Armoedebeleidsplan Gent Wetenschappelijk kader

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Armoedebeleidsplan Gent 2014-2020. Wetenschappelijk kader"

Transcriptie

1 Armoedebeleidsplan Gent Wetenschappelijk kader 1

2 Inhoudstafel 1 Inleiding Een verkenning: armoede De recente geschiedenis van het armoedebegrip Over goede en slechte armen De uitbouw van de verzorgingsstaat De herontdekking van de armoede Enkele ontwikkelingen op een rijtje Tussentijdse conclusie Armoede als financieel probleem De financiële kant van de armoede Tussentijdse conclusie Verschillende perspectieven op armoede Hoe kan armoede worden verklaard? Tussentijdse conclusie Kinderarmoede Wat is kinderarmoede? Tussentijdse conclusie Participatie als uitgangspunt van het beleid Participatie Participatie als middel, als doel en als feitelijk proces Participatie als toegang en als beleidsproces in de armoedebestrijding Tussentijdse conclusie Van visies naar praktijk Wat werkt? Het wat werkt verhaal genuanceerd Tussentijdse conclusie Wie is de doelgroep: universaliteit versus categorialiteit Universaliteit en categorialiteit Progressief universalisme en proportioneel universalisme Tussentijdse conclusie De plaats van het OCMW als lokaal bestuur en welzijnsorganisatie Het OCMW binnen de verzorgingsstaat Van gunst naar recht Een regierol voor het OCMW Tussentijdse conclusie Referenties

3 1 Inleiding In dit gedeelte van het armoedebeleidsplan geven we een weergave van de ontwikkelingen en visies op wetenschappelijk gebied en de keuzes waar we voor staan. Het wetenschappelijk kader is essentieel om lessen te leren uit het verleden en zo de toekomst op gefundeerde gronden vorm te geven. In dit wetenschappelijk deel gaan we eerst in op wat de wetenschap ons leert in verband met het armoedebegrip en zoomen we specifiek in op het begrip kinderarmoede. Vervolgens gaan we dieper in op het belang van participatie en de betrokkenheid van de mensen in armoede om een armoedebeleid op te zetten. Daarna gaan we na wat de wetenschap ons leert voor het opzetten van praktijken om armoede te bestrijden. Een essentiële vraag hierbij is of een armoedebeleid zich moet richten op specifieke categorieën (thuislozen, mensen met drugsproblematiek, ) of universeel moet zijn. We sluiten af met een korte historische positionering van het OCMW als zowel lokaal bestuur als welzijnsactor en het belang van het recht op dienstverlening binnen de verzorgingsstaat zoals we die kennen in België. 3

4 2 Een verkenning: armoede 2.1 De recente geschiedenis van het armoedebegrip Een goede omschrijving geven van armoede is niet eenvoudig. Een historisch perspectief geven op armoede en armoedebestrijding is noodzakelijk om de huidige invulling van het begrip armoede en de vormen van armoedebestrijding te begrijpen Over goede en slechte armen Armoede werd doorheen de geschiedenis niet steeds als een probleem gezien. Armoede was zelfs vaak functioneel. Mensen konden hun plaats in de hemel verdienen door aan armen te geven, bijv. het concept van naastenliefde zoals in de Bijbel verwoord. In de middeleeuwen werd armoede niet per definitie negatief bekeken. De feodale kastenmaatschappij, met armen en rijken, werd aanvaard als door God geïnstalleerd. Rijken konden hun hemel verdienen door aan armen te geven. Vanaf de 13de eeuw kreeg de zorg de vorm van armentafels, gemene aalmoes of Heilige Geesttafels. Deze aanduidingen zijn afgeleid van de plaats waar de bedeling van brood en kleding gebeurde, meestal achteraan in de kerk, op een tafel. De kerken kregen deze giften van rijkere burgers, die geloofden dat geven aan de armen, geven aan God was. Voor het gebied dat nu Nederland en Vlaanderen is, werd die lokale verantwoordelijkheid die veelal door kloosters werd verzorgd door de burgerlijke overheid overgenomen in de 16 e eeuw (Steyaert, 2009). Vanaf de nieuwe tijden (cf. Soly & Lis, 1980) wordt armoede stilaan negatief gepercipieerd. Samen met de opkomst van de burgerij, van het kapitalisme, van de arbeidsethiek en de meritocratie; wordt armoede negatiever bekeken als het gevolg van luiheid. Luiheid die in de middeleeuwen eerder positief bekeken werd (voorrecht van de aristocratie), wordt stilaan - en zeker bij het doorbreken van de industriële revolutie - negatief bekeken. De problematisering van de armoede zag armoede niet zozeer als een maatschappelijk probleem maar wel een individueel probleem. Er werd echter een onderscheid gemaakt tussen de goede en de slechte armen. Armen waren werkonwillig of lui (de slechte armen) of waren arm omwille van ziekte, ouderdom, (de goede armen). De slechte armen (de undeserving poor ) werden repressief en bestraffend benaderd. Een voorbeeld van een repressieve benadering is het rasphuis (lag in Gent langs de coupure) waar bedelaars, werklozen en landlopers werden opgesloten en via dwangarbeid Indisch en Braziliaans hout moesten raspen voor de verfindustrie. De goede armen (de deserving poor) konden vaak op liefdadigheid rekenen (bijv. via de armenkas). Ontwikkelingen binnen de samenleving of economische schommelingen werden niet meegenomen in de analyse van armoede. Armoede werd dus hoofdzakelijk gezien als een vorm van afwijkend gedrag dat moest aangepakt worden. Armen moesten aangeleerd worden zich terug in te voegen in en aan te passen aan de samenleving (voor een historisch 4

5 overzicht: Soly & Lis, 1980). In het begin van de 20 e eeuw betekende dit zich aan te passen aan de waarden en normen van de burgerij, de bourgeoisie of de rijkere klasse. Een voorbeeld hier zijn de patronagecomités of beschermingscomités die eind de 19e begin 20 e eeuw werden opgericht die sterk moraliserend ex-gedetineerden gingen aanleren zich terug in te passen in de samenleving via het aanleren van de burgerlijke gezinswaarden en normen via bijvoorbeeld gevangenis- of huisbezoeken. De vrijwilligers in deze comités werden uit de gegoede burgerij gerekruteerd. De beschermingscomités werkten selectief. Ze kwamen niet tussen bij zij die gezien werden als onverbeterlijke' gevangenen zoals de recidivisten (waaronder bijv. ook zij die als professionele bedelaars werden aanschouwd), alcoholisten, gevangenen die feiten gepleegd hadden die ingaan tegen de zedelijke moraal, degene die niet bereid waren om te werken,... (Teirlynck, 1994) De uitbouw van de verzorgingsstaat De verdere uitbouw van de verzorgingsstaat na Wereldoorlog II bracht de gedachte mee dat armoede zou verdwijnen of zelfs niet meer bestond. De verdere uitbouw zorgde voor een nieuwe positionering van de overheid. De overheid kwam steeds meer actief tussen in het maatschappelijk leven, onder meer via de sociale zekerheid. De verzorgingsstaat had/heeft zo de mogelijkheid om corrigerend op te treden ten aanzien van uitsluitingsmechanismen binnen de markt. Zo worden werkloosheidsuitkeringen voorzien voor zij die zonder werk vallen, zijn er tussenkomsten voorzien bij ziekte, Door het geloof dat armoede was opgelost was er tot de jaren 1960 weinig sprake van maatschappelijke actie op een problematisering van de armoede De herontdekking van de armoede Maria Bouverne-De Bie en collega s gaven in het recentste federaal jaarboek Armoede in België (2013) een mooi historisch overzicht van de recente ontwikkelingen met betrekking tot het armoedebegrip. Dit stuk is gebaseerd op wat uit deze tekst naar voor kwam. Sinds het begin van de jaren 1980 is er sprake van een eerste herdefiniëring van het armoedeprobleem tot nieuwe armoede. Armoede werd meer en meer gezien als een vorm van armoede die ontstaat en/of toeneemt in tijden van economische crisis en die bevolkingsgroepen treft die voorheen geen armoede kenden (Vranken, 1998). De nieuwe definitie van armoede ging gepaard met twee belangrijke ontwikkelingen, met name (1) een radicalisering van het participatiebegrip en (2) een verbreding van de omschrijving van het armoedeprobleem. 1 Met het radicaal doortrekken van het participatiebegrip wordt gesteld dat mensen in armoede sindsdien gezien worden als belangrijke actoren in de armoedebestrijding. Het radicaal doortrekken van het participatiebegrip betekent dat de opvatting terrein won, dat deelname en het deel hebben aan het maatschappelijk debat inzake armoede samen met en door mensen in armoede zelf gebeurt. Er werd gesteld dat mensen in armoede niet enkel dragers zijn van het armoedeprobleem, maar ook actief deel zijn van de oplossing. De 5

6 mobilisatie van mensen in armoede gebeurde via bewegingen die zich profileerden als verenigingen die uitdrukking gaven aan de echte belangen en behoeften van de armenbevolking. De meest markante onder deze bewegingen is de Vierdewereldbeweging (Vranken, 1998: 68). De bewegingen werden geleidelijk aanvaard als geldige gesprekspartners door de overheid, en werden later gevraagd om samen met anderen het Algemeen Verslag over de Armoede (AVA) samen te stellen (Dierckx, 2007). Belangrijk bij de samenstelling van dit AVA was dat dit verslag in nauwe dialoog met mensen in armoede tot stand kwam (Canon Sociaal Werk, 2013). Initiatieven van armoedebestrijding waren sindsdien gericht op het verhogen van het probleembewustzijn door een, samen met de probleemdragers, kritisch leren analyseren van de eigen leefwereld. Van daaruit kunnen mensen mogelijkheden opbouwen die hen in staat stellen maatschappelijk te participeren en een gerichte bijdrage te leveren tot de aanpak van het armoedeprobleem (Wildemeersch, 1995). Allerhande structuren werden opgezet om de 'goede praktijk' van het AVA-proces te continueren (De Boyser, 2007). Op het belang van participatie wordt verder in dit wetenschappelijk kader van het armoedebeleidsplan dieper ingegaan. 2 Met de verbreding van de omschrijving van het armoedeprobleem wordt geduid op een nieuwe insteek in het armoedebegrip. De verbreding wordt gezien in de omschrijving van armoede als een materiële problematiek naar armoede als het geen greep hebben over de eigen situatie. Deze tweede vorm van herdefiniëring moet gezien worden in het licht van ruimere maatschappelijke ontwikkelingen. Naast de armoedebewegingen ontstonden in diezelfde periode namelijk diverse nieuwe emancipatiebewegingen, zoals de kinderrechtenbeweging, en vonden ook bestaande bewegingen, zoals bijvoorbeeld de feministische beweging, een nieuw elan. Dit emancipatiestreven in de jaren ging gepaard met de introductie van de nieuwe term kansarmoede. Deze term benadrukte dat het onderscheid tussen arm en niet arm niet gemaakt moet worden ten aanzien van een arbitraire financiële grens zoals de bijstandsnorm. De afgrenzing moet eerder gemaakt worden ten aanzien van wat in de samenleving wordt aanvaard als minimale leefpatronen (cf. Vranken, 1998), of hoe mensen in armoede op meerdere terreinen van het maatschappelijk leven, bijv. op het vlak van onderwijs, cultuur, sport, werk, minder kansen hebben. De verruiming van het armoedebegrip tot kansarmoede leidde echter paradoxaal tot een aantal vreemde ontwikkelingen: kansarmoede werd door meerdere, onderling zeer verschillende bewegingen, in toenemende mate strategisch ingezet als een manier om aanspraak te maken op overheidszorg- en middelen (Notredame, 1995). Een toenemend aantal groepen in de samenleving stelde zich voor als kansarm, of werd als kansarm benoemd. Het gebrek aan kansen werd door de bovenvermelde emancipatiebewegingen gebruikt als een mogelijkheid om middelen te verkrijgen om dit te doorbreken. Geconfronteerd met de verdere verbreding van het armoedebegrip kwam een mobilisatie van de armoedebewegingen op gang. Deze claimden de échte belangen van mensen in armoede te vertegenwoordigen, vroegen meer aandacht voor het probleem van de echte 6

