Thema: Verdwenen vliegtuig Maleisië. Handleiding en opgaven niveau AA. Opgave 1: Samen

Transcriptie

1 Handleiding en opgaven niveau AA Thema: Verdwenen vliegtuig Maleisië Een uitgebreide uitgeschreven aanpak vindt u in de Instapmodules: Download & prints Instapmodules Nieuwsrekenen. Benodigd materiaal - Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad AA (zie pagina 4) - Voor alle leerlingen een exemplaar van het Stappenplan (zie pagina 5) en een kladblaadje Opgave 1: Samen Voorkennis ophalen over het onderwerp Introduceer het onderwerp van deze les: Verdwenen vliegtuig Maleisië. In het nieuws of bij de les Nieuwsbegrip van deze week hebben de leerlingen waarschijnlijk wel gehoord van het verdwenen vliegtuig. U laat de leerlingen vertellen wat ze hierover weten. Als inleiding op het maken van de opgaven zou de volgende informatie aan de orde kunnen komen. Het vliegtuig ging een reis maken van Maleisië naar China. Het is echter nooit in China aangekomen. Niemand weet waar het vliegtuig, met meer dan 200 passagiers, gebleven is. Sommige mensen denken dat het vliegtuig ergens in zee is neergestort, door een storing in de motoren. Anderen zijn bang dat het vliegtuig is gekaapt. De piloten zijn dan door de kapers gedwongen om niet naar China te gaan, maar om ergens anders te landen. Maar waar? Voorlopig wordt er overal gezocht. Vertel tot slot dat vliegen heel erg veilig is. Het is zelfs nog veiliger dan ergens op de fiets naar toe gaan of te voet. Er zijn bijna nooit vliegtuigongelukken, maar als er een ongeluk is, dan is dat belangrijk nieuws, zoals nu met het Maleisische vliegtuig. Laat vervolgens eventueel het Nieuwsbegripfilmpje zien bij dit onderwerp. Zie (week 12, 2014, Jeugdjournaal). Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de verschillende stappen betekenen. De vier stappen moet je nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat alleen de tekst en de tabel te zien zijn), terwijl het papieren Opgavenblad, het Stappenplan en de kladblaadjes worden uitgedeeld. 1

2 Tekst en schema lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen geeft u hardop denkend aan wat u te binnen schiet. Na het lezen van de titel vermeldt u dat het in deze opgave gaat over de passagiers in het vliegtuig. Dat zijn dus de mensen die met het vliegtuig op reis gingen. Na het woord bemanning geeft u aan dat dit de mensen zijn die in het vliegtuig werken, dus de piloten en de stewardessen. Als het stukje gelezen is, wijst u op de foto met een zelfde soort vliegtuig als het verdwenen vliegtuig. Daarna wijst u de leerlingen op het overzicht. Aan de linkerkant staan landen genoemd, daarnaast de aantallen passagiers uit die landen en rechts staat de bemanning. Bij andere landen geeft u hardop denkend aan dat er 12 mensen uit andere landen kwamen. (De gebruikte bron bij de tekst en het schema is nl.wikipedia.org.) Tekst arceren U geeft aan dat u in de tekst de getallen en de woorden die met rekenen te maken hebben, arceert. U begint met de getallen en de hoeveelheden die er in staan en ook de woorden die erbij horen: meer dan 200 passagiers. Vertel dat er nog andere woorden in staan die met rekenen te maken hebben: De meeste mensen en Alle mensen. U legt even kort uit wat deze met rekenen te maken hebben. De leerlingen arceren deze woorden ook. Ook in de tabel staan getallen, maar die arceert u niet, de hele tabel heeft met rekenen te maken en is dus belangrijk. Nadat u de tekst en het schema op deze manier besproken heeft, kijkt u samen nog even naar het Stappenplan bij Stap 1. U concludeert dat u nu het verhaaltje en het schema begrepen heeft. Nu bekijkt u eerst samen de rekenvraag (zie hierna). De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: Hoeveel mensen in het vliegtuig kwamen uit Maleisië? Ze willen dus weten hoeveel van al die mensen die in het vliegtuig zitten er uit het land Maleisië komen. U kijkt samen weer even naar Stap 1 van het Stappenplan en concludeert: We snappen nu ook de rekenvraag. Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op Stap 2: Ik ga nu bedenken hoe ik deze rekenvraag kan oplossen. U zegt dat er meer manieren zijn om het op te lossen, maar dat u kiest voor de volgende. U vertelt: Ik kijk in het schema bij Maleisië. Daarachter staat 38 (de passagiers) en ook 12 (de bemanning). Dat schrijf ik even op het bord (zie afbeelding). Ze vragen niet speciaal naar passagiers of bemanning, maar naar mensen. Ik moet ze dus bij elkaar tellen. Dat schrijf ik 2

3 dus ook op: = Ik doe er eerst 2 bij, dat is samen 40. Dan doe ik er nog 10 bij. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer. U vertelt de leerlingen dat de rekenvraag ook op te lossen is met de lege getallenlijn. Zonodig doet u ook deze aanpak voor op het bord. Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op Stap 3. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer: = 50. Schrijf nu het antwoord op het bord. Doe dat in de context van het verhaal. Het antwoord is dus: 50 mensen uit Maleisië. Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Kijk nu samen met de leerlingen naar Stap 4 van het Stappenplan. U gaat nu controleren of uw antwoord goed kan zijn. Lees de eerste rekenvraag nog eens voor en herhaal die in eigen woorden. Kijk vervolgens kritisch naar het antwoord dat u geformuleerd hebt bij Stap 3. Zou dit antwoord kunnen kloppen? Is de uitkomst niet heel groot of juist heel klein? Concludeer dat het er goed uitziet en dat uw antwoord dus kan kloppen. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op hun Opgavenblad. Opgave 2: Proberen In tweetallen gaan de leerlingen aan de slag met opgave 2. Ze gebruiken hierbij weer het Stappenplan. U houdt de tweetallen in de gaten, u loopt rond en geeft zo nu en dan hulp. Bij Stap 1 lezen ze samen nog eens het verhaaltje door en ook de nieuwe rekenvraag. Begrijpen ze wat er gevraagd wordt? Bij Stap 2 lossen ze ieder voor zich de nieuwe rekenvraag op. Ze noteren hun berekening en maken eventueel een tekening. Hierna vergelijken ze hun aanpak en hun antwoord. Antwoord opgave 2: 19 mensen Opgave 3: Zelf De leerlingen gaan zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de gang met opgave 3, ook weer met behulp van het Stappenplan. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn, loopt u rond. Zo nodig geeft u de leerlingen aanwijzingen. Antwoord opgave 3: 1 mens meer 3

4 OPGAVENBLAD AA De passagiers Foto: ANP Het vermiste vliegtuig is heel groot. Er zaten meer dan 200 passagiers in. De passagiers kwamen uit 15 verschillende landen. De meeste mensen kwamen uit China. Alle mensen van de bemanning kwamen uit Maleisië. In het overzicht staat waar de mensen vandaan kwamen. NAAM: Foto: ANP Land Passagiers Bemanning China 152 Maleisië Indonesië 7 Australië 6 India 5 Frankrijk 4 Verenigde Staten 3 andere landen 12 Totaal Hoeveel mensen in het vliegtuig kwamen uit Maleisië? Hoeveel mensen kwamen uit Frankrijk, Verenigde Staten en de andere landen bij elkaar? Er kwamen meer mensen uit Indonesië dan uit Australië. Hoeveel meer? 4

5 5