Thema: Koningsdag Handleiding en opgaven niveau AA. Opgave 1: Samen

Transcriptie

1 Handleiding en opgaven niveau AA Thema: Koningsdag 2014 Een uitgebreide uitgeschreven aanpak vindt u in de Instapmodules: Download & prints Instapmodules Nieuwsrekenen. Benodigd materiaal - Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad AA (zie pagina 4) - Voor alle leerlingen een exemplaar van het Stappenplan (zie pagina 5) en een kladblaadje Opgave 1: Samen Voorkennis ophalen over het onderwerp Introduceer het onderwerp van deze les: Koningsdag Vraag de leerlingen of ze weten wanneer het Koningsdag is. Wat vieren we eigenlijk op Koningsdag? Weten ze waar koning Willem-Alexander en koningin Máxima naar toe gaan op Koningsdag? Wat gaan de leerlingen zelf doen op Koningsdag? Hebben ze ook gehoord van die Koningsspelen? Wanneer zijn die? Wat wordt er gedaan op die dag? Als uw school deelneemt aan de Koningsspelen dan wijst u daar even op. Wanneer dat niet het geval is, legt u kort uit wat de Koningsspelen zijn. Laat vervolgens eventueel het Nieuwsbegripfilmpje zien bij dit onderwerp. Zie (week 17, 2014, Jeugdjournaal). Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de verschillende stappen betekenen. De vier stappen moet je nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat alleen de tekst te zien is), terwijl het papieren Opgavenblad, het Stappenplan en de kladblaadjes worden uitgedeeld. Tekst lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen geeft u hardop denkend aan wat u te binnen schiet. Na de zin Deze sportdag een ontbijt zegt u hardop denkend dat het een leuk idee is om eerst op school samen te ontbijten en dan samen te gaan sporten. Na de zin De school bestellen bedenkt u hardop dat dat wel heel handig klinkt. Na de laatste zin zegt u dat het inderdaad heel handig is zo n ontbijtdoos. Alles zit erin voor een lekker en gezond ontbijt. 1

2 (Bron: Tekst arceren U geeft aan dat u in de tekst de getallen en de woorden die met rekenen te maken hebben, arceert. U begint met de getallen en de hoeveelheden die er in staan en ook de woorden die erbij horen: vrijdag 25 april, Eén ontbijtdoos, 25 kinderen, twee broden en twee pakken melk. Vertel dat er ook nog andere woorden in staan die met rekenen te maken hebben: s morgens en elk kind. U legt even kort uit wat deze met rekenen te maken hebben. De leerlingen arceren deze woorden ook. Nadat u de tekst op deze manier besproken heeft, kijkt u samen nog even naar het Stappenplan bij Stap 1. U concludeert dat u nu het verhaaltje begrepen heeft. Nu bekijkt u eerst samen de rekenvraag (zie hierna). De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: In een klas zitten 21 kinderen. Hoeveel appels blijven over? Ze willen dus weten hoeveel appels er teveel zijn als je 21 kinderen een appel geeft uit de ontbijtdoos. U kijkt samen weer even naar Stap 1 van het Stappenplan en concludeert: We snappen nu ook de rekenvraag. Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op Stap 2: Ik ga nu bedenken hoe ik deze rekenvraag kan oplossen. U zegt dat er meer manieren zijn om het op te lossen, maar dat u kiest voor de volgende. U vertelt: Ik lees in de tekst dat er 25 appels in 1 ontbijtdoos zitten. Dat schrijf ik even op het bord: 1 doos 25 appels (zie afbeelding). In een klas zitten 21 kinderen. Als die allemaal een appel krijgen, zijn dat dus 21 appels. Dat schrijf ik ook even op: 21 kinderen 21 appels. Die 21 appels komen uit die doos waar er 25 inzitten. Om te weten hoeveel er over blijven moet ik die 21 van de 25 aftrekken. Dat schrijf ik ook even op: = Dan is het beantwoorden van de vraag eigenlijk niet zo moeilijk meer. Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op Stap 3. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer: = 4. Schrijf nu het antwoord op het bord. Doe dat in de context van het verhaal. Het antwoord is dus: 4 appels blijven over. 2

3 Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Kijk nu samen met de leerlingen naar Stap 4 van het Stappenplan. U gaat nu controleren of uw antwoord goed kan zijn. Lees de eerste rekenvraag nog eens voor en herhaal die in eigen woorden. Kijk vervolgens kritisch naar het antwoord dat u geformuleerd hebt bij Stap 3. Zou dit antwoord kunnen kloppen? Concludeer dat het er goed uitziet en dat uw antwoord dus kan kloppen. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op hun Opgavenblad. Opgave 2: Proberen In tweetallen gaan de leerlingen aan de slag met opgave 2. Ze gebruiken hierbij weer het Stappenplan. U houdt de tweetallen in de gaten, u loopt rond en geeft zo nu en dan hulp. Bij Stap 1 lezen ze samen nog eens het verhaaltje door en ook de nieuwe rekenvraag. Begrijpen ze wat er gevraagd wordt? Bij Stap 2 lossen ze ieder voor zich de nieuwe rekenvraag op. Ze noteren hun berekening en maken eventueel een tekening. Hierna vergelijken ze hun aanpak en hun antwoord. Antwoord opgave 2: 12 kinderen. Opgave 3: Zelf De leerlingen gaan zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de gang met opgave 3, ook weer met behulp van het Stappenplan. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn, loopt u rond. Zo nodig geeft u de leerlingen aanwijzingen. Antwoord opgave 3: voor 20 kinderen. 3

4 OPGAVENBLAD AA NAAM: Koningsontbijt Op vrijdag 25 april zijn de Koningsspelen. Deze sportdag begint s morgens met een ontbijt. Dit koningsontbijt eet je op school. De school kan een speciale ontbijtdoos bestellen. Eén ontbijtdoos is bedoeld voor 25 kinderen. Er zit eten en drinken in de doos. Zo zitten er bijvoorbeeld twee broden en twee pakken melk in. En voor elk kind een appel. In een klas zitten 21 kinderen. Hoeveel appels blijven over? Uit 1 pak melk kun je 6 bekers schenken. Hoeveel kinderen kunnen melk drinken uit 1 ontbijtdoos? In een klas zitten 30 kinderen. De juf krijgt twee ontbijtdozen. Voor hoeveel kinderen is er ontbijt te veel? 4

5 5