GROBBENDONK OCMW GROBBENDONK

Transcriptie

1 1 OCMW GROBBENDONK PROVINCIE ANTWERPEN OCMW GROBBENDONK ARRONDISSEMENT TURNHOUT RAADSVERGADERING VAN 10/12/2012 PUBLIEKE ZITTING Aanwezig: Delen Simonne - Voorzitter Geyselings Carine, Willems Ludovicus, Van den Bulck Elisabeth, Gorremans Ronald, Cambré Walter, Cateau Lutgart - raadsleden Sledsens Jan - secretaris Verontschuldigd: Van Goubergen Willy, Wynens Lodewijk - raadsleden 01 GOEDKEURING NOTULEN PUBLIEKE ZITTING VAN 12 NOVEMBER De notulen van de openbare zitting van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn van Grobbendonk van 12 november 2012 worden éénparig goedgekeurd. 02 RPR. GOEDKEURING AANPASSINGEN VAN DE RPR VOOR OCMW PERSONEEL, CONFORM DE BEMERKINGEN IN HET SCHRIJVEN VAN HET AGENTSCHAP VOOR BINNENLANDS BESTUUR, AFDELING ANTWERPEN. De raad Gelet op het schrijven van ABB van 29/08/2012; Gelet op het OCMW-decreet van 19/12/2008; Gelet op het decreet van 10/12/2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling en het besluit van de Vlaamse regering van 10/12/2010 tot uitvoering van het decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling (B.S.29/12/2010); Gelet op het besluit van de Vlaamse regering aangaande de RPR voor OCMW s; Gelet op het besluit van de OCMW-raad van 16 juli 2012 houdende goedkeuring RPR OCMW personeel en RPR personeel woonzorgcentrum; Gelet op het KB van 25 augustus 2012 (BS 31 augustus 2012), houdende wijziging van het stelsel van loopbaanonderbreking in de openbare sector; Overwegende dat de personeelsleden met ingang van 1 september 2012 pas vanaf 55 jaar i.p.v. 50 jaar zullen kunnen instappen in het stelsel eindeloopbaan; Overwegende dat er een overgangsbepaling voorzien wordt voor personeelsleden van minstens 50 jaar die op 1 september 2012 reeds genieten van het systeem 50+; Overwegende dat de wijzigingen in het stelsel van loopbaanonderbreking dienen doorgevoerd te worden in artikel 287 en artikel 290 RPR; Gelet op het KB van 31 mei 2012 (BS 1 juni 2012) houdende verlenging ouderschapsverlof naar een vierde maand en invoering van een maatregel tot verzoek van deeltijdse tewerkstelling onmiddellijk aansluitend aan het ouderschapsverlof; Overwegende dat artikel 291 en artikel 297 RPR in die zin dienen aangepast te worden;

2 2 Gelet op het KB van 10 oktober 2012 (BS 22 oktober 2012), houdende wijziging van het recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, waardoor het thematisch verlof voor de verzorging van een zwaar ziek kind dat gehospitaliseerd is, versoepeld wordt; Overwegende dat Hoofdstuk XI, Afdeling III Loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid in die zin dient aangepast te worden; Gelet op het protocol van het Bijzonder Onderhandelingscomité van 6 december 2012; Besluit éénparig: art. 1. In artikel 3 van de RPR OCMW personeel 2e lid worden de woorden 102,2e lid vervangen door 103, 2,3 t/m 9 art. 2. In artikel 9 van de RPR OCMW 3 wordt het woord erkend geschrapt. art. 3. In artikel 13 3 na het 3e lid wordt volgende zin toegevoegd: De OCMW-raad beslist over de geldigheid voor de functies van OCMW-secretaris en financieel beheerder. In artikel 13 4 wordt na het 2e lid volgende zin bijgevoegd: De OCMW-voorzitter beoordeelt de geldigheid van de voorgelegde bewijzen voor de functies van OCMWsecretaris en financieel beheerder. art. 4. Artikel in zijn geheel te schrappen art. 5. In artikel 124 na de 1e zin worden volgende woorden toegevoegd: voor de functies van OCMW-secretaris en financieel beheerder beoordeelt de OCMW-voorzitter. art. 6. In artikel 130,131 en 133 wordt het woord niveauanciënniteit vervangen door graadanciënniteit. art. 7. Artikel 287 en 290 worden aangepast als volgt: Artikel 287 Er bestaan drie vormen van gewone loopbaanonderbreking: 1 volledige loopbaanonderbreking 2 gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor werknemers van minder dan 55 jaar: vermindering met ½, 1/3, ¼ en 1/5 3 gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor werknemers van 55 jaar of ouder: vermindering met ½, 1/3, ¼ en 1/5 Artikel 290 Gedeeltelijke loopbaanonderbreking kan enkel genomen worden door een voltijdse werknemer en een deeltijdse werknemer die minstens ¾ werkt. Deze laatste kan evenwel slechts zijn prestaties verminderen naar een halftijdse tewerkstelling. Gedeeltelijke loopbaanonderbreking kan worden opgenomen in periodes van minstens 3 maanden, de maximum duur van de onderbreking is afhankelijk van de leeftijd van het personeelslid als volgt: 1 Voor de leeftijd van 55 jaar kan men gedeeltelijke loopbaanonderbreking nemen voor maximum 60 maanden voor zijn ganse loopbaan; 2 Vanaf de leeftijd van 55 jaar kan men onbeperkt loopbaanonderbreking nemen tot het bereiken van de pensioenleeftijd. Beslist men evenwel om het stelsel stop te zetten,om het daarna opnieuw aan te vragen, dan zal de nieuwe onderbreking beperkt zijn tot maximum 60 maanden. Voor de personeelsleden van minstens 50 jaar, die reeds vóór 1 september 2012 een onderbrekingsuitkering genoten in het systeem 50+ blijft de oude regeling van toepassing bij de eerste verlengingsaanvraag na 31 augustus 2012.

