Documentbeheer Vastgesteld door Datum Datum laatste wijziging Paraaf procesverantwoordelijke



Vergelijkbare documenten
Documentbeheer Vastgesteld door Datum Datum laatste wijziging Paraaf procesverantwoordelijke

Documentbeheer Vastgesteld door Datum Datum laatste wijziging Paraaf procesverantwoordelijke

Paginanummer Pagina 1 van 17

GEMEENTE WOUDENBERG DRAAIBOEK 22 VOORZIEN IN PRIMAIRE LEVENSBEHOEFTEN DEEL 3

Rampenplan gemeente Heerhugowaard. Inhoudsopgave

Paginanummer Pagina 1 van 13

Oplegvel. Onderwerp Regionaal convenant Opvang en Verzorging met het Nederlandse Rode Kruis B&W:

Pastorale zorg bij rampen

Documentbeheer Vastgesteld door Datum Datum laatste wijziging Paraaf procesverantwoordelijke

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Organisatorisch deel. Alarmering Deelproces 1

Publieke Zorg. Regionaal Crisisplan - Bevolkingszorg

B & W-nota. Onderwerp Vaststelling Notitie Een kwaliteitsslag in de Rampenbestrijdingsorganisatie van Haarlem

B6-3 Deelplan Registratie

Pagina 1 van 28

Pastorale zorg bij rampen

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Ontruimen en evacueren Deelproces 5. Organisatorisch deel

Functies en teams in de rampenbestrijding

Beschrijving operationeel proces politie Ontruimen en evacueren

Versie /6

GEMEENTE DRAAIBOEK 20 UITVAARTVERZORGING DEEL 4

Documentbeheer Vastgesteld door Datum Datum laatste wijziging Paraaf procesverantwoordelijke

Ondersteuning. Proces: Preparatie nafase. Positionering van proces in structuur

CONVENANT. SLOTERVAART ZIEKENHUIS VEILIGHEIDSREGIO Amsterdam-Amstelland SAMENWERKINGSAFSPRAKEN VOOR RAMPEN EN CRISES

Introductie rampenplan Overzicht

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Organisatorisch deel. Geestelijke zorg Deelproces 24b

Versie /7

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Drenthe/Assen

VEILIGHEIDSBELEID RAMPENBESTRIJDING GEMEENTE SMALLINGERLAND. Het is niet te hopen dát er een ramp gebeurt in onze gemeente of ergens anders.

GRIP-teams en kernbezetting

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Centraal Registratie- en Informatiebureau (CRIB) Deelproces 15. Organisatorisch deel

B1 - Basisplan en hoofdprocessen Inleiding en leeswijzer

Toelichting Rampenplan

Operationele Regeling VRU

B6 1 Deelplan Opvang en Verzorging

December Deelproces Verslaglegging en archivering

Toelichting RADAR. Pagina 1 van 8

REFERENTIEKADER REGIONAAL CRISISPLAN Procesmodellen

gfedcb Besluitenlijst d.d. d.d. adj.secr. gem.secr. gfedcb

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Centrale Registratie Afhandeling Schaden (CRAS) Deelproces 25. Organisatorisch deel

Versie /6

Alle activiteiten zijn op maat te maken in overleg met de opdrachtgever. Ook kunt u activiteiten combineren.

Stand van zaken Gemeentelijke Crisisbeheersing IJsselstein 2011

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding

Paginanummer Pagina 1 van 22

B2 - Hoofdproces Coördinatie en Commandovoering: GRIP Noord-Holland Noord

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Organisatorisch deel. Opvang en verzorging Deelproces 14

Algemene toelichting AGP 6

A 2015 N 51 PUBLICATIEBLAD

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP)

Handboek Bevolkingszorg

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Partijen: Het Röpcke-Zweers ziekenhuis, hierna te noemen 'het ziekenhuis', vertegenwoordigd door mevr. P. Terwijn, lid Raad van Bestuur,

Afsprakenlijst behorende bij het Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio s, Politie en ProRail

Format Zorgcontinuïteitsplan

GEMEENTE DRAAIBOEK 24 MILIEUZORG DEEL 4

Versie /6

BEDRIJFSNOODPLAN. Amstelveen

1 De coördinatie van de inzet

PROCESDEELPLAN NR. 18 RAMPENPLAN ZEELAND GEMEENTE X. Psychosociale hulpverlening

Crisisorganisatie uitgelegd

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Omgevingszorg. Regionaal Crisisplan - Bevolkingszorg

Bijlage A, behorende bij artikel 2 lid 1 Besluit personeel veiligheidsregio s

Geestelijke Hulp bij Ongevallen en Rampen (GVOR)

Operationele Regeling VRU

Beslisnotitie Veiligheidsregio Hollands Midden

Convenant calamiteitenzender. RTV Utrecht

Checklist voor controle (audit) NEN 4000

Regionaal crisisplan Regio Zuidoost-Brabant. Deel 2: Deelplan Bevolkingszorg

Bijlage E: Observatievragen

Organisatieverordening Veiligheidsregio Brabant-Noord 2007

Gemeentelijk Draaiboek, gemeente Helmond. Toegankelijk en begaanbaar maken Deelproces 20. Organisatorisch deel

Overdracht naar de Nafase (advies aan lokale gemeente)

Sociaal Calamiteitenprotocol versie voor aanbieders

Fase 1: Alarmeren. Stap 1. Stap 2. Stap 3. Actie. Toelichting. Betrokken partijen. Betrokken partijen. Actie. Toelichting. Betrokken partijen

Modelconvenant calamiteitenzender

De Veiligheidsregio NHN in vogelvlucht Commissie Bestuur en middelen

Veiligheidregio s en zorginstellingen Samen werken aan zorgcontinuïteit

De veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gebaseerd op verlengd lokaal bestuur en is een samenwerkingsverband tussen 26 gemeenten.

Deel 3. Gecoördineerde rampenbestrijding. Versie 2.0

Rampenplan gemeente Heerhugowaard

Opleiding Liaison CoPI voor zorginstellingen

Draaiboek Zwaar weer Gemeente Rijssen-Holten Vastgesteld door B&W op: 12 november 2002

VOORSTEL VOOR het AB VRU en het RC

Bijlagenboek. Processen Bevolkingszorg

Calamiteitenplan. Avond Vierdaagse Engelen

1. Voorzitter CT (per pand)

Beheer- en organisatieplan rampenbestrijding en crisisbeheersing

Rampenplan Gemeente Assen 2007 Deel IX: Deelproces Verslaglegging en archivering

Crisismanagement Groningen. Basismodule

Referentiekader GRIP en eisen Wet veiligheidsregio s

Klachtenreglement 2015

Verbindingsdienst Fryslân

Basiskennis slachtofferinformatiesystematiek

AGP 13 REGIONAAL CRISISPLAN VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-NOORD

5. Beschrijving per organisatie en

Rampenplan Gemeente Assen 2007 Deel I: Algemeen

Molenstraat HP Steenwijk Tel/fax Protocol voor opvang bij ernstige incidenten. Sint Clemensschool

Convenant calamiteitenzender. Veiligheidsregio Hollands Midden Omroep West

Transcriptie:

Documentbeheer Vastgesteld door laatste wijziging Paraaf procesverantwoordelijke AB 6 juli 2009 7 september 2009 Paginanummer Pagina 2 van 60

INHOUDSOPGAVE 1. Algemeen..4 1.1 Inleiding 4 1.2 Doel...4 1.3 Doelgroep...4 2. Organisatie en voorbereiding...5 2.1 Procesverantwoordelijkheid...5 2.2 Organisatie...5 2.3 Taken functionarissen in het proces opvang & verzorging...6 2.4 Afspraken met derden...10 3. Beginsituatie...11 3.1 Beschikbaar krijgen van personeel en middelen...11 3.2 Inzetten van personeel en middelen...11 4. Uitvoering...12 4.1 Werkwijze...12 Operationele prestaties opvang en verzorging...12 4.2 Scenario s...13 4.2.1 ACTIVITEIT: Transport van plaats X naar opvanglocatie...13 4.2.2 ACTIVITEIT: Inrichten opvanglocatie...14 4.2.3 ACTIVITEIT: Treffen van aanvullende voorzieningen en vermaak...15 4.3 Relaties met andere draaiboeken...15 Bijlage 1: Checklist / activiteiten deelplan 19...18 Bijlage 2: Model inrichting opvanglocatie...21 Bijlage 3: Checklist: basisbehoefte materiaal voor opvang van 50 personen...22 Bijlage 4: Relatie tussen opvangen en verzorgen en nazorg...24 bijlage 5: Model overeenkomst inzake opvang en verzorging...26 Bijlage 6: Model regeling pastorale nazorg...28 Bijlage 7: Leidraad voor het evacueren van vee..33 Bijlage 8: Afkortingenlijst...60 Paginanummer Pagina 3 van 60

1. ALGEMEEN Dit draaiboek maakt onderdeel uit van het Crisisbeheersingsplan. Het Crisisbeheersingsplan bestaat uit vier delen en is als volgt opgebouwd: Deel 1: Basisplan Hoofdlijnen en organisatiestructuur crisisbeheersing Deel 2: Deelplannen Activiteitenschema s Deel 3: Regionale procesbeschrijving DRAAIBOEK Deel 4: Concrete Lokale Invulling Dit draaiboek is een gedetailleerde regionale uitwerking van de hoofdlijnen die in het basisplan (deel 1) en de deelplannen (deel 2) zijn beschreven. De Veiligheidsregio Utrecht (VRU) heeft dit model opgesteld en aangeboden aan de gemeenten in de VRU. De 29 deelnemende gemeenten leggen de verdere lokale uitwerking van dit draaiboek vast in deel 4. 1.1 Inleiding Opvangen en verzorgen van slachtoffers (daklozen, lichtgewonden, op te vangen personen en dieren) voor de periode dat zij nog niet naar huis kunnen terugkeren, speelt zich veelal af buiten het rampterrein. Het is daarom van belang zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de omvang van het aantal op te vangen personen/dieren. Op basis daarvan kunnen opvanglocaties worden bepaald en voorbereid. Met het bovenstaande is niet gezegd dat er geen opvang/verzorging nodig is voor zwaargewonden. Voor deze categorie bieden echter primair de ziekenhuizen opvang en verzorging. Goede opvang bevordert de mogelijkheden voor registratie en het voorzien in de eerste levensbehoeften. De procesverantwoordelijkheid ligt bij de gemeente, bij de uitvoering worden vele andere organisaties en diensten betrokken. Opvangen en verzorgen is noodzakelijk wanneer het Gemeentelijke Beleidsteam (GBT) of een daartoe gemandateerde functionaris van een parate hulpverleningsdienst heeft besloten tot een ontruiming of een evacuatie (zie paragraaf 4.2: relatie met andere processen). Met betrekking tot het proces Opvangen en Verzorgen (O&V) wordt uitgegaan van een opvang voor korte duur (maximaal acht uur) of van middellange opvang (maximaal 36 uur). Binnen deze periode moet duidelijk worden of verlenging van de opvang noodzakelijk is. De opvangcentra zijn in veel gevallen zo gekozen dat zij ook voor middellange opvang geschikt gemaakt kunnen worden. De uitwerking van langdurige opvang (meerdere dagen) vindt plaats in het proces primaire levensbehoeften. Bij de uitvoering van het proces O&V zullen andere organisaties om ondersteuning worden verzocht: de politie bij de verplaatsing van de bevolking en de Regionaal Geneeskundige Functie bij het vervoer van op te vangen personen die afhankelijk zijn van speciaal vervoer (invalide en/of bedlegerige personen). De politie doet de verplaatsing tot de rand van het rampterrein. De gemeente dient vervoer van de rand van het rampterrein naar de Opvanglocatie te organiseren. 1.2 Doel Ten tijde van en na afloop van een incident/calamiteit opvangen en verzorgen van daklozen, op te vangen personen en licht gewonden, inclusief dieren voor de periode dat getroffenen nog niet naar hun huizen kunnen terugkeren (maximaal 36 uur). 1.3 Doelgroep Licht gewonden, daklozen of op te vangen personen, dieren. Bij dieren gaat het zowel om huisdieren als vee. Paginanummer Pagina 4 van 60

2. ORGANISATIE EN VOORBEREIDING 2.1 Procesverantwoordelijkheid De gemeente heeft een procesverantwoordelijke aangewezen voor het proces Opvangen en Verzorgen (O&V). Onder zijn/haar leiding vinden de voorbereiding op en de uitvoering van de activiteiten op het gebied van opvangen en verzorgen plaats. De procesverantwoordelijke is eindverantwoordelijk voor het beheer van het draaiboek (m.n. het actualiseren) en het opleiden en oefenen van personeel. De exemplaren van dit draaiboek bevinden zich in ieder geval bij/in: De adviseur crisisbeheersing (ACB); De procesverantwoordelijke Opvangen en Verzorgen (O&V); Het Hoofd Actiecentrum Opvangen en Verzorgen (HAc O&V); De uitwijklocatie van het Actiecentrum (Ac) benoemd in deel 4. 2.2 Organisatie In onderstaand schema wordt de plaats van het actiecentrum Opvangen en Verzorgen binnen de crisisbeheersingsorganisatie weergegeven: Organisatieschema crisisbeheersing Burgemeester Regionaal Operationeel Team (ROT) Gemeentelijke Beleidsteam (GBT) Sectie GEMEENTE Secties PolitieBrandweerGHOR Actiecentra (AC) + verschillende eenheden ter plaatse (COPI) Gemeentelijk Management Team (GMT) AC Algemene en onderst. processen AC Uitvaart AC CRAS AC Opvangen en Verzorgen AC CRIB AC Voorl. & Inform. AC Milieuzorg AC Voorz. In Primaire Levensbh. AC Nazorg Het Gemeentelijk Management Team (GMT) stuurt het actiecentrum Opvangen en Verzorgen (Ac O&V) aan. De procesverantwoordelijke O&V maakt onderdeel uit van het GMT. Het schema op de volgende pagina geeft een nadere beschrijving van het proces O&V. De functies komen voor in de meest uitgebreide bezetting en taakstelling van het Ac O&V. Afhankelijk van de situatie zal het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) de definitieve omvang en samenstelling vaststellen. Het is mogelijk dat bij een minder omvangrijke taakstelling functies en taken worden gecombineerd. Zodra zich een situatie voordoet waarbij slachtoffers moeten worden opgevangen en verzorgd, maar er geen aanleiding is een gemeentelijk beleidsteam in te stellen, zal de burgemeester aangeven op welke wijze de organisatie opgezet dient te worden. Voor de uitvoering van het draaiboek opvangen en verzorgen wordt een gemeentelijk actiecentrum ingericht. Het actiecentrum is de plaats van waaruit de gemeente de bijdragen aan de uitvoering van het draaiboek coördineert. Het actiecentrum is activiteitsgericht en werkt aan een bepaalde taak in het totale gebied van de gemeente. Om een goede afstemming te bereiken met het proces Voorzien in Primaire Levensbehoeften kan er voor gekozen worden om in het Ac O&V een liaison op te nemen vanuit het proces Voorzien in Primaire Levensbehoeften. Deze liaison maakt een afstemming met Paginanummer Pagina 5 van 60

het proces O&V om zich voor te bereiden om langdurige opvang te organiseren in vervangende huisvesting. Het organiseren van langdurige huisvesting (langer dan 36 uur) maakt onderdeel uit van het proces Voorzien in Primaire Levensbehoeften. Actiecentrum Opvangen en Verzorgen Op afroep te leveren door de gemeente: Hoofd Actiecentrum; Coördinator Verbindingen en Logistiek; Coördinator Transport; Medewerker administratieve ondersteuning; Algemeen medewerker Actiecentrum; Evt.: Liaison voorzien in primaire levensbehoeften; Eventuele externe deskundigen zoals medewerkers Rode Kruis, vrijwilligersorganisaties welke een rol vervullen in het proces etc. Opvanglocatie A, B,.. Op afroep te leveren door de gemeente: Hoofd Opvanglocatie Medewerker Verbindingen en Logistiek; Medewerker Technische ondersteuning; Coördinator recreatie en vermaak 5 algemene medewerkers/administratieve ondersteuning Extern personeel: Beheerder opvanglocatie Personeel t.b.v.: Opvang/begeleidingsgroep; Verzorgingsgroep; Huishoudelijke dienst; Activiteiten (bij langdurige situaties personeel betrekken van het NRK evenals een coördinator NRK; Extra personeel van Vrijwilligers organisaties; Politie: Bewaking/afsterming Pastorale Zorg 2.3 Taken functionarissen in het proces opvang & verzorging Procesverantwoordelijke Opvangen en Verzorgen Deze functionaris draagt de eindverantwoordelijkheid van de uitvoering voor het proces Opvangen en Verzorgen. De procesverantwoordelijke maakt deel uit van het GMT. Paginanummer Pagina 6 van 60

