Verslag aan de Provincieraad

Transcriptie

1 directie Onderwijs & Vorming --- dossiernummer: Verslag aan de Provincieraad betreft verslaggever Flankerend onderwijsbeleid Reglement met betrekking tot het subsidiëren van projecten ter bevordering van de gekwalificeerde uitstroom Peter Hertog Mevrouwen en mijne Heren, Als gevolg van de interne staatshervorming mogen de provincies binnen het kader van onderwijs enkel nog initiatieven nemen die raakvlakken hebben met gewestbevoegdheden. Initiatieven die vooral betrekking hebben op culturele aangelegenheden of persoonsgebonden aangelegenheden kunnen niet langer gesubsidieerd worden door de provincies. Daarvoor moeten de initiatiefnemers op zoek naar andere partners. Omdat het bevorderen van geletterdheid vooral een persoonsgebonden aangelegenheid is, wordt voorgesteld het Reglement van 18 december 2013 met betrekking tot de subsidiëring van projecten ter bevordering van geletterdheid op te heffen. Ook sommige projecten die gesubsidieerd werden in toepassing van het Reglement van 18 december 2013 met betrekking tot de subsidiëring van projecten ter bevordering van gelijke onderwijskansen hebben vooral betrekking op culturele aangelegenheden of persoonsgebonden aangelegenheden. Tot de eerste soort behoren onder andere projecten die hoofdzakelijk bestaan uit culturele workshops die (meestal) toewerken naar de creatie van een kunst- of fotoboek/voorstelling als slotmoment. Tot de tweede soort behoren onder andere time-outbegeleidingen, preventieprojecten rond drugs, equicoaching in het buitengewoon onderwijs, projecten in het buitengewoon onderwijs rond vrijetijdsvaardigheden en seksuele vorming. Daarom wordt voorgesteld ook dit reglement op te heffen. In de plaats van deze twee reglementen wordt een nieuw reglement voorgesteld. Hiermee kunnen projecten die de gekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs bevorderen, gesubsidieerd worden. Jaarlijks verlaten heel wat jongeren de schoolbanken zonder diploma van het secundair onderwijs of zonder kwalificatie. Onderwijs vervult nog steeds een belangrijke rol in de verdere beroepsloopbaan en het behalen van een kwalificatie biedt dan ook nog steeds betere perspectieven op de arbeidsmarkt. Tewerkstellingsbeleid is een gewestbevoegdheid.

2 I. DEFINITIE GEKWALIFICEERDE UITSTROOM Met gekwalificeerde uitstroom wordt bedoeld: het beëindigen van de schoolloopbaan in het leerplichtonderwijs met een diploma secundair onderwijs of een andere kwalificatie, waardoor de leerling betere perspectieven heeft op de arbeidsmarkt of op doorstroming naar het hoger onderwijs. Met een andere kwalificatie wordt bedoeld: - in het bso: een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs; - in het deeltijds beroepssecundair onderwijs: een attest van verworven competenties, een deelcertificaat, een certificaat, een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs of een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs; - in opleidingsvorm 2 BuSO: een attest maatschappelijk functioneren en participeren in een omgeving met ondersteuning en tewerkstelling in een werkomgeving met ondersteuning; - in opleidingsvorm 3 BuSO: een getuigschrift van een opleiding, een getuigschrift van verworven competenties, een attest van verworven bekwaamheden, een getuigschrift van alternerende beroepsopleiding of een attest van alternerende beroepsopleiding. II. DOELSTELLINGEN Een project moet minstens één van de volgende doelstellingen beogen: a) de leermotivatie van de leerlingen bevorderen; b) de slaagkansen van de leerlingen optimaliseren; c) de voorbereiding van de leerlingen op de arbeidsmarkt verbeteren; d) de doorstroming van de leerlingen naar het hoger onderwijs verbeteren. De Deputatie kan jaarlijks één of meerdere prioritaire accenten leggen, waarbij de projecten moeten aansluiten. Deze beslissing wordt kenbaar gemaakt via de website van de Provincie Oost-Vlaanderen. Volgende zaken kunnen onder de doelstellingen vallen: - de taalstimulering van het Standaardnederlands; - de bevordering van de meertaligheid van de leerlingen; - ondersteuning, begeleiding en opvolging van gewezen leerlingen uit het onthaalonderwijs; - het optimaliseren van de slaagkansen voor leerlingen met leerstoornissen/uit kansengroepen; - het stimuleren van de samenwerking tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs; - het stimuleren van de samenwerking tussen leerlingen uit het TSO en/of BSO met leerlingen uit het ASO; - de ondersteuning van het voltijds engagement in het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