3 3 De personeelsleden die op de leeftijd van 50 jaar een loopbaan hebben van 28 jaar kunnen vanaf deze leeftijd 1/5 loopbaanonderbreking genieten tot het bereiken van de pensioenleeftijd. Het personeelslid dat wenst gebruik te maken van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking geeft de OCMW-secretaris hiervan kennis op de volgende wijze: 1 de werknemer brengt drie maanden voor het begin van de gedeeltelijke onderbreking de OCMW-secretaris schriftelijk van zijn voornemen op de hoogte, deze termijn kan in overleg tussen het personeelslid en de OCMW-secretaris worden ingekort; 2 de kennisgeving gebeurt door een per post verzonden brief of door afgifte op de personeelsdienst tegen ontvangstbewijs; 3 het geschrift vermeldt de begin- en einddatum van de gedeeltelijke onderbreking en de beoogde vermindering van de prestaties. art. 8. In toepassing van het KB van 31 mei 2012, houdende wijziging regelgeving ouderschapsverlof, worden artikel 291 en 297 RPR aangepast als volgt: Artikel Om voor zijn kind te zorgen heeft het personeelslid het recht om: - hetzij gedurende een periode van vier maanden de uitvoering van zijn volledige arbeidsprestaties te schorsen zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in maanden; - hetzij gedurende een periode van acht maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een halftijdse vermindering zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld, deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van twintig maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één vijfde zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld, deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan. 2. Het personeelslid heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in paragraaf 1. Bij een wijziging van opname vorm moet rekening worden gehouden met het omrekeningsprincipe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties en gelijk is aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde. 3. Het personeelslid heeft het recht om een aangepast(e) arbeidsregeling of uurrooster aan te vragen voor de periode die volgt op het einde van het ouderschapsverlof. Deze periode bedraagt maximum zes maanden. Het personeelslid bezorgt hiertoe ten laatse drie weken voor het einde van de lopende periode van ouderschapsverlof een schriftelijke aanvraag aan de secretaris. In de aanvraag dient het personeelslid de redenen aan te geven die verband houden met een betere combinatie tussen werk- en gezinsleven. De secretaris beoordeelt deze aanvraag en geeft er schriftelijk gevolg aan ten laatste één week voor het einde van de lopende periode van ouderschapsverlof, rekening houdend met

4 4 de eigen behoeften en die van het personeelslid. De secretaris deelt in het betrokken geschrift mee op welke wijze bij de beoordeling van de vraag rekening werd gehouden met de eigen behoeften en die van het personeelslid. ARTIKEL Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van deze afdeling zijn op deze vorm van ouderschapsverlof de bepalingen van toepassing van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. Voor de vierde maand van het ouderschapsverlof kunnen slechts onderbrekingsuitkeringen toegekend worden in hoofde van personeelsleden die de vierde maand of een ander gelijkwaardig regime opnemen voor kinderen geboren of geadopteerd vanaf 8 maart De periode van het hier bedoelde ouderschapsverlof komt niet in aanmerking voor de berekening van de maximumperiode inzake loopbaanonderbrekingsverlof zoals bedoeld in de artikelen 5 en 7 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. art. 9. In toepassing van het KB van 10 oktober 2012, houdende uitbreiding recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, meer bepaald de verzorging van een zwaar ziek gehospitaliseerd minderjarig kind, wordt in Afdeling III van Hoofdstuk XI RPR artikel 301 en 303 als volgt gewijzigd: Hoofdstuk XI. Loopbaanonderbreking en thematische verloven Afdeling III. Loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. Artikel 298. Om bijstand of verzorging te verlenen aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad dat lijdt aan een zware ziekte heeft het personeelslid het recht om: - hetzij zijn arbeidsprestaties volledig te schorsen, zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; - hetzij zijn voltijdse arbeidsprestaties te verminderen met 1/5 de of de helft, zoals bedoeld in artikel 102 van dezelfde wet. In afwijking van het voorgaande lid heeft een personeelslid dat, anders dan in toepassing van de voormelde wet van 22 januari 1985, tewerkgesteld is in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het normaal gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld voltijds aantal arbeidsuren van een personeelslid dat voltijds is tewerkgesteld bij hetzelfde bestuur, het recht om voor dezelfde redenen over te gaan naar een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van de voltijdse arbeidsregeling. Artikel 299. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid en als familielid zowel de bloed- als de aanverwanten tot de tweede graad. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder zware ziekte elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als zware ziekte wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. Artikel 300.

5 5 Het bewijs van de aangehaalde reden tot schorsing of tot vermindering van de arbeidsprestaties wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke gezinslid of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid verklaard heeft bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon. Artikel Het hier bedoelde recht op volledige schorsing van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt. De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 12 maanden bereikt is. 2. Het hier bedoelde recht op vermindering van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt. De periodes van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 24 maanden bereikt is. 3. In afwijking van artikel 1, 2de lid, kan het personeelslid, bedoeld in het derde lid van deze voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte zijn arbeidsprestaties volledig schorsen voor de duur van 1 week, aansluitend verlengbaar met 1 week. Voor de toepassing van deze wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is. Deze mogelijkheid staat open voor: het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en ouder is in de eerste graad het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding Wanneer bovenvermelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen: het personeelslid dat niet samenwoont met het zwaar zieke kind en ouder is in de eerste graad of, wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind in de tweede graad. 4. In afwijking van 1, 2de lid, kan de duur van de volledige schorsing van de arbeidsprestaties korter zijn dan 1 maand wanneer het personeelslid aansluitend op de in 3 bedoelde schorsing zijn recht bedoeld in artikel 298, 1ste lid, wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind (vb. als het kind toch langer dan 2 weken in het ziekenhuis moet blijven, zal het personeelslid toch beroep moeten doen op het themaverlof voor een periode van minimum 1 maand. In dit geval mogen de reeds opgenomen 2 weken in mindering gebracht worden van de minimumperiode van 1 maand). 5. Onverminderd artikel 300, wordt het bewijs van hospitalisatie van het kind geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis. Artikel 302.

