van de vergadering van het bestuur en het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw op 2 juni 2017 te Rijswijk

Transcriptie

1 Concept notulen van de vergadering van het bestuur en het verantwoordingsorgaan van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Waterbouw op 2 juni 2017 te Rijswijk Aanwezig : Verantwoordingsorgaan: P. Berlijn lid J. Bogaards vicevoorzitter W.A.B. Boogaart secretaris W. de Busser lid J. Drost lid J. Klein voorzitter J. Lanser lid L. Noteboom vicesecretaris B. Veltman lid C. Zuidweg lid Bestuur: N. van den Berg werkgeversbestuurslid M. van Beusekom werkgeversbestuurslid A. van den Brink werknemersbestuurslid T.J.M. van Haaster werknemersbestuurslid J. Hilbrands werkgeversbestuurslid C.E. Roozemond onafhankelijk voorzitter H.J.P. Strang bestuurslid namens gepensioneerden Fondsenbeheer Waterbouw: B. Keddeman algemeen directeur J. van Doorn directeur M. Brakelé notulist Opening en vaststelling agenda De bestuursvoorzitter stelt voor de vergadering voor te zitten. De vergadering stemt hiermee in. De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. De vergadering stelt de concept-agenda ongewijzigd vast. 2. Conceptnotulen vergadering verantwoordingsorgaan en bestuur d.d. 10 april 2017 De conceptnotulen worden inhoudelijk en tekstueel besproken. De heer Van Haaster vertelt de vergadering dat verantwoordingsorgaan en bestuur onzijdige woorden zijn; verwijzingen naar deze woorden zijn mannelijk ( hij ), De conceptnotulen worden ongewijzigd vastgesteld, met dank aan de notulist. 3. Ingekomen stukken / mededelingen 3.1. Nota inzake Aanpassing Spaarpensioenregeling in 2 fasen. De voorzitter vertelt dat de nota vanmorgen in het bestuur is besproken. Het bestuur vindt het belangrijk dat het verantwoordingsorgaan op de hoogte is van de aanpassing ook al heeft het verantwoordingsorgaan formeel geen adviesrecht. De heer Van Doorn geeft een toelichting op de spaarpensioenregeling. In 2016 is de huidige spaarpensioenregeling uitvoerig met de certificerend actuaris besproken. De accountant verlangt dat in de jaarrekening 2016 een extra technische voorziening van bijna 40 miljoen wordt getroffen in verband met het (min of meer, het bestuur kan het percentage wijzigen) vaste rentepercentage van 3%. De voorziening heeft gevolgen voor de dekkingsgraad. Het bestuur heeft zich afgevraagd of de bestaande regeling in zijn huidige vorm kan blijven bestaan of dat de regeling gewijzigd moet worden. Het bestuur heeft vanmorgen besloten om het vaste rentepercentage van 3% met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017 te verlagen naar een vast rentepercentage van 2%. De te treffen extra technische voorziening zal hierdoor 1

2 lager uitkomen. Het pensioenreglement wordt aangepast. Het bestuur stelt voor om het vaste rentepercentage te vervangen door een 5-jaarsgemiddeld rendement. Desgevraagd vertelt de heer Van Doorn dat het bestuur besluiten neemt over de hoogte van het rentepercentage en cao-partijen een besluit nemen over wijziging van de regeling, in dit geval het 5- jaarsgemiddeld rendement. Als cao-partijen naar verwachting in september van dit jaar instemmen met de wijziging van het reglement - het vervangen van het vaste rentepercentage van 2% door het 5-jaarsgemiddeld rendement - dan wordt het vaste rentepercentage van 2% niet toegepast. De heeft Van Haaster vertelt dat de bijlage van de voorliggende nota door het bestuur op een aantal essentiële punten wordt aangepast. De voorzitter adviseert de vergadering om de bijlage niet te bewaren en zegt toe het verantwoordingsorgaan een nieuwe bijlage te sturen (actie). Het bestuur heeft besloten