Taken 1. Voorbereiding 2. Leiding geven 3. Coördineren 4. Adviseren/informeren Uitwerking Draagt zorg voor het actueel houden van het draaiboek; Draagt zorg voor het treffen van voorbereidende maatregelen; Draagt zorg voor het opleiden en oefenen (en het geoefend houden) van het voor de uitvoering van het draaiboek benodigde personeel. Geeft functioneel leiding aan het hoofd actiecentrum; Is verantwoordelijk voor de organisatie van de alarmering t.b.v. het operationeel maken van het actiecentrum Opvangen en Verzorgen en alarmeert het hoofd actiecentrum; Is verantwoordelijk voor het beschikbaar krijgen van personeel en financiële middelen t.b.v. het hoofd actiecentrum. Indien er schaarste aan personeel en middelen is meldt de procesverantwoordelijk dit in het GMT waarna het GBT wordt gevraagd fiat te geven (o.a. voor bijstand uit omliggende gemeenten); Heeft financiële beslisbevoegdheid; Maakt binnen het GMT de afstemming tussen het actiecentrum Opvangen en Verzorgen en de andere actiecentra; Vertaalt de operationele opdrachten van het ROT/GMT in operationele opdrachten voor het actiecentrum; Rapporteert aan het GMT en via het GMT aan het ROT betreffende uitvoering van de operationele activiteiten van Opvangen en Verzorgen. Informeert het hoofd actiecentrum over de actuele situatie, de verwachte relevante ontwikkelingen en opdrachten vanuit het GMT. Op basis van deze opdrachten geeft hij instructie m.b.t. de concrete invulling van het proces Opvangen en Verzorgen; Stelt het GMT direct op de hoogte van ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de beeld, oordeels en besluitvorming; Adviseert het GMT op basis van operationele informatie en in overleg met het hoofd actiecentrum over de locatie van de Opvanglocatie. Hoofd actiecentrum "Opvangen en Verzorgen" Het hoofd actiecentrum is uitvoeringsverantwoordelijk voor een goede uitvoering van het proces "Opvangen en Verzorgen. Taken 1. Bepalen personele bezetting Uitwerking Neemt na alarmering contact op met de functionarissen van het actiecentrum. Hij/zij zorgt voor een adequate personele bezetting van het actiecentrum "Opvang en verzorgen". Neemt contact met sleutelhouder opvanglocatie of doet dit via hoofd opvanglocatie; Neemt contact op met de coördinator transport. 2. Alarmeren Zorgt voor de interne alarmering. 3. Opstellen plan van Stelt, in overleg met de procesverantwoordelijke, het plan van aanpak aanpak op met betrekking tot het proces "Opvangen en Verzorgen". 4. Leiding geven Instrueert de medewerkers in het actiecentrum en de hoofden van de Opvanglocatie(s). Geeft leiding aan de medewerkers in het actiecentrum. Zorgt voor een goede taakverdeling en afstemming tussen de (groepen) medewerkers. 5. Informeren / adviseren / Is verantwoordelijk voor een goede informatievoorziening betreffende registreren personele, materiële en financiële zaken richting de procesverantwoordelijke. Zorgt voor de registratie van de activiteiten in het actiecentrum. Kan op basis van bovengestelde eveneens besluiten de materiedeskundigen uit de regio te raadplegen / alarmeren. Paginanummer Pagina 7 van 60

Coördinator Transport Deze functionaris coördineert het transport van de op te vangen personen naar de Opvanglocatie(s) Taken 1. Algemeen Uitwerking Na of tijdens de alarmering maakt de coördinator transport afstemming met het hoofd actiecentrum waar de Opvanglocatie wordt ingericht; Zorgt dat hij/zij inzichtelijk heeft om hoeveel mensen het gaat; Neemt contact op met vervoersinstanties en regelt vervoer; Zodra de Opvanglocatie bekend is gaat de coördinator transport naar het rampterrein. Daar zoekt hij/zij contact met de politie en gaat na waar de op te vangen personen zich verzamelen. Coördinator verbindingen en logistiek Deze functionaris is vooral van belang bij meerdere opvangcentra. Taken 1. Algemeen 2. Verantwoordelijkheden 3. Administratief Uitwerking Gaat na alarmering onmiddellijk naar de aangewezen locatie en meld zich bij het hoofd actiecentrum; Indien nodig verzorgt hij, op verzoek van het hoofd actiecentrum, op basis van het alarmeringsschema uit de deel 4, de alarmering. Zorgt voor de noodzakelijke materiële voorzieningen in het actiecentrum en de Opvanglocatie/de opvangcentra zoals eten, drinken, verbindingsmiddelen en inrichting; Zorgt voor het zo spoedig mogelijk ter plaatse krijgen van de beoogde personele en materiële bijstand; Stelt in overleg met het HAc O&V het verbindingsplan op en zorgt voor het tot stand komen van de verbindingen. Inventariseert alle ingezette en aangevraagde voorzieningen/materialen in de Opvanglocatie en rapporteert hierover regelmatig aan het hoofd actiecentrum. Zorgt voor een tijdige en accurate rapportage naar het hoofd actiecentrum van de ondernomen activiteiten en anticipeert op mogelijke ontwikkelingen. Medewerkers verbindingen en logistiek Taken 1. Algemeen Uitwerking Voor de uitvoerende taken heeft de coördinator de beschikking over een medewerker verbindingen en logistiek. Deze medewerker werkt voornamelijk in de Opvanglocatie zelf. Deze medewerker communiceert ook direct met de coördinator en geeft eventuele knelpunten direct aan. De medewerker verbindingen en logistiek valt wel onder de verantwoording van het HAc; Hoofd Opvanglocatie Taken 1. Algemeen Uitwerking Zorgt afhankelijk van de lokale afspraken over alarmering (alarmeringsschema deel 4) voor een adequate personele bezetting van de Opvanglocatie "Opvangen en Verzorgen".En gaat daarna naar de aangewezen opvanglocatie Paginanummer Pagina 8 van 60

2. Verantwoordelijkheden 3. Leiding geven Zorgt voor een tijdige en accurate rapportage naar het HAc van de ondernomen activiteiten en anticipeert op mogelijke ontwikkelingen. Zorgt voor een zo spoedig mogelijke openstelling van de Opvanglocatie. Onderhoudt de contacten met de gebouwenbeheerder of sleutelhouder. Zorgt voor de juiste en tijdige aanvraag van materialen ter inrichting en (eventueel) bijstand. Zorgt voor een juiste administratie van alle activiteiten en registratie van aangevraagde materialen en bijstand. Houdt toezicht op de ontvangst, de verzorging en begeleidt het vertrek. Geeft leiding en instructie aan de medewerkers in de Opvanglocatie betreffende inrichting, opvang, registratie, verzorging en huishoudelijke diensten. Administratief medewerker Minimaal één administratief medewerker is aanwezig in het actiecentrum. De onderstaande taken dienen te worden uitgevoerd: Taken 1. Algemeen 2. Verantwoordelijkheden 3. Administratie Uitwerking Maakt het actiecentrum mede operationeel. Treedt op als plaatsvervanger van het Hoofd actiecentrum "Opvangen en Verzorgen". Houdt toezicht op de personele bezetting van het actiecentrum en de Opvanglocatie/de opvangcentra. Draagt op verzoek van het hoofd actiecentrum zonodig zorg voor tijdige aanvulling dan wel aflossing van dit personeel. Legt alle besluiten, ingekomen en uitgaande post in een logboek vast, noteert de herkomst, het tijdstip van de actie(s) en notuleert tevens vergaderingen en andere besprekingen. Algemeen medewerker Afhankelijk van de aard en de grootte van het incident kan besloten worden een of meerdere algemeen medewerkers in te zetten. Voor het actiecentrum is één algemeen medewerker voldoende, voor de Opvanglocatie zijn er vijf algemene medewerkers nodig. Taken 1. Algemeen Uitwerking Gaat na alarmering onmiddellijk naar het actiecentrum of de aangewezen opvanglocatie. Voert volgens instructies van het hoofd actiecentrum of Opvanglocatie alle voorkomende werkzaamheden met betrekking tot de organisatie van het proces "Opvangen en verzorgen" uit. Maakt het actiecentrum mede operationeel Verleent hand en spandiensten aan het hoofd actiecentrum zoals het plegen van telefoontjes naar instanties, opvanglocaties, contactpersonen etc. Medewerker technische ondersteuning Taken 1. Algemeen Uitwerking Gaat na alarmering onmiddellijk naar de aangewezen Opvanglocatie. Voert volgens instructies van het hoofd actiecentrum of Opvanglocatie alle hand en spandiensten uit. Het inrichten van de Opvanglocatie, het verhelpen van eventuele storingen, verzorgen van geluid voor eventuele sprekers, het voorzien van middelen voor recreatie doeleinden, verwarming, (warm) water, licht, etc Paginanummer Pagina 9 van 60

Coördinator recreatie en vermaak Taken 1. Algemeen Uitwerking Het regelen van sport en spelactiviteiten, het verzorgen van film en videomateriaal, speelgoed voor kinderen, etc. 2.4 Afspraken met derden Bij het proces Opvangen en Verzorgen zal de samenwerking met derden onontbeerlijk zijn. De gemeenten hebben veelal de benodigde voorzieningen niet in eigen beheer en zal dus buiten de eigen organisatie naar middelen en mogelijkheden gaan zoeken (bijv. Rode Kruis / locaties etc.). De afspraken met derden worden vastgelegd in waakvlamovereenkomsten, voorbeelden hiervan zijn het protocol Pastorale Nazorg (model opgenomen in deel 3) en lokale voorzieningen voor drinken, kleding etc. Intensivering Civiel Militaire Samenwerking De ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie hebben in 2005 een koerswijziging aangekondigd waarbij Defensie zich verder ontwikkelt tot een volwaardige veiligheidspartner in Nederland. Ingeval de capaciteit van de civiele hulpverleningsdiensten tekort schiet, verleent de krijgsmacht militaire steun en bijstand. Dit kan in het kader van Opvangen en Verzorgen ook van belang zijn, indien de civiele opvangcapaciteit onvoldoende is. Dan kan er namelijk beroep worden gedaan op het convenant betreffende de aanwijzing van militaire terreinen t.b.v. de opvang van grote aantallen personen. Inschakeling van Defensie verloopt via de lijn GMT, ROT, GBT en provincie. NRK Opvangen en Verzorgen regio Utrecht In het kader van Opvangen en Verzorgen hebben de meeste gemeenten in de regio Utrecht een overeenkomst afgesloten met het Nederlands Rode Kruis. De overeenkomst en de alarmeringsprocedure zijn opgenomen in deel 4. Regionale bijstand Indien er in het Actiecentrum Opvangen en Verzorgen wordt geconstateerd dat er regionale bijstand nodig is, wordt deze vraag voorgelegd aan de procesverantwoordelijke in het GMT. Deze vraag zal dan via het GMT aan het ROT worden voorgelegd. Uiteindelijk zal de aanvraag door het GBT worden geformaliseerd. Poolvorming Gemeentelijke Kolom In de Veiligheidsregio Utrecht hebben alle 29 Utrechtse gemeenten, qua personele omvang, een verschillende ambtelijke organisatie. Ten tijde van een crisis is de personele capaciteit één van de zaken die onder spanning komt te staan. Niet alle gemeenten kunnen de functies, zoals wordt beschreven in het crisisbeheersingsplan, vervullen. De Veiligheidsregio Utrecht heeft daarom tussen de 29 gemeenten een convenant afgesloten om elkaar daar waar mogelijk zullen de gemeenten elkaar helpen. Iedere gemeente stelt per crisisbeheersingsproces minimaal 2 medewerkers beschikbaar voor de poolvorming van de gemeentelijke processen. De Veiligheidsregio Utrecht zal deze medewerkers voorzien in opleidingen en oefeningen i.h.k.v. crisisbeheersing. Op deze manier kunnen alle gemeenten bijstand aan elkaar geven. Paginanummer Pagina 10 van 60

3. BEGINSITUATIE 3.1 Beschikbaar krijgen van personeel en middelen Alarmering Voorzover mogelijk worden de medewerkers Opvangen en Verzorgen telefonisch gealarmeerd. De alarmering vindt plaats op basis van het alarmeringsschema en de persoonlijke gegevens van de functionarissen die zijn opgenomen in deel 4. Locaties Opvangen en Verzorgen Voor het Ac O&V en de verschillende opvangcentra dienen ruimten beschikbaar te zijn, voorzien van de benodigde communicatiemiddelen. In deel 4 van dit draaiboek wordt aangegeven welke ruimten en locaties in de gemeenten hiervoor gereserveerd zijn. Ook zijn in deel 4 situatierapporten opgenomen van de verschillende opvangcentra. Hierin kan iedere gemeente de gegevens m.b.t. de Opvanglocatie opnemen (o.a. contactgegevens, faciliteiten en beschikbare ruimten). Het HAc dient na alarmering te gaan naar het AC O&V. Indien deze locatie niet beschikbaar is, wordt uitgeweken naar de uitwijklocatie. Na alarmering van de medewerkers Actiecentrum dienen zij zich direct te begeven naar het actiecentrum i.v.m. instructies. Bij de alarmering wordt aangeven via welke route men bij het actiecentrum kan komen. 3.2 Inzetten van personeel en middelen Instrueren van personeel Tijdens een calamiteit zal er nog een korte werkinstructie plaatsvinden door het hoofd Actiecentrum Opvangen en verzorgen. Ook zijn er werkinstructies ontwikkeld voor het bijhouden van het logboek en de presentielijst (deze zijn opgenomen in het draaiboek Algemene en Ondersteunende Processen en digitaal aan dit draaiboek toegevoegd). Bezetting en aflossing Bij onvoldoende bezetting of aflossing van personeel in het actiecentrum of in de opvanglocaties kan er een beroep worden gedaan op de regionale pool. In deze pool zitten collega s uit de regio met dezelfde expertise. De technisch voorzitter van het GMT of de adviseur crisisbeheersing is bevoegd om een verzoek tot bijstand uit de regionale pool te doen. De pool kan ingeschakeld worden via het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing (BGC) van de VRU. Het BGC is 24/7 bereikbaar via het piketnummer (06 20 87 35 20). De VRU zorgt er vervolgens voor dat de deelnemers naar de aangegeven locatie gaan. Onderstaand is een districtsvolgordetabel weergeven waneer er een verzoek om bijstand wordt gedaan. Vecht & Venen, Rijn & IJssel Utrecht, Lekstroom Binnensticht, Heuvelrug Eemland Utrecht, Lekstroom Vecht & Venen, Rijn & IJssel Eemland Binnensticht, Heuvelrug Binnensticht, Heuvelrug Eemland Vecht & Venen, Rijn & IJssel Utrecht, Lekstroom Eemland Binnensticht, Heuvelrug Utrecht, Lekstroom Vecht & Venen, Rijn & IJssel De aflossing zal normaliter om de 8 uur zijn. Voor werkzaamheden waarbij een publieksfunctie wordt vervuld zal dat om de 4 uur zijn. Paginanummer Pagina 11 van 60

4. UITVOERING 4.1 Werkwijze Operationele prestaties Opvangen en Verzorgen Hulpvraag Inrichten actiecentrum Opvangen en Verzorgen Bepalen aantal op te vangen en te verzorgen personen Bepalen opvanglocaties Tijdstip waarop Opvanglocatie operationeel moet zijn Inrichten Opvanglocatie Voorlichting CRIB Medische Zorg Afschermen Opvanglocatie Kerngetal (streefgetallen) hoofd actiecentrum O en V coördinator verbindingen en logistiek algemeen medewerker actiecentrum administratieve ondersteuning binnen 30 minuten na melding calamiteit binnen 30 minuten na melding calamiteit binnen 60 minuten na melding calamiteit hoofd Opvanglocatie locatiebeheerder Opvanglocatie (extern) medewerker verbindingen/logistiek medewerker technische ondersteuning geluid/verwarming/licht/technische mankementen/etc coördinator recreatie en vermaak 5 algemene medewerkers/administratieve ondersteuning medewerker voorlichting/administratie medewerker(s) CRIB vrijwilligers (NRK/EHBO/Vrouwenraad/Leger des Heils/raad van kerken) De GHOR bepaalt mede op advies van de OvDG/CvDG de benodigde somatisch medische zorg. Het Kernteam Psychosociale Hulpverleningsorganisatie (PSHOR) bepaalt de benodigde Psychosociale hulpverlening Uitvoering door politie (afstemming dient te gebeuren in het gemeentelijke beleidsteam of in het Regionaal Operationeel Team (ROT)) Paginanummer Pagina 12 van 60

4.2 Scenario s Start draaiboek Scenario A Personen Scenario A1 Korte termijn 0 tot 8 uur Scenario B Dieren Scenario A2 Middenlange termijn 8 tot 36 uur Scenario A3* Lange termijn vanaf 36 uur * Dit scenario wordt uitgewerkt in het draaiboek voorzien in primaire levensbehoeften. 4.2.1 ACTIVITEIT: Transport van plaats X naar opvanglocatie Algemene informatie Op te vangen personen, daklozen en dieren moeten van de incidentlocatie (verzamelplaats) naar de Opvanglocatie getransporteerd worden en eventueel op een later moment weer terug worden gebracht. Oplevering van zitplaatsen door bedrijven is variabel, het wel of niet beschikbaar zijn van bussen kan per moment verschillen. Het vervoer van dieren dient in nauw overleg te gebeuren met de veehouders, landbouworganisaties en asielcentra. De gemeente dient die transport te organiseren en maakt onderdeel uit van het proces Opvang & Verzorging. Kwaliteitseisen Binnen een uur moet het vervoer beschikbaar zijn op de uitgangsstelling; Het vervoer moet passend zijn voor de doelgroep (personen, dieren) denk aan speciaal vervoer voor gehandicapten. Uitvoeringstaken Scenario A: Personen Scenario A.1: Korte termijn (08 uur) Scenario A.2: Middellange termijn (836 uur) Scenario B: Dieren Transport van (licht)gewonden, op te vangen personen en daklozen Transport van (licht)gewonden, op te vangen personen en daklozen Transport van dieren (huisdieren of vee) Paginanummer Pagina 13 van 60