6 6 Voor het personeelslid dat alleenstaand is, wordt, in geval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiodes van de hier bedoelde schorsing van de arbeidsprestaties verdubbeld tot respectievelijk 24 en 48 maanden. Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan het personeelslid dat uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen. Artikel 303. (6) Het personeelslid dat van het recht gebruik wenst te maken dient hiervan schriftelijk kennis te geven aan het bestuur. Deze kennisgeving gebeurt minstens zeven dagen vóór de ingangsdatum van de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties, tenzij beide partijen schriftelijk een andere termijn overeenkomen. In het kader van artikel kan, wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, worden afgeweken van voormelde termijn. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelend geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week in het kader van artikel Deze kennisgeving kan gebeuren door de overhandiging van een geschrift aan de personeelsdienst tegen ontvangstbewijs, of bij middel van een aangetekende brief. In dit geschrift moet het personeelslid de periode vermelden gedurende welke hij zijn arbeidsprestaties schorst of vermindert en hij dient er de attesten bij te voegen bedoeld in artikel 300, artikel en In geval van toepassing van het voorgaande artikel moet het personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat de werknemer op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen. Voor iedere verlenging van een periode van de hier bedoelde schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties moet het personeelslid dezelfde procedure volgen en het vereiste attest of in voorkomend geval de twee vereiste attesten indienen. Artikel 304. Binnen twee werkdagen na de ontvangst van de bovenvermelde schriftelijke kennisgeving kan de secretaris het personeelslid ervan in kennis stellen dat de ingangsdatum wordt uitgesteld om redenen die verband houden met het functioneren van het bestuur. De kennisgeving van het uitstel gebeurt door de overhandiging van een geschrift aan het personeelslid waarin de reden en de duur van het uitstel worden vermeld. De duur van het uitstel bedraagt zeven dagen. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer het personeelslid een volledige schorsing van zijn arbeidsprestaties geniet in het kader van artikel Artikel Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van deze afdeling zijn op deze vorm van loopbaanonderbreking de bepalingen van toepassing van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. 2. De periode van het hier bedoelde loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid komt niet in aanmerking voor de berekening van de maximumperiode in zake loopbaanonderbrekingsverlof zoals bedoeld in de artikelen 5 en 7

7 7 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. art. 10. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel voor de functie: Kwaliteitscoördinator Vormingsverantwoordelijke Communicatie ambtenaar B4-5 volgende aanpassing aan te brengen: a) Houder zijn van ofwel een bachelordiploma ofwel een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus of daarmee gelijkgesteld onderwijs in de richting verpleegkundige, maatschappelijk assistent, kinesitherapie, ergotherapie, geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, psychologisch assistent, maatschappelijk adviseur. b) Het bewijs leveren met 1 of meerdere attesten van minimaal 100 uren vorming in kwaliteitszorg en (of) leidinggeven en (of) kaderopleiding. c) Minimum 4 jaar ervaring met kwaliteitswerking (in de privé of de openbare sector). d) Slagen in een aanwervingsexamen. e) Beschikken over een rijbewijs B. Bevorderingsvoorwaarden Formele vereisten bij bevordering naar niveau B4-5 a) Minimaal 4 jaar graadanciënniteit hebben in een graad van niveau B1-B3 b) Een gunstig evaluatieresultaat gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie. c) Slagen in een bevorderingsexamen d) In het bezit zijn van rijbewijs B. art. 11. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel voor de functie: Boekhouder aan te passen als volgt: a) houder zijn van een bachelordiploma of gelijkwaardig uitgereikt door een door de staat of door een van de gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs in één van de volgende richtingen: - boekhouden - bedrijfsmanagement - accountancy - bedrijfskunde - wiskunde - economie b) houder zijn van een kandidaatsdiploma in één van volgende richtingen: - handelswetenschappen - handelsingenieur - economische wetenschappen - toegepaste economische wetenschappen c) houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus of daarmee gelijkgesteld onderwijs in een financiële, economische of boekhoudkundige richting

