2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.



Vergelijkbare documenten
2.2 Kinderjaren. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij.

Als je allemaal iets in de pot moet doen, voor bijvoorbeeld een uitje, heb je verschillende manieren om vast te stellen wie wat moet betalen:

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Begrippenlijst Economie Levensloop H1,H2,H3

ALGEMENE ECONOMIE /04

4.1 Klaar met de opleiding

Samenvatting Economie Jong & Oud

4 Toon met twee verschillende berekeningen aan dat het ontbrekende gemiddelde inkomen (a) in de tabel gelijk moet zijn aan euro.

Boek 4 Hoofdstuk 7: De overheid en ons inkomen

Studeren in Check je geld! Wat je moet weten over studiekosten.

5,5. Samenvatting door een scholier 1286 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 5.

4,2. Samenvatting door een scholier 1704 woorden 18 juli keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

1) Wat krijgt een werknemer, een ambtenaar, huisarts, boekenschrijvers, makelaars en soldaten?

Studeren in Check je geld! Wat je moet weten over studiekosten.

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

5.1 Het speelkwartier

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

DE LORENZKROMME. Lorenzkromme 1

Anw: uitkering bij overlijden

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Begrippenlijst Economie Jong en Oud

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Samenvatting Economie Levensloop

Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Iedereen betaalt btw. Daarnaast betaalt iedereen die werkt ook loon- of inkomstenbelasting.

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

6,1. Samenvatting door een scholier 2162 woorden 3 juni keer beoordeeld. De collectieve sector blauwe boekje H1 + H2

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Studiefinanciering Bijverdienen 2016

Anw: uitkering bij overlijden

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z81FD (2126)

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Als u 65 jaar of ouder bent

Economie module 4 Ruilen in de tijd. goederen kopen

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

Studiefinanciering Bijverdienen 2014

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Aanvullende inkomsten

Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Het bestaat uit een groot aantal deelmarkten die min of meer met elkaar in verbinding staan.

Lesbrief Levensloop 1 e druk

H1: Economie gaat over..

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Studiefinanciering. Bereken de ouderbijdrage 2009

Zacco. bekennen 10 jaar, 10 jaar 1 jaar, 22 jaar zwijgen 22 jaar, 1 jaar 2 jaar, 2 jaar

Domein E: Concept Ruilen over de tijd

Hoofdstuk 4 Inkomensongelijkheid 4.1. a/b/c.

1 Belastingjaar 2016

Overzicht tarieven box 1. Belastingjaar 2017

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Samenvatting Economie Lesbrief Welvaart H1-H5

Regelingen en voorzieningen CODE Ouderbijdrage brochure. bronnen oktober 2013

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Opdrachten belastingstelsel

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

INHOUD [ 7 ] G E L D W I J Z E R S T U D E N T E N

Schoolexamen 2005 Inkomen H1

Studiefinanciering Bijverdienen 2015

Direct Ingaand Pensioen

Als u gaat scheiden. Let op! PA 960-1Z71FD (1019)

Werk en inkomen. Aangegeven loon/uitkering altijd BRUTO Wat gaat daar dan nog van af?

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Oefentoets Klas: havo 3 / vwo 3

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

STUDIEFINANCIERING BIJVERDIENEN. De IB-Groep komt je tegemoet. Maximum bedrag voor 2005 Wat zijn bijverdiensten Gevolgen van te veel bijverdiensten

Als u gaat werken in Duitsland

Studiefinanciering Bijverdienen 2017

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

Overheid in ruime zin - centrale overheid + lagere overheden (provincies en gemeenten)

Fiscaal rapport aangifte inkomstenbelasting 2016

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

De belangrijkste veranderingen in 2015 voor senioren op een rij INKOMEN

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

HRo - Loonbelasting -- Deel 4

6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld

Delta Lloyd Levensverzekering NV

1 Kinderen en sociale zekerheid

Belasting betalen en Hypotheekrente aftrek. Ontwerp power point; Henk Douna

Levensloopregeling. Spaar voor uw verlof

Geld voor school en studie

Als u AOW krijgt. Inhoud Wat is AOW 2

In de economie is een goed schaars als er een offer of inspanning geleverd moet worden om het te krijgen -> relatieve schaarste