4.2.2 ACTIVITEIT: Inrichten opvanglocatie Algemene informatie Onder opvangen/verzorgen wordt verstaan: Het verschaffen van (tijdelijk) onderdak, voeding en drinken voor de op te vangen personen / dieren, voor de periode dat de getroffenen nog niet naar hun huizen kunnen terugkeren, met een maximum van 36 uur. Hierbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een opvang voor korte duur (maximaal acht uur). Binnen deze periode zal bekend worden of verlenging van de opvang gewenst is. De opvangcentra zijn zo gekozen dat zij ook voor langere opvang geschikt gemaakt kunnen worden. Ingeval dat de gedupeerden langer dan 36 uur in de opvangcentra dienen te verblijven zal een aanvang worden genomen met het overbrengen naar opvanggelegenheden ingericht voor langdurig verblijf (draaiboek primaire levensbehoeften). Hierbij kan gedacht worden aan vervangende huisvesting of voorzieningen speciaal ingericht voor opvang van langere duur. Dit organiseert het proces Voorzien in primaire levensbehoeften. Op basis van ervaringscijfers mag gesteld worden dat bij een acute ontruiming maximaal 5% van de op te vangen personen/ dieren per autobus vervoerd worden naar opvanglocatie(s). Dit vervoer van niet gewonde personen/ dieren wordt door de gemeente georganiseerd. Het vervoer van overleden slachtoffers wordt niet door de gemeente georganiseerd maar door de politie. Kwaliteitseisen opvanglocatie De Opvanglocatie mag zich niet in bedreigd / besmet gebied bevinden; De Opvanglocatie moet verwarmd en af te schermen zijn van de buitenwereld ; Er moet eten en drinken aanwezig zijn (binnen een uur); Er moet geregistreerd (CRIB) kunnen worden; Er moet een ruimte voor medische zorg aanwezig zijn (in te vullen door RGF); Er moet meubilair zijn. Binnen acht uur moet er ook slaapmogelijkheid beschikbaar zijn; Er moeten voldoende sanitaire voorzieningen zijn; Opvanglocatie moet passend zijn voor de doelgroep en het aantal personen; Communicatie tussen het hoofd actiecentrum en het hoofd opvanglocatie. Uitvoeringstaken Scenario A: Personen Scenario A.1: Korte termijn (08 uur) Scenario A.2: Middellange termijn (836 uur) Scenario B: Dieren Vervoer van rampterrein naar opvanglocatie Opvanglocatie Beveiliging Personele ondersteuning Voedsel Drinken Naast de activiteiten van scenario A.1: Voorzieningen opvang kort verblijf Slaapvoorzieningen Hokken Voer Paginanummer Pagina 14 van 60

4.2.3 ACTIVITEIT: Treffen van aanvullende voorzieningen en vermaak Algemene informatie Naast de basisbehoeften voor onderdak en voedsel is er nog een aantal andere voorzieningen van belang, wanneer er personen / dieren worden opgevangen. Het belangrijkste doel is om voor afleiding te zorgen voor de opgevangen personen. Kwaliteitseisen Het product moet binnen twee uur na de opstart van het draaiboek zijn opgeleverd; De producten dienen zolang beschikbaar te zijn als dat de opvang operationeel en benodigd is. Uitvoeringstaken: Scenario A: Personen Scenario A.1: Korte termijn (08 uur) Kleding Vermaak (spellen, films, kranten) Medicijnen Maatschappelijk werk Scenario A.2: Middellange termijn (836 uur) Kleding Vermaak (spellen, films, kranten) Medicijnen Maatschappelijk werk Scenario B: Dieren Medische hulp 4.3 Relaties met andere draaiboeken Relatie met draaiboek Van belang zijnde informatie Draaiboek 10. Geneeskundige Hulpverlening psychosociaal Proceseigenaar: GHOR Het tijdens en na afloop van een ramp of zwaar ongeval opvangen en hulp geven aan slachtoffers, nabestaanden en hulpverleners, die als gevolg van een ramp of zwaar ongeval mogelijk psychisch getraumatiseerd zijn geraakt. In dit kader kan de GHOR ook activiteiten uitvoeren in de Opvanglocatie. De bevolking, de pers en de eigen medewerkers zullen effectief en efficiënt dienen te worden ingelicht. Draaiboek 11. Ontruimen en evacueren Proceseigenaar: Politie Van ontruiming is sprake wanneer personen voor een korte tijd hun verblijfplaats verlaten, op dringend advies van de parate diensten, om mogelijke schadelijke gevolgen van een calamiteit (of dreiging daarvan) te voorkomen en te beperken. Er is geen sprake van een grote mate van verwoesting waardoor woningen onbewoonbaar worden en nazorg is niet noodzakelijk. De beslissing tot ontruiming wordt genomen door de BHVorganisatie, politie en/of de brandweer. Door de parate diensten wordt zonodig voorzien in het vervoer naar de Opvanglocatie. Evacueren van een gebied is een complexe en ingrijpende actie. Een goede voorbereiding en begeleiding is noodzakelijk. Het besluit tot evacuatie wordt genomen door de burgemeester van de betrokken gemeente. In de uitvoering wordt allereerst het evacuatiegebied Paginanummer Pagina 15 van 60

vastgesteld. Er moet onder andere vastgesteld worden hoe de bevolking zich zal moeten verplaatsen (vervoermiddelen en route), waar de bevolking wordt opgevangen (opvangcentra of zelfredzaamheid), hoe de verzorging plaatsvindt, hoe de registratie geschiedt, wanneer de terugkeer kan plaatsvinden. Kortom een activiteit met verstrekkende gevolgen voor zowel de bevolking als de hulpverleningsdiensten. Om deze reden wordt alleen in uiterste noodzaak hiertoe overgegaan. De politie is verantwoordelijk voor het verplaatsen van de bevolking uit het incidentterrein naar de rand van het incidentterrein en bepaalt hiermee ook de verzamelplaats. Het proces Opvangen en Verzorgen zorgt vervolgens voor het verplaatsen van deze groep personen naar de Opvanglocatie. Draaiboek 12. Afzetten en afschermen Proceseigenaar: Politie Het afzetten van wegen en/of het afschermen van objecten en terreinen (waaronder de Opvanglocatie) met als doel zorgdragen voor ongestoorde rampenbestrijdings en hulpverleningsactiviteiten. Draaiboek 13. Verkeer regelen Proceseigenaar: Politie Het voorkomen, dan wel oplossen van verkeersopstoppingen of stremmingen, zowel binnen als buiten het rampterrein. Dit geldt zeker wanneer verkeersproblemen leiden tot onveilige situaties of tot stagnatie van de rampenbestrijding. Dit is van belang bij het transport van personen en dieren. Draaiboek 18. Voorlichten & Informeren Proceseigenaar: Gemeente De bevolking, de pers en de eigen medewerkers zullen effectief en efficiënt dienen te worden ingelicht. Ook vindt er voorlichting plaats binnen de Opvanglocatie. Via voorlichting wordt ook bekend gemaakt welke doelgroep, welke opvanglocatie dient te gebruiken. Draaiboek 21. Registratie van slachtoffers (CRIB) Proceseigenaar: Gemeente Het verzamelen, groeperen en verifiëren van informatie over slachtoffers, evenals het verstrekken van algemene informatie aan het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT). Ook binnen de Opvanglocatie wordt vanuit het CRIB geregistreerd. Draaiboek 22. Voorzien in Primaire Levensbehoeften Het, na 36 uur opvang, voorzien van daklozen, evacués en behandelde gewonden, inclusief (huis)dieren, in (tijdelijke) huisvesting, voedsel, drinken, kleding en dergelijke. De eerste 36 uur neemt het actiecentrum O&V de honneurs waar wat betreft eten en drinken. Om een goede afstemming tussen opvang en primaire levensbehoeften te bereiken, kan er voor gekozen worden om een liaison op te nemen in het actiecentrum Opvangen en Verzorgen. Proceseigenaar: Gemeente Draaiboek 23. Registratie van schade en afhandeling (CRAS) Proceseigenaar: Gemeente Draaiboek 25. Nazorg Proceseigenaar Gemeente Ten tijde van of na afloop van een incident/calamiteit is het mogelijk dat er ook in de Opvanglocatie registratie van de schade plaatsvindt. Dit wordt georganiseerd vanuit het Actiecentrum CRAS. De processen die tijdens de bestrijding van de calamiteit opgestart zijn en na de calamiteit doorlopen krijgen een plek in het proces Nazorg. Het projectteam Nazorg neemt hierbij dan de coördinatie op zich. Alle betrokkennen die ook een rol speelden bij de uitvoering van het proces Opvangen en Verzorgen in de crisisfase kunnen worden betrokken bij het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van nazorg. Paginanummer Pagina 16 van 60

Draaiboek Algemene en Ondersteunende Processen (A&O) Proceseigenaar: Gemeente Naast de specifieke rampbestrijdingsprocessen (bijv. voorlichting of nazorg) worden ook algemene en ondersteunende processen onderscheiden. Het betreft hier activiteiten die in elk specifiek proces aan de orde kunnen zijn. Het gaat achtereenvolgens om: communicatie en verbindingen, logistiek, registratie en verslaglegging, evaluatie en archivering. Deze processen binnen het cluster bevolkingszorg worden uitgevoerd door het Ac A&O. De modelformulieren: logboek, berichtenformulier, presentielijst en situatierapport zijn opgenomen in het draaiboek ondersteunende processen. Ook worden deze formulieren digitaal aan dit draaiboek toegevoegd. Paginanummer Pagina 17 van 60

BIJLAGE 1: CHECKLIST / ACTIVITEITEN DEELPLAN 19 * = verantwoordelijke voor deze activiteit + = wel bemoeienis met deze activiteit (+) = discipline die, indien ingeschakeld, mede betrokken is bij de uitvoering van onderdelen van activiteit = geen bemoeienis met deze activiteit Activiteit Brandweer Politie GHOR 1. Analyseren van de uit het besluitvormingsproces + + + afkomstige informatie 1.1 Bepalen van opvangduur: + + + dag en/of nachtverblijf 1.2 Vaststellen van aantal en soort op te vangen + + + personen aan de hand van: demografische gegevens; gegevens uit ontruiming/evacuatie; gegevens uit geneeskundige hulpverleningsketen; in categorieën allochtoon/autochtoon, validiteit, hulpbehoevend, leeftijd, man/vrouw, religie. 1.2 Vaststellen van aantal en soort op te vangen (huis) dieren en vee: in categorieën kleinvee, grootvee, uitheemse dieren 2. Opstellen van een plan voor het opvangen/verzorg. 2.1 Formuleren van beleid: prioriteitsgroep; mate van verzorging; aanwijzing van geschikte en niet voor andere doeleinden geclaimde gebouwen; beveiliging; registratie; opvang en registratie dieren. 2.2 Bepalen van de benodigde personele en materiele middelen: tolken; registratiepersoneel; bewakingspersoneel; medische verzorging; maatschappelijke verzorging; pastorale verzorging; overig personeel (UVV, Leger des Heils, e.a.); inrichting en meubilair; (extra) sanitaire voorzieningen; slaapgelegenheid; opbergplaatsen en eigendommen; telefoon en faxverbindingen; ontspanningsvoorzieningen; registratiekaarten; legitimatiemiddelen; ruimten en middelen dierenopvang. Gemeente * Functionaris Procesverantwoordelijke * Procesverantwoordelijke * Procesverantwoordelijke * Procesverantwoordelijke + + + + + + * * Hoofd AC (+) * Hoofd AC Hoofd AC Paginanummer Pagina 18 van 60

Activiteit 2.3 Logistieke verzorging: eten en drinken; medicijnen/medische hulpmiddelen; overige middelen. Brandweer Politie GHOR (+) Gemeente * Functionaris Hoofd AC 2.4 Bepalen van de beschikbaarheid van het benodigde personeel en materieel: herkomst; opkomstlocatie; opkomsttijd; inrichtingstijd. 2.5 Het opstellen van het inzetplan: wie; wat; waar; wanneer. (+) * Hoofd AC * Hoofd AC 3. Beschikbaar krijgen van personeel en middelen 3.1 Alarmeren van personeel: wijze van alarmeren; opkomstlocatie; aanrijroute; bestemming. 3.2 Zonodig aanvragen van bijstand: personeel buurgemeenten en diensten 3.3 Opvangen van (bijstands) personeel: opvanglocatie; loodspost; melding binnenkomst; begidsing. 3.4 Beschikbaar krijgen van de benodigde materiele voorzieningen: opslaglocaties; transport; afleverlocaties. (+) (+) * * Hoofd AC * Hoofd AC (+) * Hoofd AC (+) * Hoofd AC 4. Inzetten van personeel en middelen (+) (+) * Hoofd AC / Hoofd AC Hoofd opvangcentrum 4.1 Instrueren van personeel (+) (+) * Hoofd AC / Hoofd opvangcentrum 4.2 Bepalen van verbindingen en coördinatie: in en externe verhoudingen communicatielijnen 4.3 Aangeven van bijzonderheden: registratie; gezinshereniging; afschermen voor onbevoegden; beveiliging van eigendommen. (+) (+) * Hoofd AC (+) * Hoofd AC / Hoofd opvangcentrum Paginanummer Pagina 19 van 60

Activiteit Brandweer Politie GHOR + Gemeente * Functionaris 4.4 Aangeven van bijzonderheden m.b.t. de verzorging: aflossing; log verzorging; medische verzorging; geestelijke verzorging. 5. Informeren van publiek, de bevolking en anderen belanghebbenden 5.1 Bepalen van de inhoud van de informatie * AC voorlichting * AC voorlichting Hoofd AC / Hoofd opvangcentrum + GMT + Hoofd AC 5.2 Opstellen overzicht van belanghebbenden: bevolking/bewoners; publiek; eigen eenheden; overige belanghebbenden. * 5.3 Bepalen van de wijze van verspreiding 5.4 Realiseren van de verspreiding * * AC voorlichting 5.5 Bewaken en ordehandhaving (+) * Hoofd AC / AC voorlichting / AC CRIB / AC Opvangen en Verzorgen AC voorlichting politie * = verantwoordelijke voor deze activiteit + = wel bemoeienis met deze activiteit (+) = discipline die, indien ingeschakeld, mede betrokken is bij de uitvoering van onderdelen van de activiteit = geen bemoeienis met deze activiteit NB. Het is aan te raden een vertegenwoordiger vanuit de gemeente (burgemeester of wethouder) vanuit de rol van burgervader/moeder een bezoek te laten brengen aan de Opvanglocatie. Dit laat zien dat de gemeente betrokken en begaan is met de gedupeerden. Paginanummer Pagina 20 van 60

BIJLAGE 2: MODEL INRICHTING OPVANGLOCATIE Het restaurantterrassysteem Pas het restaurantterrassysteem toe. De bedoeling van dit systeem is, dat een groep hulpverleners van bijvoorbeeld het Rode Kruis in samenwerking met het Bureau Slachtofferhulp de zorg op zich nemen van een of meer groepen gedupeerden. Die groepen, bijvoorbeeld gezinnen, worden dan op gepaste wijze begeleidt waarbij de zelfredzaamheid van deze gedupeerden voorop blijft staan. Belangrijk is dat de hulpverleners de overheid vertegenwoordigen en in overleg met de (groepen) gedupeerden een juiste vorm van hulpverlening toepassen. Daar hoort bij, dat er een zekere relatie of vertrouwensband gaat ontstaan met de gedupeerden en dat de hulpverleners ook dat doen wat er is afgesproken. Om een en ander beheersbaar te houden moeten daarom de groepen niet te groot zijn. We vergelijken dit met het terras van een restaurant waarbij de ober een aantal tafels met gasten bedient. Een praktisch voorbeeld is het volgende. Een bejaarde dame is erg geholpen met een rolstoel om zelf naar het toilet te kunnen gaan. De hulpverlener, bijvoorbeeld een vrijwilliger van het Nederlandse Rode Kruis, vraag hierom in de regiehoek. Een medewerker aldaar bestelt een rolstoel bij het actiecentrum. Na enige tijd wordt die rolstoel bezorgd. Het is dan wel handig te weten wie om die rolstoel heeft gevraagd en dat de bejaarde dame geholpen wordt om daarin plaats te nemen. Spreek wel af tot hoever de service naar de gedupeerden zich mag uitstrekken. Voor kinderen die blijven vragen om koek en snoep kunnen door de ouders/verzorgers zelf op dit gebied voorzieningen getroffen worden. Richt de regiehoek buiten de gemeenschappelijke ruimte. Hierdoor kloppen gedupeerden minder snel zelfstandig en rechtstreeks aan bij de regiehoek. Slaap en rustgelegenheid Slaap en of rustgelegenheid worden bij voorkeur in een aparte ruimte ingericht. Als dagverblijf kiezen we in de sporthal voor de kantine terwijl voor het slapen of rusten een of meer kleedkamers worden gebruikt. In het draaiboek moet zijn vermeld waar binnen redelijke termijn stretchers/bedden en dekens/slaapzakken gehaald kunnen worden. Uiteraard is een en ander afhankelijk van het aantal gedupeerden dat zich in de Opvanglocatie bevindt en het tijdstip waarop een Opvanglocatie in gebruik genomen wordt. Als het moet, wordt de sportzaal in de sporthal volledig gebruikt voor de overnachting van enkele honderden personen. Rust en slaapruimte Gemeenschappelijke ruimte met het restaurant terrassysteem principe Regiehoek Recreatie/speelruimte kinderen Spreekkamer psychosociale zorg Spreekkamer voor geneeskundige hulp Paginanummer Pagina 21 van 60