8 8 d) Slagen in een aanwervingsexamen. e) Beschikken over een rijbewijs B. art. 12. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel voor de functie: Hoofd maatschappelijk assistente volgende aanpassing aan te brengen: Bevorderingsvoorwaarden niveauanciënniteit dient te worden vervangen door graadanciënniteit art. 13. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel voor de functie: Maatschappelijk assistent volgende aanpassing aan te brengen: Specifieke aanwervingsvoorwaarden a) Houders van het diploma van bachelor in het sociaal agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma b) Houders van het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociale verpleegkunde, of een daarmee gelijkgesteld diploma c) Slagen in een aanwervingsexamen. d) Beschikken over een rijbewijs B. art. 14. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel voor de functie: Ploegbaas volgende aanpassing aan te brengen: Algemene aanwervings- en toelatingsvoorwaarden a) Minimaal 3 jaar relevante beroepservaring b) Een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie. c) De burgerlijke en politieke rechten genieten. d) Voldoen aan de vereiste over de taalkennis. Specifieke aanwervingsvoorwaarden a) Beschikken over een rijbewijs B b) Minimaal 4 jaar ervaring hebben met het werkveld van (meewerkend) ploegbaas c) Houder zijn van een studiebewijs van minimaal 3 jaar secundair onderwijs of gelijkwaardig in een technische graad d) Slagen voor een selectieprocedure Bevorderingsvoorwaarden Formele vereiste bij bevordering naar niveau D4 a) Beschikken over een rijbewijs B b) Ten minste 3 jaar graadanciënniteit hebben in een graad van rang Dv c) Een gunstig evaluatieresultaat gekregen hebben voor de laatste periodieke evaluatie d) Slagen voor de selectieprocedure art. 15. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel voor de functie: Vakman volgende aanpassing aan te brengen: Bij de specifieke aanwervingsvoorwaarden punt a) namelijk de studiegetuigschriften te schrappen en punt b en c te hernummeren naar a en b. 03 RPR. GOEDKEURING AANPASSINGEN VAN DE RPR VOOR PERSONEEL VAN HET WOONZORGCENTRUM, CONFORM DE BEMERKINGEN IN HET SCHRIJVEN VAN HET AGENTSCHAP VOOR BINNENLANDS BESTUUR, AFDELING ANTWERPEN.

9 9 De raad Gelet op het schrijven van ABB van 29/08/2012; Gelet op het OCMW-decreet van 19/12/2008; Gelet op het decreet van 10/12/2010 betreffende de private arbeidsbemiddeling en het besluit van de Vlaamse regering van 10/12/2010 tot uitvoering van het decreet betreffende de private arbeidsbemiddeling (B.S.29/12/2010); Gelet op het besluit van de Vlaamse regering aangaande de RPR voor OCMW s; Gelet op het besluit van de OCMW-raad van 16 juli 2012 houdende goedkeuring RPR OCMW personeel en RPR personeel woonzorgcentrum; Gelet op het KB van 25 augustus 2012 (BS 31 augustus 2012), houdende wijziging van het stelsel van loopbaanonderbreking in de openbare sector; Overwegende dat de personeelsleden met ingang van 1 september 2012 pas vanaf 55 jaar i.p.v. 50 jaar zullen kunnen instappen in het stelsel eindeloopbaan; Overwegende dat er een overgangsbepaling voorzien wordt voor personeelsleden van minstens 50 jaar die op 1 september 2012 reeds genieten van het systeem 50+; Overwegende dat de wijzigingen in het stelsel van loopbaanonderbreking dienen doorgevoerd te worden in artikel 287 en artikel 290 RPR; Gelet op het KB van 31 mei 2012 (BS 1 juni 2012) houdende verlenging ouderschapsverlof naar een vierde maand en invoering van een maatregel tot verzoek van deeltijdse tewerkstelling onmiddellijk aansluitend aan het ouderschapsverlof; Overwegende dat artikel 291 en artikel 297 RPR in die zin dienen aangepast te worden; Gelet op het KB van 10 oktober 2012 (BS 22 oktober 2012), houdende wijziging van het recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, waardoor het thematisch verlof voor de verzorging van een zwaar ziek kind dat gehospitaliseerd is, versoepeld wordt; Overwegende dat Hoofdstuk XI, Afdeling III Loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid in die zin dient aangepast te worden; Gelet op het protocol van het Bijzonder Onderhandelingscomité van 6 december 2012; Besluit éénparig: art. 1. In artikel 3 van de RPR OCMW personeel 2 e lid worden de woorden 102,2 e lid vervangen door 103, 2,3 t/m 9 art. 2. In artikel 9 van de RPR OCMW 3 wordt het woord erkend geschrapt. art. 3. Artikel in zijn geheel te schrappen art. 4. In artikel 130 en 131 en 133 wordt het woord niveauanciënniteit vervangen door graadanciënniteit. art. 5. In artikel 264 2, lid 2 dient vaderschapsverlof te worden vervangen door geboorteverlof art. 6..In artikel zin 2 moet tussen vader en is of meemoeder worden toegevoegd art. 7. In artikel 264, 6, lid 1 dient tussen dat en geboorteverlof vervangend te worden toegevoegd. art. 8. Artikel 287 en 290 worden aangepast als volgt: Artikel 287 Er bestaan drie vormen van gewone loopbaanonderbreking: 1 volledige loopbaanonderbreking