HRo - Loonbelasting -- Deel 3

7.6. Inkomen HOOFDSTUK 5 SOCIALE ZEKERHEID 5.1 GESCHIEDENIS VAN DE SOCIALE ZEKERHEID 5.2 COLLECTIEF OF PARTICULIER?

Cijferbijlage Wonen in Nederland en werken in België

Studiefinanciering Berekenen ouderbijdrage 2016

Studiefinanciering Bijverdienen 2019

Delta Lloyd Levensverzekering NV

De overheid. Uitgaven: uitkeringen en subsidies. De overheid. Ontvangsten: belasting en premies. De grote herverdeler van inkomens

Productvoorwaarden BLG Aanvullend Inkomen Uitkeringsrekening Geldig vanaf 1 januari 2016

Productvoorwaarden Aanvullend Pensioen Uitkeringsrekening

Transcriptie:

2.2 Kinderjaren Het krijgen van kinderen heeft voor ouders economische gevolgen: 1. Ouders krijgen minder tijd voor andere zaken en gaan bv. minder werken; 2. Kinderen kosten geld. De overheid komt ouders op twee manieren tegemoet: 1. Vergoeding voor kinderopvang: - Inkomensafhankelijk (hoog inkomen lage bijdrage overheid) (laag inkomen hoge bijdrage overheid) - Werkgever betaalt ook een deel van de kinderopvang. 2. Kinderbijslag - De hoogte hangt af van de leeftijd van het kind; - Voor kinderen die naar mbo-opleiding gaan krijgen ouders kinderbijslag tot 18 jaar; - Voor kinderen van 16 jaar of ouder die naar een hbo-opleiding; of universiteit gaan krijgen ouders geen kinderbijslag meer; - De peildatum voor de leeftijd is de eerste dag van het kwartaal. De bedragen en percentages uit dit hoofdstuk hoef je niet uit je hoofd te leren. Indien nodig krijg je deze op een proefwerk erbij. 1

2.3 Je eigen eerste geld Kinderen en jongeren hebben meestel twee bronnen van inkomsten: 1. Zakgeld van de ouders: - dit hangt vaak af van de leeftijd; - zakgeld krijg je over een bepaalde periode (stroomgrootheid); - het geld wat je op een bepaald moment bezit is een voorraadgrootheid. 2. Inkomen uit een baantje: Brutoloon Loonheffing (het geld dat je krijgt van je werkgever) (deze bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen) Loonbelasting gaat naar de overheid. Premie volksverzekeringen is een premie die je betaalt voor: - AOW (Uitkering van de overheid als je 65 jaar of ouder bent); - ANW (Uitkering van de overheid voor nabestaanden na overlijden); - AWBZ (Hieruit worden bepaalde ziektekosten betaalt). Brutoloon Loonheffing = Nettoloon 2

2.3 Je eigen eerste geld Kinderen en jongeren hebben meestel twee bronnen van inkomsten: 1. Zakgeld van de ouders: - dit hangt vaak af van de leeftijd; - zakgeld krijg je over een bepaalde periode (stroomgrootheid); - het geld wat je op een bepaald moment bezit is een voorraadgrootheid. 2. Inkomen uit een baantje: Brutoloon Loonheffing (het geld dat je krijgt van je werkgever) (deze bestaat uit loonbelasting en premie volksverzekeringen) Loonbelasting gaat naar de overheid. Premie volksverzekeringen is een premie die je betaalt voor: - AOW (Uitkering van de overheid als je 65 jaar of ouder bent); - ANW (Uitkering van de overheid voor nabestaanden na overlijden); - AWBZ (Hieruit worden bepaalde ziektekosten betaalt). Brutoloon Loonheffing = Nettoloon 3

