Nutritional Assessment

Vergelijkbare documenten
Nutritional Assessment bij chronisch nierfalen

Nutritional Assessment bij nierfunctievervangende behandeling

Interdialytic Weight Gain (IDWG)

Reikwijdte volwassenen met chronisch nierfalen stadium G5D - hemodialyse

Inhoud Presentatie. Femke Mensen, diëtist. Definitie voedingstoestand

Interdialytic Weight Gain (IDWG) Hemodialyse

Dieet bij peritoneale dialyse

Eiwit Chronische nierschade

Energie Chronische nierschade

Eiwit (chronische nierschade)

Samenvatting (Hoofdstuk 2) (Hoofdstuk 3)

Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016

Dr. Harriët Jager, diëtist-onderzoeker UMCG

Voedingstoestand meten met SGA. Hans Brandts

Kijkje in de spieren: Echografie!

Normaal- en streefwaarden, formules

Dieet bij hemodialyse

Patient-Generated Subjective Global Assessment (PG-SGA): nuttige app voor de bepaling van de voedingstoestand? Belangenverstrengeling: geen

Dieet bij chronisch nierfalen

Inventarisatie en aanbevelingen voor de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren om de kwaliteit van de zorg van de diëtist op de (pre)dialyseafdeling

Voeding en beweging bij patiënten tijdens en na de behandeling Martine Sealy, MSc, RD

Implementatie van GLIM criteria en Sarcopenie richtlijn in de praktijk. Heidi Zweers

Casus oudere vrouw met COPD

RICHTLIJN BASISPAKKET LABORATORIUMBEPALINGEN BIJ STABIELE CHRONISCHE CENTRUM HEMODIALYSEPATIËNT EN PERITONEALE DIALYSEPATIËNT

Schatting van de nierfunctie met de egfr implicaties voor de klinische praktijk. Iefke Drion 30 oktober 2014

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 112

Wijzigingen laboratoriumbepalingen ten opzichte van de richtlijn 2006

Energie Peritoneale dialyse

Energie (peritoneale dialyse)

Nierinsufficiëntie bij DM en CVRM

WELKOM! 1 vrijdag 7 oktober 2016

Beademen: kan het nog beter? De rol van voeding

Natrium- en vochthuishouding Hemodialyse

10 Samenvatting

Discussie Van onderzoek naar praktijk: Wat heb je nodig aan onderzoeken om de praktijk te veranderen? Wesley Visser Sigrid Amstelveen

Voedingskundige ondersteuning bij ALS

Nederlandse Samenvatting

The RIGHT food is the best medicine

Glomerulaire hyperfiltratie. Maren Schütz - ANIOS

Normaal- en streefwaarden, formules

LLL cursus nefro. 20 november 2010 Martine De Clercq

Chronische nierschade

De NVD heet je van harte welkom bij deze sessie!

Wat is het doel van voedingsscreening? Voedingsscreening:

Ouderen, kanker en ondervoeding

Screening en behandeling van ondervoeding: een MUST voor verpleegkundigen

Nederlandse samenvatting

Tabel 6. Overzicht van gevalideerde (screenings)instrumenten voor (risico op) ondervoeding

Jeroen de Wilde, Arts M&G-onderzoeker JGZ 4-19 CJG Den Haag 29 juni Ondergewicht = Westerse landen: 2-15% Asian enigma

Chronische Nierschade. Wim de Grauw. Huisarts te Berghem Afd. Eerstelijnsgemeeskunde UMC St. Radboud Nijmegen Bestuurslid DiHAG

Basisvoedingszorg: terug naar de essentie. Bart Geurden RN, PhD

Fysieke fitheid, vermoeidheid en fysieke training bij sarcoïdose patiënten

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Laatste inzichten over voeding bij kanker. Dr. Sandra Beijer, diëtist / senior onderzoeker Integraal Kankercentrum Nederland

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Epidemiologie van ondervoeding en cachexie bij kankerpatiënten

Het syndroom van Klinefelter: Screening en opvolging van metabole afwijkingen. David Unuane Endocrinologie Klinefelter Kliniek

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in Nederlandse Verpleegen Verzorgingshuizen ACHTERGRONDINFORMATIE

SUBJECTIVE GLOBAL ASSESSMENT - Praktische handleiding 7-puntsschaal

Haagse Nieren 2.0. Disclosure belangen spreker

Lichaamssamenstelling van Intensive Care patiënten. Willem Looijaard

Malnutritie. Screening en Behandeling. Bart Geurden, RN, PhD

Nederlandse samenvatting

Vroege herkenning en behandeling van ondervoeding in het ziekenhuis

VUmc Basispresentatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

CAT: Plaatsbepaling van Cystatine C als Biomarker voor de Nierfunctie. Jolien Claessens Supervisor: Steven Pauwels , UZ Leuven

Nierschade: erger voorkomen... Wybe Douwe Kloppenburg, nefroloog

Chronische nierinsufficiëntie

Voeding bij kanker. Rolverdeling diëtist, patiënt en verpleegkundige. Multidisciplinaire Zorg: Samen Werken. Liesbeth Haverkort MSc - 10 januari 2014

Nederlandse samenvatting

Voeding bij longkanker

Student login: DDJVCRAI

1. Welke stof speelt de belangrijkste rol bij het bepalen van de glomulaire filtratiesnelheid, een maat voor nierschade? 1 van de 1 punt behaald

VUmc Basispresentatie

Refeedingsyndroom in de Oncologie Marleen Ariëns en Esther Heijkoop Diëtisten

Medicatie Risico bij Nierschade. Nictiz symposium 15 november 2016 Chris Hagen nefroloog

VUmc Basispresentatie

METING TANITA INNERSCAN. NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V. Gewicht. Vetpercentage. Watergehalte % Spiermassa.