10 10 2 gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor werknemers van minder dan 55 jaar: vermindering met ½, 1/3, ¼ en 1/5 3 gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor werknemers van 55 jaar of ouder: vermindering met ½, 1/3, ¼ en 1/5 Uitzondering: Artikel 290 Gedeeltelijke loopbaanonderbreking kan enkel genomen worden door een voltijdse werknemer en een deeltijdse werknemer die minstens ¾ werkt. Deze laatste kan evenwel slechts zijn prestaties verminderen naar een halftijdse tewerkstelling. Gedeeltelijke loopbaanonderbreking kan worden opgenomen in periodes van minstens 3 maanden, de maximum duur van de onderbreking is afhankelijk van de leeftijd van het personeelslid als volgt: 1 Voor de leeftijd van 55 jaar kan men gedeeltelijke loopbaanonderbreking nemen voor maximum 60 maanden voor zijn ganse loopbaan; 2 Vanaf de leeftijd van 55 jaar kan men onbeperkt loopbaanonderbreking nemen tot het bereiken van de pensioenleeftijd. Beslist men evenwel om het stelsel stop te zetten, om het daarna opnieuw aan te vragen, dan zal de nieuwe onderbreking beperkt zijn tot maximum 60 maanden. Voor de personeelsleden van minstens 50 jaar, die reeds vóór 1 september 2012 een onderbrekingsuitkering genoten in het systeem 50+ blijft de oude regeling van toepassing bij de eerste verlengingsaanvraag na 31 augustus Uitzondering loopbaanonderbreking vanaf 55 jaar : de minimumleeftijd blijft 50 jaar onder volgende voorwaarden: Een 1/5 onderbreking voor personeelsleden die ofwel de laatste 10 jaar ten minste 5 jaar of de laatste 15 jaar ten minste 7 jaar actief geweest zijn in een zwaar beroep ofwel ten minste een loopbaan hebben van 28 jaar. Vermindering met ½,1/3 of ¼ vertrekkende vanuit een voltijdse tewerkstelling is mogelijk mits aan 2 cumulatieve voorwaarden is voldaan: - het personeelslid heeft een zwaar beroep uitgeoefend én - dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de knelpuntberoepen (vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd besluit). Indien aan beide voorwaarden is voldaan kan men vanaf de leeftijd van 50 jaar genieten van vermindering van prestaties in het kader eindeloopbaanstelsel. Echter deze vermindering met ½,1/3,of ¼ is nog maar theorie; in de praktijk is het nog niet mogelijk deze uitzondering toe te passen aangezien de lijst met knelpuntberoepen tot op heden nog niet vastgelegd is in een besluit. Van zodra deze lijst werd vastgesteld, zal het ook mogelijk zijn deze uitzonderingsregel toe te passen. Het personeelslid dat wenst gebruik te maken van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking geeft de OCMW-secretaris hiervan kennis op de volgende wijze: 1 de werknemer brengt drie maanden voor het begin van de gedeeltelijke onderbreking de OCMW-secretaris schriftelijk van zijn voornemen op de hoogte, deze termijn kan in overleg tussen het personeelslid en de OCMW-secretaris worden ingekort; 2 de kennisgeving gebeurt door een per post verzonden brief of door afgifte op de personeelsdienst tegen ontvangstbewijs; 3 het geschrift vermeldt de begin- en einddatum van de gedeeltelijke onderbreking en de beoogde vermindering van de prestaties.

11 11 art. 9. In toepassing van het KB van 31 mei 2012, houdende wijziging regelgeving ouderschapsverlof, worden artikel 291 en 297 RPR aangepast als volgt: Artikel Om voor zijn kind te zorgen heeft het personeelslid het recht om: - hetzij gedurende een periode van vier maanden de uitvoering van zijn volledige arbeidsprestaties te schorsen zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in maanden; - hetzij gedurende een periode van acht maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een halftijdse vermindering zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld, deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van twintig maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één vijfde zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld, deze periode kan naar keuze van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan. 2. Het personeelslid heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in paragraaf 1. Bij een wijziging van opname vorm moet rekening worden gehouden met het omrekeningsprincipe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties en gelijk is aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde. 3. Het personeelslid heeft het recht om een aangepast(e) arbeidsregeling of uurrooster aan te vragen voor de periode die volgt op het einde van het ouderschapsverlof. Deze periode bedraagt maximum zes maanden. Het personeelslid bezorgt hiertoe ten laatse drie weken voor het einde van de lopende periode van ouderschapsverlof een schriftelijke aanvraag aan de secretaris. In de aanvraag dient het personeelslid de redenen aan te geven die verband houden met een betere combinatie tussen werk- en gezinsleven. De secretaris beoordeelt deze aanvraag en geeft er schriftelijk gevolg aan ten laatste één week voor het einde van de lopende periode van ouderschapsverlof, rekening houdend met de eigen behoeften en die van het personeelslid. De secretaris deelt in het betrokken geschrift mee op welke wijze bij de beoordeling van de vraag rekening werd gehouden met de eigen behoeften en die van het personeelslid. ARTIKEL Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van deze afdeling zijn op deze vorm van ouderschapsverlof de bepalingen van toepassing van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. Voor de vierde maand van het ouderschapsverlof kunnen slechts onderbrekingsuitkeringen toegekend worden in hoofde van personeelsleden die de vierde maand of een ander gelijkwaardig regime opnemen voor kinderen geboren of geadopteerd vanaf 8 maart De periode van het hier bedoelde ouderschapsverlof komt niet in aanmerking voor de berekening van de maximumperiode inzake loopbaanonderbrekingsverlof zoals bedoeld in de artikelen 5 en 7 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. art. 10. In toepassing van het KB van 10 oktober 2012, houdende uitbreiding recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of

12 12 familielid, meer bepaald de verzorging van een zwaar ziek gehospitaliseerd minderjarig kind, wordt in Afdeling III van Hoofdstuk XI RPR artikel 301 en 303 als volgt gewijzigd: Hoofdstuk XI. Loopbaanonderbreking en thematische verloven Afdeling III. Loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. Artikel 298. Om bijstand of verzorging te verlenen aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad dat lijdt aan een zware ziekte heeft het personeelslid het recht om: - hetzij zijn arbeidsprestaties volledig te schorsen, zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; - hetzij zijn voltijdse arbeidsprestaties te verminderen met 1/5 de of de helft, zoals bedoeld in artikel 102 van dezelfde wet. In afwijking van het voorgaande lid heeft een personeelslid dat, anders dan in toepassing van de voormelde wet van 22 januari 1985, tewerkgesteld is in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het normaal gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld voltijds aantal arbeidsuren van een personeelslid dat voltijds is tewerkgesteld bij hetzelfde bestuur, het recht om voor dezelfde redenen over te gaan naar een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van de voltijdse arbeidsregeling. Artikel 299. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid en als familielid zowel de bloed- als de aanverwanten tot de tweede graad. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder zware ziekte elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als zware ziekte wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. Artikel 300. Het bewijs van de aangehaalde reden tot schorsing of tot vermindering van de arbeidsprestaties wordt geleverd door het personeelslid bij middel van een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke gezinslid of familielid tot de tweede graad, waaruit blijkt dat het personeelslid zich bereid verklaard heeft bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon. Artikel Het hier bedoelde recht op volledige schorsing van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot maximum 12 maanden per patiënt. De onderbrekingsperioden kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 12 maanden bereikt is. 2. Het hier bedoelde recht op vermindering van de arbeidsprestaties wordt beperkt tot maximum 24 maanden per patiënt. De periodes van vermindering van arbeidsprestaties kunnen enkel opgenomen worden met periodes van minimum 1 maand of maximum 3 maanden, aaneensluitend of niet, tot de maximumtermijn van 24 maanden bereikt is.

