Grafieken Economie Hoofdstuk 7



Vergelijkbare documenten
Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Prijsvorming bij monopolie

Concrete markt: vragers, aanbieders, product op een bepaalde plaats. Abstracte markt: vraag en aanbod bepalen de prijs (denkmodel)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

Domein markt: volkomen concurrentie

Evenwichtspri js MO WINST

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

samenvatting micro economie. Onderdeel perfect werkende markt

Oefeningen Producentengedrag

Uitwerking Examentraining havo voor economisch tekenen

Domein D markt. Zie steeds de eenvoud!! Grafieken en rekenen Uitwerkingen. Frans Etman

Oefeningen op monopolie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Katern 2 Markten en welvaart

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

Economie Module 3 H1 & H2

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Markt. Kenmerken van marktvormen:

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1 Markt en marktvormen

Domein D markt UITWERKINGEN. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

Samenvatting Economie Module 2

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken

Extra opgaven hoofdstuk 15

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?

Extra opgaven hoofdstuk 12

Domein D markt. Opgaven. monopolie enzo. Zie steeds de eenvoud!! Frans Etman

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Kruislingse prijselasticiteit Complementair aanvullend (negatief) Substituut vervangend (positief)

Hoofdstuk 8. De kosten van belastingen

Statische markttheorie. College 4, spm 1212

Vraag 1: PRIJSVORMING

H3 Hoe werken markten

Samenvatting Economie Consument & Producent

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuio pasdfghjklzxcvbnmqwertyuiopasdfghjkl zxcvbnmqwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq wertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwertyuiop

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

auteursrechtelijk beschermd materiaal

Economie Module 2 & Module 3 H1

PW EXTRA: Remediëringstaak

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! uitwerking totale winst. Frans Etman

Antwoordmodel module 8

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors

Samenvatting Economie Micro-economie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

Samenvatting door een scholier 3455 woorden 13 februari keer beoordeeld. Onderdeel 2: Markten. Hoofdstuk 3: Hoe werken markten?

UIT grafische elasticiteiten

Extra opgaven hoofdstuk 13

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

HOOFDSTUK 2: OEFENINGEN

ALGEMENE ECONOMIE /06

Samenvatting Economie Consument en producent

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Samenvatting Economie Vervoer

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

UIT doelstellingen en grafieken

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

Eco samenvatting; hs 2 + 5

CONSUMENTEN- EN PRODUCENTENSURPLUS

Oefeningen vraag en aanbod

Extra opgaven hoofdstuk 21

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

Hoofdstuk 1 Structuur, evenwicht en prestaties

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

De fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8.

Samenvatting Economie Consument en Producent

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).

Samenvatting Economie Consument en producent

Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod

2 Katern Consumenten en producenten

T3: Niet-competitieve en onvolkomen competitieve markten

Samenvatting Economie Consument en producent

Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap

Transcriptie:

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 1 Inhoud Grafieken Economie Hoofdstuk 7 door ieter Nobels ONDERNEMERSGEDRG BIJ OLKOMEN CONCURRENTIE... 3 GLOBL MRKTEENWICHT... 3 ERSCHUIINGEN N RG- EN NBODCURE (GLOBLE MRKT)... 4 ERSCHUIING N DE NBODCURE... 4 Inelastische vraag... 4 Elastische vraag... 4 ERSCHUIINGEN N DE RGCURE... 4 Inelastische vraag... 4 Elastische vraag... 5 WET N DENNT-KING (GLOBLE MRKT)... 6 Eerste situatie: onelastisch aanbod op 1... 6 Tweede situatie: verschuiving van het aanbod naar 2... 7 SINNENWEBTHEOREM (GLOBLE MRKT)... 8 Gedempte markt... 9 Exploderende markt... 11 Zuiver periodieke beweging... 12 INDIIDUELE RODUCENT... 13 Oorspronkelijke situatie... 13 Tweede situatie: toename van het globale aanbod... 14 ONDERNEMERSGEDRG BIJ MONOOLIE... 15 EENWICHT (KORTE ERIODE)... 15 EENWICHT (LNGE ERIODE)... 17 Beginsituatie... 17 Stap 2: nieuwe korte termijncurven voor optimale lange termijn... 17 ONDERNEMERSGEDRG BIJ MONOOLISTISCHE CONCURRENTIE... 18 EENWICHT (KORTE TERMIJN)... 18 EENWICHT (LNGE TERMIJN) OOR DE INDIIDUELE RODUCENT... 18 Eerste situatie... 18 Tweede situatie: verschuiving van de vraagcurve 1 2... 19 ONDERNEMERSGEDRG BIJ SMENWERKENDE OLIGOOLIES: KRTELS... 20 EENWICHT IN DE GLOBLE MRKT... 20 EENWICHT BIJ DE INDIIDUELE RODUCENT... 20 OERHEIDSINGRIJEN IN DE MRKT... 21 INDIRECTE BELSTINGEN... 21 Situatie zonder indirecte belastingen... 21 Situatie met directe belastingen... 21 Invloed van de elasticiteit en extremen... 22 Invloed op het consumentensurplus... 24 Invloed op het producentensurplus... 24 LFOND- EN BODEMRIJZEN... 25 lafondprijzen... 25