BIJLAGE 3: CHECKLIST: BASISBEHOEFTE MATERIAAL VOOR DE OPVANG VAN 50 PERSONEN Houd rekening met het ervaringsfeit dat het aantal op te vangen personen langzaam afneemt: na 6 uur zal ± 25% ergens anders onderdak gevonden hebben, na 12 uur zal ± 50% ergens anders onderdak gevonden hebben, na 36 uur zal nog slechts 5 tot 15% aanwezig zijn in de Opvanglocatie. Inrichting centrale opvangruimte: 12 Tafels (klein, tbv 4 personen) 50 Stoelen (klapstoelen of stapelbare stoelen) Ondersteuning huishoudelijke dienst en verzorgingsactiviteiten: 4 Tafels (klein, tbv 4 personen) 10 Stoelen (klapstoelen of stapelbare stoelen) Voorlichting en informatie: 2 Radio en televisietoestellen Registratie: 1 Tafel 2 Stoelen Administratie: (onafhankelijk van het aantal op te vangen personen) 2 Tafels 4 Stoelen 2 Flipovers 1 Fotokopieermachine 1 Personal computer (met juiste informatie op harde schijf) 1 Modem (voor verbinding met CRIB) 1 Printer 1 Fax 1 Telefoon evt. Radiografische verbindingsapparatuur van het Rode Kruis EHBO: 2 4 4 2 25 Tafels Stoelen Brancards/lage bedden bestellen bij het Rode Kruis Hoge bedden idem Dekens (als omslagdoel of om kinderen in te wikkelen) idem Bovendien bij opvang: korter dan 8 uur: 30 extra dekens bestellen bij het Rode Kruis 15 lage bedden/brancards idem 5 hoge bedden idem langer dan 8 uur: aan te vullen al naar gelang de situatie en de behoeften. In de Opvanglocatie zullen duidelijk te onderscheiden ruimten aanwezig dienen te zijn voor verschillende doelgroepen. (Gewonden en zieken, ouderen, gezinnen en eventueel mannen/vrouwen) Daarnaast zijn aparte ruimten nodig voor activiteiten als keuken, retraite, huisdieren, bagage etc. Paginanummer Pagina 22 van 60

Basisbehoefte eten en drinken voor 250 personen. De hieronder vermelde basisbehoefte voor eten en drinken dient te allen tijde direct geleverd te worden aan elke Opvanglocatie. Exacte hoeveelheden moeten worden afgestemd op het aanbod van op te vangen personen/ dieren en/of op de maximale capaciteit van de Opvanglocatie. De genoemde artikelen zijn alleen bedoeld als voorziening in de behoeften van het eerste uur van zowel op te vangen personen als personeel van de Opvanglocatie. Aanvullingen op de voorraden en/of de verstrekking van warme maaltijden kan alleen gebeuren na overleg met de procesverantwoordelijke/hoofd Opvang en verzorgen. Coördinatie van de aanvraag en verstrekking lopen via het actiecentrum O&V. Warme en koude dranken: Koffie Thee Chocolademelk Frisdrank Melk Karnemelk Suiker Koffiemelk 10 kilo 1000 gram 10 liter 250 flesjes à 0,33 liter 60 liter 10 liter 5 kilo 3 liter Indien de (weers)omstandigheden aanleiding geven kan soep verstrekt worden: (Maaltijd)soep 1 liter per 4 personen Indien het tijdstip van de dag aanleiding geeft kan een eenvoudige broodmaaltijd verstrekt worden: 3 belegde broodjes per persoon (2 hartig, 1 zoet) Benodigde materialen: Koffiezetapparaat (capaciteit minimaal 10 liter) 2pits gasstel (butagas) Waterketel/waterkokers 2 grote theepotten 1 grote steelpan voor chocolademelk 1 gamel (capaciteit 10 liter) 1 gamel (capaciteit 15 liter) 500 plastic bekers 500 plastic roerstaafjes 250 plastic soepkommen 250 plastic soeplepels dienbladen papieren servetten container voor het warm vervoeren van voeding te betrekken van ziekenhuis, verzorgingsof verpleeghuis of Tafeltje Dekje) Eenvoudige warme maaltijden worden besteld bij instelling met een grootkeuken vermogen, restaurants of cateringbedrijven. Paginanummer Pagina 23 van 60

BIJLAGE 4: RELATIE TUSSEN OPVANGEN EN VERZORGEN EN NAZORG Calamiteit eerste opvang (proces Opvangen en Verzorgen) tijdens de eerste opvang wordt duidelijk dat geen verder vervolg nodig is; eventuele hulpvraag wordt opgepakt door bestaande gemeentelijke diensten, zorginstellingen, verzekeraars etc. Verwijzing naar instanties in de eerste fase is voldoende. Voorziene duur: uren. einde Voorbeeld: Verkeersongeval met een bus; eerste opvang van niet gewonde reizigers in politiebureau. Vervolg nodig: projectorganisatie Nazorg en geen Informatie en Adviescentrum (IAC); De eventuele hulpvraag wordt opgepakt vanuit een projectorganisatie (zie paragraaf 2.2). Binnen deze projectorganisatie zijn de projectleiders verantwoordelijk voor onderdelen van de nazorg, bijvoorbeeld crisiscommunicatie en rouwverwerking. Het is in deze situatie echter nog niet nodig dat er een IAC wordt ingericht. Voorziene duur: dagen. Doelgroep: breed, inperking niet urgent. Voorbeeld: Trapincident Conclusie geen verdere behoefte? Einde. Vervolg nodig: in de minimale vorm van een frontoffice. Eén loketfunctie voor alle soorten hulpvragen blijkt nodig. Invulling backoffice afhankelijk van aard en omvang van de problemen. Openingstijden: kantooruren, mogelijk specifieke spreekuren. Voorziene duur: dagen. Doelgroep: breed, inperking niet urgent. Eventueel collectieve napraatbijeenkomsten Conclusie geen verdere behoefte? Einde. Voorbeeld: Gasontploffing in woonwijk; veel schade aan ruiten, inboedel en auto's. Paginanummer Pagina 24 van 60

Vooruitzicht: behoefte aan psychosociale zorg, behoefte aan gezamenlijke verwerking: Kleinschalig IAC in de vorm van een steunpunt (buurthuis e.d.). Openingstijden: dag en avond, aanvullend 24uurs telefonische hulpdienst. Voorziene duur: één of enkele weken. Letten op de aard en ernst van de hulpvragen (psychisch, praktisch, financieel) en het tempo van afname Voorbeeld: Wilnis Conclusie geen verdere behoefte? Einde van steunpunt. Eventueel napraatbijeenkomst(en) Indien gelet op de aard en omvang van het incident direct evident is dat intensieve, langdurige en/of omvangrijke hulp nodig zal zijn: volledig IAC activeren. overweeg de locatie (in onmiddellijke omgeving of juist niet); helder positioneren; doelstellingen en doelgroepen benoemen; taken en functies van IAC vaststellen. Bij opbouw rekening houden met noodzaak het centrum ooit weer af te bouwen (arbeidskrachten, contracten). Voorziene duur: mogelijk jaren. Periodieke check op noodzaak tot continueren; beslissing door burgemeester en wethouders (overheidsverantwoordelijkheid). Voorbeeld: Enschede, Volendam Afbouwfase van volledig IAC. Collegebesluit, gebaseerd op informatie van alle deelnemers. Eventueel gefaseerd opheffen door terugschakelen naar lichtere varianten, bijvoorbeeld voor één of enkele specifieke resterende hulpvragen; of een inlooppunt. Ook dit is een collegebesluit. Resteert: het terugbrengen van de hulpverlening in de normale organisaties. Einde IAC Paginanummer Pagina 25 van 60

BIJLAGE 5: MODEL OVEREENKOMST INZAKE OPVANGEN EN VERZORGEN Ondergetekenden, de gemeente, op grond van artikel 171 van de Gemeentewet vertegenwoordigd door de burgemeester, die hier handelt ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente, verder te noemen "de gemeente"; En Het District. van het Nederlandse Rode Kruis, vertegenwoordigd door de voorzitter van het Bestuur, verder te noemen "het Nederlandse Rode Kruis"; Overwegende, dat Burgemeester en Wethouders van de gemeente volgens artikel 2 van de Wet Rampen en Zware Ongevallen verantwoordelijk zijn voor de opvang en verzorging van haar inwoners, welke na ontruiming en/of evacuatie elders dienen te worden ondergebracht, dat het Rode Kruis een organisatieplan Opvangen en Verzorgen heeft, dat het Rode Kruis de beschikking heeft over opgeleide vrijwilligers uit eigen afdeling of via bijstandsregeling uit andere afdelingen, besluiten aan te gaan de volgende overeenkomst: Artikel 1 Doel van de overeenkomst is het vastleggen van afspraken met betrekking tot de opvang en verzorging binnen de gemeente van bij een ramp, grootschalig incident of grootschalige verplaatsing betrokken inwoners, zulks binnen de doelstelling en grondbeginselen van de vereniging "Het Nederlandse Rode Kruis" te Den Haag. Artikel 2 Onder opvang en verzorging wordt verstaan het creëren van een (tijdelijke) situatie waarin mensen, die door een ernstige gebeurtenis zijn getroffen, zo goed mogelijk worden opgevangen en worden verzorgd. Artikel 3 De gemeente is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de geboden opvangsituatie zowel in sociaal als materieel opzicht. Artikel 4 De gemeente doet indien nodig in het kader van deze overeenkomst een beroep op het Rode Kruis om vrijwilligers voor de opvang en verzorgingstaken ter beschikking te stellen, aan welk verzoek het Rode Kruis zal voldoen. Artikel 5 Het Rode Kruis is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de door haar ter beschikking te stellen vrijwilligers. Artikel 6 Vrijwilligers van het Rode Kruis ontvangen (van de gemeente, via het Rode Kruis) een onkostenvergoeding volgens de geldende onkostenregelingen van het Rode Kruis. Van vergoeding van loonderving kan pas sprake zijn na expliciet besluit van de burgemeester c.q. het beleidsteam. Artikel 7 Paginanummer Pagina 26 van 60

De gemeente neemt de kosten voor het inrichten en exploiteren van de opvangcentra voor haar rekening, evenals de kosten ten behoeve van noodzakelijk te treffen infrastructurele voorzieningen. Artikel 8 Voor de alarmering van het Rode Kruis ten behoeve van de opvang en verzorgingstaken kunnen, onder verwijzing naar deze overeenkomst, nadere afspraken worden gemaakt, welke met deze overeenkomst één geheel vormen. Artikel 9 De inzet van Rode Kruis vrijwilligers geschiedt voor wat betreft de opvang en verzorging onder leiding van de gemeente; het hoofd van het gemeentelijk actiecentrum Opvangen en Verzorgen en de coördinator van een Opvanglocatie zijn functionarissen van de gemeente. Artikel 10 Bij de inzet van Rode Kruis vrijwilligers zal in het kader van de opvang en verzorging de nadruk liggen op sociale hulpverlening, waaronder mede begrepen catering en huishoudelijke taken, alsmede EHBO. Artikel 11 Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Zij kan door elk der partijen met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden bij aangetekende brief worden opgezegd. Artikel 12 Het Rode Kruis draagt zorg voor de opleiding van de vrijwilligers die voor deze taak zullen worden belast. Aan deze opleiding zal ook deelgenomen worden door een aantal ambtenaren van de gemeenten die een taak hebben in de opvang en verzorging. De kosten van deze opleiding zijn voor rekening van de gemeenten op basis van werkelijk gemaakte kosten. Artikel 13 De uit deze overeenkomst voortvloeiende kosten worden jaarlijks door het Rode Kruis na overleg en in onderlinge overeenstemming met de gemeenten jaarlijks vastgesteld en door middel van een factuur aan de gemeenten in rekening gebracht. Aldus opgemaakt in tweevoud te.., Paginanummer Pagina 27 van 60

BIJLAGE 6: MODEL REGELING PASTORALE NAZORG Hier volgt als voorbeeld een model regeling pastorale nazorg. Deze regeling dient voor gebruik vertaald te worden naar de lokale situatie. Protocol pastorale zorg bij rampen (CONCEPT) Inhoud: 1. Doelstelling 2. Realisatie 3. Begrippen 4. Coördinator pastorale zorg 5. Taken coördinator pastorale zorg 6. Medewerker pastorale zorg 7. Taken medewerker pastorale zorg 8. Werkplan 9. Pastorale zorg in ziekenhuizen 10. Werkgroep pastorale zorg bij rampen 11. Oefeningen 12. Namen en telefoonnummers 13. Vaststelling en wijziging protocol Paginanummer Pagina 28 van 60

1. DOELSTELLING 1.1. Indien zich in de gemeente... een calamiteit, een ramp of een crisis voordoet, vindt de bestrijding van de gevolgen plaats conform de regels, vastgelegd in het gemeentelijke Crisisbeheersingsplan. Daarbij kan het noodzakelijk zijn om gecoördineerd pastorale zorg te verlenen aan de slachtoffers. 1.2. De Raad van Kerken... stelt zich onder meer tot taak om in geval van een ramp adequate pastorale zorg te verlenen aan de slachtoffers, ongeacht hun gezindte of levensovertuiging. 2. REALISATIE 2.1. De pastorale zorg bij een calamiteit, een ramp of een crisis wordt verleend door pastorale verzorgers van de kerken die zijn vertegenwoordigd in de Raad van Kerken... alsmede van andere kerken en geloofsgemeenschappen die zich door ondertekening van dit protocol daartoe bereid hebben verklaard. 2.2. Dit protocol treedt in werking na een formele oproep door of namens de gemeente... in verband met een calamiteit, een ramp of crisis. De oproep wordt gedaan aan de dienstdoende coördinator pastorale zorg onder vermelding van de aard van de calamiteit, de ramp of de crisis, de locatie waar en de persoon bij wie hij zich dient te melden en een telefoonnummer voor nader contact. 3. BEGRIPPEN 3.1. Onder een ramp wordt in dit protocol begrepen een calamiteit, een ramp of een crisis. 3.2. Onder slachtoffers worden in dit protocol verstaan alle personen die direct of indirect door de ramp getroffen zijn, zoals gewonden, nabestaanden, verwanten, hulpverleners en veroorzakers. 3.3. Onder pastorale zorg wordt in dit protocol verstaan: 3.4. 3.5. 3.3.1. De begeleiding van en hulpverlening aan mensen bij de zingeving aan hun bestaan, vanuit en op basisi van geloofs en levensovertuiging, te bieden aan een ieder ongeacht geloofs of levensovertuiging; 3.3.2. Advisering inzake ethische en/of levensbeschouwelijke aspecten in zorgverlening en beleidsvorming gerelateerd aan de pastorale zorg. Bij een ramp zijn de volgende locaties relevant voor dit protocol: 3.4.1. De locatie van de ramp. 3.4.2. Het gemeentelijke actiecentrum Opvangen & Verzorgen. 3.4.3. Het door de gemeente aangewezen Opvanglocatie. 3.4.4. De ziekenhuizen of behandelplaatsen waar slachtoffers behandeld worden. Waar in dit protocol benamingen in de mannelijke vorm zijn vermeld, wordt daaronder ook de vrouwelijke vorm begrepen. 4. COÖRDINATOR PASTORALE ZORG 4.1. De Raad van Kerken... stelt tenminste drie personen aan die de functie van coördinator pastorale zorg vervullen en die bij toerbeurt in functie zijn. Tenminste één van de coördinatoren is zelf pastoraal verzorger. 4.2. De coördinator pastorale zorg beschikt over leiderscapaciteiten en heeft kennis van de organisatie van de crisisbeheersing en de daarbij betrokken instanties. 4.3. De coördinatoren pastorale zorg regelen onderling dat altijd één van hen bereikbaar is om in geval van een calamiteit, een ramp of crisis te worden gealarmeerd door of namens de gemeente. 4.4. De coördinator pastorale zorg fungeert bij een calamiteit, een ramp of crisis als aanspreekpunt voor de gemeentelijke instanties. 4.5. De coördinator pastorale zorg draagt zorg voor afstemming tussen de diverse gemeentelijke en psychosociale processen in het kader van het Crisisbeheersingsplan van de gemeente... waarin Paginanummer Pagina 29 van 60