7 armen en voor de ondersteuning van de zelforganisatie van armen om een stem te vormen in de beleidsvorming. Deze bewegingen kwamen op voor het recht van de allerarmsten. Ze stimuleerden ook de zelforganisatie van armen zodat de armen hun recht konden opeisen. Een noodzakelijke voorwaarde om van echte armoede te kunnen spreken is volgens hen het samen ingrijpen van elkaar onderling versterkende problemen op armoedesituaties (zoals het gebrek aan middelen, het hebben van schulden, de confrontatie met de negatieve aspecten van het hulpverleningsaanbod, broze sociale netwerken). Er werd de nadruk gelegd op de mensenrechten. Deze nadruk op de mensenrechten van de armsten werd echter tegelijk verbonden met de verwachting tot zelforganisatie en actieve participatie als de manier voor armen om hun recht op te eisen (Bouverne-De Bie et al., 2013). 7

8 2.1.4 Enkele ontwikkelingen op een rijtje Armoede is doorheen de geschiedenis steeds meer erkend als een dynamisch netwerk van meervoudige sociale uitsluiting (Suijs, 2011). Het definiëren van armoede als een niet louter financiële problematiek wordt ook de dag van vandaag nog in de meest voorkomende armoededefinities terug gevonden. Jan Vranken (2010: 20), bijvoorbeeld, duidt op armoede als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen. Deze definitie slaat een kloof tussen mensen in armoede en de rest van de samenleving die wel in de mogelijkheid is om op eigen kracht te participeren. Omwille van die reden duidt Stijn Suijs erop dat deze armoededefinitie in haar uitgangspunt op een wij-zij verhouding berust. Deze definitie leidt de dag van vandaag vaak tot strategieën om armoede te bestrijden op basis van individuele aanpassingsstrategieën: we moeten armen leren zich in te passen in bestaande structuren (Suijs, 2011). Eén van de ontwikkelingen hierin is de focus op het versterken van de bind-kracht (zie Driessens & Van Regenmortel, 2006). Het bekijken van armen als een aparte groep in de samenleving, die zich moeten aanpassen, kan men ook zien in die modellen waarbij de nadruk hoofdzakelijk ligt op het creëren van een basis van zelfvertrouwen als startpunt om mensen in armoede vaardigheden aan te leren om te functioneren in de samenleving of die de veerkracht en het psychologisch kapitaal van mensen aanspreken als noodzakelijke voorwaarde om op verschillende domeinen van het leven vooruitgang te maken (zie bijv. Van Regenmortel, 2002). Omtrent deze armoededefinities waar armoede gezien wordt als een dynamisch netwerk van meervoudige uitsluiting is er echter geen consensus. Bouverne-De Bie (2003: 6) duidt hier op een spanning tussen een structurele benadering van het armoedeprobleem en een individualiserende methode van armoedebestrijding (zie ook Achterhuis, 2008). Deze ontwikkelingen zijn belangrijk om rekening mee te houden in het armoedebeleidsplan omdat ze duiden op de vele ladingen die de vlag armoede dekt. Verder in het armoedebeleidsplan worden diverse verklaringen voor armoede uit de doeken gedaan (zie 1.3). 8

9 2.1.5 Tussentijdse conclusie In dit hoofdstuk hebben we gezien dat de constructie van armoede een historischmaatschappelijke constructie is. We hebben gezien dat recente jaren het armoedebegrip een verbreding en een radicalisering heeft gekend waardoor tegelijkertijd een onduidelijkheid is ontstaan over wat armoede nu wel dan niet is. Armoede kan de dag van vandaag, rekening houdende met bovenstaande kritieken, worden omschreven als (Bouverne-De Bie, 2003, Roets, 2013): 1. Een gebrek aan middelen 2. Sociale uitsluiting 3. Een socialisatie in een cumulatie van uitsluitingen Armoede verwijst in deze definitie naar het gebrek aan zowel materiële als immateriële (of sociale) maatschappelijke hulpbronnen (Lister, 2004). De cumulatie van sociale uitsluitingen kan ertoe leiden dat mensen in armoede (maar ook andere burgers) een cultuurpatroon opbouwen waarin armoede als een evidentie wordt beschouwd (cf. cultuur van het zwijgen). Dit laatste is geen eigenschap van de armen zelf maar wel een gevolg van een socialisatie in armoede van zowel armen als niet-armen: het geleerd hebben zich neer te leggen bij processen van sociale uitsluiting. Armoedebestrijding omvat dan: 1. Maatregelen die de bestaanscondities van mensen verbeteren (cf. gebrek aan middelen); 2. Maatregelen die structureel bepaalde processen van uitsluiting tegengaan (cf. sociale uitsluiting); 3. Maatregelen die armen aanspreken om de cultuur van het zwijgen te doorbreken (cf. socialisatie in armoede). In het volgende stuk gaan we dieper in op mogelijke verklaringsmodellen voor het bestaan van armoede. 9

10 2.2 Armoede als financieel probleem De financiële kant van de armoede De wijze waarop financiële armoede wordt gemeten is niet eenduidig en er is vaak veel discussie over het arbitraire karakter van vele armoedegrenzen. Volgens Storms en Vandenbosch (2009) zijn er drie methoden om inkomensgrenzen te bepalen. 1. De wettelijke methode legt het minimuminkomen vast aan de hand van uitkeringen waar iedere inwoner van België recht op heeft wanneer alle andere inkomensbronnen tekort schieten. Deze minimuminkomens zijn dan het leefloon, de inkomensgarantie voor ouderen plus eventueel de Gewaarborgde Kinderbijslag. Storms en Vandenbosch geven echter aan het niveau van het leefloon het resultaat is van incrementele politieke besluitvorming, dit betekent stapsgewijze verhoging, maar zonder garantie dat het voldoende is om van te leven. In vergelijking met andere Westerse landen ligt het niveau van de Belgische bijstand daarenboven vrij laag aangezien dit in andere landen vaak wordt aangevuld met een huursubsidie. Hoewel dit soms door OCMW s wordt aangevuld via de aanvullende financiële hulpverlening. De nieuwe regeling waarbij mensen die 5 jaar of langer op de wachtlijst staan voor een sociale woning automatisch een huursubsidie krijgen zal deze conclusies wat milderen. Er wordt wel geobserveerd dat mensen met een leefloon vaak worden geconfronteerd met budgettaire problemen net omwille van de hoge huurlast. Een variant van de wettelijke methode kan ook worden gezien in andere arbitrair vastgelegde grenzen. De Wereldbank hanteert bijvoorbeeld het bedrag van 1,25 dollar inkomen per dag als maatstaf om te bepalen of iemand arm is of niet. De regeling van beslaggrenzen in het Gerechtelijk Wetboek representeert ook een variant van de wettelijke methode. Hierin wordt vastgelegd hoeveel een schuldenaar moet overhouden als er beslag gelegd wordt. Zo geeft de wetgever aan wat hij als armoedegrens ziet. 2. De relatieve methode legt de armoedelijn vast op een bepaald percentage van het mediane gezinsinkomen, bijv. de Europese armoedenorm als 60% van het mediaan gezinsinkomen. Omwille van het arbitraire, willekeurige karakter van het percentage argumenteren Storms en Vandenbosch dat deze berekeningen enkel goed zijn voor statistische doeleinden. Mochten alle inkomens ongelooflijk sterk stijgen of, omgekeerd, ongelooflijk sterk dalen dan zou met deze grens de armoede op zich gelijk blijven. We kunnen al aanvoelen dat deze berekeningen op zich te relatief zijn om als betrouwbare financiële armoedegrens te gebruiken. 10

11 3. De subjectieve armoedegrens is gebaseerd op de mening van de bevolking over welk inkomen minimaal noodzakelijk is. Hier wordt via enquêtes volgende vraag gesteld: Hoe groot moet volgens U, voor uw huishouden het netto maandelijks inkomen, alles inbegrepen, minstens zijn om juist (net) rond te komen (de eindjes aan elkaar te knopen)? Enkel van degenen die in een budgettaire balanssituatie zitten, namelijk op de grens van bestaansonzekerheid, worden de antwoorden in rekening genomen. Dit omdat gezinnen die een feitelijk hoger inkomen hebben net ook antwoorden dat ze meer nodig hebben. De budgettaire balanssituatie wordt berekend door de inkomensgrens op het punt te leggen waar noodzakelijk inkomen (welk bedrag mensen aangeven nodig te hebben) en feitelijk inkomen (hoeveel mensen aangeven dat hun huidig in komen is) gemiddeld aan elkaar gelijk zijn. De subjectieve grens heeft als voordeel dat het meer de ervaringen van mensen duidt, maar als nadeel dat niet duidelijk is wat mensen allemaal in rekening nemen om het noodzakelijk inkomen te definiëren. 4. Storms en Vandenbosch passen een vierde wijze toe om de armoedegrenzen te berekenen namelijk via een budgetstandaard. Dit is een tijd- en plaatsgebonden berekening van de levensstandaard waarbij er wordt uitgegaan van een zorgvuldig en zuinig beheer van geld met een levensstandaard die menswaardig participeren aan de samenleving toelaat. De bedoeling is dat mensen erbij horen en een eigen plaats hebben binnen sociale netwerken en zo betekenisvolle contacten kunnen onderhouden. Storms en Vandenbosch gaan er vanuit dat er pas kan gesproken worden van volwaardige maatschappelijke participatie als mensen gedeelde verwachtingen verbonden aan hun maatschappelijke positie kunnen invullen en zo meewerken aan de realisatie van essentiële maatschappelijke functies. Zo houdt de budgetstandaard rekening met een diversiteit van levensdomeinen op het vlak van mobiliteit, gezondheid, voeding, kledij, veilige kindertijd, huisvesting, veiligheid, ontspanning, 11

