LOOPBAANONDERBREKING, PALLIATIEF VERLOF, OUDERSCHAPSVERLOF EN ZORG VOOR EEN ZWAAR ZIEK GEZINS- OF FAMILIELID

Transcriptie

1 BERICHT Nr. 48 PP 16 oktober 2002 LOOPBAANONDERBREKING, PALLIATIEF VERLOF, OUDERSCHAPSVERLOF EN ZORG VOOR EEN ZWAAR ZIEK GEZINS- OF FAMILIELID De hieronder vermelde beschikkingen vervangen deze van de volgende reglementeringen: Bericht 67 PS van 29 december 1995 met betrekking tot de loopbaanonderbreking; Bericht 56 PS van 25 oktober 1995 met betrekking tot het palliatief verlof; Bericht 85 P van 28 september 1982, rubriek I, aangaande het ouderschapsverlof; Bericht 40 PP van 25 oktober 2001, aangaande het ouderschapsverlof (nietstatutair personeel); Paragraaf 32ter van het ARPS bundel 542 aangaande opvangverlof. De nieuwe statutaire en reglementaire bepalingen zijn van kracht vanaf 1 oktober A. STATUTAIRE BEPALINGEN De rubrieken B.2 tot B.8 van het hoofdstuk VIII (Verlof) van het Statuut van het Personeel worden gewijzigd. De bladzijden van het hoofdstuk VIII worden bijgevolg vervangen door de tekst onder de bijlage I bij dit bericht. B. REGLEMENTAIRE BEPALINGEN 1. GEWONE VOLLEDIGE LOOPBAANONDERBREKING 1.1. Principe De statutaire bediende, met uitzondering van de stagedoende bediende, kan zijn loopbaan volledig onderbreken met al dan niet opeenvolgende perioden van ten minste 3 maanden en ten hoogste 12 maanden, zonder dat het totaal van die perioden over de hele loopbaan 60 maanden mag overschrijden. Voor de berekening van de maximum periode worden eveneens de perioden van gedeeltelijke loopbaanonderbreking (zie rubriek B.2) in aanmerking genomen, alsook perioden van loopbaanonderbreking die de bediende zou bekomen hebben bij een andere werkgever, op basis van de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. De specifieke stelsels onder de rubrieken B.3 (palliatief verlof), B.4 (ouderschapsverlof) en B.5 (zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid) worden hiervoor echter niet meegerekend. De mogelijkheid om zijn loopbaan te onderbreken wordt slechts toegestaan indien de bediende recht heeft op de onderbrekingsuitkering die bedoeld wordt in de rubriek B.1.2 hieronder. Dit houdt onder meer in dat bedienden die tijdelijk of definitief de dienst bij de Maatschappij verlaten om bij een andere werkgever een

2 bezoldigde arbeid te verrichten, het stelsel van de loopbaanonderbreking niet kunnen bekomen. De bedienden die behoren tot de volgende personeelscategorieën, zijn in principe van het recht op loopbaanonderbreking uitgesloten en kunnen dit verlofstelsel slechts bekomen indien de dienstvereisten er zich niet tegen verzetten: de bedienden met een graad van rang III of hoger; het personeel dat een secretariaatsfunctie waarneemt bij leidende ambtenaren van rang I en hoger; de bedienden die een functie van prospecteerder uitoefenen; het personeel van de informatica; het personeel van de beweging; het treinbesturingspersoneel; het treinbegeleidingspersoneel; de onthaalbedienden en eerste onthaalbedienden; de exploitatieklerken die tewerkgesteld zijn in een commerciële functie; de seingevers eerste klasse; de operatoren; de technici Uitkering Aan het personeelslid dat overeenkomstig de rubriek B.1.1 van dit bericht zijn loopbaan onderbreekt, wordt - onder de voorwaarden die vastgesteld werden door het Koninklijk Besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben - door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een maandelijkse uitkering toegekend, waarvan het bedrag op 1 oktober 2002 als volgt bepaald is: 1 EUR 386,86 aan de bediende die voltijds werkt en nog geen vijf jaar bij de NMBS in dienst is; EUR 515,82 aan de bediende die voltijds werkt en minstens vijf jaar bij de NMBS in dienst is; aan de bediende die een stelsel van deeltijdse arbeid met een loopbaanonderbreking schorst, wordt per maand een gedeelte van de genoemde bedragen toegekend dat proportioneel is aan de overeenkomstige arbeidsduur. Aangezien het recht op loopbaanonderbreking bij de Maatschappij onderworpen is aan het recht op het ontvangen van een onderbrekingsuitkering, wordt een periode die in eerste instantie toegekend werd, maar waarvoor de bedoelde uitkering nadien geweigerd werd wegens het verbod om ze met andere inkomsten te cumuleren, ambtshalve omgezet in een periode van verlof zonder bezoldiging Aanvraag De bediende die zijn loopbaan wenst te onderbreken, dient ten minste 3 maanden