dat de wijziging van het pensioenreglement met de deelnemers wordt gecommuniceerd. Dit gebeurt in Reflecties die naar verwachting eind juni uitkomt in verband met de besluitvorming over de toekomst van BPF Waterbouw. De heer Berlijn vraagt of het bestuur de toestemming van cao-partners nodig heeft. De heer Van Haaster vertelt dat in het geval de cao-partners dit jaar geen besluit nemen over het 5- jaarsgemiddeld rendement, er op 1 januari 2018 een vast percentage van 2% zal worden bijgeschreven. In de stuurgroep zal de wijziging van de spaarpensioenregeling niet worden besproken. Op 23 mei is de spaarpensioenregeling tijdens het breed overleg besproken. Werknemers en werkgevers gaan met hun achterban overleggen. De heer Van Haaster verwacht dat cao-partijen eind juni met een antwoord komen. Dan zal duidelijk zijn of op 1 januari 2018 het vaste rentepercentage van 2% zal worden bijgeschreven of dat in plaats daarvan het 5-jaarsgemiddeld rendement zal worden bijgeschreven. Het bestuur sluit niet uit dat in de toekomst vaker naar het niveau van het vaste rentepercentage gekeken zal moeten worden. Op de vraag van de heer Veltman of de pensioenregeling en de spaarpensioenregeling niet bij elkaar gevoegd kunnen worden, antwoordt de heer Van Doorn dat samenvoegen niet mogelijk is. De basispensioenregeling van BPF Waterbouw heeft fiscaal geen franchise. Om fiscaal pensioen te kunnen opbouwen is een bepaald minimum inkomen nodig (fiscale ondergrens). Als het opbouwpercentage verhoogd wordt dan zal het minimum inkomen ook moeten worden verhoogd. De aanvullende spaarpensioenregeling heeft een fiscale bovengrens. Komt een werknemer boven deze grens dat wordt het teveel via de werkgever teruggestort op de rekening van de werknemer. De heer Keddeman vult aan dat de basispensioenpremie door zowel werkgever (50%) als werknemer (50%) wordt betaald. De werknemer betaalt 100% van het spaarpensioenpremie. De heer Zuidweg vraagt wat precies onder het 5-jaarsgemiddeld rendement wordt verstaan. De voorzitter vertelt dat hiermee het werkelijk beleggingsrendement van BPF Waterbouw wordt bedoeld. 4. Concept-jaarstukken 2016 De heer Keddeman informeert de vergadering over het ontbreken van het concept rapport waarmerkend actuaris 2016 (agendapunt 4.2a) en de beoordelingslijst prudent person 2016 (agendapunt 4.2b). Hij vertelt dat de discussie over het vaste rentepercentage van de spaarpensioenregeling veel tijd heeft gekost en het conceptrapport van de nieuwe certificerend actuaris bleek onvolledig te zijn. De beoordelingslijst prudent person 2016 heeft de directie nog niet ontvangen. Mevrouw Roozemond vertelt de vergadering dat het bestuur zijn onvrede heeft uitgesproken over het ontbreken van het concept rapport waarmerkend actuaris 2016 en de beoordelingslijst prudent person Zodra beide rapporten beschikbaar zijn worden ze naar de leden van het verantwoordingsorgaan gestuurd. De heer Keddeman vertelt dat de accountant en de certificerend actuaris een goedkeurende verklaring zullen afgeven. De voorzitter belooft het verantwoordingsorgaan dat de aanbevelingen van de nieuwe actuaris in een volgende gemeenschappelijke vergadering besproken zullen worden. De heer Van Haaster wijst de vergadering op het dekkingstekort van het fonds op 31 december 2016; de certificerend actuaris is wettelijk verplicht om bij een dekkingstekort een negatief oordeel te geven. De heer Keddeman vult aan dat BPF Waterbouw op 31 december 2016 een minimum vereist vermogen van 104,3 heeft. 2