12 2.2.2 Tussentijdse conclusie Financiële armoede is een essentiële component van armoede. Dit kan op verschillende manieren worden gemeten. Afhankelijk van de manier waarop dit wordt gemeten zal het percentage armen verschillen. De meetstandaard die het best de realiteit waarin armen leven weerspiegelt, is de budgetstandaard. 2.3 Verschillende perspectieven op armoede Hoe kan armoede worden verklaard? De Jan Vranken heeft schematisch 6 verklaringsmodellen voor armoede opgesteld (zie schema 1). De eerste as in het schema hierboven kijkt waar de oorzaak wordt gelegd: is dit intern of extern. De tweede as bekijkt of er vooral wordt gekeken naar het micro-, meso- of macroniveau. Schema 1: 6 perspectieven op armoede Niveau van de oorzaak Aard van de oorzaak Intern Micro: Persoonlijke tekorten Individu, gezin Individueel schuldmodel (1) Meso: Structuur en/of functioneren Groepen, gemeenschappen, van groep, gemeenschap, instituties, organisaties, institutie Institutioneel schuldmodel (3) Macro: De samenlevingsordening de samenleving Maatschappelijk schuldmodel (5) Bron: Vranken, 2010 Extern Persoonlijke ongevallen Individueel ongevalmodel (2) Factoren en actoren uit de omgeving Institutioneel ongevalmodel (4) Veranderingen en conjuncturen Maatschappelijk ongevalsmodel (6) De uitwerking hieronder is hoofdzakelijk gebaseerd op Driessens & Geldof (2009); Vranken (2010) en Bouverne-De Bie (2011). De oorzaak die wordt benadrukt is bepalend voor de beleidskaders, acties en interventies die eraan worden gekoppeld (Driessens & Geldof, 2009). Wanneer bijvoorbeeld de oorzaak voor armoede bij de arme zelf wordt gelegd, door onwil om te werken, dan zal een interventie worden opgezet die focust op het individu zelf, bijv. schorsen van een uitkering en komt de welzijnszorg hoogstens tussen om voedselpakketten te voorzien. 12

13 Volgens Driessens en Geldof (2009) ontstaan sociale problemen vaak vanuit een samenspel van factoren waarbij het niet enkel gaat over individu of samenleving. Volgens hen kan het nooit een of of verhaal zijn. Ze stellen dat goed welzijnswerk een individueel veranderingsaspect in zich draagt maar tegelijkertijd een aanpak van structuren en processen die onwelzijn produceren vereist. Ze stellen dat we de dag van vandaag in het welzijnswerk al te snel teruggrijpen naar individuele modellen en modellen exclusief gericht op individuele gedragsaanpassing Het individueel schuldmodel Het individueel schuldmodel legt de schuld (van hun armoede, hun werkloosheid) bij de mensen zelf: omdat ze niet willen studeren, omdat ze lui, spilzuchtig, drankzuchtig zijn, omdat ze een gebrek aan eigen verantwoordelijkheid hebben en te weinig doorzettingsvermogen hebben bijvoorbeeld. Zo wordt bijvoorbeeld als oorzaak van werkloosheid aangegeven dat de personen in kwestie onvoldoende zoeken naar werk. In armoedesituaties wordt hier de nadruk gelegd op het moeilijk nakomen van contractuele verplichtingen (bijv. het betalen van de huur), het frequenter toepassen van lichamelijk geweld, het agressief optreden tegenover ambtelijke instanties,... Kritieken: Een eerste kritiek is dat deze verklaring het gewicht van de levensomstandigheden van mensen miskent, voorbij gaat aan de spanning tussen maatschappelijk gewaardeerde doelen die vrijwel iedereen voor ogen heeft en de zeer beperkte middelen die velen maar hebben om ze te bereiken. Het is een sterk beschuldigende benadering en belemmert daarmee een doeltreffend armoedebeleid. De tweede kritiek is dat dat dit model als vanzelfsprekend uitgaat dat bepaald gedrag mag verwacht worden. Een derde kritiek is dat afwijkend gedrag hoofdzakelijk bij één bepaalde sociale groep wordt gezocht, cf. het beeld van de kleine criminaliteit, zoals winkeldiefstallen, en de link met armoedesituaties. De problemen worden dan gezocht bij één sociale groep - namelijk de armen - maar worden geïnterpreteerd als een individueel probleem van de betrokkenen en niet een structureel ongelijke positie van de groep op zichzelf. Ten vierde, als dit kader wordt gebruikt als algemeen sociaal politiek kader, is welzijn bij dit model een exclusief individuele aangelegenheid waarbij openbare welzijnsvoorzieningen en herverdelingsmechanismen 13

14 geen plaats krijgen en, indien er hulpverlening is, wordt dit vanuit een gunstdenken opgezet in de vorm van liefdadigheid. Als sociaal politiek kader is dit kader naar de achtergrond verschoven met de oprichting van de openbare armenzorg. Het kan de dag van vandaag echter nog gezien worden in de grotere inzet terug op caritatieve organisaties waar de laagdrempeligheid als voordeel wordt aanzien maar die soms een zekere berusting in armoede uitdragen. Het aanbieden van een bed of van een warme maaltijd mogen dan wel essentieel zijn om te kunnen overleven, ze gaan de armoede echter niet oplossen en indien niet gekoppeld aan structurele maatregelen zelfs eerder bestendigen (Ghys, 2012). Deze benadering pleit er dus voor om sociale problemen vooral beheersbaar te houden. De grens tussen strafrechtelijke interventies en sociale interventies is hier zeer dun (Wacquant, 2006) Het individueel ongevalmodel De tweede variant, het individueel ongevalmodel, is milder en legt de oorzaken van armoede en sociale uitsluiting in persoonlijke tegenslagen, zoals ziekte, handicap, verlies van een baan. Kritieken: Er is in dit model een overmatige belichting van wat de persoon overkomt en het laat de oorzaken waardoor dit gebeurt, onderbelicht. Zo wordt er hier bijvoorbeeld geduid op werkloosheid door het hebben van een beperking en dat ze zo te weinig competenties hebben om te werken. Als sociaal politiek kader is in dit model welzijn ook hoofdzakelijk een private verantwoordelijkheid. Enkel in heel specifieke omstandigheden, afgemeten aan duidelijke maatschappelijke normen, wordt noodzakelijk geachte maatschappelijke ondersteuning geboden. De armenzorg is in deze een noodzakelijk kwaad uitsluitend aan te spreken op grond van economische motieven of motieven van openbare ordehandhaving. Economische motieven zijn de nood aan armenzorg om mensen te kunnen aanspreken op hun bereidheid tot werken en tot realisatie waartoe nodig is, zoals scholing. Motieven van ordehandhaving verwijzen naar de noodzaak om armenzorg te bieden om onrusten te vermijden. 14

15 Het institutioneel schuldmodel Modellen 3 en 4 bevinden zich op het mesoniveau van de samenleving, het maatschappelijke middenveld of de civil society. Daar bevinden zich onder meer geïnstitutionaliseerde vormen van het samenleven, zoals de kerken, de vakbonden, scholen en universiteiten, bedrijven, verenigingen en bij uitbreiding ook het gezin, evenals grotere samenlevingsvormen zoals de buurt en (etnische) gemeenschappen. De eerste variant, het institutioneel schuldmodel, zoekt de verklaring van armoede bij de inrichting en het functioneren van deze instituties, groepen en gemeenschappen. De reden voor het voortbestaan van armoede wordt hier ook gelegd bij de eigen ( afwijkende ) waarden en normen van de gemeenschap armen tegenover de reguliere samenleving. Zo legt de theorie van de armoedecultuur de verklaring voor het voorbestaan van armoede bij de cultuur van de gemeenschap, bij de specificiteit van hun waarden, normen en overtuigingen. Dit kan bijvoorbeeld ook gezien worden in de culturalisering van problemen bij mensen van andere etnische afkomst. Een voorbeeld hierbij kan zijn dat werkloosheid wordt verklaard door culturele factoren, zoals bijvoorbeeld een overgeërfde maatschappelijke kwetsbaarheid. De oplossing voor deze problematiek begint hier met het identificeren en onderzoeken van de drempels die het deelnemen aan diensten (bijvoorbeeld het OCMW) en voorzieningen (bijvoorbeeld gezinsbijslag) bemoeilijken en zelfs verhinderen. Bijv. al dan niet rechthebbend zijn, of gebrek aan kinderopvang waardoor er geen beroep gedaan wordt op een dienst Het institutioneel ongevalmodel De tweede variant van het mesoniveau, het institutioneel ongevalmodel, duidt op fenomenen zoals stereotypering, stigmatisering, het fenomeen van de wijgroep en de zij-groep, onvoldoende beleidsaandacht voor minderheden. Het model duidt op institutionele uitsluitingsprocessen: instituties bouwen in hun werking een aantal voorwaarden in die kunnen leiden tot uitsluiting. Wanneer op een dienst een stigma rust, dan worden ook de cliënten van deze dienst daarmee besmet ; dat weerhoudt velen ervan om een beroep te doen op deze dienst. Zulke stigmatisering komt niet uit de lucht vallen, maar wortelt in stevig ingebakken vooroordelen en stereotypes in de samenleving. Welzijnsvoorzieningen versterken vaak processen van etikettering en verafhankelijking. Zo bijvoorbeeld wordt gezien dat in het onderwijs gedragingen geassocieerd met armere groepen in de samenleving, minder getolereerd wordt (Vettenburg & Walgrave, 2009). Er wordt immers aangepast gedrag verwacht in school. Zo wordt schooluitval verklaard aan de hand van de onaangepastheid van de school aan de thuiscultuur van de jongeren. 15

16 Het maatschappelijk schuldmodel Structurele benaderingen (model 5 en 6) besteden niet alleen aandacht aan de armoede zelf en de mensen die erin leven, maar evenzeer aan de samenleving die deze armoede altijd opnieuw voortbrengt en in stand houdt. Het gaat dan over hoe de plaats op de economische markt bepalend is bij de positiebepaling van de mensen en de ongelijkheden op het gebied van de verdeling van inkomen en vermogen, de status en macht die daarvan het gevolg zijn. Het gaat over verhoudingen tussen centrum en periferie of met andere woorden tussen zij die meekunnen in de samenleving en zij die gezien worden als achterblijvers. De vijfde variant, het maatschappelijk of structureel schuldmodel, gaat ervan uit dat armoede veroorzaakt wordt door de structuren van de samenleving. De manier waarop de samenleving en economie georganiseerd is, creëert sociale problemen. Niet de mensen met sociale problemen of de mensen in armoede, maar de maatschappij die steeds opnieuw welzijn (re)produceert is dan het probleem. Als sociaal politiek kader wordt in dit model het welzijnswerk als basisinstitutie naar voor geschoven. Hier neemt het welzijnswerk ook een maatschappelijke rol op door het streven naar maatschappelijke verandering, door het politiseren van sociale problemen en het bijsturen van maatschappelijke processen van uitsluiting. In dit model gaat het welzijnswerk uit van een maatschappelijke analyse met vragen naar wat de betekenis en meerwaarde kan zijn van sociale interventies voor de mensen tot wie men zich richt, gegeven de concrete situatie van individuen en groepen, en gegeven de vaak verschillende wijze waarop maatschappelijke ontwikkelingen op deze situatie ingrijpen. Als sociaal politiek kader wordt het welzijnswerk hier in een residuele positie naar voor geschoven en heeft het welzijnswerk vooral relevantie als opvangnet in moeilijke tijden Het maatschappelijk ongevalmodel Een zesde benadering, het structureel of maatschappelijk ongevalmodel, stelt veranderingen en conjuncturen centraal; die zijn per definitie tijdelijk van aard. Het gaat over een economische crisis, waardoor de werkloosheid toeneemt en de middelen waarover het beleid beschikt, afnemen. Het kan gaan om snelle maatschappelijke veranderingen, die dikwijls maar niet altijd het gevolg zijn van technologische ontwikkelingen. Het kan gaan over demografische veranderingen zoals de vergrijzing. De veronderstelling van dit maatschappelijk ongevalmodel is dat de armoede zal verdwijnen wanneer de magere jaren de plaats ruimen voor de vette of wanneer de maatschappelijke golven die ontstaan ten gevolge van deze veranderingen, gaan liggen. In dit 16