3 vóór de gevraagde begindatum hiertoe bij zijn onmiddellijke chef een formulier P103 in, met vermelding van de gevraagde begin- en einddatum. Die periode zal steeds een geheel aantal maanden omvatten. Ze moet ten minste 3 en ten hoogste 12 maanden bedragen. De onmiddellijke chef zal de aanvraag onverwijld doorzenden naar de CCE PP.013, sectie 62. Indien het om een verlenging van een reeds toegestane loopbaanonderbreking gaat, zal de bediende ten minste 2 maanden vóór het einde ervan schriftelijk zijn aanvraag tot verlenging richten aan de CCE PP.013, sectie 62, Frankrijkstraat 85,1060 Brussel. Na ontvangst van de aanvraag, zendt het bovengenoemde bureau van de CCE PP de nodige aanvraagformulieren naar de bediende en licht het eventueel de onmiddellijke chef en het beherend bureau PS hierover in. De volgende formulieren moeten door de bediende ingevuld en teruggezonden worden: A officieel aanvraagformulier NMBS; C61-OB document van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dat nodig is om de onderbrekingsuitkering te kunnen genieten. De aanvrager vult zorgvuldig en correct de genoemde formulieren in en zendt ze ten minste 1 maand vóór de gevraagde begindatum weer naar het bovengenoemde bureau van de CCE PP. Als het om een eerste periode van loopbaanonderbreking gaat, gebeurt deze verzending via de onmiddellijke chef. Deze laatste zal in de volgende gevallen op het formulier A zijn advies vermelden: aanvragen die ingediend worden door bedienden die in principe van de loopbaanonderbreking uitgesloten zijn (zie rubriek B.1.1); aanvragen waarbij een inkorting gevraagd wordt van de wachttermijn van 3 maanden Toekenning Het bureau CCE PP.013 staat in voor de toekenning van de loopbaanonderbreking. In geval het gaat om bedienden die in principe van de loopbaanonderbreking uitgesloten zijn, zal het genoemde bureau, in samenspraak met de betrokken diensten, onderzoeken of, rekening houdend met de dienstvereisten, de loopbaanonderbreking toch kan toegestaan worden. Indien de aanvrager niet van loopbaanonderbreking uitgesloten is, maar inkorting vraagt van de wachttermijn, wordt, eveneens in samenspraak met de betrokken diensten, bepaald op welke datum de loopbaanonderbreking kan ingaan.