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 2 Bodemprijzen... 25

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 3 Ondernemersgedrag bij volkomen concurrentie Globaal marktevenwicht 1 Het globaal marktevenwicht ligt in het punt waar de vraagcurve de aanbodcurve snijdt. In het marktevenwicht worden 1 goederen verhandeld tegen een prijs 1. 1 Bij een prijs 2 worden er 2 Overschot goederen aangeboden en 3 goederen gevraagd. Er is dus een overschot van de afstand 2 23 goederen. De aanbieders zullen dus bereid zijn tegen een lagere prijs te verkopen, zodat men uiteindelijk terug in het 3 Tekort marktevenwicht 1 (vorige grafiek) komt. 4 2 3 5 Indien de prijs 3 zou zijn, zouden er 5 goederen gevraagd worden en slechts 4 goederen aangeboden. Er is dus een tekort van 45 goederen. De vragers zullen bereid zijn meer te betalen tot de prijs terug in het marktevenwicht 1 (vorige grafiek) komt. Deze grafiek van de globale markt geeft de vraag- en aanbodcurve weer van alle bedrijven die een bepaald goed verkopen.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 4 erschuivingen van vraag- en aanbodcurve (globale markt) erschuivingen leiden tot een nieuwe evenwichtsprijs. De mate van verschuiving wordt bepaald door de elasticiteit. erschuiving van de aanbodcurve Onelastische vraag 1 2 2 Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs 1. Door de verschuiving van het aanbod naar rechts daalt de evenwichtsprijs naar 2. Door een vlakke (onelastische) aanbodcurve is de prijswijziging eerder klein. Elastische vraag 1 2 Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs 1. Door de verschuiving van het 1 aanbod naar rechts daalt de 2 evenwichtsprijs naar 2. Door een steile (elastische) aanbodcurve is de prijswijziging eerder groot. erschuivingen van de vraagcurve Inelastische vraag 2 1 Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs 1. Door de verschuiving van de 1 vraag naar links daalt de 2 evenwichtsprijs naar 2. Door een vlakke (onelastische) vraagcurve is de prijswijziging eerder klein.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 5 Elastische vraag 2 1 Oorspronkelijk is de evenwichtsprijs 1. Door de verschuiving van de 1 vraag naar links daalt de 2 evenwichtsprijs naar 2. Door een steile (elastische) vraagcurve is de prijswijziging eerder groot.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 6 Wet van Davenant-King (globale markt) Davenant en King constateerden dan voor sommige bederfbare landbouwproducten een zeer goede oogst voor de producten dikwijls catastrofale gevolgen had voor de inkomsten van de producenten. De prijsdaling was zodanig sterk dat de totale opbrengst ineenschrompelde. Een goede oogst hoeft niet noodzakelijk meer op te brengen: gezien de onelasticiteit van de vraag gaat de prijs bij een goede oogst enorm zakken waardoor de boeren wel meer kunnen verkopen maar wel aan een zo lage prijs dat de opbrengst minder is. Eerste situatie: onelastisch aanbod op 1 1 1 We zien een volslagen inelastische aanbodcurve en een inelastische vraagcurve. De marktprijs is 1 waarbij 1 goederen verkocht worden. De totale omzet (1 x 1) wordt voorgesteld door de groen gearceerde oppervlakte. 1

