Een kijkje in de schatkist van het Partnerschap Opleiden in de School Na het verslag van het project De doorgaande lijn van leerkracht startbekwaam naar leerkracht basisbekwaam is er binnen het samenwerkingsverband gewerkt met de aanbevelingen van het verslag. Claudia Lammerding en Marie-Louise van Lieshout, projectleiders van de deelprojecten Leernetwerken en De doorgaande lijn van leerkracht startbekwaam naar leerkracht basisbekwaam hebben een aantal activiteiten ontwikkeld, overleg gehad, uitgeprobeerd en voorgesteld. Dit verslag geeft een kijkje in de schatkist, waarin alle activiteiten en ervaringen zijn verzameld met als doel dat je enthousiast raakt, mogelijkheden ziet, gebruik gaat maken van en een eigen kleur geeft aan de aangereikte schatten. Doe je voordeel met de ervaringen en adviezen en nog belangrijker sluit je aan zodat we samen de schatten van de inductiefase rijker, veelkleuriger en vollediger kunnen maken. maart 2016 M. Louise van Lieshout Partnerschap Opleiden in de School 1
Doel, opzet, organisatie, ondersteuning van de inductiefase De inductiefase heeft een tweeledig doel: 1. Voor de starter is het een natuurlijke voortzetting van eigen professionele ontwikkeling, die de mogelijkheid geeft deze professional een plaats te geven binnen het competentiemanagement van ieder willekeurig schoolbestuur, waar de starter mogelijkerwijs in dienst is of komt. De starter ontwikkelt zich los van binnen welke besturen alsook welke vorm van contract zij heeft; 2. Voor het schoolbestuur is het een duurzame aanpak om te komen tot een formalisering van basisbekwaam door het integraal personeelsbeleid met het instrument competentiemanagement vorm te geven (zie CAO PO convenant, 24 maart 2015). Door het vaststellen van het competentieprofiel vanuit 4 kritische handelingen betekent dat er naar een kwalitatief hoge afronding van de inductietijd toegewerkt kan worden en het niveau basisbekwaam vastgesteld kan worden. Opzet van de inductiefase Betrokkenen De starter: de leerkracht die voor de eerste keer het beroep gaat uitoefenen en die minder dan drie jaar ervaring heeft opgedaan in het primair onderwijs. De starter is verantwoordelijk is voor eigen leren en ontwikkeling. De starter wordt ondersteund door: Collega in het team (ook wel mentor genoemd): richt zich op de ondersteuning en advies betreffende de dagelijkse bezigheden Starterscoach: de (ervaren) leerkracht die startende of aanstaande leerkrachten wegwijs maakt in het beroep, en dan in het bijzonder gericht op de professionele ontwikkeling van de starter. Leernetwerk: in een leernetwerk worden de startende leerkrachten uitgenodigd met collega s te werken aan hun professionele ontwikkeling. Door met en van elkaar te leren, worden enerzijds kennis en vaardigheden vergroot en anderzijds ervaren de startende leerkrachten dat zij eigenaar zijn en blijven van hun professionele ontwikkeling. De leidinggevende van de school waar de starter aan verbonden is: door middel van voortgangsgesprekken en/of functioneringsgesprekken bespreekt de leidinggevende de ontwikkeling van de starter, die op dat moment aan de school verbonden is 1. De inductiefase kent 4 pijlers: 1. Het competentieprofiel basisbekwaam De besturen van het Partnerschap hebben het niveau basisbekwaam vastgesteld door middel van een competentieprofiel. 1 Dit kan in het geval van een invalleerkracht ook de coördinator van de invalpool zijn, of van een transfercentrum/mobiliteitscentrum. Is er geen aangewezen persoon dan is het wijs dit zelf te organiseren als starter. Partnerschap Opleiden in de School 2