17 model wordt werkloosheid bijvoorbeeld gezien als een gevolg van een economische crisis. Kritieken: Nochtans moeten we vaststellen dat, door dik en dun, een aanzienlijk deel van de bevolking in armoede blijft leven Tussentijdse conclusie Armoede kan op velerlei manieren worden verklaard. Afhankelijk van het perspectief dat iemand aanneemt zullen andere interventies worden vooropgesteld. Belangrijk hierbij is te vermelden dat verschillende zaken op verschillende niveaus op elkaar ingrijpen. Sociale praktijken bevinden zich op het mesoniveau als een verbinding tussen individu en samenleving en geven zo via de gehanteerde verklaring en de erop ingezette interventies mee vorm aan de problemen waarop ze tussenkomen. Zo sturen deze praktijken hun eigen maatschappelijke positie ofwel meer in een residuele positie als een opvangnet ofwel meer in een structurele richting. 17

18 2.4 Kinderarmoede Wat is kinderarmoede? Een speciale plaats in dit armoedebeleidsplan is weggelegd voor kinderarmoede. Dit krijgt de laatste jaren steeds meer wetenschappelijke aandacht en beleidsaandacht. Is kinderarmoede dan fundamenteel zo verschillend van armoede bij volwassenen? Kinderarmoede is in essentie een afgeleide van de armoede van de ouders. Kinderarmoede aanpakken is met andere woorden niet fundamenteel verschillend van het aanpakken van de gezinsarmoede (Mestrum, 2010; Roose et al., 2010). Volgens Pannecoucke (2013) verdient kinderarmoede echter ook specifieke aandacht. Pannecoucke geeft immers aan dat kinderen armoede verschillend beleven dan ouders en dat er daarop specifiek beleid moet worden gevoerd. In essentie verschilt de armoede dus niet maar wel de beleving van die armoede. Auteurs waarschuwen voor de intensiteit van armoede bij kinderen en hoe de gezinscontext mee de verdere levensloop bepaalt (cf. generatiearmoede). Er wordt gewezen op uitsluiting op school wanneer ze niet kunnen meedoen met buitenschoolse activiteiten of niet hetzelfde speelgoed of dezelfde kleding krijgen als hun rijkere leeftijdsgenoten (Morissens, Nicaise & Ory, 2007). De (h)erkenning van armoede bij kinderen betekent volgens Steenssens en collega s (2008) dan ook de noodzaak van een dubbele focus waarbij enerzijds en essentieel de aandacht gaat naar de gezinnen waarvan de kinderen deel uitmaken en anderzijds naar het eigen perspectief van de kinderen. Mestrum (2010) argumenteert dat niet alleen het multi-dimensionele van kinderarmoede moet benadrukt worden maar dat kinderarmoede moet gelieerd worden aan de hoogte en de status van het inkomen. De hogere kwetsbaarheid van kinderen om in armoede te leven, hangt aldus samen met het kind zijn en de positie van de gezinnen waarin de kinderen opgroeien. Hier worden ook de noodzakelijke aandacht voor de herverdelende effecten van inkomens en de mogelijkheden om beroep te doen op maatschappelijke hulpbronnen benadrukt om kinderarmoede aan te pakken, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid om beroep te doen op welzijnszorg en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg Tussentijdse conclusie Kinderarmoede is een afgeleide van de armoede waarin het gezin zich bevindt. Kinderarmoede kan met andere woorden pas aangepakt worden indien de armoede van het gezin, waar de kinderen een essentieel onderdeel van zijn, als prioriteit wordt gezien. Zowel de armoede bij de ouders als bij kinderen moet dus worden aangepakt. 18

19 3 Participatie als uitgangspunt van het beleid 3.1 Participatie Participatie van mensen in armoede wordt steeds meer naar voor geschoven als een essentieel onderdeel van het armoedebeleid, zeker sinds het Algemeen Verslag over de Armoede dat is verschenen in Participatie krijgt vaak verschillende invullingen (De Winter, 1995; Stevens & Elchardus, 2003). 3.2 Participatie als middel, als doel en als feitelijk proces Vaak is er een spanning tussen instrumentele participatie enerzijds en participatie als doel op zich in het kader van democratisch burgerschap anderzijds (Matthijssen, 2008). De eerste benadering (instrumentele participatie) ziet participatie als een middel om bepaalde beleidsbeslissingen te laten dragen. In deze benadering is het proces van participeren belangrijker dan de inhoud. De tweede benadering legt de nadruk op het doel van participeren op zich. Participatie als doel op zich zou bijdragen tot het democratisch burgerschap in de samenleving gedefinieerd als: alle manieren om sociale verantwoordelijkheid en engagement op te nemen, met de bedoeling om bij te dragen aan de democratische, inclusieve samenleving (Stroobants et al., 2001). Deze doelgerichte en instrumentele benaderingen worden op zich opnieuw als voorwerp tot discussie genomen omdat ze participatie als maatschappelijke norm voorop stellen en zij die niet participeren als afwijkend gaan aanschouwen. Er wordt verondersteld dat mensen zich moeten aansluiten bij de vooropgestelde maatschappelijke doelstellingen en dat deze aanpassing voor een verhoging van het welzijn zou zorgen (Roose, 2009). Participatie wordt door deze andere stroming gezien als een feitelijkheid. Iedereen participeert op een of andere manier aan de samenleving, aan netwerken, in relaties, Non-participatie is dan niet enkel een contradictio in terminis maar wordt gezien als een vorm van participatie waar ook betekenis in schuil gaat. Participatie als feitelijk proces gaat over het in beeld brengen van verscheidene opvattingen op eenzelfde probleemsituatie. Dit is essentieel willen we tot een participatief beleid komen. Participatie wordt dan niet enkel gezien als een middel tot het voeren van een effectief beleid, doch essentieel als voorwaarde tot het formuleren van beleidsdoelstellingen. Het beleidsvormingsproces wordt in deze benadering niet enkel gezien als beleidsvoorbereidend, maar tegelijk ook als een beleidspraktijk, waarin mensen enerzijds ervaren vanuit welke referentiekaders beleid gevoerd wordt, en welke afwegingen hierin al dan niet mee in rekening gebracht worden, en anderzijds competenties kunnen verwerven om aan het beleidsproces actief deel te leren nemen (Bouverne-De Bie & Wildemeersch, 2002). 19

20 3.3 Participatie als toegang en als beleidsproces in de armoedebestrijding De discussies omtrent participatie worden ook vaak gevoerd langs de lijnen van participatie als toegang en participatie als beleidsproces in de armoedebestrijding. 1. Een eerste benadering verwijst naar participatie als toegang, hier wordt de vraag gesteld of iedereen voldoende toegang heeft tot het aanbod van hulp-en dienstverlening en rechten. Hier wordt in de discussie over armoede vaak verwezen naar een discussie over loutere toegang tot rechten eerder dan de plaats en positie van armen in de samenleving en hun participatie in beleidsontwikkeling (Bouverne-De Bie et al., 2013). Vanuit deze optiek wordt armoedebestrijding veeleer gezien als een expliciete beleidsdoelstelling dan als een toetssteen voor een algemeen sociaal beleid. In deze visie van armoedebestrijding als beleidsdoelstelling wordt armoede gezien als een probleem waaraan sociale interventies en voorzieningen exclusief kunnen tegemoet komen. Er wordt dus vanuit gegaan dat elk probleem via een bepaalde interventie of voorziening een oplossing kan krijgen. In deze visie moet de welzijnszorg slechts tussenkomen als er zich een probleem voordoet en moet ze zich zo snel als mogelijk overbodig maken. 2. In de tweede benadering is de welzijnszorg een basisinstitutie in de samenleving naast onderwijs, gezondheidszorg, en bewaakt de welzijnszorg de menselijke waardigheid in de samenleving. Hier is armoedebestrijding de toetssteen voor een algemeen sociaal beleid. Dit betekent een gezamenlijke inzet om te komen tot maatschappelijke veranderingen. In deze laatste visie zijn mensen in armoede essentiële medespelers om mee probleemconstructies en eventuele interventies te definiëren en om te kijken hoe maatschappelijke breuklijnen en ongelijkheden opgeheven kunnen worden. Dit betekent niet dat toegankelijkheid van voorzieningen en dergelijke uit het oog verloren worden, maar wel dat deze gekaderd worden binnen een ruimere visie. Deze participatie gaat over medeverantwoordelijkheid en actieve betrokkenheid op het aanbod. Het accent kan dan komen te liggen op het sociaal leerproces dat met participatie is verbonden en is fundamenteel gericht op het doorbreken van machtsrelaties die ongelijkheden in stand houden (zie ook Freire, 1972). Participatie betekent dan ook niet dat we altijd bij elke beslissing die we nemen effectief deze mee moeten laten nemen door de groepen waarop de beslissing impact op heeft maar wel dat er bij elke beslissing de reflex wordt gemaakt wat de beslissing betekent, welke probleemdefinitie er wordt gehanteerd en welke beoogde effecten er zullen zijn van de beslissing. Dit moet zoveel als mogelijk worden gedaan samen met en door de mensen van wie we in hun leven tussenkomen. De welzijnszorg moet in deze visie de vraag stellen of tussenkomsten, hier en nu, ten aanzien van deze mensen, in deze concrete situaties, de toets van de menselijke waardigheid kunnen doorstaan. Een basiscriterium voor deze toetsing ligt in de erkenning dat eenieder deel uitmaakt van de samenleving, en zo recht heeft op het mee vormgeven aan deze samenleving. De wijze waarop mensen participeren is niet te herleiden tot 20

21 participatieprocedures en participatietrajecten, maar vergt de erkenning van eenieders diverse wijzen, wensen en mogelijkheden om te participeren. Eerder dan om het beheersen van sociale problemen gaat het om het beleid over sociale problemen (Bouverne-De Bie et al., 2012; Mestrum, 2012). 3.4 Tussentijdse conclusie Er zijn verschillende manieren mogelijk om participatie of het deelnemen en deelhebben van verschillende betrokkenen op een situatie vorm te geven. Bij participatie als feitelijk proces, uitgangspunt en beleidspraktijk zijn alle betrokkenen op een probleemsituatie mede actor op de ontwikkelingen die er gaande zijn. Dit betekent zowel in de probleemdefiniëring als in de uiteindelijke keuzes die gemaakt worden om al dan niet te interveniëren en hoe deze interventies er dan moeten uitzien. Dit zorgt ervoor dat iedereen betrokken is op een probleemsituatie en niet enkel als dragers van een probleem worden gezien maar als medeactor. Onderzoek wijst aan dat dit de kwaliteit van de hulp-en dienstverlening verbetert en het democratisch burgerschap versterkt (zie bijv. De Winter en Noom, 2002). 21