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 7 Tweede situatie: verschuiving van het aanbod naar 2 Bij een goede oogst verschuift het aanbod sterk 1 1 2 1 2 2 naar rechts, we krijgen dus de nieuwe aanbodcurve 2. Het nieuwe marktevenwicht ligt in (2,2). De totale omzet is 2 x 2 en wordt voorgesteld door de paars gearceerde oppervlakte. Deze overlapt de groene oppervlakte. We zien duidelijk dat de paars gearceerde oppervlakte kleiner is dan de groen gearceerde oppervlakte, hoewel de aangeboden hoeveelheid sterk gestegen is (1 2). Dit komt door de onelastische vraagcurve waardoor de prijs zeer sterk zakte bij een verhoging van het aanbod.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 8 Spinnenwebtheorema (globale markt) Markten waar het aanbod op korte termijn onelastisch is, vertonen op lange termijn vaak cyclische prijsbewegingen (zoals bvb. de landbouw). De prijzen stabiliseren zich dan moeilijk op het evenwichtsniveau. We onderscheiden 3 soorten markten: een gedempte markt, waarbij de prijsschommelingen in de tijd afnemen. Deze situatie zien we wanneer de aanbodcurve steiler is dan de vraagcurve (de richtingscoëfficiënt van de aanbodcurve in absolute waarde groter is dan de richtingscoëfficiënt van de vraagcurve) een exploderende markt, waarbij de prijsschommelingen in de tijd toenemen. Deze situatie zien we wanneer de aanbodcurve vlakker is dan de vraagcurve (absolute waarde rico aanbodcurve < rico vraagcurve) de zuiver periodieke beweging: wanneer de absolute waarde van de richtingscoëfficiënt van vraag- en aanbodcurve aan elkaar gelijk zijn (ze dus even steil zijn)

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 9 Gedempte markt Oorspronkelijke situatie 1 Op deze grafiek is de aanbodcurve duidelijk steiler dan de vraagcurve. E1 Het marktevenwicht ligt in het punt 1 E1 (prijs 1 bij een hoeveelheid van 1). 1 erschuiving van de vraagcurve Wanneer de vraagcurve verschuift, wordt in principe een nieuw evenwichtspunt (E2) gevormd. Indien de hoeveelheid op korte termijn niet wordt opgetrokken naar 1 (vb.: de volledige oogst is reeds op markt gegooid, men kan de hoeveelheid pas verhogen bij de volgende oogst een jaar later) zal de prijs echter stijgen naar 2 in plaats van het nieuw evenwichtspunt. 2 1 1 2 E2 De vraagcurve verschuift van 1 naar 2. Dit zorgt voor een nieuw evenwicht in E2. De aangeboden hoeveelheid blijft echter 1. Bij deze hoeveelheid zijn de vragers bereid 2 1 meer (2) te betalen, de prijs stijgt.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 10 Nieuwe oogst: het aanbod wordt aangepast aan de nieuwe prijs Gezien de prijs gestegen is naar 2 zullen de aanbieders bereid zijn meer (3) aan te bieden. oor deze hoeveelheid zijn de vragers echter maar bereid een lagere prijs te betalen, waardoor de prijs terug daalt. Op onderstaande grafiek zijn een aantal elementen (1, E1, E2 en 2) weggelaten voor de duidelijkheid. 2 De aanbieders bieden nu 3 2 3 goederen aan. Bij een hoeveelheid 3 zijn de vragers echter slechts bereid 3 te betalen. De prijs daalt dus. We zien dat de prijs echter al meer en 1 3 meer naar het evenwicht verplaatst. Op deze manier gaat deze cirkelbeweging door, aangezien de aanbieders telkens een periode achterlopen op het gedrag van de vragers, tot de prijs uiteindelijk het evenwicht bereikt. lgemeen schema 2 F J K G E 2. 3 I L H 1 E 1 2 1 0 1 3 2