Het competentieprofiel is opgebouwd vanuit 4 kritische handelingen, te weten: Pedagogisch handelen in klassensituaties Omgaan met verschillen tussen leerlingen Ondernemerschap in educatief partnerschap Leren en werken in een professionele leergemeenschap Binnen de kritische handelingen zijn competenties onderkend die kenmerkend zijn voor een leraar op basisbekwaam niveau. Zowel de kritische handelingen als de competenties zijn zo omschreven dat de startende leerkracht deze kan concretiseren naar eigen praktijk en persoonlijke ontwikkeling. Op deze wijze wordt de persoonlijke praktijk gekoppeld aan de professionalisering naar basisbekwame leerkracht. 2. De starter Er zijn veel verschillende starters in het onderwijs te onderscheiden: het kan gaan om een startende leerkracht die nog geen enkele leservaring heeft, maar het kan ook gaan om een ervaren leerkracht die van school veranderd is. Sommige starters zijn jong, andere zijn zijinstromers die zijn omgeschoold vanuit een ander beroep. Voor het Partnerschap In Opleiden in de School zijn alle leerkrachten starters, die voor de eerste keer het beroep gaan uitoefenen en die minder dan drie jaar ervaring hebben opgedaan in het primair onderwijs. Uitgangspunt is dat de starter de ambitie en motivatie heeft om zich te professionaliseren van startbekwaam naar basisbekwaam. De professionalisering van de starter kan in verschillende groepen, op verschillende scholen, onder verschillende schoolbesturen en met wisselende omvang van werktijd plaatsvinden. De starter is eigenaar van het professionaliseringsproces en de bewijslast van de ontwikkeling die wordt doorgemaakt ligt bij de starter. 3. De begeleiding en beleid rondom de starter tijdens de inductiefase Om de professionalisering mogelijk te maken adviseert het project: 3.1 Starterscoach(es) aan te stellen Dit zijn geschoolde coaches die een extra training om startende leraren te coachen 2. Met behulp van intervisie en training met beeld stimuleert en ondersteunt de starterscoach gedurende de inductiefase de starter. De intensiteit van begeleiding wordt door het schoolbestuur vastgesteld en is aflopend. Om de starterscoach kan een succes in de organisatie zijn als de taak starterscoach opgenomen wordt in het personeelsontwikkelbeleid. 3.2 Leernetwerken op te zetten Door het opzetten van een leernetwerk voor startende leerkrachten wordt een plek waar ruimte is voor informeel leren gerealiseerd. In een leernetwerk wordt er gebruik gemaakt van sociale contacten, de dagelijkse lespraktijk is hierbij het uitgangspunt. Bestaande kennis en vaardigheden worden uitgewisseld en bij gezamenlijke leervragen en leerdoelen worden ontbrekende kennis 2 Zie verslag De doorgaande lijn van Startbekwaam naar Basisbekwaam en paper Begeleiding tijdens de inductiefase Partnerschap Opleiden in de School 3
en vaardigheden aangevuld. Het leernetwerk is overkoepelend trefpunt waar de starters elkaar vinden en kunnen werken aan een gezamenlijke leervraag of leerdoel. Daaronder hangen diverse lijnen waar keuzes uit gemaakt kunnen worden die met elkaar het leernetwerk rijk maken 3. 4. De beoordeling van de starter De starter bouwt in de loop van de jaren een bekwaamheidsdossier op dat tijdens een assessment aanleiding en/of onderwerp van het criterium gericht interview is. 4.1 Het bekwaamheidsdossier Om de ontwikkeling naar leerkracht basisbekwaam zichtbaar te maken bouwt een startende leerkracht een bekwaamheidsdossier op. In dit bekwaamheidsdossier laat de starter zien de binnen de vier handelingen beschreven competenties op basisbekwaam niveau te beheersen, hoe de basisbekwaamheden onderhouden worden en welke school/ scholen daartoe de mogelijkheden en middelen hebben geboden. 4.2 Het assessment als afsluiting van de inductiefase 4 De beoordeling tot leerkracht basisbekwaam wordt door het schoolbestuur vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op een advies door onafhankelijke assessoren dat na afname van een assessment wordt gegeven. Er is gekozen voor een assessment om het niveau basisbekwaam te beoordelen omdat assessment letterlijk schatting en beoordeling betekent. Daarnaast wordt in Nederlandse literatuur wordt assessment bijna altijd in verband gebracht met competenties. Dit assessment kent twee pijlers: het bekwaamheidsdossier en een criteriumgericht interview. 5 3 Zie website www.partnerschapopleidenindeschool.nl 4 Het assessment is ontwikkeld in samenwerking met de FHKE assessment centrum, projectgroep de Schatkist van het POS en Signum 5 Zie bijlage 1 Partnerschap Opleiden in de School 4