3 4.1. Concept actuarieel rapport 2016 met bijlage De heer Klein wil weten wat de oorzaak is van het negatieve boekjaarresultaat van 26 miljoen. De heer Keddeman vertelt dat het negatieve resultaat hoofdzakelijk door de rente wordt veroorzaakt (zie blz. 6: 2a, beleggingsresultaat, en 2b, wijziging rentetermijnstructuur) De heer Veltman vraagt of BPF Waterbouw meer mag gaan beleggen gezien de lage rentestand. De heer Keddeman vertelt dat binnen het bestuur een risiconiveau is bepaald wat later getoetst is door DNB. Gezien de huidige economische situatie en het risicoprofiel wil het bestuur niet verder gaan dan de eerder afgesproken 40% strategisch en 45% in aandelen beleggen. Bij een dekkingstekort is het niet toegestaan om meer te gaan beleggen. De heer Van Haaster vertelt dat BPF Waterbouw bovengemiddeld risico s neemt in vergelijking met andere fondsen. Blz. 8, 2.4. De heer Klein wil graag weten waarom de kosten in 2016 ( ) zo sterk zijn toegenomen in vergelijking met 2015 ( ). De heer Keddeman verwijst naar blz. 8, kostenschema en legt uit dat het niet om een verhoging van de kosten gaat maar om een positief kostenresultaat. De vergadering bespreekt de wijze waarop de kosten worden berekend. De heer Keddeman geeft aan dat het voorliggende rapport een voorlopig actuarieel rapport is; de extra voorzieningen moeten nog in het rapport worden verwerkt. De voorzitter vertelt dat op 19 juni a.s. het definitieve actuarieel rapport in de bestuursvergadering besproken zal worden. 4.2.a. Concept Rapport Waarmerkend Actuaris 2016 met bijlage. Dit rapport is nog niet beschikbaar. 4.2.b. Beoordelingslijst Prudent Person Dit rapport is nog niet beschikbaar Concept jaarverslag over het boekjaar 2016 De voorzitter geeft een toelichting op het rapport. Ze vertelt dat de paragraaf over risicohouding, risicomanagement en risicomonitoring onder leiding van de heer Strang tot stand is gekomen. De accountant heeft het bestuur gecomplimenteerd met deze paragraaf. Blz. 43, Financiële positie, 2 e zin. De heer Zuidweg wijst de vergadering op de conclusie dat het minimum vereist vermogen aanwezig is. De eerste zin van deze paragraaf leidt tot verwarring. De heer Bogaards stelt de vergadering voor de eerste zin te laten vervangen door de zin: de actuele dekkingsgraad per 31 december 2016 bedraagt 105,4%. De voorzitter is het eens met de heer Bogaards en zegt toe de eerste zin te wijzigen (actie). De heer Klein vraagt de vergadering naar de beleggingen van BPF Waterbouw in Woninghypotheken. De heer Keddeman vertelt dat BPF Waterbouw dit jaar voor 43 miljoen indirect in Nederlandse woningen heeft belegd bij Munt Hypotheken. Hij informeert de vergadering over de aanpak van Munt Hypotheken. In het jaarverslag 2017 zal deze investering worden opgenomen. De heer Boogaart vraagt naar de rol van de BAC. De voorzitter vertelt dat het bestuur zelf stuurt op strategisch beleggingsbeleid omdat in het bestuur beleggingsexpertise aanwezig is. De werkzaamheden van de BAC zullen meer toegespitst worden op de jaarlijkse advisering van het beleggingsplan en het bepalen van de uitgangspunten van de ALM-studie. De BAC zal ook bij vernieuwingen ingeschakeld worden. De heer Van Haaster geeft als voorbeeld het besluit om in woninghypotheken te gaan beleggen. In alle gevallen is de expertise van de BAC leden van toegevoegde waarde voor het bestuur. 5. Oordeel en aanbevelingen 2016 van het verantwoordingsorgaan 5.1. Reactie bestuur De voorzitter vertelt dat het bestuur tevreden is met het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft inmiddels schriftelijk gereageerd op de aanbevelingen. De heer Klein vindt dat Oordeel en aanbevelingen 2016 een goed verslag is 3