Better in, better out, goede voeding voor en na een operatie bij ouderen. zaterdag 15 maart 2014, Marion Theuws

Samenvatting Dankwoord About the author

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Dieet bij hartfalen. Een kwestie van smaak. Marjon Achterberg- Budding, diëtist 4 e Nationale Voedingscongres 8 februari 2011

Ondervoeding. Ondervoeding Protein Energy Wasting Vraag 3. Vraag 1. PEW: multifactorial and multiple consequences.

Renal function? Landelijke standaardisatie nierfunctiemeting is nodig

Het eiwit- en energietekort bij hemodialysepatiënten vermindert met een eiwit- en energierijk tussendoortje tijdens de dialysebehandeling

1. NCDS-studie (1981):

Dieet bij (recidiverende) calciumoxalaatstenen

Frailty en (Nier-)Transplantatie. Robert A. Pol, chirurg

Intradialytische parenterale voeding (IDPN)

Chronische nierschade. Nierschade volgens de richtlijn? Chronische nierschade volgens de richtlijn?

Patiënteninformatie. Obesitastraining Eat-Fit

Macronutrienten. Micronutrienten. Meting energiegebruik: Indirecte calorimetrie Dubbel gelabeld water techniek. O en 2 H isotopen

19/10/2017. Overview. 1. Inleiding. 1. Inleiding 2. Zin en onzin van diëten 3. Voedingsinterventie 4. Casus Gust. Vele studies met zelfde besluit

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Transcriptie:

Position Paper Nutritional Assessment Reikwijdte volwassenen met chronische nierschade met matig en sterk verhoogd risico (stadium G1-A3, G2-A3, G3a-A2/3, G3b en G4) volwassenen met chronisch nierfalen stadium G5 en G5D Inhoud 1. Inleiding 2. Onderbouwing klinische blik 3. Lichaamssamenstelling 4. Functionaliteit 5. Balans inname en behoefte 6. Biochemie 7. Overig 8. Advies DNN werkgroep richtlijnen 9. Literatuur Ondervoeding komt veel voor bij patiënten met chronisch nierfalen en dialysepatiënten. Bij het ontbreken van een gouden standaard adviseert de DNN frequent en structureel gebruik te maken van meerdere meetinstrumenten / parameters om zo de voedingstoestand en zaken die daar van invloed op zijn te evalueren. De DNN gaat de voedingstoestand als kwaliteitsindicator voor de dieetbehandeling bij dialyse invoeren. In deze position paper worden de diverse parameters besproken. Een aantal daarvan zijn alleen van toepassing op dialyse patiënten. 1. Inleiding Naar het voorkomen van ondervoeding bij dialysepatiënten is veel onderzoek gedaan. Op basis van dit onderzoek kan gesteld worden dat 35-45% van de dialysepatiënten ondervoed is. [7] Wegens het verlies van lichaamseigen eiwitten, vetmassa en energiereserves wordt gebruik gemaakt van de term protein-energy wasting (PEW). [14] PEW wordt geassocieerd met een tweevoudig verhoogde sterftekans. [29] Voor het monitoren van de voedingstoestand bij dialysepatiënten bestaat geen gouden standaard. Dit wordt ook aangegeven in de NFN richtlijnen Voeding bij chronische nierinsufficiëntie, inclusief richtlijn vitaminesuppletie. Daarin wordt gemeld dat de voedingstoestand beoordeeld dient te worden aan de hand van een combinatie van verschillende parameters zoals voedingsanamnese, het beloop van de BMI, serumalbumine en cholesterol, PNA en SGA. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 1 van 12

In deze position paper wordt ingegaan op de verschillende parameters om de voedingstoestand te bepalen bij patiënten met chronische nierschade en dialysepatiënten (chronisch nierfalen). Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 2 van 12

