Schrijf van elk stukje tekst de belangrijkste informatie in losse woorden in het schema. Kijk daarvoor naar de woorden die je hebt onderstreept.

Transcriptie

1 1. Kijk naar de tekst. Voorspel waar de tekst over gaat. 2. Lees de tekst actief. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp. 3. Je gaat bij opdracht 1 een tekstschema maken. Markeer tijdens het lezen woorden die je belangrijk vindt. Kies woorden die te maken hebben met het onderwerp van de tekst en met het kopje van het stukje. Gebruik de volgende tekens bij de tekst om te laten zien dat je actief leest. * Dit is belangrijk.?? Dit snap ik niet. Een tekstschema maken Schrijf van elk stukje tekst de belangrijkste informatie in losse woorden in het schema. Kijk daarvoor naar de woorden die je hebt onderstreept. Inleiding Geen kinderhelden meer op verpakkingen Ongezond Kindermarketing Te dik Nieuwe regels Minder calorieën Let op: Je maakt opdracht 2 zonder hulp of opdracht 2 met hulp. pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

2 Zonder hulp: een berichtje voor het Jeugdjournaal schrijven Stel je voor: je mag het onderwerp van deze tekst presenteren op het Jeugdjournaal. Het mag tien tot twaalf zinnen lang zijn en het moet in begrijpelijke taal geschreven zijn. Schrijf het stukje en gebruik de tekst als bron. Met hulp: de tekst samenvatten 1. Lees de uitleg. In een samenvatting schrijf je de belangrijkste informatie van de tekst op. Tijdens het lezen let je vooral op de hoofdzaken. Dat zijn belangrijke dingen die gezegd worden over het onderwerp van de tekst. Soms staat de hoofdzaak in de eerste of laatste zin van een stukje, maar dat is niet altijd zo. Vaak moet je zelf een zin maken die samenvat wat er in het hele stukje staat. Het is best lastig om te bedenken of iets een hoofdzaak is. Als je de belangrijkste woorden in een schema zet, kun je die vaak gebruiken om de hoofdzaken te formuleren. 2. Lees om de beurt een stukje tekst. Vertel aan de ander wat jij het belangrijkste vindt van het stukje en waarom. Gebruik de informatie uit je sleutelschema bij opdracht 1. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

3 3. Schrijf nu per stukje één of twee zinnen op die het stukje samenvatten. De kopjes staan er al. Geen kinderhelden meer op verpakkingen Ongezond Kindermarketing Te dik Nieuwe regels Minder calorieën 4. Lees de zinnen die je hebt opgeschreven achter elkaar door. Kun je de samenvatting nog verbeteren? Hoe? pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

4 Vragen beantwoorden over de tekst 1. In regel 4-5 staat: De kinderhelden worden in de ban gedaan. Wat betekent in de ban doen? A. ophouden iets te gebruiken of aandacht te geven B. opnieuw aandacht voor iets vragen C. reclame maken voor iets D. op een andere manier laten zien 2. De organisatie Foodwatch wordt in regel 7 de voedselwaakhond genoemd. Leg uit waarom. 3. Wat is een ander woord voor reeds in regel 31? A. al B. dus C. nog D. wel 4. In regel 33 staat het woord branche. Met welke woorden uit de inleiding wordt ongeveer hetzelfde bedoeld? 5. In regel 33 staat: Gaat het helpen, minder kinderhelden op de verpakking? Wat zijn de verschillende standpunten in het slot? De branche: ja/nee/niet echt, want Foodwatch: ja/nee/niet echt, want Ouders: ja/nee/niet echt, want Hoe denk jij er zelf over? pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

5 Een onderzoekje doen (extra opdracht) Doe met de klas onderzoek naar de tussendoortjes die jullie meenemen naar school. Werk in groepjes. Maak een lijst van de tussendoortjes die jullie regelmatig meenemen (eten en drinken). 1. Zoek van elk product uit (per 100 gram): de hoeveelheid vet het gehalte aan suiker het aantal calorieën Noteer dit in de tabel. Product aantal calorieën hoeveelheid vet hoeveelheid suiker 2. Welk product is volgens jullie het ongezondst? Markeer dit met een markeerstift. Geef met een andere kleur stift aan welk product het gezondst is. 3. Vergelijk jullie tabel met die van een ander groepje. Welke product is het gezondst van de twee groepjes? En welke het ongezondst? 4. Denk je nu anders over de tussendoortjes die je zelf meeneemt? pagina 5 van 5 pagina 5 van 5