4 en hij zou graag zien dat het bestuur de aanbevelingen overneemt. De heer Boogaart geeft aan dat het verantwoordingsorgaan twee aanbevelingen heeft: het bestuur deelt transparant en zo snel mogelijk informatie met het verantwoordingsorgaan. De voorzitter geeft aan dat het bestuur zonder terughoudendheid het verantwoordingsorgaan informatie verschaft maar vindt het belangrijk om het verantwoordingsorgaan bij belangrijke zaken eerst uitgebreid mondeling te informeren. Zodra het bestuur een (voorgenomen) besluit heeft bepaald, zal het verantwoordingsorgaan de bijbehorende documenten ontvangen. De heer Van den Brink geeft aan dat op dit moment gewerkt wordt aan een zeer uitgebreid, compleet besluitvormingsdocument. Zodra dit document af is, ontvangen de leden van het verantwoordingsorgaan een exemplaar. Blz. 3, Pension Fund Governance, 2 e alinea, tweede gedeelte. De heer Van Haaster merkt op dat het bestuur in plaats van de commissie een aantal kernwaarden heeft opgesteld. Blz. 3, Pension Fund Governance, 3 e alinea, tweede regel, werkzaamheden stuurgroep. De heer Van Haaster stelt dat de stuurgroep werkzaamheden afstemt. Om misverstanden te voorkomen stelt de voorzitter voor dat de directie naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Haaster een tekstvoorstel schrijft en voorlegt aan het verantwoordingsorgaan (actie). De vergadering stemt hiermee in. Mevrouw Van den Berg attendeert de vergadering op de schrijfwijze van DNB, De Nederlandsche Bank en de schrijfwijze van haar achternaam, Van den Berg. De wijzigingen zullen worden doorgevoerd (actie). Het bestuur kijkt terug op een goede samenwerking met het verantwoordingsorgaan in 2016 en spreekt de wens uit dat de samenwerking in de toekomst ook zo zal blijven. Het bestuur verwacht op 19 juni a.s. een besluit over de toekomst van BPF Waterbouw te kunnen nemen. 5. Nota inzake Statusupdate onderzoek bestuur BPF Waterbouw De voorzitter informeert de vergadering dat het besluitvormingsdocument door de heer Strang en mevrouw Van den Berg wordt opgesteld. Het besluit over de toekomst kon vandaag niet in de bestuursvergadering worden genomen omdat nieuwe cijfers die vandaag zijn ontvangen sterk afwijken van de cijfers die het bestuur tot op heden heeft bestudeerd. De cijfers van vandaag worden nogmaals gecontroleerd. De heer Strang geeft een presentatie over de totstandkoming van het besluit over de toekomst van BPF Waterbouw. De presentatie bevat nog niet de keuze en de onderbouwing van de keuze. Sheet 1: welke scenario s zijn denkbaar De heer Boogaart vraagt wat het bestuur onder standalone verstaat. Standalone betekent dat je als zelfstandig fonds doorgaat zoals dit nu gebeurt, vertelt de heer Strang. Het bestuur heeft alleen over scenario 1a (voortzetten BPF Waterbouw zonder opbouw) nagedacht omdat dit de verantwoordelijkheid van het bestuur is. Het bestuur vraagt zich voortdurend af welk scenario het beste resultaat voor de deelnemers geeft, vertelt de heer Van Haaster. De heer Klein geeft aan dat hij het hiermee eens is. De op handen zijnde wijziging van het pensioenstelsel is geen zelfstandig criterium in het besluitvormingsproces vertelt de heer Strang. De heer Van den Brink verwacht voor 2021 geen nieuw pensioenstelsel. De voorzitter vertelt dat het bestuur op 19 juni een zorgvuldig besluit over de toekomst wil nemen. Sheet 2: besliskader artikel 105 (gewezen deelnemers) moet (gewezen) deelnemers zijn Sheet 3: aspecten bestuurlijke besluitvorming Pensioenresultaat en risicohouding zijn belangrijke aspecten. Initiële korting. Dit blijkt een belangrijk criterium te zijn. Het verschil in dekkingsgraad tussen BPF Waterbouw en een ander fonds bepaalt of de deelnemers direct geld ontvangen of gekort worden. Premie. De heer Van den Brink vertelt dat de premie indirect effect heeft op de dekkingsgraad. Mevrouw Van den Berg geeft aan dat het om een evenwichtige 4

