Algemene informatie groep 1-2. Ontwikkeling van kleuters:

Transcriptie

1 Algemene informatie groep 1-2 Ontwikkeling van kleuters: Van kleuters is bekend dat de ontwikkeling veel sprongsgewijs verloopt. Niet alle kinderen ontwikkelen dezelfde gebieden op hetzelfde moment. We brengen de ontwikkeling van uw kind in kaart en sluiten hier met ons aanbod zoveel mogelijk op aan. De belangrijkste gebieden waar we naar kijken: motoriek (bewegen, schrijven), sociaal, emotioneel, taal (voorbereidend lezen, ontluikende geletterdheid, spraak), rekenen (ruimtelijke ontwikkeling, ontluikende gecijferdheid). Ontwikkeling van uw kind in beeld: In de kleutergroepen werken met het observatie en registratiesysteem OVM (ontwikkelingsvolgmodel). Hiermee brengen we de ontwikkeling van ieder individueel kind op school in kaart. Twee keer per jaar vullen de leerkrachten dit in (in groep 2 gebeurt dit drie keer). Er wordt per ontwikkelingsgebied gekeken of het kind rond de leeftijd 'scoort' die hij/zij ook werkelijk is. Aan de hand van deze observaties ontstaat een vrij compleet beeld van de ontwikkeling van het kind. In de praktijk komt erop neer dat de leerkrachten gaan kijken naar de kinderen tijdens activiteiten en dit digitaal verwerken in het OVM. Samen met de toetsgegevens helpen deze observaties om de kinderen in te delen in de niveaugroepen om zo hun ontwikkeling positief te stimuleren en aan te kunnen sluiten op de volgende fase in deze ontwikkeling. Tijdens de oudergesprekken wordt het ingevulde OVM met u besproken. Contact: De schoolarts: Tijdens de onderbouwperiode (meestal groep 2) krijgen de kinderen een onderzoek door de verpleegkundige van de schoolarts. Daarna zal er een gesprek zijn met de schoolarts en ouders. Oudercontacten: In het najaar en voorjaar vinden gesprekken plaats n.a.v. de portfolio's en OVM. Indien wenselijk kunt u altijd een afspraak maken voor een gesprek. Iedere kleutergroep heeft een klassenouder. Deze ouder helpt bij het organiseren van activiteiten en het regelen van ouderhulp.

2 Specifieke informatie voor groep 1 Het belangrijkste als uw kind op school komt, is dat het zich veilig en geborgen voelt in de groep. Pas als daaraan voldaan is kun je verder gaan met de hieronder aangegeven punten. Het stimuleren van de contacten met klasgenootjes en leerkrachten. Het stimuleren om voor zichzelf te zorgen (zelfredzaamheid) bijvoorbeeld. Zelfstandig de jas aan- uit trekken Zelfstandig naar de wc gaan Handen wassen Neus snuiten Leren om een gegeven of gekozen opdracht uit te voeren en af te maken. (taakgericht en concentratie). Het aanleren of herhalen van kleuren en vormen. Het aanleren of herhalen van rekentaal begrippen bijvoorbeeld: Groot klein; Lang kort; voorste - middelste achterste; achter - voor naast; tellen tot tien. Het aanleren van eenvoudige versjes en liedjes (geheugentraining) Het ontwikkelen van motorische vaardigheden door buiten spelen, spellessen en gymlessen. Er worden in januari en juni Cito-toetsen taal afgenomen. In het kader van de beginnende geletterdheid wordt in groep 1 veel aandacht besteed aan boekoriëntatie, verhaalbegrip, functies van geschreven taal en de relatie tussen gesproken en geschreven taal. Boekoriëntatie: Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen; Ze leren dat boeken gelezen worden van voor naar achter, bladzijden van boven naar beneden en regels van links naar rechts; Ze leren dat verhalen een opbouw hebben; Ze kunnen aan de hand van de kaft van het boek de inhoud al een beetje voorspellen; De kinderen leren dat je vragen over een boek kunt stellen en dat deze vragen je helpen om beter naar het verhaal te luisteren en beter te letten op de illustraties.