2. Onderbouwing klinische blik 2.1 Subjective Global Assessment (SGA) Tijdens de SGA, die door diëtisten of verpleegkundigen uitgevoerd kan worden, wordt een subjectief oordeel gegeven over een aantal aspecten van de medische geschiedenis en wordt een fysiek onderzoek gedaan. Het overzicht van de medische geschiedenis omvat een beoordeling van gewichtsverandering, voedselinname en gastro-intestinale symptomen. Tijdens het fysiek onderzoek bekijkt men op basis van een aantal observatiepunten naar verlies van onderhuids vet- en spierweefsel. Na evaluatie is de patiënt geclassificeerd als ernstig ondervoed (score 1 of 2), matig tot licht ondervoed (score 3,4 of 5) of normaal gevoed (score 6 of 7) De SGA kan gebruikt worden om de patiënten die direct voedingsinterventie nodig hebben te onderscheiden, zodat deze tijdig kunnen worden doorverwezen naar een diëtist. SGA verhoogt de kennis en bewustwording van de patiënt over de eigen voedingstoestand, waardoor deze meer gemotiveerd zal worden tot aanpassing van het voedingspatroon. Het bevordert de multidisciplinaire samenwerking en verhoogt de kwaliteit van de behandeling. De SGA heeft significante sensitiviteit, uitvoerbaarheid en toepasbaarheid in het vroegtijdig ontdekken van ondervoeding. SGA is een significante voorspeller van mortaliteit [28]. Het is een betrouwbaar en reproduceerbaar instrument. Het is praktisch, simpel en snel af te nemen (±15 minuten bij vertrouwdheid met de procedure). Bij verschillende observatoren met een verschillende professionele training blijkt de reproduceerbaarheid tussen de verschillende waarnemers 79% in een onderzoek met 175 patiënten. [27] De nauwkeurigheid, reproduceerbaarheid en consistentie van de SGA worden verbeterd door het gebruik van standaard training, specifieke procedures en evaluatie van de procedures en resultaten. [27] De SGA is in 3 uur aan te leren [12] door middel van een training. Verder wordt de SGA nog betrouwbaarder wanneer het vaker gebruikt wordt. [30] In dialysecentra waar de SGA-methode is geïmplementeerd, wordt de SGA-methode bij elke dialysepatiënt (hemodialyse, peritoneale dialyse) twee keer per jaar uitgevoerd. De werkgroep richtlijnen van de DNN adviseert om SGA 2 x per jaar af te nemen bij dialysepatiënten. Bij de implementatie dienen afspraken gemaakt te worden over de multidisciplinaire samenwerking en logistiek rondom de SGA. Zie DNN Position Paper SGA en de toolkit SGA op de website van Nefrovisie: http://www.nefrovisie.nl/wp-content/uploads/2014/02/sga_toolkit.pdf 3. Lichaamssamenstelling 3.1 Gewichtsverloop Het gewichtsverloop, uitgedrukt in een percentage, is een bruikbaar, goedkoop en snel instrument om de voedingstoestand te monitoren. Er dient rekening gehouden te worden met maskering van spiermassaverlies als gevolg van vochtretentie. Het advies is het gewichtsverloop maandelijks te berekenen. Gewichtsverlies van 1 tot 5% in 6 maanden wordt geassocieerd met een verhoogd sterfterisico van 1,5 en daarom is interventie gewenst. [18] Bij dialyse dient het streefgewicht als uitgangspunt te worden gebruikt. 3.2 Body Mass Index (BMI) De BMI is, hoewel het geen rekening houdt met verhouding tussen spier- en vetweefsel, een simpel en bruikbaar instrument om de voedingstoestand te monitoren en ondervoeding te diagnosticeren. Het is een goedkope, snelle methode, die door iedereen kan worden uitgevoerd. Het is van belang om afspraken te maken over welke lengte wordt gehanteerd; de actuele lengte of de oorspronkelijke lengte. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 3 van 12

Belangrijk bij dialysepatiënten is om rekening te houden met vochtretentie, dit kan verlies van spiermassa maskeren. De EBPG richtlijn raadt voor dialysepatiënten een streefwaarde aan van een BMI > 23, om zo het risico op morbiditeit en mortaliteit te verkleinen. Het is bewezen dat patiënten met een lage BMI een slechtere overleving hebben dan patiënten met een normale BMI. [6] Het advies is de BMI maandelijks te berekenen en in combinatie met meerdere parameters voor het monitoren van de voedingstoestand te gebruiken. Streefwaarde ligt boven de 23. 3.3 Bovenarmspieromtrek De bovenarmspieromtrek kan gebruikt worden om veranderingen in de lichaamssamenstelling van dialysepatiënten in kaart te brengen. [16,32] Het is een valide antropometrische bepaling, het is makkelijk inzetbaar en goedkoop. Voor de diagnostisering van ondervoeding is deze parameter echter niet sensitief genoeg. [22] Bovendien ontbreken afkapwaarden voor de diagnose van ondervoeding. 3.4 Huidplooimeting Huidplooimetingen zijn minder betrouwbaar bij ouderen en niet betrouwbaar bij chronische spierziekte, dehydratie en oedeemvorming. [1] De meting is goedkoop maar zeer lastig. Een meetfout kan aanzienlijk zijn. Huidplooimetingen zijn niet goed reproduceerbaar en kennen een grote interpersoonlijke variatie. [16] Bovendien wordt de methode beïnvloed door afwijkingen in de hydratiestatus. 3.5 Dual energy X-ray absorptiometry (DEXA) DEXA is een valide en klinisch bruikbare techniek om de voedingstoestand bij dialysepatiënten te monitoren. 3.6 Bio-electrical impedance analysis (BIA) In verschillende richtlijnen wordt gesteld dat de BIA moeilijk te interpreteren is bij dialysepatiënten door de wisselende vochthuishouding. [9,10,13,16,30] Hierdoor is de toepassing niet betrouwbaar in het klinisch vaststellen van de Lean Body Mass (LBM). 3.7 Totaal Kalium Kalium wordt in de literatuur niet genoemd als biochemische parameter voor het meten van de voedingstoestand bij dialysepatiënten. Wel komt naar voren dat LBM kan worden berekend door total body potassium counting. [39] Deze methode wordt geschaard onder de goudenstandaardmethoden voor de analyse van de lichaamssamenstelling maar is niet praktisch toepasbaar; de methode is kostbaar, tijdrovend en vereist speciale meetfaciliteiten. [43] 4. Functionaliteit 4.1 Handknijpkracht De maximale knijpkracht van de hand geeft een goede inschatting van de perifere spierfunctie en is gerelateerd aan de totale hoeveelheid spiermassa in het lichaam. De handgripdynamometer is een goede en bruikbare antropometrische bepaling om de voedingstoestand vast te stellen. De methode is niet invasief, simpel, snel, objectief en goedkoop. De stand van de hendel van de handdynamometer wordt op maat ingesteld. Het kootje van de middelvinger dat aan de handpalm grenst, moet evenwijdig lopen met de handpalm. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 4 van 12