4 Na toekenning wordt het aangevulde formulier C61-OB door het bureau CCE PP.013 bij de regionale dienst van de RVA ingediend ten einde de onder de rubriek B.1.2 bedoelde toelage te bekomen. Bij weigering worden de bediende en zijn onmiddellijke chef door hetzelfde bureau op de hoogte gebracht van de reden waarom op de aanvraag niet kon worden ingegaan Administratieve toestand van de bediende tijdens de loopbaanonderbreking De bediende met loopbaanonderbreking wordt door de NMBS niet meer bezoldigd, maar behoudt bepaalde, hierna opgesomde aan een bediende in actieve dienst toegekende rechten en voordelen. a. Post in het kader Indien de toegestane periode van loopbaanonderbreking tot gevolg heeft dat de bediende een ononderbroken periode van onbezoldigde afwezigheid bekwam die zes maanden overschrijdt, blijft hij geen titularis van de post in het kader die hij eventueel bezet. Op het einde van de onderbrekingsperiode wordt hij zonder enige voorwaarde weer in dienst genomen. In afwachting dat hem onder de reglementaire voorwaarden een kaderpost kan toegewezen worden, wordt hij in zijn vroegere werkzetel buiten kader benuttigd. b. Bevordering De bediende behoudt zijn rechten op bevordering. c. Overplaatsing In geval de bediende titularis blijft van een kaderpost, behoudt hij zijn rechten op overplaatsing (zie rubriek B.1.5.a). d. Sociale Zekerheid Het recht op gezinsbijslag blijft behouden in het stelsel van de werknemers (bij de NMBS of bij een ander kinderbijslagfonds) of in het stelsel van de zelfstandigen. Het recht op geneeskundige zorgen ten laste van de Kas der Geneeskundige Verzorging van de NMBS blijft gehandhaafd, alsook de voordelen van het Fonds der Sociale Werken. Ziekte of invaliditeit ten gevolge van een ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking. e. Jaarlijks vakantieverlof, rustdagen, compensatieverlofdagen en kredietdagen Het jaarlijks vakantieverlof, het aantal rustdagen en compensatieverlofdagen alsook het aantal kredietdagen waarop de bediende tijdens het lopende jaar recht heeft, worden verminderd in verhouding tot de duur van de

5 loopbaanonderbreking. Met de periode van loopbaanonderbreking wordt derhalve rekening gehouden voor het bepalen van de verminderingen die voorzien zijn in het ARPS bundel 542, paragraaf 3, bericht 58 PS (rubriek 4) van 11 augustus 1997 en bericht 29 PP (rubriek 3.4) van 26 oktober f. Vakantiegeld en jaarpremie Het vakantiegeld en de jaarpremie worden verminderd in verhouding tot de duur van de loopbaanonderbreking. g. Pensioen De mate waarin sommige perioden van loopbaanonderbreking in aanmerking komen voor het bepalen van het recht op en de berekening van het pensioen, wordt bepaald door een afzonderlijk bericht PS. h. Verkeersvoordelen Tijdens de loopbaanonderbreking behoudt het personeelslid zijn rechten op verkeersvoordelen in Beneluxverkeer. 2. GEWONE GEDEELTELIJKE LOOPBAANONDERBREKING 2.1 Principe De statutaire bediende die na de invoering van de onderhavige beschikkingen het vrijwillig stelsel van halftijdse arbeid (bericht 31 PS van 26 april 1996) of het vrijwillig arbeidsstelsel van 32 uren per week (bericht 32 PS van 26 april 1996) bekomt, kan, van de RVA een onderbrekingsuitkering bekomen, voor zover hij door de wettelijke bepalingen hiervan niet uitgesloten is (bv. omwille van een tewerkstelling bij een andere werkgever). De totale periode van gewone loopbaanonderbreking over de hele loopbaan mag 60 maanden niet overschrijden. Voor de berekening van de maximum periode worden eveneens de perioden van loopbaanonderbreking in aanmerking genomen die de bediende zou bekomen hebben bij een andere werkgever, op basis van de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. De specifieke stelsels onder de rubrieken B.3, B.4 en B.5 worden hiervoor echter niet meegerekend. De bediende die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft, kan onder de gestelde voorwaarden de gewone gedeeltelijke loopbaanonderbreking bekomen tot aan zijn pensioen Uitkering Aan het personeelslid dat overeenkomstig de rubriek B.2.1 van dit bericht zijn loopbaan gedeeltelijk onderbreekt, wordt - onder de voorwaarden die vastgesteld werden door het Koninklijk Besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning

6 van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben - door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een maandelijkse uitkering toegekend, waarvan het bedrag op 1 oktober 2002 als volgt bepaald is: 1 Bedienden die de leeftijd van vijftig jaar niet bereikt hebben o EUR 193,42 aan de bediende die zijn voltijdse betrekking vermindert in het raam van het bericht 31 PS van 26 april 1996, maar nog geen 5 jaar in dienst van de NMBS is; o EUR 257,90 aan de bediende die zijn voltijdse betrekking vermindert in het raam van het bericht 31 PS van 26 april 1996, en minstens 5 jaar in dienst van de NMBS is; o voor de bediende die zijn tewerkstelling in het arbeidsstelsel van 32 uren per week vermindert in het raam van het bericht 31 PS van 26 april 1996, wordt per maand een gedeelte van de genoemde bedragen toegekend dat proportioneel is aan de overeenkomstige arbeidsduur; o EUR 127,38 aan de bediende die zijn voltijdse betrekking vermindert in het raam van het bericht 32 PS van 26 april 1996 (voor de alleenwonende bediende 2 wordt dit bedrag verhoogd tot EUR 164,38). Bedienden die de leeftijd van vijftig jaar bereikt hebben o EUR 385,28 aan de bediende die zijn voltijdse betrekking vermindert in het raam van het bericht 31 PS van 26 april o voor de bediende die zijn tewerkstelling in het arbeidsstelsel van 32 uren per week vermindert in het raam van het bericht 31 PS van 26 april 1996, wordt per maand een gedeelte van het genoemde bedrag toegekend dat proportioneel is aan de overeenkomstige arbeidsduur. o EUR 178,96 aan de bediende die zijn voltijdse betrekking vermindert in het raam van het bericht 32 PS van 26 april 1996; (voor de alleenwonende bediende 2 wordt dit bedrag verhoogd tot EUR 215,96). Bij toekenning van de gewone gedeeltelijke loopbaanonderbreking worden de complementaire toelagen waarvan sprake is in de rubriek B.4 van de berichten 31 PS en 32 PS van 26 april 1996 alleen verleend in het raam van de bepalingen van de berichten 28 HR/2003 en 22 HR/ Aanvraag en toekenning Na de ontvangst van de aanvraag (P448 a of P448 b), bezorgt het bureau CCE PP.013 het document C61-OB van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dat nodig is om de onderbrekingsuitkering te kunnen genieten aan de bediende. Deze laatste zendt, zo vlug mogelijk, dit document correct ingevuld terug. Na toekenning wordt het aangevulde formulier door bovengenoemd bureau bij de regionale dienst van de RVA ingediend teneinde de overeenstemmende toelage te bekomen.

7 2.4 Administratieve toestand van de bediende tijdens de gewone gedeeltelijke loopbaanonderbreking De bediende met gedeeltelijke loopbaanonderbreking behoudt de rechten en voordelen die vermeld zijn onder de rubriek B.1.5. Hij blijft titularis van de post in het kader die hij bezet, en behoudt eveneens de voordelen in internationaal verkeer. 3. PALLIATIEF VERLOF 3.1 Principe De statutaire bediende, met uitzondering van de stagedoende bediende, kan voor een periode van 1 maand volledig of gedeeltelijk (in het vrijwillig arbeidsstelsel van halftijdse arbeid of het vrijwillig arbeidsstelsel van 32 uren per week) zijn loopbaan onderbreken om palliatieve zorgen te verstrekken: aan om het even welke persoon die bij de bediende inwoont; aan een familielid van de eerste of de tweede graad dat niet bij de bediende inwoont. Een verlenging van het palliatief verlof kan toegekend worden voor een periode van 1 maand, voor zover de dienstvereisten zich er niet tegen verzetten. De duur van het palliatief verlof is beperkt tot een totaal van 1 jaar over de hele beroepsloopbaan. Onder palliatieve zorgen wordt verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden Uitkering Aan het personeelslid dat overeenkomstig de rubriek B.3.1 van dit bericht zijn loopbaan onderbreekt, wordt - onder de voorwaarden die vastgesteld werden door het Koninklijk Besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben - door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een maandelijkse uitkering toegekend, waarvan het bedrag op 1 oktober 2002 als volgt bepaald is: 1 EUR 536,65 aan de bediende die zijn loopbaan volledig onderbreekt om palliatieve zorgen te verlenen; EUR 107,33 aan de bediende die zijn arbeidsprestaties vermindert tot 32 uren per week om palliatieve zorgen te verlenen; dit bedrag wordt vermeerderd tot EUR 214,66 voor de bedienden die de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt; EUR 268,32 aan de bediende die zijn arbeidsprestaties vermindert tot halftijds om palliatieve zorgen te verlenen; dit bedrag wordt vermeerderd tot EUR 536,65 voor de bedienden die de leeftijd van 50 jaar hebben