pastorale zorg een functie is toegekend. 4.6. De coördinator pastorale zorg staat zonodig de pers te woord na voorafgaand overleg met de voorlichter namens de gemeente... en met het hoofd van de Opvanglocatie. Hij beperkt zich daarbij tot de rol van de pastorale zorg bij de calamiteit, de ramp of de crisis. 4.7. De coördinator pastorale zorg levert tijdig bij de gemeentelijke verantwoordelijke voor het proces Opvangen & Verzorgen de materialen aan die voor de pastorale zorg bij een calamiteit, een ramp of crisis worden gebruikt. Laatstgenoemde draagt zorg voor de opslag van de benodigde materialen in de door de gemeente aangewezen Opvangcentra. 4.8. De coördinator pastorale zorg draagt als hij dienst doet bij een calamiteit, een ramp of crisis een gekleurd hesje met de opdruk COÖRDINATOR PASTORALE ZORG. 4.9. De coördinator pastorale zorg is verantwoordelijk voor de uitgifte van de hesjes die verband houden met pastorale zorg. 4.10. Indien er een herdenkingsdienst wordt gehouden zal de coördinator pastorale zorg het initiatief nemen en uitvoerend zorg dragen in samenwerking met en onder verantwoordelijkheid van de gemeentelijk verantwoordelijke voor het proces Uitvaartverzorging en/of Nazorg 4.11. Het deelnemen aan een afsluitende bijeenkomst na een inzet in het kader van een calamiteit, een ramp of een crisis 5. TAKEN COÖRDINATOR PASTORALE ZORG 5.1. De coördinator pastorale zorg die optreedt bij een calamiteit, een ramp of een crisis: 5.1.1. meldt zich na alarmering in principe bij het hoofd van de Opvanglocatie. 5.1.2. laat zich informeren over de aard van de calamiteit, de ramp of de crisis en over de namen van de bij de crisisbeheersing betrokken contactpersonen. 5.1.3. bepaalt in overleg met het hoofd van de Opvanglocatie de uiteindelijke behoefte aan medewerkers pastorale zorg en is verantwoordelijk voor hun oproep. 5.1.4. geeft een voorwaarschuwing aan de medewerkers pastorale zorg die voor aanvulling of aflossing opgeroepen kunnen worden en verzoekt hen zich beschikbaar te houden. 5.1.5. verstrekt gekleurde hesjes met het opschrift MEDEWERKER PASTORALE ZORG en de benodigde materialen aan de pastorale verzorgers. 5.1.6. bewaakt de werkdruk van de medewerkers pastorale zorg en regelt tijdige aflossing. 5.1.7. zorgt dat hij zelf tijdig wordt afgelost door één van de andere coördinatoren. 6. MEDEWERKER PASTORALE ZORG 6.1. 6.2. Het optreden bij een calamiteit, een ramp of crisis heeft voor de medewerker pastorale zorg absolute prioriteit. Dit betekent dat de medewerker pastoraal zorg bij een calamiteit, een ramp of crisis: 6.1.1. bereid is zonodig bij dag en bij nacht te worden ingezet. 6.1.2. na alarmering zo spoedig mogelijk naar de opgegeven locatie gaat en zich meldt bij de coördinator pastorale zorg voor nadere instructies. In principe is hij binnen een half uur na oproep op de aangegeven locatie aanwezig. 6.1.3. mogelijk voor langere tijd niet beschikbaar is voor reguliere taken. De medewerker pastorale zorg die optreedt bij een calamiteit, een ramp of crisis: 6.2.1. is onder alle omstandigheden in staat op adequate wijze pastorale zorg te verlenen aan slachtoffers, ongeacht hun gezindte of levensovertuiging. 6.2.2. roept als daartoe aanleiding is de hulp in van een pastorale verzorger van de eigen gezindte of levensovertuiging van het slachtoffer. 6.2.3. is als zodanig herkenbaar door het dragen van een gekleurd hesje met de opdruk MEDEWERKER PASTORALE ZORG. 6.2.4. laat zich tijdig aflossen om overbelasting te voorkomen, ervan uitgaande dat een Paginanummer Pagina 30 van 60

calamiteit, een ramp of een crisis (veel) langer kan duren. 7. TAKEN MEDEWERKER PASTORALE ZORG 7.1. Binnen het proces pastorale verzorging bij een calamiteit, een ramp of crisis zijn de volgende hoofdtaken te onderkennen: 7.1.1. Het zich periodiek op de hoogte stellen van de procedure en de taken in de diverse gemeentelijke en psychosociale processen waarin pastorale zorg in het kader van het Crisisbeheersingsplan van de gemeente... een functie is toegekend 7.1.2. Het bieden van pastorale zorg aan de slachtoffers, zowel in de acute fase als in de nazorgfase. 7.1.3. Het deelnemen aan dan wel aanwezig zijn bij herdenkingsdiensten die geïnitieerd zijn door de coördinator pastorale zorg in samenwerking met de gemeentelijke verantwoordelijke van het proces Uitvaartverzorging en/of Nazorg. 7.1.4. Het deelnemen aan een afsluitende bijeenkomst na een inzet in het kader van een calamiteit, een ramp of een crisis. 8. WERKPLAN 8.1. Een incident in de gemeente... wordt primair bestreden door de parate diensten, brandweer, politie en geneeskundige dienst. Zijn de gevolgen zodanig dat van een ramp of crisis gesproken kan worden, dan neemt de burgemeester het opperbevel over de crisisbeheersing op zich. De gevolgen worden dan bestreden conform de afspraken die zijn vastgelegd in het Crisisbeheersingsplan van de gemeente... 8.2. Conform dit Crisisbeheersingsplan kunnen als daaraan behoefte is diverse gemeentelijke actiecentra worden ingericht, waaronder het actiecentrum Opvangen & Verzorgen, het actiecentrum Uitvaartverzorging en het actiecentrum Nazorg. In principe bevinden de actiecentra zich in het gemeentehuis van..., tenzij deze locatie in het rampgebied ligt. In dat geval bevinden de actiecentra zich in het gemeentehuis van Soest of het gemeentehuis van Bunschoten. 8.3. Teneinde de continuïteit te waarborgen kan het nodig zijn enige tijd in een overlappende bezetting op te treden, waarbij de taken geleidelijk worden overgedragen aan de opvolger. Dit geldt zowel voor de medewerker pastorale zorg als voor de coördinator pastorale zorg. 8.4. De medewerker pastorale zorg draagt bij aflossing zijn hesje over aan zijn opvolger. Als hij niet wordt afgelost levert hij zijn hesje in bij de coördinator pastorale zorg. 8.5. Na overdracht meldt de coördinator zich af bij het hoofd van de Opvanglocatie 9. PASTORALE ZORG IN ZIEKENHUIZEN 9.1. De pastorale zorg in de ziekenhuizen valt ook bij een calamiteit, een ramp of crisis onder de verantwoordelijkheid van de Dienst Geestelijke Verzorging van het betreffende ziekenhuis. 9.2. Indien binnen de ziekenhuizen in de regio behoefte bestaat aan extra ondersteuning van de pastorale zorg bij rampen dan kan hiervoor via de dienstdoende coördinator pastorale zorg een beroep worden gedaan op de pastorale verzorgers, zoals bedoeld in dit protocol. 9.3. Deze pastorale verzorgers vallen dan onder de verantwoordelijkheid van het hoofd Geestelijke Verzorging dan wel de dienstdoende pastorale verzorger van het betreffende ziekenhuis. 10. WERKGROEP PASTORALE ZORG BIJ RAMPEN 10.1. Vanuit de Raad van Kerken... fungeert een werkgroep pastorale zorg bij rampen van minstens drie leden. Tenminste één van die leden is pastor. 10.2. De werkgroep adviseert de Raad van Kerken... gevraagd en ongevraagd op het terrein van pastorale zorg bij rampen en doet tenminste eenmaal per jaar verslag van haar werkzaamheden. 10.3. De werkgroep pastorale zorg onderhoudt contacten en maakt werkafspraken op het gebied van crisisbeheersing met de vertegenwoordiger(s) van de gemeente... en andere daarvoor in Paginanummer Pagina 31 van 60

aanmerking komende instanties. De voorzitter van de Raad van Kerken... en de Adviseur Crisisbeheersing van de gemeente... worden uitgenodigd voor de bijeenkomsten van de werkgroep. 10.4. Indien een of meer coördinatoren pastorale zorg of medewerkers pastorale zorg na de calamiteit, de ramp of de crisis aan die calamiteit, die ramp of die crisis gerelateerde psychische klachten hebben, dan wordt dit door of namens de werkgroep pastorale zorg bij rampen gemeld bij de Adviseur Crisisbeheersing van de gemeente... Door de gemeente... kan passende professionele hulpverlening worden ingeschakeld. De kosten van die hulpverlening zijn voor rekening van de gemeente... 11. OEFENINGEN 11.1. De gemeente... houdt regelmatig oefeningen op het gebied van crisisbeheersing. 11.2. Bij een oefening voor het gemeentelijk actiecentrum Opvangen & Verzorgen, het actiecentrum Uitvaartverzorging en/of het actiecentrum Nazorg worden ook de coördinatoren pastorale zorg en de medewerkers pastorale zorg betrokken. 11.3. De Adviseur Crisisbeheersing van de gemeente... houdt de werkgroep pastorale zorg bij rampen, de coördinatoren pastorale zorg en de medewerkers pastorale zorg op de hoogte van veranderingen in de werkwijze en/of de organisatie van de crisisbeheersing in de gemeente... 11.4. De Adviseur Crisisbeheersing van de gemeente... initieert in overleg met de werkgroep pastorale zorg initieert opleidingen en trainingen voor de coördinatoren pastorale zorg en de medewerkers pastorale zorg die zich hebben opgegeven voor het verlenen van pastorale zorg bij een calamiteit, een ramp of een crisis in de gemeente... 12. NAMEN EN TELEFOONNUMMERS 12.1. De Adviseur Crisisbeheersing van de gemeente... houdt een lijst bij met daarop de namen en telefoonnummers van de coördinatoren pastorale zorg en de medewerkers pastorale zorg die zich hebben opgegeven voor het verlenen van pastorale zorg bij een calamiteit, een ramp of een crisis in de gemeente... 12.2. De Adviseur Crisisbeheersing van de gemeente... actualiseert deze lijst periodiek en verstrekt periodiek telefoonkaartjes aan de coördinatoren pastorale zorg en aan de medewerkers pastoraal zorg. 12.3. De gegevens op de lijst en op de telefoonkaartjes worden alleen gebruikt voor het oproepen in geval van een calamiteit, ramp of crisis. 13. VASTSTELLING EN WIJZIGING PROTOCOL 13.1 Dit protocol is vastgesteld op 22 december 2006. 13.2 De burgemeester wijzigt dit protocol na instemming van de werkgroep pastorale zorg. Paginanummer Pagina 32 van 60

BIJLAGE 7: LEIDRAAD VOOR HET EVACUEREN VAN VEE Directie Regionale Zaken Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Paginanummer Pagina 33 van 60

Hoofdstukken 1. Doel van de Leidraad 2. Aanleiding tot de leidraad 3. Verantwoordelijkheden en rollen van partners bij evacuatie van vee 3.1 Regie en aansturing 3.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden 3.3 Dilemma s 4. Crisisorganisatie 5. Taken bij preparatie op crisisbeheersing 6. Overstromingsscenario s 6.1 Kustscenario 6.2 Rivierenscenario 7. Alarmering en Communicatie 8. Basisgegevens voor een evacuatieplan 9. Wet en regelgeving in relatie tot evacueren vee 10. Kosten en Schade Bijlagen Bijlage 1: Aantallen Landbouwhuisdieren Bijlage 2: Indeling van veiligheidsregio s Bijlage 3: Dijkringen in Nederland Bijlage 4: Gezondheid en Welzijnswet voor dieren (GWWD) Bijlage 5: Adressen en verwijzingen De Leidraad is tot stand gekomen met hulp en ondersteuning van begeleidingsgroep Evacueren bij Hoog Water E van der Graaf Veiligheidsregio Utrecht B. Senden Limburgs Land en Tuinbouw Bond / LTO W.J.M. Janssen LNV directie Regionale Zaken landsdeel oost R. de Vries LNV directie Regionale Zaken landsdeel west Paginanummer Pagina 34 van 60

1. DOEL VAN DE LEIDRAAD Het ministerie van LNV is beleidsmatig verantwoordelijk voor de agrosector en de hierbij bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren. Landbouwhuisdieren zijn niet alleen bedrijfsmiddelen maar tevens levende wezens waarvoor een algemene zorgplicht geldt, ingevolge de Gezondheid en welzijnswet voor dieren (GWWD). LNV is tevens beleidsmatig verantwoordelijk voor toepassing van de Gezondheid en welzijnswet voor dieren. De focus in deze leidraad is gericht op het evacueren van bedrijfsmatig gehouden landbouwhuisdieren (vee). Gezelschapsdieren, hobbydieren, hobbymatig gehouden landbouwhuisdieren, dieren gehouden op kinderboerderijen of in dierentuinen, circusdieren, dieren in asiel of pension en dieren gehouden in natuurgebieden, vallen buiten het bestek van de Leidraad evacueren van vee. Gezelschapsdieren en hobbydieren worden geacht eventueel samen met mensen te worden geëvacueerd. Voor de overige categorieën is het aan te bevelen dat deze Leidraad onder de aandacht van direct betrokkenen en verantwoordelijken wordt gebracht en dat zij zelf het initiatief tot evacuatieplanvorming kunnen nemen. Behalve het aspect van dierenwelzijn speelt ook het zoveel mogelijk voorkomen van economische schade en het in omvang beperken van kadavers in de openbare ruimte. Kadavers na een overstroming vormen een potentieel gevaar voor de volksgezondheid. Het actuele risico hierop is echter mede afhankelijk van (water)temperatuur en jaargetijde. Hoewel deze Leidraad primair opgesteld is in het kader van dreigende overstromingen en wateroverlast, kan evacueren ook aan de orde zijn bij andersoortige rampen of crises. De Leidraad beoogt inzicht te geven in taken, rollen en verantwoordelijkheden met betrekking tot evacuatie van vee bij overstromingen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de houder of eigenaar van vee zelf verantwoordelijk is voor een eventuele evacuatie van de dieren. Overheden dienen evacuatie van dieren te faciliteren, door deze een plaats te geven in de regionale planvorming bij crisis en rampen. Hiermee wordt aangesloten bij het algemene rijksbeleid (Voortgangsbrief Nationale Veiligheid, TK 200800000229532) om de zelfredzaamheid van burgers te vergroten door het bieden van handelingsperspectieven. De Leidraad kan dienen als format of handleiding bij planvorming en voorbereiding van evacuaties. Het accent zal liggen op de aansluiting bij planvorming in de regio. De 25 Veiligheidsregio s in Nederland worden daarbij als primaire doelgroep gezien als gebruikers van deze Leidraad. Tevens kan de Leidraad dienen als input voor (nationale) planvorming door ministerie van BZK, overige departementen, provincies en gemeenten. Met het totstandkomen en vaststellen van deze Leidraad, vervallen eerder onder verantwoordelijkheid van ministerie LNV opgestelde (regionale) draaiboeken voor het evacueren van vee bij hoog water. Paginanummer Pagina 35 van 60

2. AANLEIDING TOT DE LEIDRAAD Als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen is er toegenomen politiekbestuurlijke aandacht en ambtelijke inzet, voor rampen en calamiteiten. Het dreigingsbeeld waar Nederland mee te maken heeft is in de afgelopen jaren veranderd. De waarschijnlijkheid en impact van crises zijn toegenomen. In het bijzonder geldt dit voor overstromingen en vormen van (grootschalige) wateroverlast. Ook in relatie tot discussies over gevolgen van klimaatsverandering, nemen wateroverlast en overstromingen een prominente plaats in. Daarnaast bestaat er een toegenomen maatschappelijk betrokkenheid bij dierenwelzijnvraagstukken, ook bij calamiteiten. Op meerdere plaatsen binnen het Rijk en binnen departementen is aandacht voor de gevolgen van overstromingen en wateroverlast. Zo wordt er gewerkt aan een vernieuwd Landelijk Beleidsdraaiboek Hoogwater en Overstromingen en zijn er in opdracht van BZK twee interdepartementale projecten geïnitieerd: Rijk en evacuaties en Capaciteitenanalyse van grootschalige evacuatie bij overstromingen. Daarnaast is door het Rijk ingesteld de Taskforce Management Overstromingen (TMO). Deze Taskforce is ingesteld om Nederland beter voor te bereiden op de gevolgen van een overstroming. TMO brengt bestaande kennis en ervaring op het gebied van watersnoodrampen bij elkaar; een goede samenwerking en afstemming binnen de overheid is een voorwaarde voor effectieve crisishulp. Het is daarom van groot belang dat draaiboeken en rampenbestrijdingsplannen goed op elkaar aansluiten en dat er regelmatig wordt geoefend. Het is voor LNV van belang om aangesloten te blijven bij het algemene beleid ten aanzien van calamiteiten en overstromingen. Het is de taak van LNV om voor LNV specifieke onderwerpen, beleidsvelden en verantwoordelijkheden in het beleidsproces en documenten te laten opnemen. Daarnaast is LNV betrokken middels deelname aan TMOactiviteiten en oefeningen (VIKING, Waterproef). Onder evacuatie wordt verstaan: een veilige verplaatsing van mensen, dieren en goederen naar een veilig gebied tot een stabiele eindsituatie bereikt is. Verplaatsen kan vooraf (preventief evacueren) en tijdens of achteraf (redden). Onder evacuatie wordt ook begrepen de registratie, vervoer(sbegeleiding) en opvang en verzorging. Het verplaatsen c.q. evacueren van dieren heeft betrekking op dieren waarvoor een zorgplicht bestaat. Het betreft dieren die door mensen gehouden worden zoals onder meer gezelschapsdieren (huisdieren), landbouwhuisdieren (inclusief dieren gehouden op maneges), dieren in dierentuinen dieren, kinderboerderijen en dieren in asiel of pension. Ten tijde van een (dreigende) overstroming zal prioriteit gegeven worden aan het verplaatsen van mensen naar een veilige plek. Indien tijd en middelen het toelaten zal er aandacht zijn voor het evacueren van dieren, bezittingen en bedrijfsmiddelen. Gezelschapsdieren worden geacht samen met mensen c.q. hun verzorgers te evacueren. De evacuatie van landbouwhuisdieren wordt vooral geacht deel uit te maken van een preventieve evacuatie, nog voordat eventuele evacuatie van mensen plaats vindt. Hiermee is dan voldoende tijd en middelen beschikbaar om veestapels te verplaatsen, zonder in conflict te komen met het evacuatieproces voor mensen. Als een ramp niet voltrokken is, betekent dit dat iedereen (dus ook dieren) vanuit een tijdelijke opvang weer terug naar huis kan. Als de ramp wel is opgetreden betekent dit dat de evacués ofwel verplaatst worden van noodopvang naar structurele opvang, dan wel dat de noodopvang als structurele opvang wordt ingericht. Een veilig gebied ligt niet per definitie buiten het (potentiële) rampgebied. Ook locaties binnen het rampgebied die voldoende bescherming bieden kunnen ook als veilig gebied worden beschouwd. Evacuatie kan niet los worden gezien van het beheer van en de zorg voor het geëvacueerde gebied, waaronder de continuïteit van vitale (bedrijfs)processen, voorkomen van milieuschade en het beschermen tegen plunderingen. Paginanummer Pagina 36 van 60