5 belangenafweging van werkenden en gepensioneerden gaat. Kosten per deelnemer. De heer Klein vindt de kosten per deelnemer hoog bij BPF Waterbouw en vraagt zich af of alle kosten zijn meegenomen in de premie. Mevrouw Van den Berg legt uit dat de kosten uit twee verschillende onderdelen bestaan: de uitvoeringskosten en de vermogensbeheerkosten. De uitvoeringskosten van de verschillende fondsen lopen flink uiteen. Vermogensbeheerkosten zijn vele malen hoger dan de uitvoeringskosten. Het bestuur kijkt in het besluitvormingsdocument naar het totaal van alle kosten en vergelijkt deze kosten met andere fondsen. Mevrouw Van den Berg legt uit dat het voor de berekening van de kosten per deelnemer alleen het totaal aantal gepensioneerden en actieve deelnemers worden meegenomen. De heer Klein vraagt aandacht voor de brief die het bestuur aan Lea van Vlier heeft gestuurd over de statusupdate van het onderzoek. Hij vertelt begrepen te hebben dat de unanieme voorkeur van het bestuur voor voortzetting BPF Waterbouw standalone (blz. 3, voorlopige conclusies bestuur, 2 e bullet) voor veel beroering bij de werkgevers heeft gezorgd. De voorzitter vertelt dat het bestuur niet vertegenwoordigd is in het breed overleg. In de stuurgroep zitten twee vertegenwoordigers van het breed overleg en de heer Van Haaster en de heer Hilbrands van het bestuur. Het doel van de stuurgroep is het afstemmen en coördineren van acties van het breed overleg en het bestuur. Vanaf het begin is het voor de werkgevers duidelijk geweest dat het bestuur ook BPF Bouw en BPF Waterbouw als scenario onderzoekt. De heer Van Haaster informeert de vergadering over het ontstaan van en de ontwikkelingen in de stuurgroep. Het bestuur van BPF Waterbouw heeft zich ten doel gesteld om voor het eind van het tweede kwartaal een besluit te nemen. Omdat het bestuur voor de vergadering van het breed overleg van 23 mei nog geen besluit had genomen, heeft het bestuur een statusupdate geschreven. De werkgevers blijven in de discussies een uitgesproken voorkeur voor PGB houden. De werknemers zijn verrast dat BPF Waterbouw zo goed uit de ALM-studies naar voren komt en overwegen nu ook het scenario om door te gaan met BPF Waterbouw te onderzoeken. De heer Veltman herinnert de vergadering eraan dat de werkgevers zijn gestart met de toekomstdiscussie. Nu uit studies blijkt dat BPF Waterbouw het meest interessante fonds is, vinden de werkgevers het fonds te duur. De heer Van Haaster vertelt dat BPF Waterbouw als klein fonds niet duur is. De totale kosten van BPF Waterbouw zijn, in tegenstelling tot andere kleine fondsen, laag. Sheet 4: uitgangspunten Inhaalindexatie is overal mogelijk, behalve bij PGB. Vanaf 110% mag een pensioenfonds indexeren. Sheet 7: stakeholders De stakeholders van de besluitvorming. Sheet 8: conclusie De voorzitter verwacht dat de sociale partners in de maand juni tot een conclusie zullen komen. Als het bestuur een besluit heeft genomen (mogelijk op 19 juni) dan stelt het bestuur voor om het verantwoordingsorgaan begin juli voor een bijeenkomst uit te nodigen om het besluit toe te lichten. Het verantwoordingsorgaan stemt hiermee in. Het bestuur zegt toe dat het verantwoordingsorgaan voor de bijeenkomst de stukken over de besluitvorming zal ontvangen. 6. Rondvraag 7. Sluiting De voorzitter dankt iedereen voor zijn of haar aanwezigheid en inbreng en sluit de vergadering om uur. 5

6 Getekend te Rijswijk op 1 december 2017 Voorzitter bestuur Voorzitter verantwoordingsorgaan 6