8 bereikt; voor de bediende die een stelsel van deeltijdse arbeid met een loopbaanonderbreking schorst, wordt per maand een gedeelte van de genoemde bedragen toegekend dat proportioneel is aan de overeenkomstige arbeidsduur. Bij toekenning van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking worden de complementaire toelagen waarvan sprake is in de rubriek B.4 van de berichten 31 PS en 32 PS van 26 april 1996 niet verleend Aanvraag De bediende die een maand palliatief verlof wenst te bekomen, dient ten minste 1 week vóór de aangeduide begindatum, hiertoe bij zijn onmiddellijke chef een formulier P 103 (in geval van volledige loopbaanonderbreking), P448 a of 448 b (in geval van gedeeltelijke loopbaanonderbreking) in, met vermelding van de gevraagde begindatum, en voegt bij die aanvraag een attest dat afgeleverd is door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging nodig heeft. Uit dit attest moet blijken dat het personeelslid zich bereid verklaard heeft de bedoelde palliatieve zorgen te verlenen. Het moet tevens de eventuele verwantschap vermelden van de patiënt met de bediende. De onmiddellijke chef zal de aanvraag onverwijld doorzenden naar de CCE PP.013 sectie 62. Indien het om een verlenging van een reeds toegestaan palliatief verlof gaat, zal de bediende ten minste 1 week vóór het einde ervan schriftelijk zijn aanvraag tot verlenging richten aan de CCE PP.013, Frankrijkstraat 85, sectie 62, 1060 Brussel. Bij zijn aanvraag zal hij een nieuw doktersattest voegen waaruit blijkt dat de palliatieve zorgen moeten voortgezet worden. Na ontvangst van de aanvraag, zendt het bureau CCE PP.013 de nodige aanvraagformulieren naar de bediende en licht het eventueel de onmiddellijke chef en het beherend bureau PS hierover in. De volgende formulieren moeten door de bediende ingevuld en teruggezonden worden: B officieel aanvraagformulier NMBS (in het geval van een volledige loopbaanonderbreking); C61 OB-SV document van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dat nodig is om de onderbrekingsuitkering te kunnen genieten. De aanvrager vult zorgvuldig en correct de genoemde formulieren in en zendt ze ten spoedigste weer naar het bovengenoemde bureau van de CCE PP Toekenning Het bureau PP.013 staat in voor de toekenning van het palliatief verlof. Na toekenning wordt het aangevulde formulier C61 OB-SV door het bureau CCE PP.013 bij de regionale dienst van de RVA ingediend ten einde de onder de rubriek B.3.2 bedoelde toelage te bekomen. Bij weigering worden de bediende en