De meting geeft over het algemeen enigszins variabele getallen. Het is daarom aanbevolen om de meting driemaal uit te voeren en daar vervolgens de hoogste waarde van te nemen. De meting wordt bij voorkeur zittend uitgevoerd, maar kan ook liggend of staand worden gedaan. Het is wenselijk dat er volgens een gestandaardiseerde techniek wordt gemeten. Daarnaast moeten er afspraken zijn met betrekking, de evaluatieperiode, de keuze van de arm en de diagnosecriteria. [25] Het Nutritional Assessment Platform (NAP) heeft een meetprotocol beschreven. [33] De DNN adviseert dit protocol te hanteren. Zie http://zakboekdietetiek.nl/wp-content/uploads/2016/04/standard-operating-procedure- Handknijpkdracht-NAP.pdf In verband met mogelijke complicaties wordt geadviseerd de meting alleen te verrichten aan de arm zonder shunt. Een vermindering van de spierkracht kan een teken zijn van spierafbraak. De spierkracht begint af te nemen bij een verlies van 10% van de spiereiwitten. Het kan ook gebruikt worden om de lange termijn veranderingen van de voedingsstatus te volgen. Bij de bepaling van de handknijpkracht is het van belang dat de patiënt zich inzet om zo de werkelijke handknijpkracht te meten. Indien de patiënt niet voldoende meewerkt, geeft deze bepaling geen betrouwbare uitslag. [5,25,36,38] Er zijn geen specifieke referentiewaarden voor dialysepatiënten. Wel zijn er verschillende referentietabellen beschikbaar aangepast aan geslacht en leeftijd, o.a. de referentietabellen van het Maastrichts cohort of van Bohannon. Het NAP adviseert de referentiewaarden van Dodds et al te gebruiken. Daarnaast kan ook de eerste meting als referentie worden gebruikt, waarbij in de loop van de tijd veranderingen zijn waar te nemen. De patiënt is dan zijn eigen controle. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 5 van 12

5. Balans inname en behoefte 5.1 Energie- en eiwitinname Het wordt aanbevolen dat de diëtist elke 3 tot 6 maanden een voedingsanamnese afneemt om de energie- en eiwitinname na te gaan, zodat een goed beeld kan worden verkregen van de inname van alle voedingsstoffen en om de dieetcompliance te vergroten. De periode is afhankelijk van leeftijd (<50 jaar, elke 6 maanden, >50 jaar, elke 3 maanden) en duur van de dialyse (<5 jaar, elke 6 maanden, > 5 jaar, elke 3 maanden). [16] Bij dialysepatiënten in een slechte voedingstoestand dient vaker een voedingsanamnese (met behulp van dietary history, 24 h recall of voedingsdagboek) afgenomen te worden. 5.2 Protein equivalent of Nitrogen Appearance (npna/pna) De npna geeft informatie over eiwitinname. [9,16,29,30] Eiwitinname heeft direct invloed op de voedingstoestand. In een katabole situatie geeft de PNA een overschatting van de eiwitinname en in een anabole situatie een onderschatting. De npna kan misleidend zijn bij patiënten met oedeem. De waarde is makkelijk en goedkoop te berekenen. Er zijn meerdere formules om npna te berekenen. [2,3] Het is belangrijk dat steeds dezelfde formule wordt gebruikt. De werkgroep richtlijnen van de DNN adviseert om voor de dagelijkse praktijk te werken met PNA uitgedrukt in totaal grammen eiwit en dit te vergelijken met het eiwitadvies. Terugrekenen naar gram eiwit (normaliseren) per kilogram kan met name bij het doen van wetenschappelijk onderzoek voordeel bieden. Het advies is om 4x per jaar de PNA te berekenen. PNA wordt ook wel PCR (Proteïn Catabolic Rate) genoemd. Zie DNN Position Paper Eiwit HD en DNN Position Paper Eiwit PD. 5.3 IDWG (Interdialytic Weight Gain) Dialysepatiënten die goed eten komen extra aan tussen de dialyses door onzichtbaar vocht in vaste voedingsmiddelen. Volgens de EBPG Guideline on Nutrition (2007) bevat een zogenaamd droog dieet van 2100 Kcal ongeveer 300-350 ml vocht, hetgeen bovenop de dagelijkse vochtinname komt. [17] Een voeding conform de aanbevolen hoeveelheden richtlijnen goede voeding, voor personen in de leeftijd van 51-70 jaar bevat zonder zuivelproducten ongeveer 600-700 ml vocht en met zuivelproducten ongeveer 1000 1100 ml vocht. IDWG kan dus ook een parameter zijn voor de voedingstoestand. In de EBPG [17] worden twee studies aangehaald van Sherman en Testa. Uit een studie van Sherman [37] et al. blijkt: een verband tussen IDWG en npcr, een hogere eiwitintake was geassocieerd met een hoger IDWG een klein maar significant positief verband tussen IDWG en serum albumineconcentraties Uit een studie van Testa [41] et al blijkt ook dat de eiwit- en energie-intake hoger was bij patiënten met een hoger IDWG van 4,5% ± 1,5% gedurende de 3 dagen interval. Deze studie veronderstelt dat een stabiel IDWG een indicatie kan zijn van een adequate eiwit- en energie-intake en dat de mate van IDWG niet direct is gerelateerd aan bloeddruk, zelfs niet bij hypertensieve patiënten. López-Gómez [26] concludeert: een grotere IDWG is direct geassocieerd met een betere voedingstoestand, maar ook met een hogere bloeddruk voorafgaand aan dialyse hoe groter het IDWG%, des te beter is de langetermijnprognose van de patiënt de voordelen van een hogere IDWG op de voedingstoestand en prognose zijn groter dan de negatieve aspecten ten gevolge van de hogere bloeddruk Een gewichtstoename van 4-4,5% van het drooggewicht lijkt acceptabel bij patiënten met een optimale voedingsintake, die een goede natriumbeperking naleven. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 6 van 12