22 4 Van visies naar praktijk Uit het voorgaande wetenschappelijk kader kunnen we een aantal centrale elementen halen die inspiratie bieden om dit armoedebeleidsplan vanuit wetenschappelijk oogpunt mee te onderbouwen: - Het belang van de verklaring die aan het armoedeprobleem wordt gegeven en de erop ingezette interventies. De wetenschap leert ons dat afhankelijk van de wijze waarop problemen worden gedefinieerd en geconstrueerd, interventie een andere inslag en opzet krijgt. - Het belang van niet alleen individuele hulpverlening maar ook de structurele mechanismen (herverdeling, financiële armoede) om armoede te bestrijden. - Het belang van participatie. Participatie is essentieel om een armoedebeleid te voeren. - Het belang van specifieke aandacht voor armoede binnen het gezin en hoe kinderarmoede daardoor wordt beïnvloed en voor het kind binnen de context. 4.1 Wat werkt? Het wat werkt verhaal genuanceerd De discussie over evidence based practice and practice based evidence of beter het wat werkt verhaal is een belangrijke discussie. Dit wat werkt verhaal baseert zich op wetenschappelijk gefundeerde methodes en technieken (dus degene waarvan wordt beoordeeld en aangetoond dat ze werken) om een effectief en efficiënt sociaal beleid te voeren. Het mag duidelijk zijn dat een probleem logischerwijs beter via een effectieve en efficiënte methode wordt aangepakt dan via één waarvan vooraf is geweten dat ze toch niet werkt. Om een overzicht te geven over wat werkt in de armoedebestrijding is het ten eerste belangrijk, zoals het voorgaande verhaal heeft aangetoond, om de structurele, herverdelende mechanismen niet uit het oog te verliezen. Daarbij moeten ongelijkheden worden aangepakt die door allerhande voorzieningen en instituties (bijv. onderwijs) mee worden gecreëerd en in stand gehouden. Daarnaast is wat gezien wordt als wat werkt afhankelijk van welke probleemconstructie en welke oorzaken aan de problemen worden toegeschreven. Als dakloosheid bijv. wordt gedefinieerd als een loutere huisvestingsproblematiek dan zal een methode waarbij een dakloze in een woonst kan blijven gezien worden als iets dat werkt. Dat betekent niet per definitie dat de dakloze niet meer arm is of gelukkig is in de situatie waar hij/zij inzit. Het is dan ook een moeilijke opgave om over het ganse gamma van instrumenten die zich inzetten op armoedebestrijding te gaan filteren op wat werkt. Dit is ten eerste afhankelijk van waar men zich op richt (bijv. kinderopvang, inkomen, vrije tijd, ) waar er al een gans arsenaal aan mogelijke interventies kunnen bekeken worden maar is evenzeer afhankelijk van de visie die wordt aangehangen. 22

23 Er zijn echter ook heel wat kanttekeningen op een al te fundamenteel geloof in evidence based benaderingen terug te vinden. In een strikte wat werkt agenda wordt er op een bepaalde manier van uitgegaan dat er kan berekend worden wat de uitkomst van bepaalde interventies zal zijn (Roose et al., 2011). Er is een zekere de-politisering van de armoede als de vraag naar de constructie van het armoedeprobleem naar de achtergrond verdwijnt (Castel & Le Cerf, 1982). Daarenboven kunnen we hier niet uit het oog verliezen dat wat werkt ook subjectief bepaald is en afhankelijk is van de personen en situaties waarin er wordt tussengekomen. Deze kunnen niet geobjectiveerd worden. De criteria om te bepalen wat werkt lopen dan ook het risico om extern aan de personen in armoede te worden gedefinieerd en uit het oog te verliezen dat participatie als uitgangspunt essentieel is in een armoedebeleid. Een vaak voorkomende kritiek uit wetenschappelijke hoek hierop is dat er het risico is dat evidence zal bepalen wat we doen en niet wat ons juist en goed lijkt in de situatie waarop we ingrijpen (Biesta, 2007), bijv. zorg op maat van de betrokkenen kan naar de achtergrond verdwijnen Tussentijdse conclusie Als we ons bij de keuze van strategieën en acties baseren op onderzoek over bewezen effectiviteit, moeten we eerst bepalen wat onze visie is ( wat ons juist en goed lijkt ) en hierbij de structurele en herverdelende mechanismen niet uit het oog verliezen. Verder moeten we de doelgroep om samen met hen het probleem vorm te geven en te bekijken of de bewezen effectieve actie door hen gedragen kan worden. 23

24 5 Wie is de doelgroep: universaliteit versus categorialiteit 5.1 Universaliteit en categorialiteit Er is nogal wat discussie omtrent de keuze van specifiek beleid gericht op specifieke doelgroepen, zoals armen of drugsverslaafden, etnisch-culturele minderheden, of een beleid dat universeel is en dus voor iedereen. Een voorbeeld van dit universeel beleid is de kinderbijslag. Voorstanders van selectieve overheidsingrepen verdedigen dit door onder andere te wijzen op de contraproductieve mattheüseffecten die gepaard kunnen gaan met een universalistisch beleid (Deleeck, 1983). Dit wijst erop dat de voordelen van het sociaal beleid vaak eerder en in een hogere mate worden benut door de sterkere groepen in de samenleving dan de zwakkere. Dit kunnen we bijvoorbeeld zien in allerlei bouwpremies die worden uitgereikt en vooral door de middenklasse worden gebruikt of in het ondergebruik van de kinderopvang door kansgroepen (Ghysels & Van Lancker, 2009). Er wordt gesteld dat het gericht besteden van overheidsmiddelen aan de zwakste groepen de bestendiging van de ongelijkheden kan doorbreken. Degenen die pleiten voor een universalistische benadering, aan de andere kant, geven aan dat het sociaal beleid en de eruit voortvloeiende interventies voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Ze geven aan dat overheidsinterventies die zich richten op bepaalde categorieën (het specifieke, categoriale beleid) net het draagvlak voor interventies ten aanzien van deze categorieën laten afkolven. Immers doordat de hogere en middengroepen niet in het plaatje voorkomen, want de maatregelen zijn niet voor hen, lijken deze maatregelen enkel van toepassing op een restgroep in de samenleving. Zo is er het risico dat het draagvlak voor herverdelende interventies in het gedrang komt (Pintelon, 2010). De paradox van de herverdeling (Korpi & Palme, 1998) wijst erop dat universalistische initiatieven, gericht op iedereen, een groter draagvlak en populariteit hebben en op termijn meer impact hebben op de armoede dan de categoriale. Ze geven ook aan dat doelgroepspecifieke voorzieningen leiden tot een afbakening van doelgroepen, waar een bijzondere vorm van zorg voor nodig is en dat dit marginalisering niet enkel bestendigt maar ook in de hand kan werken. Daarenboven zouden deze voorzieningen enkel sociale contacten binnen de eigen groep mogelijk maken (Schiettecat, 2013) en weinig kansen tot het bouwen van bruggen en banden met de diversiteit van mensen in de samenleving in zich houden (Geens & Vandenbroeck, 2012). 24

BOEK 2: Wetenschappelijke onderbouwing

BOEK 2: Wetenschappelijke onderbouwing Gent tegen armoede Armoedebeleidsplan Gent 2014-2019 BOEK 2: Wetenschappelijke onderbouwing Departement Sociale Dienstverlening OCMW Gent Cel armoedebestrijding INHOUDSTAFEL Inhoudstafel... 1 Inleiding...

Nadere informatie

Armoedebeleidsplan Gent 2014-2020. Onze visie als regisseur armoedebestrijding

Armoedebeleidsplan Gent 2014-2020. Onze visie als regisseur armoedebestrijding Armoedebeleidsplan Gent 2014-2020 Onze visie als regisseur armoedebestrijding 1 Inhoudstafel 1 Armoedebestrijding binnen het Gents welzijnsbeleid... 3 2 Wat is armoede?... 5 2.1 Financiële armoede... 5

Nadere informatie

Nele Cox IPSOC- KATHO Nele.Cox@Katho.be

Nele Cox IPSOC- KATHO Nele.Cox@Katho.be Nele Cox IPSOC- KATHO Nele.Cox@Katho.be 1 Definities van armoede: tijdslijn 2 Huidige definitie van armoede: J. Vranken 3 De vier dimensies van armoede 4 Het klovenmodel 5 De zes perspectieven op armoede

Nadere informatie

Maatschappelijke oorzaak

Maatschappelijke oorzaak Recht-Op hanteert het maatschappelijk schuldmodel inzake armoede. De organisatie van de maatschappij, de heersende structuren en regelgevingen veroorzaken armoede, bestendigen of vergroten ze zelfs. Modaliteit

Nadere informatie

Het volwassenenonderwijs en levenslang leren: een krachtige synergie

Het volwassenenonderwijs en levenslang leren: een krachtige synergie Het volwassenenonderwijs en levenslang leren: een krachtige synergie Workshop 1: Missie en impact van het volwassenenonderwijs Maria Bouverne-De Bie Universiteit Gent Kernpunten en actielijnen Kernpunten

Nadere informatie

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken?

Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken? Hoe kan de ontwikkeling van ervaringswerk en -kennis een participatieve jeugdhulp versterken? Tijs Van Steenberghe, vakgroep sociaal werk, expertisecentrum Quality of Life Jessica De Maeyer, vakgroep orthopedagogiek,

Nadere informatie

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede

Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang = instrument in strijd tegen kinderarmoede Kinderopvang heeft verschillende functies: een economische functie, een pedagogische en een sociale functie. Kwalitatieve kinderopvang weet deze

Nadere informatie

Een kinderrechtenkijk op armoede

Een kinderrechtenkijk op armoede Een kinderrechtenkijk op armoede Inspiratiedag Jeugdwerk heeft OOG voor armoede 26 september 2017 Naima Charkaoui Kinderrechtencommissariaat Kinderrechtencommissariaat Klachtenlijn Ombudsdienst: onderzoekt,

Nadere informatie

Lokale bestrijding. kinderarmoede. Groeiactieplan. kinderarmoede

Lokale bestrijding. kinderarmoede. Groeiactieplan. kinderarmoede Lokale bestrijding kinderarmoede Groeiactieplan kinderarmoede Overzicht 1. Algemeen kader 2. Greep uit de acties in Gent 3. Succesfactoren/knelpunten à Debat Psychologische Dienst - OCMW Gent 2 1. Algemeen

Nadere informatie

Outreach: ja hallo 19/05/2016

Outreach: ja hallo 19/05/2016 Outreach: ja hallo 19/05/2016 Inhoud 1. Visie 2. Quality of Life 3. Quickscan 4. De cirkel Visie? Visie geeft denken en handelen vorm Mens-en maatschappijvisie Ruimer dan outreach alleen Iedereen heeft

Nadere informatie

Burgerschap 2.0. From global citizen to global teacher #3

Burgerschap 2.0. From global citizen to global teacher #3 Burgerschap 2.0 From global citizen to global teacher #3 Woordendiarree Waarom zoveel aandacht? Ontwikkelingen in beleid Nadruk op individuele verantwoordelijkheid van de burger (+ en-) Vermaatschappelijking

Nadere informatie

Basisschakelmethodiek, een opstap in de armoedebestrijding

Basisschakelmethodiek, een opstap in de armoedebestrijding 1 Basisschakelmethodiek, een opstap in de armoedebestrijding Herman Baert Annelies Droogmans Lieve Polfliet 2 Bij het geheel of gedeeltelijk gebruik van deze power point, dienen de auteursrechten op de

Nadere informatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie DEEL ARMOEDEBESTRIJDING Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie Actie 1 : Het OCMW zorgt er, zelfstandig of

Nadere informatie

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009 Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel ChanceArt 10 december 2009 Inhoud 1. De naakte cijfers 2. Decenniumdoelstellingen 3. Armoedebarometers 4. Armoede en cultuurparticipatie 5. Pleidooi

Nadere informatie

Reflectievoormiddag Voorbij het statuut samenwonende

Reflectievoormiddag Voorbij het statuut samenwonende Reflectievoormiddag Voorbij het statuut samenwonende Donderdag 19 april - Senaat Goeiemorgen. Bijna op de dag af vier jaar geleden organiseerde het Steunpunt een studiedag over Sociale Bescherming en Armoede.