9 zijn onmiddellijke chef door hetzelfde bureau op de hoogte gebracht van de reden waarom op de aanvraag niet kon worden ingegaan Administratieve toestand van de bediende tijdens het palliatief verlof De bediende met palliatief verlof behoudt bepaalde, hierna opgesomde rechten en voordelen van een bediende in actieve dienst. a. Post in het kader De bediende blijft titularis van de door hem bezette post in het kader. b. Bevordering De bediende behoudt zijn rechten op bevordering. c. Overplaatsing De bediende behoudt zijn rechten op overplaatsing. d. Sociale Zekerheid De bediende behoudt tijdens het palliatief verlof zijn rechten op de gezinsbijslagen en op de voordelen van het Fonds der Sociale Werken, met uitzondering van de vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid. Ziekte of invaliditeit ten gevolge van een ongeval maakt geen einde aan het palliatief verlof. e. Jaarlijks vakantieverlof, rustdagen, compensatieverlofdagen en kredietdagen Het jaarlijks vakantieverlof, het aantal rustdagen en compensatieverlofdagen alsook het aantal kredietdagen waarop de bediende tijdens het lopende jaar recht heeft, worden verminderd in verhouding tot de duur van het palliatief verlof. Met de periode van loopbaanonderbreking wordt derhalve rekening gehouden voor het bepalen van de verminderingen die voorzien zijn in het A.R.P.S. bundel 542, paragraaf 3, bericht 58 PS (rubriek 4) van 11 augustus 1997 en bericht 29 PP (rubriek 3.4) van 26 oktober f. Vakantiegeld en jaarpremie Het vakantiegeld en de jaarpremie worden verminderd in verhouding tot de duur van het palliatief verlof. g. Pensioen De mate waarin sommige perioden van loopbaanonderbreking in aanmerking komen voor het bepalen van het recht op en de berekening van het pensioen,

10 wordt bepaald door een afzonderlijk bericht PS. h. Verkeersvoordelen Tijdens het palliatief verlof behoudt het personeelslid zijn rechten op verkeersvoordelen in Beneluxverkeer. Hij behoudt eveneens de voordelen in internationaal verkeer indien de totale duur van de afwezigheid de periode van 1 maand niet overschrijdt. 4. OUDERSCHAPSVERLOF 4.1 Principe De statutaire bediende, met uitzondering van de stagedoende bediende, heeft de mogelijkheid bij de geboorte of de adoptie van een kind zijn loopbaan te onderbreken bij wijze van ouderschapsverlof voor de volgende perioden: ofwel 3 maanden in het raam van de volledige loopbaanonderbreking, door middel van periodes van minstens 1 maand; ofwel 6 opeenvolgende maanden in het raam van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking in het vrijwillig stelsel van halftijdse arbeid, ingeval hij op het ogenblik van de aanvraag voltijds tewerkgesteld is; ofwel 15 maanden in het raam van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking in het vrijwillig arbeidsstelsel van 32 uren per week, ingeval hij op het ogenblik van de aanvraag voltijds tewerkgesteld is, door middel van periodes van minstens 3 maanden. Bij geboorte dient dit verlof te worden opgenomen vooraleer het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt heeft, ingeval van adoptie uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt in een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister. Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. Deze vorm van ouderschapsverlof kan niet toegestaan worden aan personeelsleden die voor hetzelfde kind reeds ouderschapsverlof genoten hebben. In voorkomend geval zullen gedurende de betrokken periode van 1 jaar na het verschijnen van onderhavig bericht de beschikkingen van het bericht 85 P van 28 september 1982 voor hen nog toegepast worden Uitkering Aan het personeelslid dat overeenkomstig de rubriek B.4.1 van dit bericht zijn loopbaan onderbreekt, wordt - onder de voorwaarden die vastgesteld werden door het Koninklijk Besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben - door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een maandelijkse uitkering toegekend, waarvan het bedrag op 1 oktober 2002 bepaald is zoals omschreven