2.3 Je eigen eerste geld De overheid geeft elke burger een korting op de te betalen loonheffing. In 2014 is deze algemene heffingskorting 2.103. Als de totale loonheffing, lager of gelijk is aan de algemene heffingskorting hoef je dus geen belasting te betalen. De algemene heffingskorting wordt door de belastingdienst per maand van de loonheffing afgetrokken. Elke maand wordt dus 1/12 van 2.103 van de te betalen loonheffing afgetrokken. Voorbeeld: Peter werkt in een jaar 5 maanden. Het brutoloon per maand is 1.700. De loonheffing bedraagt 25%. De algemene heffingskorting is 2.103. Bereken het bedrag wat Peter aan belasting moet betalen. Totale brutoloon Peter = 5 x 1.700 = 8.500 Berekende loonheffing = 25% van 8.500 = 2.125 Te betalen loonheffing = 2.125-2.103 = 22 4

2.4 De verdeling van de inkomens Voorbeeld: Van 5 mensen is het inkomen opgevraagd. Dit leidt tot het volgende overzicht: Peter verdient 1.000. Sander verdient 1.500. Barbara verdient 1.750. Rebecca verdient 2.250 en Petra verdient 2.750 Als we een grafiek gaan tekenen van de inkomensverdeling binnen deze groep personen, krijgen we de lorenzkromme. Stap 1: Bereken per inkomensbedrag het aandeel van de personen die dit inkomen hebben in % van het totale aantal personen. Er zijn 5 mensen. Elk inkomensbedrag komt 1 keer voor. Van deze groep verdient Dus 20% 1.000, 20% 1.500, 20% 1.750, 20% 2.250 en 20% 2.750. 5

2.4 De verdeling van de inkomens Voorbeeld: Van 5 mensen is het inkomen opgevraagd. Dit leidt tot het volgende overzicht: Peter verdient 1.000. Sander verdient 1.500. Barbara verdient 1.750. Rebecca verdient 2.250 en Petra verdient 2.750 Stap 2: Bereken per inkomensbedrag het gecumuleerde aandeel van de personen die dit inkomen hebben of een lager inkomen in % van het totale aantal personen. 1 persoon verdient 1.000. Dit is 20%. 2 personen verdienen 1.500 of minder. Dit is 40%. 3 personen verdienen 1.750 of minder. Dit is 60%. 4 personen verdienen 2.250 of minder. Dit is 80%. 5 personen verdienen 2.750 of minder. Dit is 100%. Stap 3: Bereken het totale inkomen dat de 5 personen verdienen. De 5 personen verdienen in totaal 1.000 + 1.500 + 1.750 + 2.250 + 2.750 = 9.250. 6

2.4 De verdeling van de inkomens Voorbeeld: Van 5 mensen is het inkomen opgevraagd. Dit leidt tot het volgende overzicht: Peter verdient 1.000. Sander verdient 1.500. Barbara verdient 1.750. Rebecca verdient 2.250 en Petra verdient 2.750. Stap 4: Bereken het aandeel van het inkomen van elke persoon in % van het totale inkomen. Bereken ook de gecumuleerde aandelen. Aandeel Peter = 1.000/ 9.250 x 100% = 11% Aandeel Sander = 1.500/ 9.250 x 100% = 16% Aandeel Barbara = 1.750/ 9.250 x 100% = 19% Aandeel Rebecca = 2.250/ 9.250 x 100% = 24% Aandeel Petra = 2.750/ 9.250 x 100% = 30% Gecumuleerd aandeel Peter = 11% Gecumuleerd aandeel P + S = 11% + 16% = 27% Gecumuleerd aandeel P + S + B = 27% + 19% = 46% Gecumuleerd aandeel P + S + B + R = 46% + 24% = 70% Gecumuleerd aandeel P + S + B + R + P = 70% + 30% = 100% 7

2.4 De verdeling van de inkomens Stap 5: Teken een grafiek met op de horizontale as het gecumuleerde aandeel van de personen in % van het totale aantal personen en op de verticale as het gecumuleerde aandeel van het inkomen in % van het totale inkomen. Je tekent nu een vloeiende kromme door de volgende punten: Hor. As Vert. as 20% 11% 40% 27% 60% 46% 80% 70% 100% 100% Let op: Teken altijd de diagonaal (volstrekt gelijke inkomensverdeling) 8