Nadere informatie

Werken aan diversiteit Visie en missie van de stad Mechelen

Werken aan diversiteit Visie en missie van de stad Mechelen Werken aan diversiteit Visie en missie van de stad Mechelen 1 1. Aanleiding Een aantal bovenlokale processen en gebeurtenissen maken het aanzicht van en het leven in onze stad heel divers. Migratiestromen,

Nadere informatie

Laagdrempelige verenigingen: omgaan met mensen uit kansengroepen. Workshop Roeselare stadhuis donderdag 10 september

Laagdrempelige verenigingen: omgaan met mensen uit kansengroepen. Workshop Roeselare stadhuis donderdag 10 september Laagdrempelige verenigingen: omgaan met mensen uit kansengroepen Workshop Roeselare stadhuis donderdag 10 september www.demos.be Tatjana van Driessche Stafmedewerker lokale netwerken en sport Ondersteuning

Nadere informatie

Wijkcentrum De Kring

Wijkcentrum De Kring Wijkcentrum De Kring contactgegevens: Wijkcentrum De Kring Zuidmoerstraat 136 bus 8, 9900 Eeklo Tel: 09/378.61.69 Fax: 09/327.04.69 E-mail: joke@wijkcentrumdekring.be www.wijkcentrumdekring.be www.facebook.com/wijkcentrumdekring

Nadere informatie

Subsidiereglement OCMW Gent Projectoproep Projecten en/of Activiteiten in de strijd tegen armoede

Subsidiereglement OCMW Gent Projectoproep Projecten en/of Activiteiten in de strijd tegen armoede Subsidiereglement OCMW Gent Projectoproep Projecten en/of Activiteiten in de strijd tegen armoede Artikel 1 Middelen aan derden doelstelling OCMW Gent heeft de regierol in de strijd tegen armoede in Gent.

Nadere informatie

Mensen in armoede: van object naar actieve cultuurparticipant. Erfgoeddag 2011 Armoe Troef! Infosessies

Mensen in armoede: van object naar actieve cultuurparticipant. Erfgoeddag 2011 Armoe Troef! Infosessies Mensen in armoede: van object naar actieve cultuurparticipant Erfgoeddag 2011 Armoe Troef! Infosessies INHOUD 1. Armoede vandaag 2. Armoede en Cultuur 3. Sociaal-artistiek werk 4. Erfgoeddag en Armoede

Nadere informatie

Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee

Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad, 27 september 2016 Didier Reynaert Lector sociaal werk, HoGent Gastlector kinderrechten, Odisee Goedkeuring Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, 1989).

Nadere informatie

25 Integratie OCMWgemeente: aan vertrouwen en een sterker beleid

25 Integratie OCMWgemeente: aan vertrouwen en een sterker beleid 25 Integratie OCMWgemeente: bouwen aan vertrouwen en een sterker beleid Ellen Dierckx Coördinator dienstencentrum tewerkstelling den travoo OCMW Balen Achtergrond Aanleiding: KHK-onderzoek 2007 leefomstandigheden

Nadere informatie

Armoede SAMENLEVING: Opgroeien en opvoeden in armoede

Armoede SAMENLEVING: Opgroeien en opvoeden in armoede Armoede SAMENLEVING: Opgroeien en opvoeden in armoede Een zaak van iedereen! Wat is armoede? Geen centen Opboksen Schaamte Schrik, bang zijn Isolement Vreet energie Gebrek aan kansen Verlies van zelfvertrouwen

Nadere informatie

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014 Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014 Inleiding Uit onze gemeentelijke armoedemonitor 1 blijkt dat Leeuwarden een stad is met een relatief groot armoedeprobleem. Een probleem dat nog steeds

Nadere informatie

INHOUD 1. WAT IS ARMOEDE 2. EEN PAAR CIJFERS 3. KINDERARMOEDE 4. AANBEVELINGEN

INHOUD 1. WAT IS ARMOEDE 2. EEN PAAR CIJFERS 3. KINDERARMOEDE 4. AANBEVELINGEN INHOUD 1. WAT IS ARMOEDE 2. EEN PAAR CIJFERS 3. KINDERARMOEDE 4. AANBEVELINGEN AANBEVELINGEN 1. UITKERINGEN OPTREKKEN TOT DE EUROPESE ARMOEDEGRENS 2. INVESTEREN IN KINDEREN 3. EEN INCLUSIEVE ARBEIDSMARKT

Nadere informatie

Wat is armoede? Maatschappelijke participatie. Armoede in de Kempen

Wat is armoede? Maatschappelijke participatie. Armoede in de Kempen Armoede in de Kempen 30 april 2009 Bérénice Storms Wat is armoede? Armoede is een situatie waarbij het mensen ontbreekt aan de economische middelen om een aantal basisfuncties te realiseren (Van den Bosch,

Nadere informatie

Bind-Kracht: Een wervend kader voor een lokaal armoedebeleid

Bind-Kracht: Een wervend kader voor een lokaal armoedebeleid Bind-Kracht: Een wervend kader voor een lokaal armoedebeleid Kristel Driessens Katinka Vercammen Conferentie Meedoen is mogelijk Gemeente Lelystad 7/11/2013 Definitie van armoede (Vranken Jaarboek Armoede

Nadere informatie

Inspiratiedag VVSG Ouderen- en thuiszorg. Cis Dewaele

Inspiratiedag VVSG Ouderen- en thuiszorg. Cis Dewaele Inspiratiedag VVSG Ouderen- en thuiszorg Cis Dewaele Inhoud 1. Waarom outreach 2. Quickscan 3. De visie 4. De cirkel 1. Waarom outreach Niet bereikte groepen De relatie werkt! (leefwereld, waarden en normen)

Nadere informatie

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016

Kwaliteitsvol. jeugdwerk. In vogelvlucht. Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016 Kwaliteitsvol jeugdwerk Startmoment traject Jeugdwerk in de Stad Brussel, 27 september 2016 In vogelvlucht Kwaliteitsvol jeugdwerk Toelichting bij de politieke discussie in de EU en het traject van de

Nadere informatie

Beleidsvisie Sociaal Werk

Beleidsvisie Sociaal Werk Beleidsvisie Sociaal Werk Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Het momentum Groot enthousiasme voor deelname aan werkgroepen Sociaal werkers uit verschillende sectoren en

Nadere informatie

Samenwerken in de strijd tegen ARMOEDE

Samenwerken in de strijd tegen ARMOEDE Samenwerken in de strijd tegen ARMOEDE Missie Grensloos vzw werkt, vanuit en samen met mensen in armoede, aan de verandering van structuren in de samenleving die mensen uitsluiten. Inleiding Deze tekst

Nadere informatie

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa

Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa 1 maximumscore 4 Het verrichten van flexibele arbeid kan een voorbeeld zijn van positieverwerving als de eigen keuze van de jongeren uitgaat naar flexibele arbeid in

Nadere informatie

Toespraak van Vlaams minister Lieten op eindcongres The Missing Link - woensdag 21 september 2011

Toespraak van Vlaams minister Lieten op eindcongres The Missing Link - woensdag 21 september 2011 Toespraak van Vlaams minister Lieten op eindcongres The Missing Link - woensdag 21 september 2011 Geachte heer Commissaris Andor, Geachte mensen van De Link, mensen van de Europese partnerorganisaties,

Nadere informatie

Lunchgesprek: Armoede in Gent

Lunchgesprek: Armoede in Gent Lunchgesprek: Armoede in Gent Armoede in Gent 1. Kaderingarmoederapporten 2. Wat is armoede en hoe wordt het gemeten? 3. Armoede in Gent 4. Besluit 1. Kadering armoederapporten 2009: oprichting cel armoedebestrijding,

Nadere informatie

Onderbescherming & Lokaal Sociaal Beleid Themasessie Detectie & Toeleiding Inspiratiedag Zorgzame Buurten Brussel Maandag 25 maart 2019

Onderbescherming & Lokaal Sociaal Beleid Themasessie Detectie & Toeleiding Inspiratiedag Zorgzame Buurten Brussel Maandag 25 maart 2019 Onderbescherming & Lokaal Sociaal Beleid Themasessie Detectie & Toeleiding Inspiratiedag Zorgzame Buurten Brussel Maandag 25 maart 2019 Didier Boost UAntwerpen Master Sociaal Werk Centre for Research on

Nadere informatie

De stad en wijk als motor voor sociale mobiliteit

De stad en wijk als motor voor sociale mobiliteit De stad en wijk als motor voor sociale mobiliteit Prof. Dr. Stijn Oosterlynck Stijn.Oosterlynck@uantwerpen.be Centrum OASeS & Urban Studies Institute University of Antwerp Inhoud Stad als oord van problemen?

Nadere informatie

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17

GENDERWORKSHOP. Dag van de 4 de Pijler 18/2/17 GENDERWORKSHOP Dag van de 4 de Pijler 18/2/17 GENDER & SEKSE Sekse : fysieke, fysiologisch en biologische kenmerken, bepaald door de XX-chromosomen, XY vrouw / man Gender : socioculturele aspecten van

Nadere informatie

Van een geïntegreerde visie naar methodische handelingsprincipes

Van een geïntegreerde visie naar methodische handelingsprincipes Van een geïntegreerde visie naar methodische handelingsprincipes Katrien Steenssens & Barbara Demeyer 24 maart 2009 Activering: wortels van het discours Sociale argumenten wegwerken sociale ongelijkheden

Nadere informatie

Lunchgesprek: Armoede in Gent

Lunchgesprek: Armoede in Gent Lunchgesprek: Armoede in Gent Armoede in Gent 1. Kaderingarmoederapporten 2. Wat is armoede en hoe wordt het gemeten? 3. Armoede in Gent 4. Besluit 1. Kadering armoederapporten 2009: oprichting cel armoedebestrijding,

Nadere informatie

Minimabeleid Beek, september 2014 Danielle Marting

Minimabeleid Beek, september 2014 Danielle Marting Minimabeleid 2015 Beek, september 2014 Danielle Marting - 2-1. Inleiding In de afgelopen jaren heeft de gemeente Beek een stevig armoedebeleid opgebouwd. Sinds 2006 is Beek actief in het voorkomen en bestrijden

Nadere informatie

WAT WERKT BIJ DE AANPAK VAN ARMOEDE?

WAT WERKT BIJ DE AANPAK VAN ARMOEDE? WAT WERKT BIJ DE AANPAK VAN ARMOEDE? WAT WE KUNNEN LEREN VAN EMPOWERMENT 16 MAART 2016 Werkconferentie Sint Laurensfonds: Kinderen en armoede - naar een gerichte inzet Dr. Jurriaan Omlo ROTTERDAM IS DE

Nadere informatie

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Kinderarmoede in het Brussels Gewest OBSERVATOIRE DE LA SANTÉ ET DU SOCIAL BRUXELLES OBSERVATORIUM VOOR GEZONDHEID EN WELZIJN BRUSSEL Senaat hoorzitting 11 mei 2015 Kinderarmoede in het Brussels Gewest www.observatbru.be DIMENSIES VAN ARMOEDE

Nadere informatie

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.