11 wordt in de rubriek B Aanvraag en toekenning De aanvraag en de toekenning van het ouderschapsverlof verloopt op dezelfde wijze zoals bepaald wordt onder de rubrieken B.3.3 en B.3.4, aan de hand van de volgende aanvraagformulieren: B officieel aanvraagformulier NMBS (in het geval van een volledige loopbaanonderbreking); P448 a of P448 b (in het geval van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking); C61 OB-SV document van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dat nodig is om de onderbrekingsuitkering te kunnen genieten. De bediende voegt bij zijn aanvraag naargelang het geval een afschrift van de geboorteakte of van de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister Administratieve toestand van de bediende tijdens het ouderschapsverlof De bediende met ouderschapsverlof behoudt bepaalde rechten en voordelen van een bediende in actieve dienst, die identiek zijn aan deze opgesomd in de rubriek B ZORG VOOR EEN ZWAAR ZIEK GEZINS- OF FAMILIELID 5.1. Principe De statutaire bediende, met uitzondering van de stagedoende bediende, kan volledig of gedeeltelijk (in het vrijwillig stelsel van halftijdse arbeid of het vrijwillig arbeidsstelsel van 32 uren per week) zijn loopbaan onderbreken voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een gezinslid of een familielid tot de tweede graad dat lijdt aan een zware ziekte. Voor toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder gezinslid, elke persoon die samenwoont met het personeelslid; onder familielid, zowel de bloedals de aanverwanten. Onder zware ziekte wordt verstaan de ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. Deze vorm van loopbaanonderbreking is beperkt tot 12 maanden per patiënt in het geval van een volledige onderbreking, 24 maanden bij een gedeeltelijk loopbaanonderbreking (in het raam van het vrijwillig stelsel van halftijdse arbeid of van het vrijwillig arbeidstelsel van 32 uren per week). De onderbrekingsperioden moeten minstens 1 maand omvatten en mogen 3 maanden niet overschrijden Uitkering Aan het personeelslid dat overeenkomstig de rubriek B.5.1 van dit bericht zijn loopbaan onderbreekt, wordt - onder de voorwaarden die vastgesteld werden

12 door het Koninklijk Besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben - door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een maandelijkse uitkering toegekend, waarvan het bedrag op 1 oktober 2002 bepaald is zoals omschreven wordt in de rubriek B Aanvraag en toekenning De aanvraag en de toekenning verloopt op dezelfde wijze zoals bepaald wordt onder de rubrieken B.3.3 en B.3.4, aan de hand van de volgende aanvraagformulieren: B officieel aanvraagformulier NMBS (in het geval van een volledige loopbaanonderbreking); P448 a of P448 b (in het geval van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking); C61-OB SV document van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) dat nodig is om de onderbrekingsuitkering te kunnen genieten. De bediende voegt bij zijn aanvraag een attest waarin de behandelende arts verklaart dat de bedoelde bijstand of verzorging aan het zwaar zieke gezins- of familielid noodzakelijk is en dat de bediende bereid is deze bijstand of verzorging te verlenen Administratieve toestand van de bediende De bediende behoudt tijdens dit verlof bepaalde rechten en voordelen van een bediende in actieve dienst, die identiek zijn aan deze opgesomd in de rubriek B.3.5. C. TOEPASSING OP HET NIET-STATUTAIR PERSONEEL De onder de rubrieken B.2, B.3, B.4 en B.5 vermelde stelsels van loopbaanonderbreking zijn eveneens van toepassing op het niet-statutair personeel, rekening houdend met hun tewerkstelling in het raam van een arbeidsovereenkomst en voor zover de betrokken bediende sedert minstens 12 maanden in dienst is bij de NMBS. 1 De uitkeringen worden geïndexeerd zoals vermeld in het Koninklijk Besluit van 10 juni 2002 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van de overheidsbedrijven die in toepassing van de wet van 21 maart 1991 houdende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bestuursautonomie verkregen hebben. 2 Onder alleenwonende bediende wordt verstaan de bediende die alleen woont en de bediende die uitsluitend samenwoont met één of meerdere kinderen die hij ten laste heeft.