 22%. Dit geldt niet voor auto's die worden gevoed met waterstof. Tip! De bijtellingspercentages gelden alleen voor nieuwe auto s die in het betreffende kalenderjaar voor het eerst op kenteken zijn gezet. Het van toepassing zijnde tarief geldt vervolgens voor 60 maanden. Het is dus bijvoorbeeld slim om je auto aan te schaffen in 2016 als deze minder dan 106 gram CO2 per kilometer uitstoot. Dat kan je gedurende maximaal 60 maanden 7% bijtelling schelen (15% in plaats van 22%) en zo honderden euro s per jaar besparen; Schaf geen auto aan met 25% bijtelling in 2016, maar wacht liever tot Dan is de bijtelling 22% en maak je gedurende 60 maanden gebruik van dit tarief. Lagere energiebelasting voor laadpalen In het Belastingplan 2017 zal voor de periode van 2017 tot en met 2020 een vast tarief worden ingevoerd voor de elektriciteit die geleverd wordt aan laadpalen met een zelfstandige verbinding met het net. Dit is eveneens bedoeld om het gebruik van volledig elektrische auto s te stimuleren. 8

9 Hypotheek(rente) Rentemiddeling Heeft u nu een (relatief) hoge hypotheekrente en wilt u gebruik maken van de lage rentestand van dit moment, dan kunt u overwegen gebruik te maken van de rentemiddeling. Uw maandlasten gaan meteen omlaag, zonder dat u daarvoor ineens een forse boete hoeft te betalen. U profiteert dan deels van de huidige, lage hypotheekrente. Daarnaast heeft u de rente voor lange tijd vastgezet. Dit geeft zekerheid. Of deze keuze verstandig is, zal pas later blijken. U bent afhankelijk van het rentetarief dat wordt aangeboden op het moment dat uw oude rentevaste periode zou eindigen. Nu de marktrente is gedaald, is het in de regel niet zonder meer mogelijk om de schuld vervroegd af te lossen. Vervroegde aflossing is doorgaans beperkt tot 10 % van de hoofdsom. Banken hanteren een contante waarde clausule, waardoor de debiteur een boeterente is verschuldigd ter grootte van de contante waarde van het verschil tussen markt- en contractrente. Boeterente met betrekking tot een eigenwoninglening is in beginsel aftrekbaar. Veelal wordt deze rente meegefinancierd. Dat levert geen problemen op voor de aftrekbaarheid van de boeterente. Maar de schuldcomponent die op de meegefinancierde boeterente betrekking heeft, is geen eigenwoningschuld maar een box 3-schuld. De rente over deze schuldcomponent is daarom niet aftrekbaar. Ook de aan deze schuldcomponent naar evenredigheid toerekenbare afsluitprovisie en andere aftrekbare initiële kosten zijn niet aftrekbaar voor het percentage dat de lening een box 3-lening is. Het ontstaan van een box 3-lening ter zake van meegefinancierde boeterente kan worden voorkomen door rentemiddeling. Daarbij wordt geen boeterente in rekening gebracht. De compensatie van de bank vindt plaats door middel van een opslag op de rente. Stel de boeterente bedraagt , de hoofdsom en de looptijd/renteherzieningstermijn 10 jaar. Op basis van een rekenrente van 5 % kan een annuïteit worden berekend van De contante waarde van deze annuïteit is De annuïteit is 0,6216 % van de hoofdsom. Dit wordt dan de renteopslag. Het verschil met reguliere boeterente is dat bij boeterente de aftrekpost naar voren wordt gehaald. Progressie technisch kan boeterente nadelig uitvallen. Het voordeel van rentemiddeling is dat de volledige rente aftrekbaar blijft en dat ter zake geen box 3- schuldcomponent ontstaat. 9

10 Overige aandachtspunten: hoogte voorlopige aanslagen Het vierde kwartaal is een goed moment om de voorlopige aanslagen onder de loep te nemen en aan te passen als deze te hoog danwel te laag zijn vastgesteld. Het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend bij een aanslag of navorderingsaanslag, start 6 maanden (meestal 1 juli) na afloop van het belastingjaar en eindigt op de dag dat het bedrag invorderbaar is (6 weken na dagtekening bij een aanslag, 1 maand bij een navorderingsaanslag), ook indien al eerder wordt betaald. De termijn kan worden verkort wanneer de Belastingdienst niet binnen een redelijke termijn een aanslag heeft opgelegd. Wordt de aanslag overeenkomstig de aangifte vastgesteld dan eindigt het tijdvak uiterlijk 19 weken na ontvangst van de aangifte. Wordt een navorderingsaanslag opgelegd naar aanleiding van een verzoek, dan eindigt het tijdvak uiterlijk 12 weken na ontvangst van het verzoek. Tenslotte Naast bovengenoemde zaken zullen er naar verwachting nog meer wijzigingen komen die wellicht van belang zijn voor uw situatie. Wij hopen dat wij u met deze informatie stof tot nadenken hebben gegeven en dat u daar waar mogelijk er uw voordeel mee kunt doen. Het spreekt voor zich dat u bij vragen altijd bij ons of onze collega s terecht kunt. 10