Echter, meer studies zijn nodig om te evalueren wat echt een ideaal IDWG is voor de goed gevoede patiënt en welk percentage IDWG acceptabel is voor de hypertensieve en cardiovasculair instabiele hemodialysepatiënt. Zie DNN Position Paper IDWG. 6. Biochemie 6.1 Albumine De albuminewaarde is geen ideale maat voor de voedingstoestand maar een nuttige indicator voor de algemene ziektetoestand van dialysepatiënten [14,15,16,19,30] Deze parameter is dus van indirect belang voor de diëtist. De methoden voor het meten van de waarde zijn niet kostbaar, eenvoudig en ruim beschikbaar. Er dient echter altijd rekening gehouden te worden met de beïnvloeding van serumalbuminewaarden door infectie, hydratiestatus en albumineverlies via de urine. De referentiewaarde van albumine is 35-55 g/l; > 70 jaar ± 20% verlaging. [10] De EBPG adviseert te streven naar een waarde > 40g/L. [16] 6.2 C-Reactieve Proteïne (CRP) CRP is een parameter voor inflammatie. De referentiewaarde is < 10 mg/l. Het is geen parameter voor de voedingstoestand maar voor de ziektetoestand. [14,16,30,40] De parameter wordt gebruikt om stressrespons te monitoren tijdens een acute fase. Er is een omgekeerd verband tussen CRP en albumine; als CRP stijgt dan zal albumine dalen. Als de CRP-waarde afneemt, wordt albumine meer geschikt om voedingstoestand mede te monitoren. [1] 6.3 Bicarbonaat Er wordt van een acidose gesproken bij een ph < 7,35 (arterieel en capillair bloed). Bij metabole acidose is primair de HCO 3 - -spiegel verlaagd. De oorzaken bij nierinsufficiëntie zijn een verminderde uitscheiding van H + en verminderde synthese van HCO 3 - door nefronenverlies. Vaak bestaat ook een neiging tot HCO 3 - verlies. Een metabole acidose verandert de ademhaling (hogere frequentie en/of grotere diepte) om het overschot aan CO 2 uit te scheiden. Tevens kan er sprake zijn van hyperkaliëmie ondanks het feit dat er vaak een kaliumdepletie is. Een acidose beïnvloedt de hartfunctie en het functioneren van zenuwen en (skelet)spieren. Er zijn aanwijzingen dat metabole acidose een bijdrage kan leveren aan het ontstaan van ondervoeding. Acidose is geassocieerd met negatieve stikstofbalans, verminderde albumine synthese, verlies van spierweefsel en toegenomen eiwitafbraak. Correctie van metabole acidose kan verbetering van voedingstoestand geven. Chronische (metabole) acidose zoals dat bij sommige nierfunctiestoornissen en renale tubulaire acidose voorkomt, kunnen symptomen van skeletafwijkingen geven door het oplossen van de H + -buffers calcium en fosfaat en het ontstaan van secundaire hyperparathyreoïdie. Teveel eiwit in het dieet geeft aanleiding tot acidose. In principe wordt een metabole acidose behandeld met alkalische stoffen zoals natriumbicarbonaat (NaHCO 3 ). Meestal voldoen 2-3 natriumbicarbonaat tabletten (500 mg) en worden goed getolereerd. Deze tabletten leveren ook natrium! Ook kan de bicarbonaat-samenstelling van de dialysevloeistof worden aangepast. Streef naar serumbicarbonaatwaarden (voor dialyse) van 22 meq/l of meer. [16] Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 7 van 12