3 Verhaalbegrip: Kinderen leren de taal van voorleesboeken begrijpen. Ze leren conclusies trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Ze gaan halverwege voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal; Kinderen leren een verhaal na spelen terwijl de leerkracht het verhaal vertelt; Kinderen leren een voorgelezen verhaal navertellen eerst met illustraties en later zonder illustraties. Functies van geschreven taal: Kinderen leren dat geschreven taalproducten zoals briefjes, boeken en tijdschriften een communicatief doel hebben. Ze willen ons iets vertellen; Kinderen leren dat symbolen zoals logo's en picto's verwijzen naar taalhandelingen; Kinderen worden zich bewust van het permanente karakter van geschreven taal. Je kunt het steeds opnieuw lezen; De kinderen worden zich er van bewust dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden biedt tot communicatie. Relaties tussen gesproken en geschreven taal: Kinderen worden zich ervan bewust dat gesproken woorden vastgelegd kunnen worden op papier, computer et cetera; Kinderen ervaren dat je geschreven woorden kunt uitspreken; Kinderen leren woorden als eenheden lezen. Bijvoorbeeld hun eigen naam en de namen van anderen en later ook andere woorden van dingen die voor de kinderen belangrijk zijn. Bijvoorbeeld het merk van de auto, de snoepjes die ze lekker vinden et cetera. Bovenstaande wordt onder andere aangebonden in de thema's van de methode Ik en Ko. Groep 1 heeft per week 2 taken. Dit met als doel om de kinderen zelf verantwoordelijk te laten zijn voor hun werk en te leren plannen. Op maandag krijgen de kinderen te horen welke twee werkjes er die week op de weektaak staan. Vervolgens hebben de kinderen de hele week de tijd om deze werkjes te maken. Wanneer ze dit doen bepalen ze dus zelf. Zodra het werkje (goed) gemaakt is, mag er een krul op de takenlijst worden gezet. Als alle taken af zijn krijgen de kinderen een sticker. We bieden kinderen extra uitdaging met een ontwikkelingsvoorsprong door middel van materiaal, aanspreken op niveau en inspelen op persoonlijke beleving. Vanaf groep 1 geven we al Engels en filosoferen we met kinderen.

4 Specifieke informatie voor groep 2 In groep 2 wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van de beginnende geletterdheid. De punten die beschreven zijn bij groep 1 komen ook weer aan de orde, maar het accent ligt op taalbewustzijn en het alfabetisch principe. Taalbewustzijn Kinderen leren woorden in zinnen onderscheiden; Kinderen leren onderscheid maken tussen de vorm en de betekenis van woorden. Bijvoorbeeld als je een kind vraagt welk woord is het langste reus of kabouter. Dan zegt een kind dat de betekenis van het woord nog niet los kan laten reus natuurlijk, want die is het grootst. Het kind dat naar de vorm van het woord kijkt zegt kabouter, want dat woord heeft meer letters dan reus; Kinderen leren woorden in lettergrepen verdelen; Kinderen leren eindrijm en later ook beginrijm; Kinderen leren klanken onderscheiden in woorden en leren die losse klanken ook weer aan een te plakken tot een woord. Alfabetisch principe Kinderen worden zich bewust dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat de klanken horen bij bepaalde lettertekens; Kinderen leren door de koppeling van tekens en klanken nieuwe woorden. Bovenstaande komt onder andere aan de orde in de thema's van de methode Ik en Ko en doormiddel van de letterkast. Deze ontwikkeling start in groep 2 en wordt verder ontwikkeld in groep 3. Beginnende gecijferdheid Tellen van 1 20; Getalbegrip en hoeveelheidbegrip ontwikkelen. De kinderen leren de getalrij en weten bijvoorbeeld dat de 5 voor de 6 en na de 4 staat en ook dat 5 een hoeveelheid aangeeft en soms alleen een aanduiding is bijvoorbeeld een huisnummer; De kinderen leren allerlei dingen verzamelen op grond van een kenmerk en ze moeten dat ook kunnen verwoorden. Bijvoorbeeld alle rode dingen bij elkaar of alle wilde dieren bij elkaar; Ze leren dingen ordenen naar maat. Bijvoorbeeld van groot naar klein of van dik naar dun; Ze leren de rekentaal begrippen hanteren. Bijv. op, onder, voor, achter, in, naast, tussen, boven, onder, links, rechts, de helft, meer, minder et cetera.

5 Schrijfontwikkeling Deze wordt ontwikkeld door middel van: Werken met kralenplanken; Tekenen en kleuren; Bouwen; Kralen rijgen; Op de juiste manier je potlood vasthouden en goed aan tafel zitten; Schrijfpatronen oefenen zoals golfjes, streepjes, rondjes, krullen, et cetera. Denkontwikkeling Deze wordt ontwikkeld en gestimuleerd door middel van: Dingen logisch laten rangschikken en de kinderen laten verwoorden waarom ze dingen zo bij elkaar hebben gelegd; Middel-doel en oorzaak-gevolg relaties laten leggen en de kinderen laten verwoorden waarom het zo is. Sociaal gedrag Het stimuleren naar samenwerken en samen spelen; De kinderen stimuleren tot overleg met elkaar; De kinderen van groep 2 hebben een voorbeeld functie en een steun functie voor de jongste kleuters. In groep 2 wordt de weektaak uitgebreid naar 3 werkjes. Dit betekent dat ze in een week 3 momenten aan de weektaak moeten besteden en 6 momenten nog vrij kunnen kiezen. De toeten Cito taal voor kleuters en Cito rekenen voor kleuters worden afgenomen in januari/ februari en mei/ juni. We bieden kinderen extra uitdaging met een ontwikkelingsvoorsprong door middel van materiaal, aanspreken op niveau, inspelen op persoonlijke beleving en incidenteel bieden we activiteiten aan uit groep 3. Ook bieden we Engels aan en we filosoferen met de kinderen.