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 11 Exploderende markt Bij een exploderende markt is de vraagcurve steiler dan de aanbodcurve. De prijs gaat telkens verder van het centrum weg. Oorspronkelijke situatie De vraagcurve is steiler dan de aanbodcurve. Het evenwicht ligt in E1. 1 E1 1 1 erschuiving van de vraagcurve naar 2 4 2 (2) (1) E2 (3) 1 E1 3 1 2 3 1 2 De vraagcurve verschuift van 1 naar 2. Het nieuwe evenwichtspunt ligt in E2. Het aanbod kan echter niet meteen uitgebreid worden. Ze blijft dus op 1. Bij een hoeveelheid 1 zijn de vragers bereid een prijs 2 te betalen (1). De volgende periode passen de aanbieders hun aanbod aan aan de prijs 2 en produceren dus 2 goederen (2). oor een hoeveelheid 2 zijn de vragers echter slechts bereid 3 te betalen, waardoor de prijs een scherpe daling maakt (3). Het is duidelijk dat de prijs steeds verder van het evenwichtspunt weg gaat.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 12 Zuiver periodieke beweging 2 1 E1 E2 2 1 1 2 De vraag- en de aanbodcurve zijn even steil. De vraagcurve verschuift van 1 naar 2. Het aanbod kan niet meteen volgen en blijft op 1. Op de nieuwe vraagcurve zijn de vragers bereid een prijs 2 te betalen voor 1 goederen. De volgende periode passen de aanbieders hun vraag aan aan prijs 2 en produceren dus 2 goederen. De vragers zijn echter slechts bereid een prijs 1 te betalen voor 2 goederen. Deze prijs is terug dezelfde als de oorspronkelijke vraag. De prijs blijft dus telkens de zelfde bewegingen maken.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 13 Individuele producent nalyse gedrag individuele producent: 5.3.1 Onderstaande grafieken geven de werking van de globale markt weer in de lange periode. Bij een markt van volkomen concurrentie is de prijs gelijk aan de marginale opbrengst, aangezien elk extra goed verkocht kan worden aan die marktprijs. angezien elk extra geproduceerd goed verkocht wordt met dezelfde prijs, zal de gemiddelde opbrengst per goed ook gelijk blijven. We moeten ook boekhoudkundige winst van economische winst onderscheiden. ls er economische winst is betekent dat dat er meer boekhoudkundige winst is dan mag verwacht worden (er is een groter resultaat op het geïnvesteerde kapitaal dan normaal verwacht mag worden). Oorspronkelijke situatie () (B) 1 2 = MO = GO MK 1 1 C GTK 2 E D 0 1 0 qe q1 q Luik () geeft de globale marktsituatie weer, luik (B) die van de individuele producent. De individuele producent op een markt van volkomen concurrentie is een pricetaker. Zijn marginale en gemiddelde opbrengsten zijn dus gelijk aan de prijs (elk goed dat hij extra produceert kan hij verkopen aan de marktprijs) Bij een aanbodcurve 1 wordt een prijs 1 gevormd (het punt waar de vraag- en aanbodcurve elkaar snijden).