6.4 Pre-albumine Een laag serum pre-albumine is geassocieerd met slechte voedingstoestand en lijkt een bruikbare marker om het voedingsbeleid te volgen. Pre-albumine wordt echter weinig gebruikt. De referentiewaarde is 200-400 mg/l. Meer kennis over het functioneren en de betekenis van pre-albumine is nodig. Bovendien is er onduidelijkheid over de reproduceerbaarheid en zijn de kosten voor het bepalen van de pre-albuminestatus hoog. Er dient rekening gehouden te worden met de beïnvloeding van serum pre-albuminewaarden door infectie, hydratiestatus en albumineverlies via de urine. [13,19] 6.5 Kreatinine Serumkreatinine en de kreatinine index hebben een hoge voorspellende waarde voor mortaliteit en morbiditeit op lange termijn. [13,30,40] Een te lage waarde kan een marker zijn voor een te lage eiwitinname en/of afname van spiermassa. Welke serum kreatinine concentratie een slechte voedingstoestand aantoont, is niet goed gedefinieerd. Ook wordt de waarde sterk beïnvloed door kreatinine in de voeding, is er weinig bekend over de metabole afbraak van kreatinine en is de variatie tussen verschillende metingen erg groot. Het berekenen van de kreatinine index is redelijk complex en specialistisch. 6.6 Transferrine De waarde van transferrine bij het monitoren van de voedingstoestand van dialysepatiënten wordt beperkt door dezelfde eigenschappen als albumine en pre-albumine en door beïnvloeding van de ijzerstatus. Nog niet duidelijk is welke referentiewaarden moeten worden aangehouden. 6.7 Totaal lymfocyten Omdat de parameter totaal lymfocyten zeer traag reageert op ondervoeding en niet bruikbaar is bij infectieziektes, bij toediening van bloedproducten of als er sprake is van oedeem of dehydratie, is de parameter niet geschikt voor het monitoren van de voedingsen ziektetoestand bij dialysepatiënten. 6.8 Cholesterol In de EBPG guideline on nutrition [16] staat aangegeven dat een laag of een dalend cholesterol geassocieerd is met verminderde voedingstoestand en/of comorbiditeit. Een laag of dalend cholesterol moet een signaal zijn voor verder onderzoek op dat punt. 7. Overig 7.1 Beweegpatroon Het meten van het beweegpatroon bij dialysepatiënten wordt in geen enkele richtlijn gehanteerd om de voedings- en ziektetoestand te monitoren. Gezien de sterke relatie van het beweegpatroon met een toename van spiermassa en spierkracht en een afname van mortaliteit en morbiditeit [4,20,34,35] verdient deze parameter meer aandacht. Vanwege de individuele streefwaarden wordt aanbevolen de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen in eerste instantie te gebruiken als algemene parameter. Deze beweegnorm houdt in: minimaal 5 dagen per week 30 minuten matig intensief bewegen. Navraag naar het voldoen aan de beweegnorm dient minstens 2x per jaar plaats te vinden. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 8 van 12

7.2 ekt/v Deze parameter geeft informatie over de adequaatheid van de dialyse. Een efficiënte klaring geeft minder uremische klachten. Deze klachten, zoals anorexie en metabole acidose, leiden vaak tot een lagere voedselinname. De parameter kan hierdoor indirect bij het beoordelen van de voedingstoestand worden gebruikt. Bij hemodialyse wordt gestreefd naar een ekt/v > 1.2 per dialyse voor patiënten zonder restfunctie met een dialyseschema 3x per week of een stdkt/v > 2.2 per week voor patiënten met restfunctie of een ander dialyseschema dan 3x per week. Voor peritoneale dialyse wordt gestreefd naar een Kt/V (inclusief restfunctie) van > 1.7 per week. Zie DNN Achtergrond Richtlijn Adequaatheid van de dialyse HD en DNN Achtergrond Richtlijn Adequaatheid van de dialyse PD (binnenkort beschikbaar). 7.3 Duur en vorm van dialyseren Uit verschillende studies is gebleken dat de duur van de dialyseperiode een duidelijk negatief effect heeft op de voedingsstatus van patiënten. Lange duur van de dialyseperiode wordt geassocieerd met een verslechtering van de voedingstoestand. Ieder dialysejaar staat voor een 6% toename van het sterfterisico. [16] Op de lange duur ontstaan verschijnselen van uremische toxiciteit en complicaties. Nachtelijke dialyse lijkt de kwaliteit van leven van patiënten te verbeteren. [26] Voor hemodialysepatiënten lijkt een langere dialysesessie in belangrijke mate bij te dragen aan een betere kwaliteit van leven en vermindering van complicaties. 8. Advies DNN werkgroep richtlijnen De werkgroep richtlijnen van de DNN raadt aan om frequent en structureel gebruik te maken van meerdere meetinstrumenten / parameters om zo de voedingstoestand en zaken die daar van invloed op zijn te evalueren. De werkgroep adviseert om minimaal SGA (2 x per jaar), BMI (continu), gewichtsverloop (continu), voedingsanamnese naar energie en eiwitinname (2x per jaar) en PNA/PCR (2x per jaar) structureel in kaart te brengen. Handknijpkracht en beweegpatroon kunnen daar aan toegevoegd worden. De ekt/v geeft informatie over de kwaliteit van de dialysebehandeling en heeft invloed op de voedingstoestand. Daarnaast is het aan te raden om biochemische parameters te volgen. Albumine en CRP geven een beeld van de ziektetoestand. Bicarbonaat geeft de mate van metabole acidose weer. Naarmate patiënten meer jaren dialyseren neemt hun kans op verminderde voedingstoestand toe. Frequente dialyse (nacht- /thuis-) geeft minder kans op verminderde voedingstoestand. Hoe minder restnierfunctie hoe groter de kans op ondervoeding. DEXA, pre-albumine, kreatinine, transferrine, totaal lymfocyten, bovenarmspieromtrek, huidplooimeting, totaal kalium, en BIA zijn, naar de mening van de werkgroep richtlijnen, op dit moment minder voor de hand liggende parameters. 9. Literatuur 1. AZM, afdeling Diëtetiek. (z.d.). CRP (C-Reactive Protein). Geraadpleegd op 11 maart 2011, van http://www.nutritionalassessment.azm.nl/algoritme+na/onderzoek/bloedparameters/c rp.htm 2. Bergström, J., Furst,P., Alvestrand, A. & Lindholm, B. (1993). Protein and energy intake, nitrogen balance and nitrogen losses in patients treated with continuous ambulatory peritoneal dialysis. Kidney International, 44, 1048-1057. doi: 10.1038/ki.1993.347 3. Bergström, J., Heimburger, O. & Lindholm, B. (1998). Calculation of the protein equivalent of total nitrogen appearance from urea appearance: Which formulas should be used? Peritoneal Dialysis International, 18, 467-473. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 9 van 12