13 13 3. In afwijking van artikel 1, 2de lid, kan het personeelslid, bedoeld in het derde lid van deze voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte zijn arbeidsprestaties volledig schorsen voor de duur van 1 week, aansluitend verlengbaar met 1 week. Voor de toepassing van deze wordt verstaan onder zware ziekte, elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende geneesheer van het zwaar zieke kind als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de geneesheer oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is. Deze mogelijkheid staat open voor: het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en ouder is in de eerste graad het personeelslid dat samenwoont met het zwaar zieke kind en belast is met de dagelijkse opvoeding Wanneer bovenvermelde personeelsleden geen gebruik kunnen maken van de geboden mogelijkheid, kunnen ook de volgende personeelsleden zich op die mogelijkheid beroepen: het personeelslid dat niet samenwoont met het zwaar zieke kind en ouder is in de eerste graad of, wanneer laatstgenoemd personeelslid in de onmogelijkheid verkeert dit verlof op te nemen, een familielid van het zwaar zieke kind in de tweede graad. 4. In afwijking van 1, 2de lid, kan de duur van de volledige schorsing van de arbeidsprestaties korter zijn dan 1 maand wanneer het personeelslid aansluitend op de in 3 bedoelde schorsing zijn recht bedoeld in artikel 298, 1ste lid, wenst uit te oefenen voor hetzelfde zwaar zieke kind (vb. als het kind toch langer dan 2 weken in het ziekenhuis moet blijven, zal het personeelslid toch beroep moeten doen op het themaverlof voor een periode van minimum 1 maand. In dit geval mogen de reeds opgenomen 2 weken in mindering gebracht worden van de minimumperiode van 1 maand). 5. Onverminderd artikel 300, wordt het bewijs van hospitalisatie van het kind geleverd door een attest van het betrokken ziekenhuis. Artikel 302. Voor het personeelslid dat alleenstaand is, wordt, in geval van zware ziekte van zijn kind dat hoogstens 16 jaar oud is, de maximumperiodes van de hier bedoelde schorsing van de arbeidsprestaties verdubbeld tot respectievelijk 24 en 48 maanden. Onder alleenstaande in de zin van dit artikel wordt verstaan het personeelslid dat uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen. Artikel 303. (6) Het personeelslid dat van het recht gebruik wenst te maken dient hiervan schriftelijk kennis te geven aan het bestuur. Deze kennisgeving gebeurt minstens zeven dagen vóór de ingangsdatum van de schorsing of de vermindering van de arbeidsprestaties, tenzij beide partijen schriftelijk een andere termijn overeenkomen. In het kader van artikel kan, wanneer de hospitalisatie van het kind onvoorzienbaar is, worden afgeweken van voormelde termijn. In dat geval bezorgt het personeelslid zo spoedig mogelijk een attest van de behandelend geneesheer van het zwaar zieke kind waaruit het onvoorzienbaar karakter van de hospitalisatie blijkt. Deze mogelijkheid geldt ook ingeval het verlof verlengd wordt met een week in het kader van artikel

14 14 Deze kennisgeving kan gebeuren door de overhandiging van een geschrift aan de personeelsdienst tegen ontvangstbewijs, of bij middel van een aangetekende brief. In dit geschrift moet het personeelslid de periode vermelden gedurende welke hij zijn arbeidsprestaties schorst of vermindert en hij dient er de attesten bij te voegen bedoeld in artikel 300, artikel en In geval van toepassing van het voorgaande artikel moet het personeelslid bovendien het bewijs leveren van de samenstelling van zijn gezin door middel van een attest dat wordt afgeleverd door de gemeentelijke overheid en waaruit blijkt dat de werknemer op het moment van de aanvraag uitsluitend en effectief samenwoont met één of meerdere van zijn kinderen. Voor iedere verlenging van een periode van de hier bedoelde schorsing of vermindering van de arbeidsprestaties moet het personeelslid dezelfde procedure volgen en het vereiste attest of in voorkomend geval de twee vereiste attesten indienen. Artikel 304. Binnen twee werkdagen na de ontvangst van de bovenvermelde schriftelijke kennisgeving kan de secretaris het personeelslid ervan in kennis stellen dat de ingangsdatum wordt uitgesteld om redenen die verband houden met het functioneren van het bestuur. De kennisgeving van het uitstel gebeurt door de overhandiging van een geschrift aan het personeelslid waarin de reden en de duur van het uitstel worden vermeld. De duur van het uitstel bedraagt zeven dagen. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer het personeelslid een volledige schorsing van zijn arbeidsprestaties geniet in het kader van artikel Artikel Voor zover er niet van afgeweken wordt door de bepalingen van deze afdeling zijn op deze vorm van loopbaanonderbreking de bepalingen van toepassing van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. 2. De periode van het hier bedoelde loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid komt niet in aanmerking voor de berekening van de maximumperiode in zake loopbaanonderbrekingsverlof zoals bedoeld in de artikelen 5 en 7 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen. art. 11. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel woonzorgcentrum voor de functie: Maatschappelijk assistent volgende aanpassing aan te brengen: Specifieke aanwervingsvoorwaarden a) Houders van het diploma van bachelor in het sociaal agogisch werk met de titel van maatschappelijk assistent, of een daarmee gelijkgesteld diploma b) Houders van het diploma van bachelor in de verpleegkunde, afstudeerrichting sociale verpleegkunde, of een daarmee gelijkgesteld diploma c) Slagen in een aanwervingsexamen. d) Beschikken over een rijbewijs B. art. 12. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel woonzorgcentrum voor de functie: Vakman volgende aanpassing aan te brengen: Bij de specifieke aanwervingsvoorwaarden punt a) namelijk de studiegetuigschriften te schrappen en punt b en c te hernummeren naar a en b.