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 14 De individuele producent bepaalt zijn geproduceerde hoeveelheid aan de hand van het snijpunt van de marginale kostencurve en de marginale opbrengstencurve (= de zwart gestreepte prijsrechte 1). Zijn geproduceerde hoeveelheid is dus q1. oor een geproduceerde hoeveelheid q1 liggen de gemiddelde totale kosten echter lager dan de gemiddelde opbrengst (die gelijk is aan de prijs 1, de gestreepte zwarte rechte). De onderneming maakt dus economische ( boekhoudkundige) winst. Deze economische winst is gelijk aan de afstand EC (ofwel GO - GTK). Tweede situatie: toename van het globale aanbod angezien er economische winst is, zullen er meer bedrijven in de markt stappen om te profiteren van deze economische winst. Het globale aanbod zal dus stijgen: de aanbodcurve verschuift naar rechts. () (B) 1 2 MK 1 1 C GT K 2 2 E D 0 1 2 0 qe q1 q De aanbodcurve zal blijven verschuiven tot er geen economische winst meer is, en de marginale opbrengst van een goed dus gelijk is aan de marginale kosten ervan. De aanbodcurve verschuift naar rechts (2), er wordt een nieuwe prijs 2 gevormd. De marginale opbrengstencurve snijdt nu de marginale kostencurve. Er is geen economische winst meer, er zullen geen nieuwe bedrijven meer bijkomen, de prijs zal dus stabiel op blijven op 2 zolang de globale aanbodcurve dezelfde blijft.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 15 Ondernemersgedrag bij monopolie Evenwicht (korte periode) Optimale output: snijpunt marginale opbrengstencurve en marginale kostencurve. De vraag wordt bepaald door de prijs en de aangeboden hoeveelheid. = GO De vraagcurve van de monopolist is hetzelfde als de GO. Dit is te verklaren doordat de monopolist de enige aanbieder is: de prijs die een vrager wil geven voor een goed is opbrengst voor de monopolist. MO = GO ervolgens tekenen we de MO-curve. Deze begin altijd in het snijpunt van de -as en de vraag-curve en snijdt het midden van het lijnstuk gelegen tussen de oorsprong en het snijpunt van de x-as en vraagcurve. De MOcurve daalt dus 2x zo snel als als de vraagcurve. MO = GO MK GK Daarna tekenen we de GK- en MKcurve. De MK-curve snijdt altijd de GK-curve in zijn minimum.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 16 Gearceerd gedeelte: MO = GO oppervlakte 1CED: totale overwinst MK unt van Cournot: optimale (,) GK 1 C Lijnstuk EC: D E F gemiddelde winst Snijpunt MK-MO: optimale 1 Uit deze grafiek kunnen we een aantal dingen afleiden: De optimale geproduceerde hoeveelheid vinden we in het snijpunt van de MOen de MK-curve (het punt F op de grafiek). Het is duidelijk dat de optimale hoeveelheid 1 is. De optimale prijs zoeken we gewoon door te kijken naar wat de vragers bereid zijn te betalen bij een hoeveelheid 1 op de vraagcurve. Hieruit blijkt dat de optimale prijs 1 is. De optimale combinatie (1,1) noemen we het punt van Cournot (C). De gemiddelde (over)winst (winst per product dus) vinden we door de gemiddelde kosten (GK) af te trekken van de gemiddelde opbrengsten (GO), ofwel grafisch is dit het lijnstuk EC (E is de waarde van GK voor een hoeveelheid 1, C is de waarde van GO voor een hoeveelheid 1 of ook het punt van Cournot) De totale (over)winst is de gemiddelde winst vermenigvuldigd (GO-GK of lijnstuk EC, zie hierboven) met de hoeveelheid (1), ofwel de oppervlakte 1CED.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 17 Evenwicht (lange periode) Beginsituatie Op onderstaande grafiek zijn op de korte termijn curven (MK1 en GK1) de lange termijncurven (MKL en GKL) getekend. angezien we ervan uitgaan dat de vraag constant blijft zijn de vraagcurve en de marginale opbrengstencurve hetzelfde voor de korte en de lange termijn. 1 B GO= MK1 C D GK1 L MKL Op korte termijn is de optimale geproduceerde hoeveelheid 1 en een prijs 1. Op lange termijn echter moeten we kijken naar de lange termijncurven. We zullen L GKL dus onze hoeveelheid moeten aanpassen en voor die hoeveelheid nieuwe korte termijncurven 0 1 MO tekenen. Stap 2: nieuwe korte termijncurven voor optimale lange termijn De eerste korte termijncurves (MK1 en GK1) zijn weggelaten voor de duidelijkheid! GO = MK2 GK2 MKL We zoeken het snijpunt van MKL en MO. In dit punt ligt de optimale geproduceerde hoeveelheid op de lange termijn. We tekenen voor 2 B C D GKL deze hoeveelheid MK2 en GK2 op korte termijn. MK2 moet door het snijpunt van MKL en MO gaan, GK2 s minimum moet op MK2 2 MO liggen. ervolgens bepalen we a.d.h.v. de korte termijncurven de prijs (2) die de vragers willen betalen op de vraagcurve. De totale winst is nu gelijk aan de oppervlakte 2C D B, duidelijk groter dan 1CDB uit de eerste grafiek.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 18 Ondernemersgedrag bij Monopolistische concurrentie Evenwicht (korte termijn) Het evenwicht op korte termijn van de monopolistische concurrentie is hetzelfde als dat van de monopolist op korte termijn. Enkel de vraagcurve zal iets elastischer zijn gezien de concurrentie. Evenwicht (lange termijn) voor de individuele producent Gezien men vrij kan toetreden tot een markt van monopolistische concurrentie zal de overwinst snel verdwijnen. Eerste situatie GTK Deze situatie is dezelfde als bij de monopolistische markt, of de korte termijn situatie. Er is een overwinst van 1 B C MK GTK de oppervlakte 1CB (het gearceerde deel). angezien er overwinst is zullen er meer bedrijven toetreden om van deze overwinst te profiteren. De hoeveelheid wordt bepaald door het 0 1 MO snijpunt MO - MK