4. Beto, J. (2010). Improving First-Year Mortality in Patients On Dialysis: A Focus on Nutrition and Exercise. Nephrology Nursing Journal, 37(1), 61-65. 5. Bohannon, R.W.P.T. (2008). Hand-Grip Dynamometry Predicts Future Outcome in Aging Adults. Journal of Geriatric Physical Therapy, (31-1), 3-10. doi: 10.1519/00139143-200831010-00002 6. Cano, N.J.M. et al. (2009). Espen guidelines on enterale nutrition: adult renal failure. Clinical Nutrition, 28(4), 401-414. doi: 10.1016/j.clnu.200.05.016 7. Carrero, J.J. (2011). Causes of CKD; undernutrition and anorexia. 2nd course on Nutrition and Metabolism, Lyon France 8. Detsky, A.S. et al. (1987). What is subjective global assessment of nutritional status? Journal of Parenteral and Enteral Nutrition, 11(1), 8 13. doi: 10.1177/014860718701100108 9. Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN). (2014). Werkgroep richtlijnen. Angelique van Empel en Sophie Luderer. Dieetbehandelingsrichtlijn - Dieet bij peritoneale dialyse. Geraadpleegd op 26 januari 2016, van http://www.dietistennierziekten.nl/index.php/dietist/vakkennis/richtlijnen 10. Diëtisten Nierziekten Nederland. (2014). Werkgroep richtlijnen. Inez Jans. Achtergrond richtlijn normaal- en streefwaarden, formules. Geraadpleegd op 26 januari 2016, van http://www.dietistennierziekten.nl/index.php/dietist/vakkennis/achtergrond-informatie 11. Diëtisten Nierziekten Nederland. (2014). Werkgroep richtlijnen. Angelique van Empel en Sophie Luderer.Dieetbehandelingsrichtlijn - Dieet bij hemodialyse. Geraadpleegd op 26 januari 2016, van http://www.dietistennierziekten.nl/index.php/dietist/vakkennis/richtlijnen 12. Duerksen, D.R. (2002). Teaching medical students the subjective global assessment. Nutrition, 18(4), 313-315. doi: 10.1016/S0899-9007(01)00801-2 13. European Renal Association (ERA). (2005). Nutrition in peritoneal dialysis. Nephrology Dialysis Transplantation, 20(9), ix28-ix33. doi: 10.1093/ndt/gfi1122 14. Fiedler, R., Jehle, P. M, Osten, B., Dorligschaw, O. & Girndt, M. (2009). Clinical nutrition scores are superior for the prognosis of haemodialysis patients compared to lab markers and bioelectrical impedance. Nephrology Dialysis Transplantation, 24, 3812 3817. doi: 10.1093/ndt/gfp346 15. Friedman, A.N., & Fadem, S.Z. (2010). Reassessment of Albumin as a Nutritional Marker in Kidney Disease. Journal of the American Society of Nephrology, 21, 223 230. doi: 10.1681/ASN.2009020213 16. Fouque, D. et al. (2007). European Best Practice Guidelines (EBPG) Guideline on Nutrition. Nephrology Dialysis Transplantation, 22(Suppl 2), ii45 ii87. doi:10.1093/ndt/gfm020 17. Nefrovisie. (z.d.). SGA Toolkit. Geraadpleegd op 26 januari 2016, van http://www.nefrovisie.nl/?s=sga 18. Hans Mak Instituut. (z.d.). Promoties Renée de Mutsert en Melissa Thong. Geraadpleegd op 21 maart 2011, van http://www.hansmakinstituut.nl/xcms/text/id/72682 19. Herselman, M., Esau, N., Kruger, J.M., Labadarios, D. & Moosa, M.R. (2010). Relationship between serum protein and mortality in adults on long-term hemodialysis: Exhaustive review and meta-analysis. Nutrition, 26(1), 10-32. doi: 10.1016/j.nut.2009.07.009 20. Johansen, K.L. (2007). Exercise in the End-Stage Renal Disease Population. Journal of the American Society of Nephrology, 18(6), 1845 1854. doi: 10.1681/ASN.2007010009 21. Kalantar-Zadeh, K., Kleiner, M., Dunne, E., Lee, G.H. & Luft, F.C. (1999). A modified quantitative subjective global assessment of nutrition for dialysis patients. Nephrology Dialysis Transplantation, 14(7), 1732-1738. doi: 10.1093/ndt/14.7.1732 Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 10 van 12