15 15 art. 13. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel woonzorgcentrum voor de functie: Hoofdverpleegkundige volgende aanpassing aan te brengen: Specifieke aanwervingsvoorwaarden a) Houder zijn van ofwel een bachelordiploma ofwel een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus of daarmee gelijkgesteld onderwijs, studierichting gegradueerde verpleegkundige uitgereikt door: - een door de staat of door een van de gemeenschappen opgerichte, - gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs; - een door de staat of door een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie. b) Een kaderopleiding tot hoofdverpleegkundige, of gelijkwaardig, met goed gevolg beëindigd hebben c) Slagen in een aanwervingsexamen. d) Een gunstige beoordeling bekomen na een assessement waarbij de leiderschapscapaciteiten van de kandidaten worden getoetst door een extern selectiebureau. e) 4 jaar ervaring hebben in een ziekenhuis, ROB of RVT. f) Beschikken over een rijbewijs B. art. 14. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel woonzorgcentrum voor de functie: Verzorgende volgende aanpassing aan te brengen: Specifieke aanwervingsvoorwaarden a) Ofwel houder zijn van één van navolgende bescheiden, afgeleverd door een hogere secundaire beroepsschool: o een brevet of getuigschrift van gezinshelpster of kinderverzorgster of gezins- of sanitaire helpster of verzorgende; o een studieattest waaruit blijkt dat de kandidaat met vrucht het zesde leerjaar heeft gevolgd, finaliteit gezinshelpster of gezins- en sanitaire helpster of kinderverzorgster of verzorgende b) ofwel houder zijn van een getuigschrift van hoger secundair technisch onderwijs of een diploma van secundair onderwijs uitgereikt in de onderverdeling bijzondere jeugdzorg TSO of verpleegaspirante TSO. c) ofwel houder zijn van een studiegetuigschrift van het 3de leerjaar van de 3de graad van het secundair onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar, uitgereikt in de studierichting leefgroepenwerking TSO of bijzondere jeugdzorg TSO. d) ofwel houder zijn van een getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt in de onderverdeling personenzorg BSO. e) ofwel houder zijn van een diploma van secundair onderwijs, of studiegetuigschrift van het 3 de leerjaar van de 3de graad van het secundair onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar, uitgereikt in de studierichting personenzorg BSO, kinderzorg BSO of thuis- en bejaardenzorg BSO. f) ofwel houder zijn van een diploma van hoger secundair onderwijs of gelijkwaardig en houder zijn van één van onderstaande diploma's of getuigschriften:

16 16 o een opleiding van ziekenhuisassistente, ziekenhuisoppaster of verpleegassistente en andere gelijkwaardige opleidingen, van het secundair onderwijs of minimum geslaagd in het 1e jaar; o bekwaamheidsaltest van gezins- en bejaardenhelpster of polyvalent verzorgende afgeleverd door een erkend opleidingscentrum; o inschrijvingsbewijs van gezins- en bejaardenhelpster of verzorgende uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap; o nursing-hostess; o getuigschrift gasthuishelpster uitgereikt door het Hoger Instituut voor Verpleegkunde te Antwerpen tot en met het schooljaar ; o een studie- of kwalificatiegetuigschrift van het 7de vervolmakings- of specialisatiejaar, uitgereikt in de onderverdelingen bijzondere jeugdzorg TSO, leefgroepenwerking bijzondere jeugdzorg TSO of leefgroepenwerking TSO; o een studie- of kwalificatiegetuigschrift van het 7de vervolmakings- of specialisatiejaar, uitgereikt in de onderverdeling personenzorg BSO; o een opleiding van gebrevetteerd of gegradueerd verpleegkundige, of minimum geslaagd in het 1 ste jaar; o een opleiding van vroedvrouw of minimum geslaagd in het 1 e jaar; o een opleiding van psychologisch of maatschappelijk assistent o een opleiding van gegradueerde in de orthopedagogie of minimum geslaagd in het 2dejaar; o een opleiding van gegradueerde in de ergotherapie of de arbeidstherapie of minimum geslaagd in het 2de jaar; o een opleiding van gegradueerde in de sociale readaptatiewetenschappen of minimum geslaagd in het 2de jaar; o een opleiding van gegradueerde of licentiaat in de kinesitherapie of minimum geslaagd in het 2de jaar; o een opleiding van gegradueerde of licentiaat in de logopedie of minimum geslaagd in het 2de jaar; o sociaal pedagogische vormingsleergangen voor opvoeders in dienstverband (VLOD), attest na drie jaar opleiding van begeleideranimator voor bejaarden; o sociaal pedagogische vormingsleergangen voor opvoeders in dienstverband (VLOD), attest na twee jaar opleiding van animatieverantwoordelijke; o hoger secundair technisch onderwijs, vormingsleergangen voor opvoeders in dienstverband; o gegradueerde in de gezinswetenschappen; o logistiek helper in de bejaardenzorg uitgereikt door de vzw WEB, Werkervaringsbedrijven, te Turnhout voor de opleidingscyclus ; o organisatiehulp uit het tweede jaar van de derde graad BSO en organisatieassistentie na het specialisatiejaar, onderverdeling personenzorg;