2.5 De herverdeling van de inkomens Inkomensverdeling Verenigde Staten (Data 2008) 9

2.5 De herverdeling van de inkomens Verdeling van rijkdom Verenigde Staten (Data 2008) De eerste balk geeft de werkelijke verdeling; De tweede balk geeft aan hoe Amerikanen denken dat de verdeling in werkelijkheid is; De derde balk geeft aan hoe men zou willen dat de verdeling zou zijn. 10

2.5 De herverdeling van de inkomens 11

2.5 De herverdeling van de inkomens Inkomensverdeling Nederland (Data 2009) In Nederland bezit 10% van de bevolking 58% van al het vermogen; De lorenzcurve begint negatief. Dit komt door de huishouden die meer schulden dan bezittingen hebben; Merk ook op dat veel huishoudens geen vermogen hebben. 12

2.5 De herverdeling van de inkomens In het voorbeeld van hoofdstuk 2.4 hoefden de vijf personen geen belasting te betalen over hun inkomen. In werkelijkheid moet er over inkomen belasting betaald worden. Besteedbaar inkomen = het inkomen dat overblijft nadat belastingen betaald zijn. Wanneer mensen belasting moeten betalen, kan dit betekenen dat de verdeling van de inkomens verandert. Nivellering = na de belastingheffing zijn de procentuele inkomensverschillen kleiner geworden. De inkomensverdeling wordt nu minder scheef (gelijker) Denivellering = na de belastingheffing zijn de procentuele inkomensverschillen groter geworden. De inkomensverdeling wordt nu schever (ongelijker) Of nivellering/denivellering van inkomens rechtvaardig of niet rechtvaardig is, is geen vraag voor economen (maar wel voor politici). 13

2.5 De herverdeling van de inkomens Voorbeeld: Voor het heffen van belastingen verdienen Rebecca en Petra samen 54% van het totale inkomen. Rebecca en Petra zijn de twee personen die het meeste verdienen. Na het heffen van belastingen verdienen Rebecca en Petra samen 46% van het totale inkomen. Door het heffen van belastingen worden de procentuele inkomensverschillen kleiner. Na betaling van belastingen verdienen Rebecca en Petra een kleiner deel van het totale inkomen dan voor de heffing van belastingen. Er heeft nu nivellering plaatsgevonden. 14

2.6 Ruilen over de tijd Als je inkomen hebt ontvangen, kun je een tweetal dingen doen: Consumeren Sparen = geld besteden voor de bevrediging van behoeften. = het niet-besteden van (een deel) van het inkomen. We hebben eerder gezien, dat in de economie alles draait om keuzes. Als je spaart, kies je ervoor om het moment van consumptie te verplaatsen naar de toekomst. (Video ASO Bank Juinen Van Kooten en de Bie) Het geld wordt voorlopig niet als ruilmiddel, maar als bewaarmiddel gebruikt. Dit heet ruilen over de tijd (intertemporele ruil). Als je geld leent, kies je ervoor om het moment van consumptie te vervroegen. Ook nu is er sprake van ruilen over de tijd. We hebben eerder gezien, dat er bij het maken van keuzes sprake is van opofferingskosten. 15

2.6 Ruilen over de tijd Voorbeeld: Peter wil de nieuwe Ipad 3 kopen. Hij heeft hiervoor nog niet voldoende geld. Peter kan nu twee dingen doen: 1) Hij wacht tot hij voldoende geld heeft; 2) Hij leent geld om de Ipad 3 nu te kunnen kopen. Als Peter kiest voor optie 1 zijn de opofferingskosten dat hij voorlopig niet kan genieten van zijn nieuwe Ipad 3. Peter ontvangt voor het wachten wel een rentevergoeding als hij zijn geld op een spaarrekening zet. Als Peter kiest voor optie 2 zijn de opofferingskosten dat hij rente zal moeten betalen over zijn lening. Ook loopt hij de rente mis die hij zou krijgen wanneer hij het geld op zijn spaarrekening zou zetten. Wanneer Peter weet dat de prijs van de Ipad 3 in de toekomst gaat stijgen of dalen zal dit van invloed zijn op de beslissing die Peter neemt. 16