3 III. DOELGROEPEN De projecten moeten gericht zijn op leerlingen uit: a) scholen die gewoon lager onderwijs aanbieden en die ten minste 20% regelmatige leerlingen tellen die beantwoorden aan één van de leerlingkenmerken die recht geven op SES-lestijden zoals vermeld in artikel 133 van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997; b) scholen die buitengewoon lager onderwijs aanbieden; c) scholen voor gewoon voltijds secundair onderwijs die in de eerste graad het eerste leerjaar B en het beroepsvoorbereidend leerjaar aanbieden of die in de tweede en de derde graad de onderwijsvormen technisch secundair onderwijs (TSO) of beroepssecundair onderwijs (BSO) aanbieden. Eerste graadscholen zonder 1B en BVL en scholen die alleen ASO of KSO aanbieden komen dus niet in aanmerking voor subsidie. Andere scholen komen wel in aanmerking voor subsidie. In de tweede en de derde graad moet het project geheel of in hoofdzaak gericht zijn op de leerlingen van het TSO en/of BSO. In de eerste graad worden nog geen onderwijsvormen onderscheiden. In het tweede leerjaar van de eerste graad worden basisopties onderscheiden. In het eerste leerjaar A is dat wettelijk niet het geval. In de eerste graad mag het project zowel betrekking hebben op leerlingen van het eerste leerjaar A/het tweede leerjaar van de eerste graad als op leerlingen van het eerste leerjaar B/ het beroepsvoorbereidend leerjaar. In het eerste geval is het wel de bedoeling dat het project betrekking heeft op leerlingen die normaliter zullen doorstromen naar het TSO; Projecten mogen ook gericht zijn op de (ex-)leerlingen uit het onthaalonderwijs. d) centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs; e) scholen die de opleidingsvormen 2 en/of 3 en/of 4 van het buitengewoon secundair onderwijs aanbieden. Leerlingen uit opleidingsvorm 1 komen niet in aanmerking voor subsidiëring, omdat die opleidingsvorm niet gericht is op tewerkstelling.. IV. DUURTIJD De uitvoeringsperiode van het project is beperkt tot één schooljaar. Eenzelfde project kan wel maximaal twee keer verlengd worden. Een tweede verlenging is enkel mogelijk als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan: a) de aanvrager werkt aan de structurele inbedding van het project in de organisatie (bijvoorbeeld door het versterken van de leraren/de school); b) de aanvrager werkt aan de verspreidbaarheid van het project naar anderen; c) de aanvrager werkt aan de wetenschappelijke onderbouwing van het project.

4 Subsidiëring op basis van het Reglement van 18 december 2013 met betrekking tot de subsidiëring van projecten ter bevordering van gelijke onderwijskansen (GOK-projecten) wordt eveneens in aanmerking genomen om te bepalen of een project reeds werd gesubsidieerd. Sommige GOK-projecten hebben als doelstelling de gekwalificeerde uitstroom te bevorderen. Indien deze GOK-projecten in het schooljaar voor de eerste maal gesubsidieerd worden, kunnen ze in het schooljaar verder gesubsidieerd worden als projecten ter bevordering van de gekwalificeerde uitstroom. Indien deze GOK-projecten in het schooljaar voor de tweede maal gesubsidieerd worden, kunnen ze in het schooljaar verder gesubsidieerd worden als projecten ter bevordering van gekwalificeerde uitstroom als ze aan de hogervermelde bijkomende voorwaarden voor tweede verlenging voldoen. GOK-projecten die andere doelstellingen beogen dan die van het nieuwe reglement, kunnen niet verlengd worden. V. ANDERE SUBSIDIECRITERIA Om in aanmerking te komen voor subsidie moet daarenboven aan de volgende criteria zijn voldaan: - het project is nieuw of vernieuwend; - het project heeft een duidelijk zelfstandige identiteit; de subsidie wordt niet gebruikt ter vervanging van andere, reguliere financieringsbronnen. VI. PROCEDURE De aanvraag kan worden ingediend door een school, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, een scholengemeenschap of een samenwerkingsverband van scholen in de provincie Oost-Vlaanderen. Per aanvrager kan één projectaanvraag ingediend worden. De aanvraag van de subsidie voor een nieuw project en voor de verlenging van een project moet uiterlijk op 1 maart worden ingediend. Zo kan de beslissingsprocedure voor eind mei afgerond zijn en weten de scholen tijdig of hun project het volgende schooljaar zal gesubsidieerd worden. De aanvragen van de subsidie worden op voorhand beoordeeld door een adviescommissie die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Directie Onderwijs en Vorming en externe specialisten uit de verschillende onderwijsnetten. Wanneer meerdere projecten voor subsidie in aanmerking komen, gaat de voorkeur naar projecten die een meerwaarde hebben omdat ze: - een langetermijnvisie hebben en helpen om het thema gekwalificeerde uitstroom in de eigen organisatie structureel in te bedden; - verspreidbaar zijn; dit betekent dat zij een goed voorbeeld zijn voor andere organisaties; - vernieuwend zijn, niet alleen voor de aanvrager, maar voor de hele onderwijssector. De geadviseerde aanvragen worden voorgelegd aan de Deputatie, die beslist. De Deputatie neemt een beslissing over de ingediende aanvragen uiterlijk op 31 mei. Binnen de week na de beslissing van de Deputatie worden de aanvragers op de hoogte gebracht van deze beslissing.

5 VII. BEDRAG EN MODALITEITEN VAN DE SUBSIDIE De subsidie bedraagt minimum 1500 euro en maximum 5000 euro per aanvraag van een school en minimum 3000 euro en maximum euro per aanvraag van een scholengemeenschap of een samenwerkingsverband van scholen. Voor netoverschrijdende projecten kan het maximumbedrag met 10% verhoogd worden. Om recht te hebben op de subsidie voor een scholengemeenschap of een samenwerkingsverband van scholen moet het project ten goede komen aan meer dan één school van de scholengemeenschap of het samenwerkingsverband van scholen. De subsidie kan worden aangewend voor zowel investeringskosten, personeelskosten als werkingskosten. Investeringskosten kunnen maximaal een kwart van de aangevraagde toelage bedragen. Bouw- en verbouwingswerken, aankoop of huur van gebouwen, uitrusting van gebouwen en andere infrastructuur komen niet in aanmerking voor subsidiëring. De subsidie mag niet worden gecumuleerd met een andere subsidie van de Provincie. Ze mag wel worden gecumuleerd met een gelijkaardige subsidie van een andere overheid, behalve van de Vlaamse Gemeenschap. Uw vergadering wordt uitgenodigd om akkoord te gaan met het bijgevoegde besluit. Gent,. namens de Deputatie: de provinciegriffier, Albert De Smet de bevoegde gedeputeerde, Peter Hertog