3. Verantwoordelijkheden en rollen van partners bij evacuatie van vee 3.1 Regie en aansturing Grootschalige evacuatie bij overstromingen kenmerkt zich door het bovenregionale karakter. Bij een kust of rivierenscenario zijn meerdere regio s getroffen. De opvang van mensen en dieren zal voor een groot deel plaatsvinden in nietgetroffen regio s. De inzet van mensen en middelen in het kader van de hulpverlening, zoal het uitvoeren van de evacuatie, het redden, organiseren noodopvang, verkeerscirculatie etc., vraagt prioriteitstelling van schaarse middelen. Dit vergt, mede gezien het aantal betrokken regio s en de nationale en internationale impact, besluitvorming op nationaal niveau. Operationalisering van bovenbedoelde besluitvorming kan slechts gedeeltelijk op regionaal niveau plaatsvinden. Onderwerpen als wie geëvacueerden (mens en dier) uit welk gebied opvangt, de feitelijke verkeersregeling op het (hoofd)wegennet, prioritering van inzet van nationale middelen (o.a. Defensie), het operationeel houden van vitale diensten en het ontvangen en verdelen van internationale bijstand hebben een landelijke schaal. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) kan op basis van de aanwijzingsbevoegdheden in de Politiewet en de Wet rampen en zware ongevallen eenduidig richting geven aan het beleid van de centrale overheden, mocht dit nodig zijn om het evacuatieproces in de landelijk gewenste banen te leiden. 3.2 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden Uitgangspunt bij crisisbeheersing is dat alleen die wetgeving wordt toegepast die wordt vereist door de specifieke situatie. Noodwetgeving is bedoeld voor buitengewone omstandigheden, dat wil zeggen omstandigheden waarin de normale wettelijke bevoegdheden ontoereikend zijn om aan de dreiging het hoofd te bieden. Het gaat daarbij om noodwetten zoals de Wet verplaatsing bevolking of om noodbepalingen in gewone wetten, zoals hoofdstuk V van de Wet rampen en zware ongevallen. De Wet rampen en zware ongevallen benadrukt de positie van de burgemeester bij de daadwerkelijke bestrijding van een ramp. In geval van een bovenlokale ramp of crisis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan (bijvoorbeeld een dreigende overstroming) is die rol na inwerkingtreding van de Wet op de Veiligheidsregio s weggelegd voor de voorzitter c.q. coördinerend burgemeester van de Veiligheidsregio. Hetgeen verder wordt gezegd over de rol van de burgemeester is mutatis mutandis van toepassing op de bovenlokale rol van voorzitter van de Veiligheidsregio na inwerkingtreding van de Wet op de Veiligheidsregio s. De burgemeester is belast met het opperbevel bij de rampenbestrijding en bij het treffen van maatregelen in geval van ernstige vrees voor ontstaan van een ramp, zoals een overstroming. Het opperbevel heeft betrekking op de bevelsrelatie tussen de burgemeester en de organisaties die betrokken zijn bij de rampenbestrijding en biedt geen grondslag voor een bevel tot evacuatie omdat dat de relatie tussen burgemeester en burgers betreft. In de praktijk wordt de noodbevoegdheid uit artikel 176 Gemeentewet toegepast als grondslag voor de opdracht tot evacuatie door de burgemeester. Strikt genomen biedt dit artikel daartoe geen grondslag omdat de beperkingsystematiek van de Grondwet niet toestaat dat de burgemeester op grond van zijn algemene bevoegdheden de persoonlijke levenssfeer artikel 10 Grondwet beperkt, zoals bij een bevel tot evacuatie het geval is. In de praktijk is sprake van toepassing van ongeschreven noodrecht. Bovenstaande leidt tot de conclusie dat een expliciete wettelijke grondslag voor het geven van een bevel tot evacuatie aan burgers voor een burgemeester ontbreekt. Een burgemeester kan wel een bevel tot evacueren geven aan de uitvoerende diensten (politie, hulpverleningsdiensten) die onder zijn gezag staan. Een burgemeester is echter wel belast met de uitvoering van een evacuatie wanneer het bevel tot evacuatie is gegeven. Bij een evacuatie geeft een burgemeester opdrachten aan uitvoerende diensten en adviseert burgers tot evacueren. Paginanummer Pagina 37 van 60

Ingeval van een (dreiging van een) ramp waarvoor de bevoegdheden van een burgemeester niet toereikend zijn, kan de Minister van BZK de verplaatsing van bevolking gelasten op grond van de Wet verplaatsing bevolking (Wvb). De Wvb voorziet overigens alleen in evacuatie van de bevolking, niet van vee en goederen. De bevoegdheid om evacuatie te gelasten wordt in werking gesteld bij koninklijk besluit, op voordracht van de Ministerpresident. Afgezien van het evacuatieaspect hebben burgemeester en wethouders, op grond de Brandweerwet, de zorg voor het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand. Derhalve is er een wettelijke basis om in een (regionaal) crisis en evacuatieplan het redden van dieren op te nemen. Er is geen wettelijke taak of bevoegdheid bij de Minister van LNV neergelegd voor evacuatie van vee bij een overstroming of overstromingsrisico. Wel kent de Gezondheids en welzijnswet voor dieren een vanuit het dierenwelzijnbelang een algemene zorgplicht, maar gaat niet specifiek over grootschalige rampen. De zorgplicht ligt primair bij de eigenaar (veehouder) van de dieren. Het is dan ook de veehouder zelf, al dan niet in samenwerking met zijn sectororganisatie, die het initiatief moet nemen tot het evacueren van zijn veestapel. Door te anticiperen op een dreigende overstroming en dieren tijdig in veiligheid te brengen, voldoet de houder van dieren aan de algemene zorgplicht. 3.3 Dilemma s Bij verantwoordelijken, rollen en bevoegdheden horen ook te maken keuzen en dilemma s, zeker ingeval van crisisomstandigheden. Bij de planvorming voor het evacueren van dieren dient rekening gehouden te worden met uitgangspunten en bepalingen van de Gezondheid en welzijnswet voor dieren. Hierbij valt te denken aan omstandigheden tijdens transport (beladingsnormen), opvang en huisvesting (beschutting, ventilatie), verzorging (voer, melken). Gelet op een situatie met (dreigende) overstroming en evacuatie, is niet ondenkbaar dat niet aan alle bepalingen uit de GWWD voldaan zal worden. Op voorhand valt niet te voorzien hoe hiermee om te gaan. Veel hangt af van de omstandigheden op het moment, taxaties van de LNV crisisstaf en eventueel te maken politiekbestuurlijke afwegingen. Tevens is het mogelijk dat in tijden van crisis en evacuatie, capaciteiten worden ingezet die aanvankelijk bedoeld kunnen zijn voor het evacueren van vee, ingezet zullen worden voor vervoer en opvang van mensen of goederen. Het kan daar bij gaan om veetransportmiddelen of opvangverzamelplaatsen zoals bijvoorbeeld veemarkthallen. Paginanummer Pagina 38 van 60

4. CRISISORGANISATIE Bij dreigend overstromingsgevaar zal op lokaal niveau een crisisorganisatie worden ingericht. In deze leidraad gaan wij uit van het niveau van Veiligheidsregio s, die operationele planvorming ten aanzien van overstromingen en evacuaties initieert en coördineert voor bedreigde dijkringen. Afhankelijk van de omvang van de (dreigende) ramp gelden de aanbevelingen eveneens op het niveau van provincie of gemeente. Ten aanzien van de taakafbakening is met het landbouwbedrijfsleven (LTO) het volgende afgesproken: Bij de uitwerking van de leidraad wordt voorgesteld onderscheid te maken in bestuurlijke afstemming (rol overheid) en operationele uitvoering van de evacuatie (rol agrarische sectororganisaties). Taken Ministerie van LNV in de regio:. deelname aan het regionaal beleidsteam van het Regionaal Coördinatie Centrum;. communicatie naar en met de agrarische sectororganisaties;. contact onderhouden met de LNVcrisisstaf, c.q. Departementaal Crisis Centrum. Taken agrarische sectororganisaties:. uitvoeren van de evacuatie;. afstemmen van de vraag naar evacuatie met het aanbod van stalruimte elders;. bemiddelen in de vraag en het aanbod van transport;. communicatie met de agrariërs. Op het niveau van een Veiligheidsregio functioneert een Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) onder leiding van de coördinerend burgemeester. Het RCC zorgt voor samenhang en coördinatie tussen bestuurlijke lijnen en contacten met BZK/NCC/LOCC. Daarbij zorgt het RCC dat hulpverleningsprocessen worden geïnitieerd en geregisseerd. Binnen het RCC functioneert het Regionaal Beleidsteam (RBT) en Regionaal Operationeel Team (ROT). Regionaal Coördinatie Centrum Regionaal Beleidsteam Regionaal Operationeel Team In het Regionaal Beleidsteam (RBT) wordt op lokaal niveau bestuurlijke afstemming en besluitvorming voorbereid. In het Regionaal Operationeel Team (ROT) worden de besluiten van het RBT doorgevoerd. Tevens adviseert het ROT aan het RBT. Aan het RBT nemen minimaal deel: coördinerend burgemeester van de Veiligheidsregio, hoofden van brandweer, politie, GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) en coördinerend gemeentesecretaris. Ingeval van dreiging van overstroming is aan te bevelen hier als adviseurs aan toe te voegen: vertegenwoordiging van Rijkswaterstaat, Waterschap(pen), Defensie en de regionale vertegenwoordiging van LNV i.c. directie Regionale Zaken. De uitvoering van de besluiten van het RBT en de vertaling daarvan naar het operationele veld inclusief de diensten ressorterend onder de rijksheren en de waterschappen wordt verzorgd door het Regionaal Operationeel Team (ROT). Het ROT bestaat uit staffunctionarissen van brandweer, politie, GHOR, en gemeenten. Het ROT heeft tijdens (hoogwater) crises een operationeel leider die de leiding voert over leidinggevenden van de verschillende betrokken diensten, inclusief de nietoovdiensten (Openbare Orde & Veiligheid), zoals waterschappen, Defensie en rijksheren namens departementen. Bij hoogwaterdreiging en eventuele evacuaties is het aan te bevelen om uitvoerende diensten van LNV (AID, DR, VWA) en LTO als liaisons in het ROT op te nemen en als adviseurs bij operationele besluitvorming te betrekken. Paginanummer Pagina 39 van 60

In het ROT worden beslissingen genomen over inzet van personeel en materieel in de regio. Het Landelijke Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) coördineert inzet van materieel en personeel op landelijke niveau en tussen de regio s. De landbouwsector wordt aangeraden bij dreigende overstroming zelf ook een crisiscentrum in te richten: een Agrarisch Coördinatie Centrum (ACC). In het ACC zijn vertegenwoordigd: agrarische sectororganisaties zoals LTO. LNV Directie Regionale Zaken kan als adviseur toetreden en als liaison fungeren naar de LNV crisisstaf en naar andere departementen. Het ACC organiseert en onderhoudt afstemming met de agrarische achterban, speelt een rol bij informatie verstrekking naar de agrarische sectoren, organiseert en faciliteert de matching van vraag en aanbod bij het evacueren van vee. Het ACC neemt met een liaison deel aan het ROT en onderhoudt contact met Waterschap of RWS (waterkolom) en relevante bedrijven en instellingen voor de agrarische sector (veeartsen, veevoerleveranciers, slachterijen, destructie, veetransporteurs, zuivelindustrie). DE ALGEMEENBESTUURLIJKE KOLOM EN DE FUNCTIONELE KOLOM VOOR DE RAMPENBESTRIJDING EN CRISISBEHEERSING BIJ EEN (DREIGENDE) OVERSTROMING. Interdepartementaal beleidsteam Minister BZK Minister V&W NCC Minister LNV DCC DCC HID Dir DRZ Provincie waterschap Gemeente/ Veiligheids regio RBT ROT rr Burgers Bedrijfsleven Media ACC Hulporganisaties/ instellingen Functionele lijn.. Informatie en communicatie Paginanummer Pagina 40 van 60

5. Taken bij preparatie op crisisbeheersing Onderstaand is een beschrijving gegeven van de taken van de bij evacuatie betrokken organisaties. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de planfase en de responsfase, als aanloop naar een crisissituatie. Veiligheidsregio Planfase Agrarische bedrijfsleven consulteren bij de evacuatieplanvorming met betrekking tot het evacueren van vee. Vervoerscirculatie plan voor het in een betreffende dijkring gelegen buitengebied, i.v.m. evacueren vee. Inzicht verkrijgen in aard, aantallen, omvang en locatie van veebedrijven in de regio (dijkring). Responsfase Deelname van Regiodirecteur LNV aan Regionaal Beleidsteam (RBT) als adviseur en liaison tussen het departementale crisiscentrum van LNV Deelname agrosector in Regionaal beleidsteam als adviseur en liaison Deelname agrosector in Regionaal Operationeel Team (ROT) Deelname waterkolom aan RBT en ROT (ROT adviseert RBT over evacueren vee). Landbouwsectororganisties Planfase Inzicht verkrijgen in aard, aantallen, omvang en locatie van veebedrijven in de regio. Deelname aan regionale planvorming van de Veiligheidsregio m.b.t. evacueren. Opstellen bemiddelingsplan voor opvang van veestapels. Afspraken met zuivelsector, veevoederindustrie, slachthuizen en destructiebedrijven over consequenties evacuatie van veestapels. Responsfase Besluit tot inrichten Agrarisch Crisis Centrum. Besluit tot deelname aan RCC (RBT/ROT). Instellen van klankbordoverleg met vertegenwoordigers brancheorganisaties (veetransport, zuivel, veevoer, veegezondheid). Instellen van een communicatieplatform en helpdesk voor agrarische ondernemers. Agrarische ondernemers (veehouders) Responsfase Registreren en administreren van dieren bij transport en opvang, indien het reguliere I&Rsysteem niet meer operationeel is. Maatregelen ter voorkoming van milieuschade: zekeren of verwijderen van bestrijdingsmiddelen, medicijnen, (kunst)mest, veevoer, brandstof. BZK Planfase Voorziet in kaders voor internationale bijstand voor transportcapaciteit, opvang en destructie van vee. Planfase/ Responsfase Verschaft duidelijkheid over financiële tegemoetkomingen bij kosten en schade als gevolg van evacuatie, opvang en overstroming. Responsfase Paginanummer Pagina 41 van 60