2.7 Werken of doorleren Voorbeeld: Sandra heeft na het afmaken van haar MBO opleiding de volgende twee keuzes: 1) Sandra gaat werken; 2) Sandra gaat een HBO opleiding volgen. Als Sandra kiest voor optie 1, gaat ze al meteen geld verdienen. Ze kan dus meteen gaan consumeren. Doordat ze een MBO opleiding heeft, kan ze een minder goede baan krijgen dan iemand die een HBO opleiding heeft gevolgd. Als Sandra kiest voor optie 2, gaat ze pas later geld verdienen. Ze moet haar consumptie dus uitstellen. Doordat Sandra een HBO opleiding gevolgd heeft, kan ze later een betere baan krijgen waardoor haar totale verdiencapaciteit (het bedrag dat iemand maximaal kan verdienen) meer is dan dat van iemand met een MBO opleiding. Economie beschrijft de gevolgen van een bepaalde keuze van Sandra. Sandra zal uiteindelijk zelf haar keuze moeten maken. In economische zin is er bij dit voorbeeld dus geen foute keuze/oplossing/antwoord. 17

2.7 Werken of doorleren Iedereen die studeert heeft recht op een basisbeurs en een ov-studentenkaart om gratis te reizen (of door de weeks of in het weekend). Dit zijn schenkingen; Afhankelijk van het inkomen van je ouders kun je een aanvullende beurs krijgen; Deze aanvullende beurs wordt hoger als het belastbaar inkomen van de ouders lager is; Iedereen die studeert heeft de mogelijkheid om bij te lenen; Er bestaat ook de mogelijkheid om te lenen voor het betalen van collegegeld tot een bepaald maximumbedrag. Onderwijs en de hoogte van het onderwijsniveau hebben gunstige effecten op de samenleving (meer productie, betere concurrentie met het buitenland, meer welvaart). Studeren is niet enkel een individueel belang maar ook een collectief belang. Studenten moeten een deel zelf betalen, maar de overheid betaalt het grootste deel van de onderwijskosten uit de belastingen. Let op: Je hoeft de bedragen uit de tabellen 2.15 t/m 2.18 niet van buiten te leren. Je moet er wel mee kunnen werken als ze gegeven zijn. 18

2.7 Werken of doorleren Voorbeeld: Jan gaat studeren in Utrecht. Hij gaat op kamers wonen. De moeder van Jan heeft een belastbaar inkomen van 30.000. De vader van Jan heeft een belastbaar inkomen van 12.500. Bereken aan de hand van de tabellen 2.15 t/m 2.18 (pagina 32 en 33) de aanvullende beurs van Jan en het bedrag dat hij maandelijks maximaal kan lenen. Aanvullende beurs: 1) Jan is uitwonend. Uit tabel 2.18 volgt dat de aanvullende beurs maximaal 252,17 is; 2) De moeder van Jan heeft een belastbaar inkomen van 30.000. Uit tabel 2.17 volgt dat er 267,17 van de aanvullende beurs van Jan af gaat; 3) De vader van Jan heeft een belastbaar inkomen van 12.500. Uit tabel 2.17 volgt dat er 111,99 bij de aanvullende beurs van Jan bij komt; 4) De aanvullende beurs van Jan wordt nu 252,17-267,17 + 111,99 = 96,99 19

2.7 Werken of doorleren Voorbeeld: Jan gaat studeren in Utrecht. Hij gaat op kamers wonen. De moeder van Jan heeft een belastbaar inkomen van 30.000. De vader van Jan heeft een belastbaar inkomen van 12.500. Bereken aan de hand van de tabellen 2.15 t/m 2.18 (pagina 32 en 33) de aanvullende beurs van Jan en het bedrag dat hij maandelijks maximaal kan lenen. Maximaal leenbedrag: 1) Jan heeft recht op een aanvullende beurs van 96,99; 2) De maximale aanvullende beurs is 252,17; 3) Jan kan het verschil van 252,17-96,99 = 155,16 bijlenen; 4) Samen met het maximaal te lenen bedrag van 441,58 kan Jan dus in totaal 155,16 + 441,58 = 596,76 bijlenen. 20