Nadere informatie

Lokale netwerken vrijetijdsparticipatie voor mensen in armoede. Bart Bozek, Peter Raeymaeckers & Jill Coene

Lokale netwerken vrijetijdsparticipatie voor mensen in armoede. Bart Bozek, Peter Raeymaeckers & Jill Coene Lokale netwerken vrijetijdsparticipatie voor mensen in armoede Bart Bozek, Peter Raeymaeckers & Jill Coene Inhoud Inleiding: lokaal armoedebeleid Onderzoeksmethode Resultaten Beleidsthema: visie op armoede

Nadere informatie

Kinderarmoede en opvoedingsondersteuning. Prof. Dr. Rudi Roose Universiteit Gent Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek Senaat - 6 juli 2015

Kinderarmoede en opvoedingsondersteuning. Prof. Dr. Rudi Roose Universiteit Gent Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek Senaat - 6 juli 2015 Kinderarmoede en opvoedingsondersteuning Prof. Dr. Rudi Roose Universiteit Gent Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek Senaat - 6 juli 2015 Kinderarmoede en opvoedingsondersteuning Enkele aandachtspunten

Nadere informatie

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 1 Samenvatting door M. 1184 woorden 8 juni 2013 4 3 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Hoofdstuk 1 De staat kan wetten maken, regels die voor alle

Nadere informatie

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving?

Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving? Antwoorden door een scholier 1490 woorden 7 april 2006 4,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi Paragraaf 2 De hedendaagse arbeids samenleving 2.1 wat is een arbeids samenleving? In 1948

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II

Eindexamen maatschappijleer vwo 2003-II Opgave 1 Armoede en werk 1 Het proefschrift bespreekt de effecten van het door twee achtereenvolgende kabinetten-kok gevoerde werkgelegenheidsbeleid. / De titel van het proefschrift heeft betrekking op

Nadere informatie

Wat is armoede? Er zijn veel verschillende theorieën en definities over wat armoede is. Deze definities zijn te verdelen in categorieën.

Wat is armoede? Er zijn veel verschillende theorieën en definities over wat armoede is. Deze definities zijn te verdelen in categorieën. Wat is armoede? Er zijn veel verschillende theorieën en definities over wat armoede is. Deze definities zijn te verdelen in categorieën. Absolute en relatieve definities Bij de absolute definities wordt

Nadere informatie

De OCMW op weg naar 2020 in sociaal woelige tijden. Prof. dr. Koen Hermans Projectleider Armoede en Welzijn LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk

De OCMW op weg naar 2020 in sociaal woelige tijden. Prof. dr. Koen Hermans Projectleider Armoede en Welzijn LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk De OCMW op weg naar 2020 in sociaal woelige tijden Prof. dr. Koen Hermans Projectleider Armoede en Welzijn LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk Inhoud Een korte terugblik Het OCMW anno 2011: Sociaal woelige

Nadere informatie

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES

«WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES «WELZIJNSBAROMETER 2010» SAMENVATTING EN CONCLUSIES Brussel wordt gekenmerkt door een grote concentratie van armoede in de dichtbevolkte buurten van de arme sikkel in het centrum van de stad, met name

Nadere informatie

Nieuwe armoede. Waarom we er zijn Armoede verandert Werkloosheid neemt af -langdurige armoede neemt toe Definitie Cijfers (Cbs, scp, ombudsvrouw)

Nieuwe armoede. Waarom we er zijn Armoede verandert Werkloosheid neemt af -langdurige armoede neemt toe Definitie Cijfers (Cbs, scp, ombudsvrouw) Nieuwe Armoede 2018 Nieuwe armoede Waarom we er zijn Armoede verandert Werkloosheid neemt af -langdurige armoede neemt toe Definitie Cijfers (Cbs, scp, ombudsvrouw) Regeerakkoord Denken over armoede Nieuwe

Nadere informatie

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen

Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen Maatschappelijke uitdagingen voor brede scholen Inspiratiedag Brede School - 29 april 2014 - BRONKS Programma armoedebestrijding cijfers Armoede in Kortrijk In Kortrijk leven in 2011 11.227 inwoners in

Nadere informatie

Sociaal werk de toekomst in!

Sociaal werk de toekomst in! Sociaal werk de toekomst in! Koen Hermans en Kristof Desair Centrale vragen van het congres Wat zijn de belangrijkste maatschappelijke veranderingen waarvoor het sociaal werk zich geplaatst ziet? Welke

Nadere informatie

Lokale bestrijding. kinderarmoede. OCMW Gent en. kinderarmoede

Lokale bestrijding. kinderarmoede. OCMW Gent en. kinderarmoede Lokale bestrijding kinderarmoede OCMW Gent en kinderarmoede Algemeen kader Regie kinderarmoede : OCMW als regisseur (Beleidsondersteuning / Dept. Sociale Dienstverlening) Armoedebeleidsplan (Regie Joris

Nadere informatie

Maatschappelijke kwetsbaarheid. Deskundige en onafhankelijke ondersteuning. Gemeenschappelijke problemen

Maatschappelijke kwetsbaarheid. Deskundige en onafhankelijke ondersteuning. Gemeenschappelijke problemen M I S S I E 'Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.' Mensen hebben recht op werk, sociale bescherming, behoorlijke huisvesting, een gezond leefmilieu, op culturele en maatschappelijke ontplooiing.

Nadere informatie

De OCMW op weg naar 2020 in woelige tijden. Prof. dr. Koen Hermans Projectleider LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk KU Leuven

De OCMW op weg naar 2020 in woelige tijden. Prof. dr. Koen Hermans Projectleider LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk KU Leuven De OCMW op weg naar 2020 in woelige tijden Prof. dr. Koen Hermans Projectleider LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk KU Leuven Inhoud Een korte terugblik Het OCMW anno 2011: Sociaal woelige tijden 3 mogelijke

Nadere informatie

Morele Ontwikkeling van Jongeren. Hanze Jeugdlezing 2012

Morele Ontwikkeling van Jongeren. Hanze Jeugdlezing 2012 Morele Ontwikkeling van Jongeren Hanze Jeugdlezing 2012 Wiel Veugelers Universiteit voor Humanistiek Universiteit van Amsterdam Opbouw verhaal Wat is morele ontwikkeling? Wat leert onderzoek over morele

Nadere informatie

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs Voor de sociale

Nadere informatie

Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving

Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving Een voorziening voor bijzondere jeugdzorg verlaten: op zoek naar een plek in de samenleving De Cocon 25/11/2016 Veerle Stroobants Het is belangrijk te luisteren naar de strijd die gezinnen in armoede voeren.

Nadere informatie

sociaal-culturele methodiek en vier functies: 10 kwesties

sociaal-culturele methodiek en vier functies: 10 kwesties sociaal-culturele methodiek en vier functies: 10 kwesties 12 december 2012 www.socius.be sociaal-culturele methodiek en vier functies: 10 kwesties de kwestie ondertussen op het terrein info? 1. Dans der

Nadere informatie

Stedelijk netwerken en de verhouding met de publieke. sector. Filip De Rynck. Hogeschool Gent

Stedelijk netwerken en de verhouding met de publieke. sector. Filip De Rynck. Hogeschool Gent Stedelijk netwerken en de verhouding met de publieke sector Filip De Rynck De eeuw van de samenwerking Van Government naar Governance toenemende onderlinge afhankelijkheid voor meer en meer complexe problemen

Nadere informatie

(SPORT) PARTICIPATIE

(SPORT) PARTICIPATIE (SPORT) PARTICIPATIE STRUCTUUR 1. De Keeting 2. Armoede Wat? Waarom? Binnenkant vs buitenkant Conformiteitsdruk/ achterstelling 3. Film 4. Empowerment Wat/ achtergrond Waarom empoweren? Hoe empoweren?

Nadere informatie

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e DEEL C ARMOEDE 1 Het b e g r i p a r m o e d e I n l e i d i n g Dit deel is enigszins afwijkend van de voorgaande twee, in die zin dat het intellectuele debat over armoede en de oorzaken daarvan niet

Nadere informatie

Kinderarmoede. Katrien Verhegge Administrateur-generaal

Kinderarmoede. Katrien Verhegge Administrateur-generaal Kinderarmoede Katrien Verhegge Administrateur-generaal Inleiding Decretale opdracht Kinderarmoede wicked problem Benaderen vanuit transitiedenken Kinder- en mensenrechten belangrijke toetsstenen Monitoring

Nadere informatie

DE NOODZAKELIJKE FRICTIE IN HET LOKAAL WELZIJNSBELEID

DE NOODZAKELIJKE FRICTIE IN HET LOKAAL WELZIJNSBELEID DE NOODZAKELIJKE FRICTIE IN HET LOKAAL WELZIJNSBELEID Rudi Roose UGent Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek 28 maart 2017 Stakeholdersforum Lokaal Welzijnsbeleid Gent SOCIALE GRONDRECHTEN ALS HOEKSTEEN

Nadere informatie

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo Havo Het eindexamen Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen. Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen: Domein A Vaardigheden Domein B Rechtsstaat

Nadere informatie

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30-16.30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Examen HAVO 2015 tijdvak 2 dinsdag 16 juni 13.30-16.30 uur maatschappijwetenschappen (pilot) Bij dit examen hoort een bijlage. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 56 punten

Nadere informatie

I N H O U D INLEIDING 11. HOOFDSTUK 1 Zorgen voor morgen 13

I N H O U D INLEIDING 11. HOOFDSTUK 1 Zorgen voor morgen 13 5 I N H O U D INLEIDING 11 HOOFDSTUK 1 Zorgen voor morgen 13 1. Welzijnszorg 13 1.1. Wat is welzijnszorg? 13 1.2. Welzijnszorg van gunst naar recht 14 1.3. De positie van de welzijnssector in Vlaanderen,

Nadere informatie

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht 2014-2018. Samen Sterker

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht 2014-2018. Samen Sterker Samen Sterker Samenleven > niet gelijk, maar gelijkwaardig > aantrekkelijke, ecologische woonstad > iedereen een eerlijke kans op de arbeidsmarkt Samenleven Mensen zijn niet allemaal gelijk, maar wel gelijkwaardig.