NCC coördineert internationale bijstand voor transportcapaciteit, opvang en destructie van vee. Defensie Responsfase Verleent assistentie en operationele ondersteuning tijdens de evacuatie (transport en opvang). Bewaking van het geëvacueerde gebied. V&W Planfase Draagt zorg voor bovenregionaal vervoerscirculatie plan, met name met betrekking tot Rijkswegen. Responsfase Zorgt voor informatieverstrekking omtrent de (dreigende) overstroming. LNV Planfase Dienst Regelingen verschaft inzicht over aard, aantallen, omvang en locatie van veebedrijven. Gegevens op postcode niveau worden ten behoeve van planvorming aan gemeenten en veiligheidsregio s (digitaal) ter beschikking gesteld. Responsfase Inrichten van Departementaal Crisis Centrum (DCC) en deelname aan Nationaal Coördinatie Centrum (NCC). Generieke opschorting van reguliere regelgeving die een evacuatie kan belemmeren. Afhankelijk van omstandigheden en de te nemen maatregelen zal bezien worden waar van reguliere regelgeving zal moeten worden afgeweken en welke voorzieningen (vrijstelling, ontheffing) daartoe getroffen zouden moeten worden. Besluitvorming hierover vindt plaats in de LNV crisisstaf / Minister LNV. Activeren en uptodate houden van het LNVloket als communicatiemiddel tussen overheid en agrosector. Dienst Regelingen geeft actuele informatie over aard, aantallen, omvang en locatie van veebedrijven ten tijde van de overstroming(sdreiging) in de betreffende Veiligheidsregio s. De informatie wordt tevens beschikbaar gesteld aan het Landelijke Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC). Dienst Regelingen verzorgt registratie, taxatie en eventuele opkoop van te euthanaseren dieren en kadavers. De Voedsel en Warenautoriteit (VWA) ziet toe op euthanaseren van dieren die geëvacueerd zijn, maar niet naar een opvangbedrijf of slachthuis gaan. De Voedsel en Warenautoriteit ziet toe op afvoer van kadavers naar een destructiebedrijf (Rendac) of tijdelijke opslag in vrieshuizen. Vernietiging van dode dieren als gevolg van verdrinking heeft prioriteit. De Algemene Inspectiedienst (AID) assisteert DR en VWA bij de hierboven beschreven taken. Uitvoerende diensten van LNV (AID, DR en VWA) nemen als liaisons deel aan het ROT van het RCC. LNV directie Regionale Zaken Responsfase Liaison naar LNVDCC / Crisisstaf Deelname directeur Regionale Zaken aan RBT van Regionaal Coördinatie Centrum (RCC) Liaison naar Agrarisch Crisis Centrum Coördineert inzet uitvoerende diensten (AID, DR, VWA) Gemeenten/VNG Planfase Het rampenbestrijdingsplan is in overeenstemming met de planvorming van de Veiligheidsregio en houdt rekening met in de gemeente aanwezige veehouderijbedrijven. Paginanummer Pagina 42 van 60

Responsefase Ten behoeve van opvang veestapels op gastbedrijven wordt geanticipeerd met opschorting van regelgeving die opvang kan belemmeren (bestemmingsplan; milieuvergunning). Anticipeert met psychosociale hulpverlening op de agrarische bevolking. Paginanummer Pagina 43 van 60

6. OVERSTROMINGSSCENARIO S In de nationale planvorming gaat men uit van twee scenario s: een Ergst Denkbare Overstroming (EDO) voor de kust en een EDO voor het rivierengebied. 5.1 Kustscenario 5. POTENTIEEL BEDREIGDE DIJKRINGEN IN HET KUSTSCENARIO Westelijk kustgebied Noordelijk kustgebied Het kustscenario kenmerkt zich door het feit dat er waarschijnlijk minder tijd beschikbaar is dan benodigd om iedereen te kunnen evacueren. Dit heeft voornamelijk te maken met de korte reactietijd als gevolg van extreme weersomstandigheden (bijvoorbeeld windkracht 12 Bft) die leiden tot dijk of duindoorbraken, de relatief snelle verspreiding van het water en met de omvang van de bedreigde bevolking. In delen van dit gebied die verder en/of hoger ten opzichte van de doorbraak zijn gelegen, is evacuatie van vee in principe wellicht mogelijk. Het kan namelijk uren of dagen duren voordat alle potentiële gebieden onder water staan. Niettemin zal een evacuatie in het kustscenario het karakter van een vlucht krijgen. Hierdoor kunnen de mogelijkheden voor het evacueren van vee zeer beperkt zijn. Paginanummer Pagina 44 van 60

5.2 Rivierenscenario BEDREIGDE GEBIEDEN (DIJKRINGEN) IN HET RIVIERENSCENARIO In het rivierenscenario is in principe meer tijd beschikbaar om tijdig tot een preventieve evacuatie over te gaan. Een extreem hoge rivierafvoer is meestal meerdere dagen van tevoren te voorspellen. Waterstanden en locaties waar zich kritieke situaties kunnen gaan voor doen zijn meestal vrij nauwkeurig in te schatten. Desondanks geldt voor beide scenario s (kust en rivier) dat pas als daadwerkelijke dijkdoorbraken optreden, het mogelijk wordt om de omvang van de overstroming in te schatten. Benadrukt moet worden dat de EDO s, zoals in principe alle scenario s, een voorbeeld zijn van wat er zou kunnen gebeuren. De EDO s sluiten nog zwaardere scenario s niet uit; maar de kans daarop wordt onder de huidige omstandigheden te klein geacht om daar reële plannen voor te maken. Overigens zal een EDO zich niet beperken tot overstroming of wateroverlast. Maatschappelijke ontwrichting en uitval van nutsvoorzieningen (elektriciteit, verbindingen, drinkwater) zullen ook buiten de overstroomde gebieden zich voordoen. Het Maasdal wordt niet als bedreigd gebied beschouwd als gevolg een Ergst Denkbare Overstroming. Derhalve is het Maasdal als bedreigde dijkring niet in de overzichtskaart opgenomen. Echter, een overstroming kan hier wel degelijk tot overlast leiden, waardoor evacuatie noodzakelijk is. Paginanummer Pagina 45 van 60

7. ALARMERING EN COMMUNICATIE Via de waterkolom zal een waarschuwing uitgaan van een dreigende overstroming. Instanties die hier in rol in spelen zijn: KNMI, Stormvloedwaarschuwingsdienst (SVSD), Waarschuwingsdienst IJsselmeer (WDIJ), Hoogwatergroep Rivieren van het RIZA. Als gevolg van deze waarschuwing worden terzake doende instanties gealarmeerd: waterschappen in bedreigde gebieden/ dijkringen, Rijkswaterstaat, departementale crisiscoördinatiecentra (DCC s), Nationaal Coördinatie Centrum (NCC), provincies en veiligheidsregio s. De te verwachtte response op deze waarschuwingen zal zijn: instellen dijkbewaking, bestuurlijk overleg binnen de bestuurlijke kolom (CdK s, burgemeesters bedreigde veiligheidsregio s) en instellen van Regionale Crisis Centra. Indien via het bestuurlijk traject tot (voorbereiding op) evacuatie wordt besloten, is afstemming tussen RCC en ACC van belang. Afstemming moet plaatsvinden om evacuatie van vee te kunnen laten plaatsvinden conform het principe: evacuatie van mensen krijgt voorrang. In het operationele proces kan gekozen worden om juist eerst het vee te evacueren, om daarna voldoende capaciteit te hebben voor het evacueren van mensen. Belangrijk is om tijdig en helder met de agrarische sector te communiceren over de op handen zijnde evacuatie! Van belang kan zijn gebruikt te maken van het LNVloket (website en telefoonnummer) als communicatiemiddel tussen overheid en sector. Verkeersmanagement en verkeersregeling in de regio is een verantwoordelijkheid voor het RCC. Rijkswaterstaat en Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) coördineren verkeersmaatregelen op landelijk niveau. Het coördineren van transportcapaciteit en transportbegeleiding van vee is een rol voor het ACC. Paginanummer Pagina 46 van 60

8. BASISGEGEVENS VOOR EEN EVACUATIEPLAN Om een evacuatieplan op te stellen zijn allerlei gegevens noodzakelijk. Noodzakelijke regionale en nationale gegevens Ten behoeve van het evacuatieproces en de evacuatieplanvorming dienen vooraf de nodige gegevens bekend te zijn: Regionaal Waar zich veehouderijen in het buitengebied bevinden; Welke diersoorten het betreft; Om hoeveel aantallen dieren het gaat; De benodigde transportcapaciteit, gebaseerd op de vereiste oppervlaktes per diersoort Nationaal Beschikbare transportcapaciteit; gebaseerd op de vereiste oppervlaktes (m2) per diersoort. Tijdelijke opvanglocaties van vee. Capaciteit en locatie van slachterijen. Landelijke gegevens worden beheerd en verzameld door het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) met behulp van Dienst Regelingen van LNV, Voedsel en Warenautoriteit, LTO en SAVEETRA/Transport en Logistiek Nederland. Het verdient aanbeveling om capaciteitenplanning ten behoeve van het evacuatieproces en evacuatieplanvorming door Dienst Regelingen van LNV te laten inventariseren en registreren. Kennis van het buitengebied Het is noodzakelijk dat op het niveau van resp. gemeente, Veiligheidsregio en dijkring inzicht bestaat over waar zich veehouderijen bevinden, welke diercategorieën het betreft en in welke aantallen. Algemene gegevens zijn beschikbaar uit de CBSstatistieken, aan gevuld met data van gemeenten en waterschappen (b.v. gekoppeld aan vergunningverleningtrajecten). Actuele gegevens zijn beschikbaar bij Dienst Regelingen van LNV en dienen opvraagbaar te zijn door Veiligheidsregio s en LOCC. Daarnaast moet regionaal inzicht zijn in risico s van overstroming: welke dijk bezwijkt als eerste, snelheid van waterstijging en waterdieptes na een overstroming. Diercategorieën In principe komt elke diersoort in aanmerking voor evacuatie. De opvang per diersoort zal verschillend zijn. Er vindt prioritering plaats naar welke diersoorten gered worden en welke direct afgevoerd naar slachthuis of destructiebedrijf (na te zijn geëuthaniseerd). Dit met als oogmerk om dierenleed te beperken en kadavers in de vrije ruimte te voorkomen. CATEGORIE BESTEMMING Paarden, runderen, geiten en schapen evacuatie naar opvangadres Vleeskalveren evacuatie naar slachthuis of destructiebedrijf Zeugen met biggen evacuatie naar opvangadres of slachthuis; biggen eventueel naar destructiebedrijf Gespeende biggen < 18 Kg evacuatie naar opvangadres of naar destructiebedrijf Biggen > 18 Kg evacuatie naar opvangadres (afmest stal) of slachthuis Paginanummer Pagina 47 van 60

Vleesvarkens < 65 Kg evacuatie naar opvangadres of slachthuis Vleesvarkens > 65 Kg slachthuis Legpluimvee slachthuis of destructiebedrijf Opfokleghennen opvangadres of slachthuis Vleeskuikens < 5 weken destructiebedrijf Vleeskuikens > 5 weken slachthuis Vleeskuikenouderdieren slachthuis Broederijen Ééndagkuikens Broedeieren opvangadres destructie Fokbedrijven/ KIstations opvangadres Overig vee (nertsen, konijnen, kalkoenen, eenden, etc.) naar bevind van zaken/ afhankelijk van transport en opvangcapaciteit: opvang, slacht of destructie Stal met besmettelijke dierziekte en bedrijven in zone daaromheen Besluitvorming hierover door LNV crisisstaf / Minister LNV Evacuatie opvang Opvangadressen voor evacués (vee) moeten in overeenstemming zijn met de op te vangen diersoort. Rekening gehouden moet worden met: Geschikte stalruimte; paarden, jong rundvee en schapen kunnen (tijdelijk) naar een droge weide Aanwezigheid en aanvoer van veevoer Opslag en afvoer van mest Gezondheidsstatus van opvangbedrijf in overeenstemming met de ontvangen veestapel Inrichting voor het melken van lacterend rundvee/geiten, opslag en afvoer melk Evacuatie transport Het evacueren van vee, in het bijzonder bij een preventieve evacuatie, is mogelijk succesvol indien er voldoende tijd en transportcapaciteit beschikbaar is. De omvang van het gebied en de aantallen te vervoeren stuks vee per diercategorie is hiervoor mede bepalend. Er van uitgaande dat een overstroming resp. evacuatie op het niveau van dijkring plaats vindt, is een evacuatievervoersplan op dijkringniveau noodzakelijk. Ontsluitingsroutes vanuit het buitengebied moeten bekend en toegankelijk zijn, zodat transport met levende have snel en ongehinderd kan plaatsvinden. Afhankelijk van de locale situatie kan overwogen worden om extra ontsluitingspunten (b.v. pontonbruggen) aan te leggen. Regionaal moet bekend zijn welke wegen beschikbaar zijn voor veetransport. Op het niveau van de Veiligheidsregio s moet een evacuatieverkeerscirculatieplan beschikbaar zijn waarin vervoerstromen van te evacueren veehouderijbedrijven deel uitmaken. De gangbare praktijk bij evacuatieplanvorming lijkt dat als eerste het vee zal worden vervoerd, om daarna de wegen vrij te kunnen hebben voor het evacueren van mensen. De Leidraad doet op dit punt geen uitspraak over de volgorde maar laat het over aan het regionale inzicht welke planningsvolgorde het meest succesvol zal zijn. Gezien de grote aantallen dieren is het denkbaar dat er verzamelpunten worden ingericht, waar vandaan verder transport plaatsvindt naar opvangadressen. De reeds bestaande en door de VWA erkende verzamel Paginanummer Pagina 48 van 60

en halteplaatsen voor vee kunnen hiervoor dienst doen. Eventueel aangevuld met exportverzamelplaatsen voor vee (Nederlandse Bond van Waaghouders van Levend Vee). Van belang is dat de verzamelcentra ook daadwerkelijk geschikt (te maken) zijn voor opvang van geëvacueerd vee. Denk daarbij aan voorzieningen voor het melken, aanvoer en opslag van voer en afvoer van mest, hygiëne en gezondheidstatus. Vervoer van (grote aantallen) dieren zal plaatsvinden door gespecialiseerde veetransporteurs. Om succesvol op een evacuatie te kunnen participeren is planvorming voor wat betreft de in te zetten transportcapaciteit van groot belang. Op regionaal en landelijk niveau moet inzicht bestaan over de benodigde en beschikbare transportinzet bij evacuatie van vee. In verband met capaciteitenplanning bij rampen zou de beschikbare transportcapaciteit tevens bekend moeten zijn bij het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC). Eventueel moet bij te voorziene tekorten tijdig geanticipeerd worden op bijstand uit België of Duitsland. Planvorming en afspraken over inzet transportmiddelen moet totstandkomen tussen agrarische sectororganisaties en Samenwerkende veetransporteurs (SAVEETRA)/Transport en Logistiek Nederland. Het is aan te bevelen dat vertegenwoordigende organisaties van de agrarische sector hierover afspraken maken met de transportsector. Paginanummer Pagina 49 van 60

9. Wet en regelgeving in relatie tot evacueren vee Diergezondheidstatus Een veestapel kan in de loop van de tijd een diergezondheidstatus hebben opgebouwd, zoals IBRvrij (melkrundvee), en Zwoegerziektevrij (schapen). Wanneer dieren in contact komen met dieren uit een andere veestapel, in transportmiddelen of stallen worden geplaatst die niet vrij zijn van ziektekiemen, ontstaat risico voor statusverlies en ziekten. Daarom moeten zo mogelijk hygiëneregels in acht worden genomen. Transport per bedrijf en opvang per bedrijf verdient de voorkeur, maar ingeval van evacuatie is dit wellicht niet altijd mogelijk. De te evacueren veehouder is tevens opdrachtgever voor transport en opvang van de dieren. Het eventuele behoud van een diergezondheidstatus voor het bedrijf is in principe een keuze die de veehouder maakt. Het is aan de veehouder om te bepalen welke condities van transport en opvang aanvaardbaar zijn in relatie tot diergezondheid en behoud van gezondheidsstatus. Dierregistratie In normale omstandigheden vindt verplichte registratie plaats van diverse diersoorten. De Dienst Regelingen van LNV registreert de categorieën schaap, geit, varken en rund. De registratie van paarden en pluimvee loopt via de Productschappen. Bij het in standhouden van de verplichting om verplaatsingen te melden, juist ook bij evacuaties, bestaat de mogelijkheid om snel duidelijkheid te verkrijgen over de verblijfplaats van de dieren. Indien de omstandigheden tijdens een evacuatie er toe leidt dat een (digitaal) systeem niet meer functioneert, is het aan te bevelen om als veehouder tijdelijk een (papieren) noodregistratie bij te houden. Mestboekhouding en Dierrechten Een evacuatie van vee heeft consequenties voor de mestboekhouding, de afvoer van mest, de opslag en het uitrijden. Ook hier is een adequate registratie van belang. De ontvanger van (geëvacueerde) dieren is conform de Meststoffenwet verantwoordelijk voor registratie van dieren en afvoer/aanvoer van mest op het bedrijf, inclusief de benodigde opslag. Voor aanvoer van dieren uit de intensieve veehouderij (varkens en pluimvee) zijn op het ontvangende bedrijf dierrechten nodig. Ook bij evacuaties wordt vooralsnog vastgehouden aan de lijn deze verplichting stand te doen houden. Zo is het mogelijk voor wat betreft dierrechten een tijdelijke overdracht via leasecontracten vast te leggen. Wanneer omstandigheden dit niet meer mogelijk maken verdient het aanbeveling om als veehouder zelf een (nood)registratie bij te houden, vergelijkbaar als hiervoor onder dierregistratie is vermeld Vergunningen en verordeningen Opvangbedrijven zullen mogelijk geen (toereikende) vergunning hebben voor het (tijdelijk) huisvesten van vee. Het kan bijvoorbeeld gaan om een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer. Van bevoegde overheden mag verwacht worden dat gedoogsituaties worden gecreëerd met het oog op buitengewone omstandigheden. LNV beveelt aan om als gevolg van buitengewone omstandigheden, het reguliere wettelijk kader op te schorten. Ministerie VROM zal over toepassing Wet Milieubeheer bij evacuaties een besluit nemen. Paginanummer Pagina 50 van 60