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 19 Tweede situatie: verschuiving van de vraagcurve 1 2 We gaan ervan uit dat de vraag gelijk blijft. angezien er steeds meer bedrijven toetreden zal vraagcurve van de individuele producent naar links verschuiven en vlakker worden. Dezelfde globale vraag moet namelijk verdeeld worden onder meer producenten, waardoor de individuele vraag dus kleiner wordt. GTK De opbrengsten vallen samen met de kosten, winst is dus 0. Er komen telkens producenten bij tot er geen overwinst meer is (grafisch: wanneer de vraagcurve de GTK-curve 1 2 B C C MK GTK raakt). We tekenen opnieuw de MOcurve op basis van de vraagcurve en bepalen a.d.h.v. het snijpunt met de MK-curve de optimale hoeveelheid. ervolgens zien we dat de vragers 0 MO 2 1 2 1 bereid zijn 2 te betalen voor deze hoeveelheid, wat gelijk is aan onze GTK, winst is dus 0.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 20 Ondernemersgedrag bij Samenwerkende Oligopolies: Kartels Onderstaande grafiek geeft de situatie weer voor een verkoopkartel (productie en prijs kartel) Evenwicht in de globale markt De grafiek is analoog aan die van het monopolie. GTK 1 B 0 C 1 MK GTK MO Evenwicht bij de individuele producent Deze situatie is dezelfde als bij de monopolistische markt. De marginale kostencurve wordt gevormd door de horizontale samentelling van de MKcurves van de individuele producenten. De MO-curve snijdt de vraagcurve in zijn snijpunt met de -as en is dubbel zo steil. Bij een prijs 1 heeft het kartel een maximale winst, gezien de marginale kostencurve de marginale opbrengstencurve snijdt in die hoeveelheid. Het kartel maakt dan een maximale totale winst voorgesteld door de oppervlakte 1CB. MK GK 1 F G 0 Lagere winst door kartel MO C qc B unt van Cournot D MK E q1 GK angezien de individuele producent de afgesproken kartelprijs moet nakomen is hij een prijsnemer en is zijn MO-curve een constante rechte door 1. De producent maakt een maximale winst (lijnstuk DE) bij een hoeveelheid q1, maar aangezien het kartel hem een bepaalde hoeveelheid oplegt (bijvoorbeeld qc) wordt zijn gemiddelde winst beperkt tot het lijnstuk CB. De groen gearceerde oppervlakte 1CBF geeft de totale winst van de producent weer. De blauw gearceerde oppervlakte 1DEG geeft de maximale totale winst weer.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 21 Overheidsingrijpen in de markt Indirecte belastingen Bij een heffing van indirecte belastingen verschuift de aanbodcurve naar links: voor dezelfde hoeveelheid goederen wordt de prijs verhoogd met de indirecte belastingen. De onderneming is echter BTW-neutraal: deze indirecte belastingen vormen voor hem geen kosten. De oorspronkelijke aanbodcurve 1 blijft dus geldig voor de onderneming, terwijl de nieuwe aanbodcurve 2 geldig is voor de consument. Situatie zonder indirecte belastingen 1 Het marktevenwicht wordt gevormd bij een hoeveelheid 1 en een prijs 1. 1 1 Situatie met directe belastingen 2 1 2 1 Door de indirecte belastingen verschuift de aanbodcurve naar links. Om dezelfde hoeveelheid aan te bieden moet de prijs immers stijgen met de indirecte belastingen 2 1 (de rode gestreepte lijn). 2 1 2 1 De totale indirecte belastingen bedragen 2B3 (het gearceerde gedeelte): de producent krijgt 3 B uiteindelijk 3 voor zijn product, terwijl de consument 2 betaalt, er is 2 1 dus een gemiddelde belasting van 23.