Nadere informatie

ZIJ AAN ZIJ TEGEN KINDERARMOEDE

ZIJ AAN ZIJ TEGEN KINDERARMOEDE ZIJ AAN ZIJ TEGEN KINDERARMOEDE Ervaringen uit de pilootgemeenten Tinne Mertens CEBUD 1 EEN VEILIGE KINDERTIJD 2 Projectfinanciering Provincie Antwerpen CEBUD (Thomas More) en Welzijnszorg Kempen Verloop

Nadere informatie

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker Sanne Taekema (Tilburg) Sanne Taekema, The concept of ideals in legal theory (diss. Tilburg), Tilburg: Schoordijk Instituut 2000, vii + 226 p.; Den Haag: Kluwer Law International 2002, ix + 249 p. Idealen

Nadere informatie

De OCMW op weg naar 2020 in woelige tijden. Prof. dr. Koen Hermans Projectleider LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk KU Leuven

De OCMW op weg naar 2020 in woelige tijden. Prof. dr. Koen Hermans Projectleider LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk KU Leuven De OCMW op weg naar 2020 in woelige tijden Prof. dr. Koen Hermans Projectleider LUCAS / Onderzoeksgroep Sociaal Werk KU Leuven OCMW-wet 1976: vertrek van een nieuw maatschappijproject Artikel 1: Elke persoon

Nadere informatie

Basisvorming outreach Dag 1

Basisvorming outreach Dag 1 Basisvorming outreach Dag 1 Inhoud 1. Kennismaking 2. Quickscan 3. Definitie 4. Visie 5. Doel 6. Doelgroep 7. Participatieve basishouding 8. De cirkel REACH OUT! Voorgeschiedenis Straathoekwerk kreeg vragen

Nadere informatie

6,8. Samenvatting door een scholier 794 woorden 27 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer. H3 Mens & werk. Paragraaf 1

6,8. Samenvatting door een scholier 794 woorden 27 mei keer beoordeeld. Maatschappijleer. H3 Mens & werk. Paragraaf 1 Samenvatting door een scholier 794 woorden 27 mei 2005 6,8 45 keer beoordeeld Vak Methode Maatschappijleer Delphi H3 Mens & werk Paragraaf 1 - Arbeid: alle activiteiten die nut opleveren voor degene die

Nadere informatie

Iedereen in s-hertogenbosch doet volwaardig mee in de samenleving. Breed Welzijn s-hertogenbosch. Nieuwe combinaties in een nieuwe tijd

Iedereen in s-hertogenbosch doet volwaardig mee in de samenleving. Breed Welzijn s-hertogenbosch. Nieuwe combinaties in een nieuwe tijd Nieuwe combinaties in een nieuwe tijd Iedereen in s-hertogenbosch doet volwaardig mee in de samenleving Breed Welzijn s-hertogenbosch Juvans Maatschappelijk Werk en Dienst verlening // Welzijn Divers //

Nadere informatie

Armoede vanuit kinderrechtenperspectief

Armoede vanuit kinderrechtenperspectief Armoede vanuit kinderrechtenperspectief Netwerkdag kinderarmoede Antwerpen Bruno Vanobbergen Kinderrechtencommissaris 24 november 2015 Bouwstenen van mijn verhaal Kinderrechten: wat ze (niet) zijn Kinderrechtencommissariaat

Nadere informatie

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij

Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij Een sterke jeugdhulp, snel en dichtbij Welke uitdagingen liggen er? Een samenleving neemt zorg op voor en biedt bescherming aan haar kinderen. Ze biedt ondersteuning aan de diversiteit van gezinnen die

Nadere informatie

Burgerplatform Minima Ridderkerk (BMR)

Burgerplatform Minima Ridderkerk (BMR) Beste leden van het Minimaplatform Ridderkerk, Ridderkerk, 31 juli 2017 Op de laatst gehouden bijeenkomst van het Minima Platform hebben wij afgesproken dat we de eerstvolgende bijeenkomst zullen gebruiken

Nadere informatie

Duiden, verbinden en vakmanschap

Duiden, verbinden en vakmanschap Effectieve managementstrategieën: Duiden, verbinden en vakmanschap www.divosa.nl Effectieve managementstrategieën: Duiden, verbinden en vakmanschap dr. Duco Bannink, Chris Goosen Het management van sociale

Nadere informatie

PRESENTATIE DE KRACHTLIJNEN VAN STERK SOCIAAL WERK VOOR DE TOEKOMST

PRESENTATIE DE KRACHTLIJNEN VAN STERK SOCIAAL WERK VOOR DE TOEKOMST PRESENTATIE DE KRACHTLIJNEN VAN STERK SOCIAAL WERK VOOR DE TOEKOMST De globale definitie van sociaal werk Sociaal werk is een praktijk-gebaseerd beroep en een academische discipline die sociale verandering

Nadere informatie

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Wolbert (PvdA) over kinderen van allochtone afkomst die overgewicht hebben (2014Z07817).

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Wolbert (PvdA) over kinderen van allochtone afkomst die overgewicht hebben (2014Z07817). > Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 2008 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Rijnstraat 50 255 XP Den Haag www.rijksoverheid.nl Bijlage(n)

Nadere informatie

ARMOEDEVRAAGSTUKKEN: VISIE EN DOELGROEPEN. Roeland van Geuns Lector Armoede Interventies, HvA Oranje Fonds Utrecht, 11 oktober 2018

ARMOEDEVRAAGSTUKKEN: VISIE EN DOELGROEPEN. Roeland van Geuns Lector Armoede Interventies, HvA Oranje Fonds Utrecht, 11 oktober 2018 ARMOEDEVRAAGSTUKKEN: VISIE EN DOELGROEPEN Roeland van Geuns Lector Armoede Interventies, HvA Oranje Fonds Utrecht, 11 oktober 2018 1 INHOUD Jullie visies op armoedevraagstuk Visies op armoede: nu en vroeger?

Nadere informatie

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II

maatschappijwetenschappen pilot havo 2015-II Opgave 2 De digitale stedeling 9 maximumscore 2 aangeven dat het gebruik van sociale media mogelijk is door nieuwe communicatietechnieken 1 aangeven dat nieuwe communicatietechnieken voorbeeld zijn van

Nadere informatie

VISIE OP DAGBESTEDING EN WERK DICHTERBIJ

VISIE OP DAGBESTEDING EN WERK DICHTERBIJ VISIE OP DAGBESTEDING EN WERK DICHTERBIJ Visie Dichterbij: Dichterbij schept voorwaarden waardoor mensen met een verstandelijke beperking: - leven in een eigen netwerk temidden van anderen - een eigen

Nadere informatie

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede

EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede EénVandaag en Nibud onderzoeken armoede Doel Armoede is geen eenduidig begrip. Armoede wordt vaak gemeten via een inkomensgrens: iedereen met een inkomen beneden die grens is arm, iedereen er boven is

Nadere informatie

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen. Samenvatting door A. 1576 woorden 4 december 2014 1,3 2 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing Paragraaf 2 De ethische optiek 1 inleiding Ethiek gaat over goed en kwaad in het menselijk handelen. Onderscheid

Nadere informatie

SAMENVATTING RAPPORTAGE ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING EN MENSENRECHTEN IN CARIBISCH NEDERLAND

SAMENVATTING RAPPORTAGE ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING EN MENSENRECHTEN IN CARIBISCH NEDERLAND SAMENVATTING RAPPORTAGE ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING EN MENSENRECHTEN IN CARIBISCH NEDERLAND Inleiding U leest een samenvatting van de vijfde Rapportage Mensenrechten in Nederland van het College voor

Nadere informatie

Inhoud Deel I Wat is sociologie? Sociologie, een eerste omschrijving Sociologie als wetenschap Weerstanden tegen sociologie

Inhoud Deel I Wat is sociologie? Sociologie, een eerste omschrijving Sociologie als wetenschap Weerstanden tegen sociologie Inhoud I Deel I 1 Wat is sociologie?.... 3 1.1 Sociologie, een eerste omschrijving.... 4 1.2 Sociologie als wetenschap... 6 1.3 Weerstanden tegen sociologie.... 8 1.4 Sociologie en verpleegkunde... 9 1.5

Nadere informatie

SOCIALE VEERKRACHT OUDEREN. Jenneke van Pijpen Tot stand gekomen met Ben Sajetcentrum en Vilans

SOCIALE VEERKRACHT OUDEREN. Jenneke van Pijpen Tot stand gekomen met Ben Sajetcentrum en Vilans SOCIALE VEERKRACHT OUDEREN Jenneke van Pijpen Tot stand gekomen met Ben Sajetcentrum en Vilans EVEN VOORSTELLEN JENNEKE VAN PIJPEN v In veel verschillende rollen betrokken bij de ouderenzorg. v Tot 1 januari

Nadere informatie

Beleidsvisie ten behoeve van de Stichting Lezen en Schrijven

Beleidsvisie ten behoeve van de Stichting Lezen en Schrijven Beleidsvisie ten behoeve van de Stichting Lezen en Schrijven Auteur: Barbara Griot Bonaire Maart 2017 Inleiding: Hare Koninklijke Hoogheid Laurentien heeft in het gesprek op 8 maart 2017 duidelijk aangegeven

Nadere informatie

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen Gezondheidsachterstanden Gelijke kansen voor iedereen Goede gezondheid: niet voor iedereen Een goede gezondheid is een groot goed, voor de individuele burger én voor de samenleving als geheel. We worden

Nadere informatie

Woord vooraf. Voorwoord van Julien Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie

Woord vooraf. Voorwoord van Julien Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie Woord vooraf Voorwoord van Julien Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie Met groot genoegen stel ik u deze zevende editie van het federaal Jaarboek Armoede voor. Dit Jaarboek werd

Nadere informatie

Iedereen beschermd tegen armoede?

Iedereen beschermd tegen armoede? Iedereen beschermd tegen armoede? Sociaal onrecht treft 1 op 7 mensen in ons land Campagne 2014 Iedereen beschermd tegen armoede? België is een welvaartsstaat, Brussel is de hoofdstad van Europa en Vlaanderen

Nadere informatie

GEKLEURDE ARMOEDE BEA VAN ROBAEYS

GEKLEURDE ARMOEDE BEA VAN ROBAEYS GEKLEURDE ARMOEDE BEA VAN ROBAEYS De opbouw van het verhaal Gekleurde armoede Een maatschappelijke uitdaging Leefwereld: het leven zoals het is Gekleurde armoede en hulpverlening Het perspectief van de

Nadere informatie

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele

Zoals gezegd kent de monetaire manier van armoedemeting conceptuele en methodologische bezwaren en is de ontwikkeling van multidimensionele 1 Samenvatting Kinderarmoede is een ongewenst, en voor velen, onaanvaardbaar fenomeen. De redenen hiervoor zijn enerzijds gerelateerd aan het intrinsieke belang van welzijn voor kinderen in het hier en

Nadere informatie

Het Europees Sociaal Investeringspakket door een Vlaamse bril Workshop kinderarmoede

Het Europees Sociaal Investeringspakket door een Vlaamse bril Workshop kinderarmoede Het Europees Sociaal Investeringspakket door een Vlaamse bril Workshop kinderarmoede 4 november 2013 Henk Van Hootegem henk.vanhootegem@cntr.be 02/212.31.71 Identikit: Steunpunt tot bestrijding van armoede,

Nadere informatie

7. PREVENTIE VAN UITHUISZETTING

7. PREVENTIE VAN UITHUISZETTING 7. PREVENTIE VAN UITHUISZETTING 7.1 BEGELEIDING DOOR SOCIALE DIENST OCMW Afbakening van de doelgroep Huurders die uit huis dreigen gezet te worden Omschrijving van het aanbod Het OCMW wordt preventief

Nadere informatie

Voelen arme mensen zich eigenlijk arm?

Voelen arme mensen zich eigenlijk arm? Journalisten, politici en wetenschappers beweren van alles over armoede. Maar de cijfers die ze gebruiken zijn niet onomstreden. Deze zomer zoeken wij uit waarom het zo moeilijk is om armoede te meten.

Nadere informatie

Onderwijs en OCMW: pleidooi voor meer samenwerking! Lege brooddozen op school symposium 14 oktober 2014

Onderwijs en OCMW: pleidooi voor meer samenwerking! Lege brooddozen op school symposium 14 oktober 2014 Onderwijs en OCMW: pleidooi voor meer samenwerking! Lege brooddozen op school symposium 14 oktober 2014 Programma armoedebestrijding cijfers Armoede in Kortrijk In Kortrijk leven in 2011 11.227 inwoners

Nadere informatie