17 17 o gekwalificeerde verzorgster residentiële- en thuishulp uit de derde graad BSO, 2de jaar, afdeling logistieke hulp in het alternerend onderwijs; o kwalificatiegetuigschrift van het Deeltijds Secundair Beroepsonderwijs van minstens 2 studiejaren van de afdelingen bejaardenhelpster, familiaal helpster en sanitair helpster; o buitenlandse diploma's die door het Departement Onderwijs gelijkwaardig verklaard zijn aan de diploma's opgenomen in artikel 1 van het ministerieel besluit houdende de erkenning van opleidingen van verzorgende personeelsleden in de rusthuizen en in artikel 2 4 van het ministerieel besluit van 19 mei g) Slagen in een aanwervingsexamen. h) Beschikken over een rijbewijs B. art. 15. In bijlage V van de rechtspositieregeling voor OCMW personeel woonzorgcentrum voor de functie: Kinesitherapeut volgende aanpassing aan te brengen: a) Aanwervingsvoorwaarden Formele vereisten voor aanwerving in niveau A en niveau B 04 GOEDKEURING PERSONEELSFORMATIE. De raad, Gelet op het decreet van 19/12/2008 betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van houdende de uitvoering en inwerkingtreding van het decreet betr. de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende diverse bepalingen betr. het personeel, de financiën en de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie en het mandaatstelsel van het personeel van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en houdende de minimale voorwaarden voor sommige aspecten van de rechtspositieregeling van bepaalde personeelsgroepen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; Gelet op het besluit van de OCMW-raad van 16 juli 2012 houdende goedkeuring RPR OCMW personeel en RPR personeel woonzorgcentrum; Gelet op het protocol van het Bijzonder Onderhandelingscomité van xxx Gelet op de personeelsformatie, als bijlage bij de notulen; Besluit: éénparig art. 1. De personeelsformatie goed te keuren. art. 2. Onderhavige beslissing voor toezicht aan de betrokken overheden te versturen. 05 MAALTIJDCHEQUES. PRINCIPIËLE GOEDKEURING OM DE MAALTIJDCHEQUES VOOR ALLE MEDEWERKERS VOORTAAN ELEKTRONISCH AAN TE LEVEREN. De raad, Gelet op de bepalingen van het OCMW decreet; Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot wijziging van artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot

18 18 herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; Gelet op het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en erkenningsprocedure voor uitgevers van maaltijdcheques in de elektronische vorm, tot uitvoering van artikelen 183 tot 195 van de wet van 31 december 2009 houdende diverse bepalingen; Gelet op het ministerieel besluit van 2 september 2011 houdende de erkenning van de hoedanigheid van uitgevers van maaltijdcheques in een elektronische vorm; Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité van 14 november 2012; Overwegende dat het OCMW bestuur in samenwerking met het gemeentebestuur op 23 juli 2001 een overeenkomst aanging met Ticket Restaurant (Edenred) met betrekking tot de uitreiking van maaltijdcheques aan de werknemers; Overwegende dat deze overeenkomst nog steeds lopende is nu ze destijds voor onbepaalde duur werd afgesloten en een opzeggingstermijn van 3 maanden werd voorzien; Overwegende dat medio 2010 de regering met het voorstel kwam om het systeem eenvoudiger en goedkoper te maken hetgeen resulteerde in de mogelijkheid tot invoering van een elektronisch systeem van maaltijdcheques; Overwegende dat voorliggende materie werd besproken in het managementteam van 27 november 2012 van het OCMW, alsook met de gemeente die eenzelfde overstap wil invoeren; Overwegende dat het invoeren van een elektronische maaltijdcheque talrijke voordelen biedt zowel voor de organisatie als de werknemer nu enerzijds de administratieve last wordt verminderd, anderzijds het gebruikersgemak toeneemt (automatisch opladen van de maaltijdcheques, oudste maaltijdcheques worden automatisch eerst aangerekend, verwittiging per wanneer vervaltermijn nadert, beschikbaar saldo eenvoudig te raadplegen,... ; Overwegende dat Edenred aan alle modaliteiten voldoet zodat er ook geen reden is om de huidige overeenkomst te beëindigen; Overwegende dat het dan ook de bedoeling is om een spoedige invoering te kunnen realiseren (streefdoel voorjaar 2013) en er een periode van ongeveer 2 jaar wordt vooropgesteld teneinde het systeem te leren kennen en te evalueren; Overwegende dat het koninklijk besluit voorziet in de mogelijkheid om het systeem naar de elektronische maaltijdcheques omkeerbaar te maken; Besluit éénparig: art. 1. In te stemmen met de overstap van papieren naar elektronische maaltijdcheques, rekening houdend met de wettelijke bepalingen. art. 2. Aansluitend desgevallend verdere concrete onderhandelingen te voeren met Edenred omtrent een effectieve invoering van het systeem en dit in samenwerking met de gemeente. art. 3. Afschrift van huidige beslissing over te maken aan de financiële dienst en de gemeente-secretaris. 06 KENNISNAME VAN DE STATUTENWIJZIGING GEELSE HUISVESTING. De raad, Gelet op het schrijven van 12/10/2012 van de Geelse Huisvesting, Kameinestraat 3, 2440 Geel;