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 22 De consumenten betaalden voor de 2 1 invoering van de indirecte 2 1 3 D B 2 1 belastingen 1 per product. Nu betalen ze 2. Het deel 12 van de indirecte belastingen (23 of B) wordt dus gedragen door de consumenten. De consumenten dragen de rood gearceerde oppervlakte 2D1 van de totale indirecte belastingen (die voorgesteld wordt door de oppervlakte 2B3 of de rood en geel gearceerde oppervlakte samen). 2 1 3 D B 2 1 De producenten kregen voor de invoering van de directe belastingen een prijs 1, nu krijgen ze slechts een prijs 3, gezien de verlaagde verkochte hoeveelheid. De producenten staan dus in voor 13 2 1 van de gemiddelde indirecte belastingen. Ze dragen de geel gearceerde oppervlakte 1DB3 van de totale indirecte belastingen (2B3) Invloed van de elasticiteit en extremen In de vorige grafieken was de vraag telkens prijselastisch, waardoor de producent meer van de indirecte belastingen moest dragen dan de consument. Hoe prijselastischer, hoe minder de indirecte belastingen kunnen doorgeschoven worden naar de consument. Mutatis mutandis geldt dat hoe prijsonelastischer de vraag hoe minder de belastingen gedragen worden door de producent. Bij de elasticiteit van het aanbod geldt het omgekeerde.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 23 olslagen onelastische vraag 2 2 1 Deze grafiek met een volslagen onelastische vraag illustreert dat de belasting volledig door 1 de consument gedragen wordt: de producent krijgt nog steeds zijn oorspronkelijke 1, terwijl de consument de volledige indirecte 1 belasting moet betalen. olslagen elastische vraag 1 2 1 Deze grafiek met een volslagen elastische vraag illustreert dat de belasting volledig door de producent gedragen wordt: de consument betaalt nog steeds zijn oorspronkelijke 1, 2 terwijl de producent slechts 2 krijgt. 1 olslagen elastisch aanbod 1 2 1 2 1 Deze grafiek met een volsagen elastisch aanbod illustreert dat de belasting volledig door de consument gedragen wordt: de producent ontvangt nog steeds zijn oorspronkelijke 1 terwijl de consument 2 2 1 betaalt. olslagen onelastisch aanbod 1 1 = 2 angezien het gaat om een onelastisch aanbod verandert de aangeboden hoeveelheid 1 nooit. De prijs verandert dus ook niet, waardoor de belasting in niet afgewenteld kan worden op de consument. De producent 1 draagt de volledige belasting.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 24 Invloed op het consumentensurplus Z De producenten waren bereid alle 2 1 goederen aan te bieden aan prijs 1, 2 1 E D terwijl de consumenten voor alle 3 B vorige hoeveelheden bereid waren meer te betalen (hogere vraagcurve): 2 1 het consumentensurplus (zie gearceerde blauwe driehoek ZE1). angezien de indirecte belastingen de prijs verhogen, daalt het consumentensurplus met de rood gearceerde oppervlakte 2D1. Invloed op het producentensurplus De consumenten waren bereid alle 2 1 goederen te kopen aan prijs 1, 2 1 E D terwijl de producenten voor alle 3 B vorige hoeveelheden bereid waren een lagere prijs te aanvaarden (lagere Z 2 1 aanbodcurve): het producentensurplus (zie gearceerde blauwe driehoek 1EZ). angezien de indirecte belastingen de prijs die de onderneming effectief ontvangt (1 3) verlagen, daalt het producentensurplus met de geel gearceerde oppervlakte 1DB3.

Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 25 lafond- en bodemprijzen lafondprijzen Het marktevenwicht ligt hier op een hoeveelheid 1 en een prijs 1. ls de overheid deze prijs te hoog vindt kan ze een 1 M maximumprijs, bvb. M, opleggen. Er is dan een tekort van 23 goederen. Tekort 2 1 3 Bodemprijzen M 1 Overschot Het marktevenwicht ligt hier op een hoeveelheid 1 en een prijs 1. ls de overheid deze prijs te laag vindt kan ze een minimumprijs, bvb. M, opleggen. Er is dan een overschot van 23 goederen. 2 1 3