22. Kalantar-Zadeh, K. et al. (1998). Total Iron-Binding Capacity Estimated Transferrin Correlates With the Nutritional Subjective Global Assessment in Hemodialysis Patients. American Journal of Kidney Diseases, 31(2), 263-272. doi: 10.1053/ajkd.1998.v31.pm9469497 23. Kalirao, P. & Kaplan, J.M. (2008). Nocturnal hemodialysis. Clinical and Experimental Nephrology, 13(4), 257-262. doi: 10.1007/s10157-008-0110-1 24. Kruizenga, H. & Wierdsma, N. (2014). Zakboek Diëtetiek. Amsterdam: VU University Press 25. Leal, V.O., Mafra, D., Fouque, D. & Anjos, L.A. (2011). Use of handgrip strength in the assessment of the muscle function of chronic kidney disease patients on dialysis : a systematic review. Nephrology Dialysis Transplantation, 26(4), 1354-1360 doi: 10.1093/ndt/gfq487 26. López-Gómez, J.M., Villaverde, M., Jofre, R., Rodriguez-Benítez, P. & Perez-García, R. (2005). Interdialytic weight gain as a marker of blood pressure, nutrition, and survival in hemodialysis patients. Kidney International, 67(S93), S63-S68. doi: 10.1111/j.1523-1755.2005.09314.x 27. McCann, L. (1996). Subjective global assessment as it pertains to the nutritional status of dialysis patients. Dialysis & Transplantation, 25(4), 190-202. 28. Mutsert, R. de et al (2009). Subjective global assessment of nutritional status is strongly associated with mortality in chronic dialysis patients. American Journal of Clinical Nutrition, 89(3), 787-793. doi: 10.3945/ajcn.2008.26970 29. Mutsert, R. de et al. (2009). Association between serum albumin and mortality in dialysis patients is partly explained by inflammation, and not by malnutrition. Journal of Renal Nutrition, 19(2), 127-135. 30. National Kidney Foundation (2000). Kidney Disease Outcomes Quality Initiative. (KDOQI). Clinical Practice Guidelines for Nutrition in Chronic Renal Failure. American Journal of Kidney Diseases, 35(6, Suppl 2), S17-S104. doi: 10.1053/ajkd.2000.v35.aajkd03517 31. Nederlandse federatie voor Nefrolgie (NfN), Kwaliteitscommissie. (2014). Richtlijnen voeding bij chronische nierinsufficiëntie, inclusief richtlijn vitaminesuppletie. Geraadpleegd op 1 juli 2014, van http://www.nefro.nl/uploads/r7/-y/r7-y97wxfxgpl1_synhhsg/richtlijn-voeding-en vitaminesuppletie-revisie-2014-definitief.pdf 32. Noori, N. et al. (2011). Novel equations to estimate lean body mass in maintenance hemodialysis patients. American Journal of Kidney Diseases, 57(1), 130-139. doi: 10.1053/j.ajkd.2010.10.003 33. Nutritional Assessment Platform (NAP) (2016). Meetprotocol handknijpkracht m.b.v. Hand Dynamometer. Geraadpleegd op 25 aril 2016, van http://zakboekdietetiek.nl/wp-content/uploads/2016/04/standard-operating- Procedure-Handknijpkdracht-NAP.pdf 34. Painter, P. (2005). Physical functioning in end-stage renal disease patients. Hemodialysis International, 9(3), 218 235. doi: 10.1111/j.1492-7535.2005.01136.x 35. Samojska, S., Szklarek, M., Niewodniczy, M. & Nowicki, M. (2006). Correlates of habitual physical activity in chronic haemodialysis patients. Nephrology Dialysis Transplantation, 21(5), 1323-1327. doi: 10.1093/ndt/gfi323 36. Schlüssel, M.M., Anjos, L.A. dos, Vasconcellos, M.T. de & Kac, G. (2008). Reference values of handgrip dynamometry of healthy adults: A population-based study. Clinical Nutrition, 27(4), 601-607. doi: 10.1016/j.clnu.2008.04.004 37. Sherman, R.A., Cody, R.P., Rogers, M.E. & Solanchick, J.C. (1995) Intradialytic weight gain and nutritional parameters in chronic hemodialysis patients. American Journal of Kidney Disease, 25(4), 579-583. doi: 10.1016/0272-6386(95)90126-4 Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 11 van 12

38. Soeters, P.B. & Schols, M.W.J. (2009) Advances in understanding and assessing malnutrition. Current Opinion in Clinical Nutrition and Metabolic Care, 12(5), 487-494. doi: 10.1097/MCO.0b013e32832da243 39. Stall, S.H. et al. (1996). Comparison of five body-composition methods in peritoneal dialysis patients. The American journal of clinical nutrition, 64(2), 125-130. 40. Terrier, N. et al. (2008). Creatinine index and transthyretin as additive predictors of mortality in haemodialysis patients. Nephrology Dialysis Transplantation, 23(1), 345 353. doi: 10.1093/ndt/gfm573 41. Testa, A. & Plou, A. (2001). Clinical determinants of interdialytic weight gain. Journal of Renal Nutrition, 11(3), 155-160. 42. Webb, A.R., Newman, L.A., Taylor, M. & Keogh, J.B. (1989). Hand grip dynamometry as a predictor of postoperative complications reappraisal using age standardized grip strengths. Journal of Parenteral and Enteral Nutrition, 13(1), 30-33. doi: 10.1177/014860718901300130 43. Woodrow, G. et al. (2001). The measurement of total body potassium in patients on peritoneal dialysis. Peritoneal Dialysis International, 21(Suppl 3), S163-167. Tenslotte Karin Berkelmans, Quinta Plante en Wilma Hooft hebben tijdens hun afstudeerfase voor de opleiding Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, de basis gelegd voor deze position paper. Afdrukdatum : 31-1-2017 Pagina 12 van 12