Bijlage 1 De beoordeling van de inductiefase met een assessment Aanpak Er is gekozen voor een assessment om het niveau basisbekwaam te beoordelen. Letterlijk betekent assessment schatting en beoordeling. In Nederlandse literatuur wordt assessment bijna altijd in verband gebracht met competenties. Voorwaarden Een assessment moet aan een aantal voorwaarden voldoen: Er worden authentieke of levensechte situaties gebruikt. Zowel basiskennis als het toepassen van kennis en vaardigheden zijn onderwerp van meting. Kennisconstructie is het uitgangspunt. Er worden meerdere instrumenten ingezet: o Portfolio o Criteriumgericht interview Er wordt vanuit meerdere perspectieven beoordeeld: o Bewijsstukken in het portfolio Collega s Leerlingen Starter zelf Leidinggevende(n) o Doornemen van het portfolio en tijdens criterium gericht interview: Onafhankelijke assessor Leidinggevende Afname door assessoren Het assessment kan op verschillende wijzen worden afgenomen. De keuze is afhankelijk van de mogelijkheden die een schoolbestuur heeft en de bekendheid van de spelers met het afnemen van een assessment. De voorkeur gaat uit naar de tweede optie. 1. Het assessment wordt uitgevoerd door twee onafhankelijke assessoren. Deze assessoren bespreken tijdens een criteriumgericht interview het bekwaamheidsdossier en geven hun beoordeling. Naast de beoordeling van de assessoren geeft de leidinggevende met behulp van een beoordelingsformat een beoordeling over de leerkracht. Beide beoordelingen worden voorgelegd aan P&O van het schoolbestuur. Op grond van de beoordelingen formuleert P&O het advies aan het bestuur. Door voor twee onafhankelijke assessoren te kiezen wordt de objectiviteit van de beoordeling vergroot, de betrokkenheid van de leidinggevende blijft wat los van het Partnerschap Opleiden in de School 5
assessment staan, terwijl in het project 6 de rol van de leidinggevende directer betrokken is bij de startende leerkracht. 2. Het assessment wordt uitgevoerd door de leidinggevende en een onafhankelijke assessor vanuit de Pabo. Deze assessoren bespreken tijdens een criteriumgericht interview het bekwaamheidsdossier en geven hun beoordeling. De beoordeling wordt voorgelegd aan voorgelegd aan P&O van het schoolbestuur. Op grond van de beoordelingen formuleert P&O het advies aan het bestuur. Doordat de leidinggevende een van de assessoren is, worden de taken van de leidinggevende naar de startende leerkrachten binnen het personeelsbeleid van het bestuur geconcretiseerd. Door vanuit de Pabo een assessor te betrekken wordt de ononderbroken ontwikkeling versterkt en wordt de Pabo concreet betrokken bij de professionaliseringseisen van de praktijk. 3. Het assessment wordt uitgevoerd door de leidinggevende en een veldassessor vanuit het bestuur. Deze assessoren bespreken tijdens een criteriumgericht interview het bekwaamheidsdossier en geven hun beoordeling. De beoordeling wordt voorgelegd aan voorgelegd aan P&O van het schoolbestuur. Op grond van de beoordelingen formuleert P&O het advies aan het bestuur. Doordat de leidinggevende een van de assessoren is, worden de taken van de leidinggevende naar de startende leerkrachten binnen het personeelsbeleid van het bestuur geconcretiseerd Door naast de leidinggevende voor een veldassessor te kiezen, worden de samenwerking en de opleidingsgerichtheid binnen het onderwijs vergroot. 6 Zie verslag De doorgaande lijn van leraar startbekwaam naar leraar basisbekwaam Partnerschap Opleiden in de School 6