Thema: Sinterklaas. Handleiding en opgaven niveau A1. Opgave 1: Samen

Transcriptie

1 Handleiding en opgaven niveau A1 Thema: Sinterklaas Dit jaar is het Stappenplan (zie pag. 5) iets veranderd. Er is een Stap 4 toegevoegd: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen. Ook noteren de leerlingen bij Stap 2 niet meer hun berekening op het Stappenplan, maar ze gebruiken hiervoor een kladblaadje. Een uitgebreide uitgeschreven aanpak vindt u in de Instapmodules: Download & prints Instapmodules Nieuwsrekenen. materiaal - Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad A1 (zie pagina 4) - Voor alle leerlingen een exemplaar van het Stappenplan (zie pagina 5) en een kladblaadje Opgave 1: Samen Voorkennis ophalen over het onderwerp Introduceer het onderwerp van deze les: Sinterklaas. Wie heeft de aankomst van Sinterklaas in het echt of op televisie gezien? Wie kan er iets over vertellen? Wie kijkt er naar het Sinterklaasjournaal? Wat voor snoep en drinken hoort er bij het sinterklaasfeest? Wat vinden de leerlingen het lekkerst? Eventueel laat u een stukje van het Jeugdjournaal zien over de Sinterklaasoptocht. Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Werkblad Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de verschillende stappen betekenen. De vier stappen moet je moet nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat de rekenopgaven nog even bedekt zijn en dat alleen de tekst te zien is) terwijl het papieren Opgavenblad, het Stappenplan en de kladblaadjes worden uitgedeeld. Tekst lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen geeft u hardop denkend aan wat u te binnen schiet. U leest eerst de titel Recept voor chocolademelk. U zegt hierna iets over wat een recept is en wat er zoal in een recept staat (ingrediënten, manier van bereiden). Na het kopje Dit heb je nodig voor 4 bekers merkt u bijvoorbeeld op dat in een recept altijd staat voor hoeveel personen het is. Geef als 1

2 commentaar bij de ingrediënten dat je altijd nauwkeurig moet afmeten of wegen, anders mislukt het recept. Voor de cacao en de suiker is een weegschaal belangrijk. Na de zin Doe de suiker en de cacao in een kleine kom zegt u dat tegelijkertijd de melk in de pan aan het koken is. Na het lezen van de tekst concludeert u dat u nu precies weet wat u nodig hebt om chocolademelk te maken en hoe je het dan precies moet maken. En wijs tenslotte op het plaatje waar een kop met warme chocolademelk met slagroom op te zien is. (De gebruikte bron bij de tekst: Tekst arceren U geeft aan dat u in de tekst de getallen en de woorden die met rekenen te maken hebben, arceert. U begint met getallen en hoeveelheden en de woorden die daarbij horen: 4 bekers, 1 liter, 25 gram, 50 gram, 2 minuten. Verder staan er ook nog andere woorden in die met rekenen te maken hebben: een klein beetje, een beetje. U arceert deze woorden en de leerlingen arceren ze ook. Nadat u de tekst op deze manier besproken heeft, kijkt u samen nog even naar het Stappenplan bij Stap 1. U concludeert dat u nu het verhaaltje en de schama s begrepen heeft. Nu bekijkt u eerst samen de rekenvraag (zie hierna). De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: Pakjesavond vier je met een grote groep mensen. Je maakt voor 8 mensen warme chocolademelk. Hoeveel melk, cacao en suiker heb je nodig? Ze vragen dus hoeveel je nodig hebt als je chocolademelk wilt maken voor een groep van 8 mensen. In het recept staat het voor 4 mensen. U kijkt samen weer even naar Stap 1 van het Stappenplan en concludeert: Ik snap nu ook de rekenvraag en ik kan door naar Stap 2. Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos. We gaan nu bedenken hoe je erachter komt hoeveel melk, cacao en suiker je nodig hebt voor 8 bekers chocolademelk. Leg uit dat er vaak meer manieren zijn om tot een oplossing te komen. U vertelt dat u eerst nog eens gaat kijken wat er in het recept staat. In het recept staat wat je nodig hebt voor 4 bekers. Hoeveel moet je dan hebben voor 8 bekers? Eerst maar de melk. Voor 4 bekers heb ik 1 liter nodig, dus voor 8 bekers is dat twee keer zo veel. Dat schrijf ik even op. En dan de cacao: 25 gram voor 4 bekers. Voor 8 bekers is dat twee keer zoveel: En dan de suiker:

3 Vertel dat u nu de rekenvraag kunt oplossen. Dat is nu niet zo moeilijk meer. Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op Stap 3. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer: 2 liter, 50 gram en 100 gram. Schrijf nu het antwoord op het bord. Doe dat in de context van het verhaal. Het antwoord is dus: (nodig) voor 8 mensen: 2 liter melk, 50 gram cacao en 100 gram suiker. Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Kijk nu samen met de leerlingen nog even naar Stap 4 van het Stappenplan. U gaat nu controleren of uw antwoord goed kan zijn. Lees de eerste rekenvraag nog eens voor en herhaal die in eigen woorden. Kijk vervolgens kritisch naar het antwoord dat u geformuleerd hebt bij Stap 3. Zou dit antwoord kunnen kloppen? Concludeer dat het er goed uitziet en dat uw antwoord dus kan kloppen. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op hun Opgavenblad. Opgave 2: Proberen In tweetallen gaan de leerlingen aan de slag met opgave 2. Ze gebruiken hierbij weer het Stappenplan. U houdt de tweetallen in de gaten, u loopt rond en geeft zo nu en dan hulp. Bij Stap 1 lezen ze samen nog eens het verhaaltje door en ook de nieuwe rekenvraag. Begrijpen ze wat er gevraagd wordt? Bij Stap 2 lossen ze ieder voor zich de nieuwe rekenvraag op. Ze noteren hun berekening en maken eventueel een tekening. Hierna vergelijken ze hun aanpak. Antwoord opgave 2: 1 en een halve (anderhalve) liter melk en 75 gram suiker Opgave 3: Zelf De leerlingen gaan zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de gang met opgave 3, ook weer met behulp van het Stappenplan. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn, loopt u rond. Zo nodig geeft u de leerlingen aanwijzingen. Antwoord opgave 3: 2 bekers 3

4 OPGAVENBLAD A1 NAAM: Recept voor chocolademelk Bij het sinterklaasfeest hoort speciaal snoep, maar ook chocolademelk. Dat kun je heel gemakkelijk zelf maken. Hieronder vind je een recept. Dit heb je nodig voor 4 bekers 1 liter melk 25 gram cacao 50 gram suiker slagroom Zo maak je het klaar Doe de melk in een pan. Kook de melk. Doe de suiker en de cacao in een kleine kom. Doe daar een klein beetje melk bij. Maak er een papje van. Schenk dit papje in de pan met hete melk. Laat de chocolademelk nu nog 2 minuten zachtjes koken. Schenk de chocolademelk in de bekers. En spuit er een beetje slagroom op. Pakjesavond vier je met een grote groep mensen. Je maakt voor 8 mensen warme chocolademelk. Hoeveel melk, cacao en suiker heb je nodig? Je wilt voor 6 bekers warme chocolademelk maken. Hoeveel suiker en melk heb je nodig? Je hebt een halve liter melk in huis. Hoeveel bekers chocolademelk kun je maken? 4

5 5