10. Kosten en Schade Het evacueren van vee is een verantwoordelijkheid voor de houder zelf. Kosten die verbonden zijn aan het evacueren en elders onderbrengen van vee zijn in principe ten laste van de veehouder. Ingeval van crisis en een door de overheid gecoördineerde inzet van (algemene) hulpverlening is het denkbaar dat een beroep kan worden gedaan op vergoedingen in het kader van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. Materiële schade De Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS) is een kaderwet, die voorziet in een tegemoetkoming in categorieën van schaden en kosten van gedupeerden na een ramp, zoals gedefinieerd in de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). Rampen waarop de WTS expliciet van toepassing is (zoals overstromingen met zoet water), staan vermeld in de wet; in overige gevallen moet de wet van toepassing worden verklaard door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Overwegingen hierbij zijn de voorwaarden waaraan een ramp moet voldoen onder de Wrzo: (1) een ernstige verstoring van de openbare veiligheid, waarbij (2) een gecoördineerde inzet van hulpverleningsdiensten nodig is en (3) sprake is van maatschappelijke ontwrichting, d.w.z. waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad. Daarnaast moet er voor toepassing van de WTSregeling geen sprake zijn van verzekerbare schade, omzetschade of inkomstenderving; er is sprake van een beperkt schadegebied waarbij meerdere sectoren (zowel particulieren als bedrijven) gedupeerd zijn. Een beslissing voor het al dan niet van toepassing verklaren van de WTS, is mede gebaseerd op de resultaten van een Quick Scan die in de eerste drie dagen na een ramp wordt uitgevoerd door Dienst Regelingen (agentschap van ministerie LNV), in opdracht van de minister van BZK. Voor de toepassing van de WTS is per ramp 500 miljoen beschikbaar voor vergoedingen van onverzekerbare materiële schade, die een direct gevolg zijn van een ramp. Indien de schade dit maximum te boven gaat, dan zal de ministerraad hierover een besluit nemen. Bij rampen waarbij de schade en kosten meer bedragen dan 3 miljard, is de WTS niet van toepassing. Voor schaden en kosten van dergelijke omvang bestaat het Europese Solidariteitsfonds. Op grond van de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) bevat elk gemeentelijk rampenplan een hoofdstuk schaderegistratie. Indien er sprake is van een ramp, bestaat er op gemeentelijk niveau de verplichting tot het instellen van een bureau Centrale Registratie Afhandeling Schade (CRAS). Dit bureau zorgt ervoor dat de schade wordt geregistreerd en dat burgers en bedrijven hierover geïnformeerd worden. Gemeenten kunnen het registreren van schade zelf uitvoeren of uitbesteden aan bijvoorbeeld Dienst Regelingen. Dienst Regelingen (DR) heeft een online schadeformulier ontwikkeld, waarin de voor de WTSregeling vereiste informatie is verwerkt. Wanneer de WTS van toepassing wordt verklaard, voert DR de regeling uit (uitgifte en inname schadeformulieren, communicatie naar gedupeerden, uitbetaling van tegemoetkoming). Het landelijke call center van Dienst Regelingen bij overstromingen, is in Assen gevestigd. Milieuschade Bij het proces van evacueren hoort het veiligstellen van bedrijven, bedrijfsprocessen en voorkomen van milieuschade door de ondernemer. In ieder geval hoort daarbij het afsluiten en ontkoppelen van nutsvoorzieningen. Bij agrarische bedrijven komt daarbij het treffen van maatregelen ten aanzien van: bestrijdings en gewasbeschermingsmiddelen, medicijnen, tanks met dieselolie en opslag van veevoer, (kunst)mest. Maatregelen kunnen inhouden ofwel het verwijderen of verplaatsen naar een droge plaats, dan wel het zodanig opslaan dat het niet met overstromingswater in aanraking komt. Psychologische schade Evacuatie bij (dreigende) overstroming heeft een grote mentale impact. Zelfs wanneer een catastrofe zich uiteindelijk niet voordoet. Planvorming om psychosociale sociale hulp te verlenen, specifiek gericht op de agrarische bevolking is aan te raden. Binnen de Veiligheidsregio zijn de GHORdiensten verantwoordelijk voor psychosociale opvang en nazorg. Paginanummer Pagina 51 van 60

Bijlage 1 Aantallen Landbouwhuisdieren (Vee) Aanwezige aantallen (aantal dieren) in 2007 Bron: Landbouwtellingen / CBS 6. WEST NEDERLAND Paarden & pony s Rundvee Schapen Geiten Varkens Pluimvee 7. NOORD NEDERLAND Paarden & pony s Rundvee Schapen Geiten Varkens Pluimvee 8. 26.000 890.000 425.000 36.000 538.000 19.800.000 RIVIERENGEBIED Paarden en pony s Rundvee Schapen Geiten Varkens Pluimvee 9. 29.000 590.000 508.000 38.000 532.000 5.755.000 8.500 159.000 84.000 26.000 322.000 3.000.000 IJSSELMEERGEBIED (FLEVOLAND) Paarden & pony s Rundvee Schapen Geiten Varkens Pluimvee 1.600 61.000 18.000 2.500 63.000 2.440.000 Overzicht geeft een indicatie van de aantallen dieren in potentieel te overstromen gebieden. Meer nauwkeurig inzicht zal ontstaan aan de hand van overzicht aantallen dieren per dijkring, ingedeeld naar postcodes aldaar. Voorgesteld wordt om deze informatie door Dienst Regelingen digitaal aan Veiligheidregio s beschikbaar te stellen. Paginanummer Pagina 52 van 60

Bijlage 2 Indeling van Veiligheidsregio s Paginanummer Pagina 53 van 60

Bijlage 3 Dijkringen in Nederland 10. Paginanummer Pagina 54 van 60

Bijlage 4 Gezondheid en welzijnswet voor dieren ( GWWD) Om aantasting van dierenwelzijn zo klein mogelijk te maken, besloot het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ( LNV) een nieuwe wet te ontwerpen. Deze nieuwe wet werd in 1992 aangenomen, en heet: de Gezondheid en welzijnswet voor dieren ( GWWD). Uitgangspunt van deze wet is dat je geen handelingen met dieren mag verrichten, tenzij in de wet staat dat het wel mag (dit wordt het 'nee, tenzij' principe genoemd). Dit in tegenstelling tot de vorige wetten, waarbij je bijna alles mocht doen, tenzij in de wet stond dat het niet mocht. De GWWD geldt voor alle dieren die door mensen gehouden worden, dus productiedieren, hobbydieren en gezelschapsdieren. Voor in het wild levende dieren geldt wel het verbod uit de GWWD om de dieren zonder redelijk doel pijn of letsel toe te brengen. Verder is de Flora en faunawet op deze dieren van toepassing. De min of meer in het wild levende grote grazers, die worden ingezet bij het beheer van natuurgebieden, vallen voor sommige aspecten onder de GWWD en voor andere onder de Flora en faunawet. De Gezondheid en welzijnswet voor dieren is een 'kaderwet'. Dat betekent dat de wet een soort raamwerk geeft waarbinnen de uiteindelijke regels vastgesteld worden aan de hand van Algemene Maatregelen van Bestuur ( AmvB's) of Ministeriële regelingen. Het voordeel van een kaderwet is dat bij nieuwe ontwikkelingen de wet niet steeds hoeft te worden gewijzigd; er kan meteen op worden ingespeeld. De laatste jaren legt het ministerie van LNV de nadruk op andere instrumenten dan wet en regelgeving, zoals voorlichtingscampagnes over dierenwelzijn, onderzoek en zelfregulering. Algemene regels In de GWWD staan algemene regels die voor alle dieren gelden. In deze algemene regels staat onder andere dat het verboden is: bij een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken, of zijn gezondheid of welzijn aan te tasten; een dier de nodige verzorging te onthouden; ingrepen te plegen bij dieren (tenzij anders in de wet staat); dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken. Daarnaast is iedereen verplicht een hulpbehoevend dier zorg te verlenen. Verder zijn er regels voor bijvoorbeeld: de huisvesting van dieren (voor een aantal diersoorten); het slachten van dieren; het vervoeren van dieren. Gehanteerde begrippen Hoewel gezondheid en welzijn niet los van elkaar gezien kunnen worden, is het hier wel gedaan om de belangrijkste punten te belichten. Gezondheid Hierbij gaat het om de volgende zaken: voorkomen en bestrijden van dierziekten; de inrichting van bedrijven waarop dieren worden gehouden; toevoegen van dieren aan bedrijven; de wijze waarop dieren worden gehouden en hun huisvesting; de hygiënische eisen; de voedering, drenking, verzorging en behandeling van dieren; het gebruik van sera, entstoffen, antibiotica en chemotherapeutische middelen; de bestrijding van insecten, ratten en andere organismen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van het dier; de bedrijfsbegeleiding door een dierenarts en de Stichting Gezondheidsdienst voor dieren. Verder worden eisen gesteld aan markten, tentoonstellingen, slachthuizen en vervoer. Paginanummer Pagina 55 van 60

Welzijn In de wet is bepaald dat: het verboden is bij een dier onnodig pijn of letsel te veroorzaken, of zijn gezondheid of welzijn aan te tasten. Zo is het bijvoorbeeld verboden koeien met een volle uier te vervoeren of een hond als trekdier in te zetten; het verboden is aan een dier de nodige verzorging te onthouden; het verboden is dieren van het ouderdier te scheiden voordat zij een bij de wet vastgestelde leeftijd hebben bereikt; het in beginsel verboden is lichamelijke ingrepen bij dieren uit te voeren, tenzij dit bij wet of Algemene Maatregel van Bestuur ( AmvB) wordt toegestaan. Toegestaan zijn bijvoorbeeld sterilisatie en castratie en ingrepen waarvoor diergeneeskundige noodzaak bestaat; Er worden tevens eisen gesteld aan de wijze waarop, de situaties waarin en de personen door wie zij mogen worden gedood. Ook worden voorwaarden gesteld aan de slachterijen en aan de bedwelming. Deze bepaling is van groot belang voor het ritueel slachten. 'Ja, mits'principe Op een aantal plaatsen in de wet geldt het 'ja, mitsprincipe' in plaats van het 'nee, tenzijprincipe'. Dat mits houdt in dat een aantal strikte voorwaarden worden gesteld aan: de huisvesting van dieren; onder andere de afmetingen, materialen, faciliteiten, verlichting, verwarming en luchtverversing; het fokken met dieren; het verkopen, verhuren of verloten van dieren. Het is verboden dieren als prijs, beloning of gift uit te reiken; het vervoeren van dieren. Daarbij worden onder andere voorwaarden gesteld aan het vervoermiddel, de hoeveelheid dieren per vervoermiddel, het in en uitladen, de duur en afstand van het vervoer en de gesteldheid van de dieren; het gebruik van dieren bij wedstrijden. Hieronder valt het verbod op dierengevechten. Voor het gebruik van dieren bij wedstrijden kunnen bij AmvB regels worden gesteld voor onder andere de leeftijd en gezondheid van het dier, de aard van de wedstrijden, het gebruik van stimulerende middelen en geneesmiddelen en de aanwezigheid van een dierenarts. Paginanummer Pagina 56 van 60

BIJLAGE 5 ADRESSEN EN VERWIJZINGEN Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postbus 20401 2500 EK Den Haag Tel: 070 3786868 Fax: 070 3786113 LNV directie Regionale Zaken vestiging Oost Verzetslaan 30 7411 HX Deventer Postbus 363 7400 AJ Deventer Tel: 057066 99 99 Fax:057066 77 07 LNV directie Regionale Zaken vestiging West Herman Gorterstraat 55 3511 EW UTRECHT LNV directie Regionale Zaken vestiging Noord Cascadeplein 6 9726 AD GRONINGEN Postbus 19143 3501 DC UTRECHT POSTBUS 30032 9700 RM GRONINGEN Tel: 070888 3200 Fax: 070888 3250 Tel: 050 599 2331 Fax: 050 599 2399 LNV directie Regionale Zaken vestiging Zuid Keizersgracht 5 5611 GB Eindhoven Voedsel en Warenautoriteit Prinses Beatrixlaan 2 2595 AL Den Haag Postbus 6111 5600 HC Eindhoven Postbus 19506 2500 CM Den Haag Tel.: 070 8883280 Fax: 070 8883290 Tel: 070448 48 48 Fax: 070448 47 47 www.vwa.nl Dienst Regelingen Laan van Nieuw OostIndië 131 2593 BM Den Haag Het LNVLoket 0800 22 333 22 (gratis) op werkdagen van 8.30 16.30 uur Postbus 20401 2500 EK Den Haag www.hetlnvloket.nl Tel: 070 3785328 Fax: 070 3786139 Schepersmaat 4 9405 TA Assen Postbus 360 9400 AJ Assen Tel: 0592 306806 Fax: 0592 306805 Centraal Bureau voor de Statistiek Vestiging Den Haag Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag LTONederland Postbus 24500 2490 HA Den Haag Postbus 29773 2502 LT Den Haag Bezuidenhoutseweg 225 2594 AL Den Haag Paginanummer Pagina 57 van 60

Tel. algemeen: (070) 337 38 00 (Niet voor statistisch inhoudelijke vragen) Tel: 08857070 (voor statistisch inhoudelijke vragen) Tel. 0703382700 Fax. 0703382710 W: www.cbs.nl W: http://statline.cbs.nl LTONoord Werkgebied: Groningen, Friesland, Drenthe,Flevoland, Overijssel, Gelderland, Utrecht, NoordHolland, ZuidHolland. Tel: 088 888 6666 Hoofdkantoor Keulenstraat 12 7418 ET Deventer Postbus 126 7400 AC Deventer Regiokantoor Drachten Lavendelheide 9 9202 PD Drachten Zuidelijke Land en Tuinbouworganisatie Werkgebied: ZuidGelderland, NoordBrabant en Zeeland Hoofdkantoor Spoorlaan 350 5038 CC Tilburg Nevenkantoor Cereshof 4 4463 XH Goes Postbus 91 5000 MA Tilburg Tel: 013583 65 83 0113247700 ZLTO Informatielijn 0900235 95 86 of 0900BEL ZLTO ( 0,05 p.m.) info@zlto.nl Postbus 186 9200 AD Drachten Regiokantoor Haarlem Fonteinlaan 5 2012 JG Haarlem Postbus 649 2003 RP Haarlem Limburgse Land en Tuinbouworganisatie Werkgebied: Limburg Wilhelminasingel 25 6041 CH Roermond Productschappen Vee, Vlees en Eieren Louis Braillelaan 80 2719 EK Zoetermeer Postbus 960 6040 AZ Roermond Postbus 460 2700 AL Zoetermeer tel. 079 3687100 Tel. 0475381777 www.pve.nl Transport en Logistiek Nederland / Saveetra (Samenwerkende Veetransporteurs) Nederlandse Bond van Waaghouders van Levend Vee Boris Pasternaklaan 22 2719 DA Zoetermeer Postbus 3008 2700 KS Zoetermeer tel. 079 3636195 fax 079 3636269 email: saveetra@tln.nl Secretariaat NBW Nieuwe Veenendaalseweg 40 3911 MK Rhenen www.waaghouders.nl Paginanummer Pagina 58 van 60

BIJLAGE 7: AFKORTINGENLIJST Ac APV ACB ATb BGC BIR OL OM OOV OvD PBZO PCC Operationeel Leider Openbaar Ministerie Openbare Orde en Veiligheid Officier van Dienst Preventie Beleid Zware Ongevallen Provinciaal Coördinatiecentrum PCP PMK PU Provinciaal Coördinatieplan Politiemeldkamer Politie Utrecht RAC RBT ROT RGF RGS RIT RIVM CRIB Actiecentrum Algemene Plaatselijke Verordening Adviseur Crisisbeheersing Alerteringssysteem terrorismebestrijding Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing Besluit Informatie inzake rampen en zware ongevallen Besluit Rampbestrijdingsplannen Inrichtingen Besluit Risico Zware Ongevallen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Communicatie 2000 Crisisbeheersingsplan Commissaris van de Koningin Coördinatie Plaats Incident Centrum voor Openbare Veiligheid Centrale Post Ambulancevervoer Centraal Registratiebureau Afhandeling Schade Centraal Registratie en Informatiebureau Regionale Alarmcentrale Regionaal Beleidsteam Regionaal Operationeel Team Regionaal Geneeskundig Functionaris Register Gevaarlijke Stoffen Rampen Identificatie Team Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu Risico Register Gevaarlijke Stoffen CvD Commandant van Dienst SGBO GBA GBT GMT GGD GHOR TGO UGS VER VR VROM GRO Gemeentelijke Basis Administratie Gemeentelijk Beleidsteam Gemeentelijk Management Team Gemeentelijke Gezondheidsdienst Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Geïntegreerd Meldkamersysteem Gemeenschappelijke Meldkamer Utrecht Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure Grootschalig Recherche Optreden GS Gedeputeerde Staten WCPV HOvJ Hoofd Officier van Justitie WKR I&A IAC LOCC LCI MER NCTb NCC NN NRK Informatie en Automatisering Informatie en Adviescentrum Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziekten Milieueffectrapportage Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Nationaal Coördinatiecentrum Nationaal Noodnet Nederlandse Rode Kruis Wob WRZO BRI BRZO BZK C2000 CBP CdK CoPI COV CPA CRAS GMS GMU GRIP RRGS VRU V&W VWA VWS Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden Team Grootschalig Optreden Uitgangsstelling Veiligheidseffectrapportage Veiligheidsrapport Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu Veiligheidsregio Utrecht Ministerie van Verkeer en Waterstaat Voedsel en Waren Autoriteit Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Wet Kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding Wet openbaarheid van bestuur Wet rampen en zware ongevallen Paginanummer Pagina 59 van 60

Paginanummer Pagina 60 van 60