1.1 Inleiding. Inleiding 15



Vergelijkbare documenten
1 Inleiding :30 Pagina 13. Inleiding

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

De gemiddelde vermogenskosten en optimale vermogensstructuur

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 en 4

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4, 5 en 6

Oefenopgaven Hoofdstuk 8

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

Hoe bereken je het interestbedrag bij enkelvoudige interest? Geef de formule en licht deze kort toe.

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 13

Als we geld lenen noemen we dat vreemd vermogen.

Hoofdstuk 4: De tijdswaarde van geld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Vermogensbehoefte en financiering

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 7 tot en met 9. In deze opgave blijft de vermogensrendementsheffing buiten beschouwing.

Appendix Bedrijfseconomie

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Productinformatie rentemanagement

Examen PC 2 vak Cash Management

Oefenopgaven Hoofdstuk 5

BUSINESS VALUATION UITWERKING TOPAAS B.V.

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT

ZEEËN VAN KANSEN FINANCIEEL MANAGEMENT

Samenvatting M&O hoofdstuk

KWARTAALRAPPORTAGE Q VASTGOED FUNDAMENT FONDS N.V.

Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Begrippenlijst Management & Organisatie Hoofdstuk 5, 6 en 7

Deze examenopgave bestaat uit 10 pagina s, inclusief het voorblad.

Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Management & Organisatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel TREASURY MANAGEMENT MAANDAG 27 JUNI UUR

Toepassen van Adjusted Present Value

Examen PC 2 Financiële Rekenkunde

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Financiële rekenkunde Examennummer: Datum: 29 maart 2014 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

M&O VWO 2011/

Financiële analyse. Les 2 Vermogensbehoefte en financiering. Auteur: Witek ten Hove, MBA

Obligaties een financieringsinstrument en een beleggingscategorie

Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven.

Vormen van lang vreemd vermogen: Kenmerken onderhandse lening: Obligatie = op lange termijn: Gezond financieren / Broers regels

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 4 opgaven en omvat 25 vragen.

Hoofdstuk 42 belangrijk

Bedrijfseconomische Aspecten Examennummer: Datum: 14 april 2012 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Financiële ratio s met CASH!

Vlottende activa: Kas Totaal investering

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

Vraag Antwoord Scores. door middel van annuïteiten 1 want er wordt (periodiek) een vast bedrag aan aflossing en interest betaald 1

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden:

Bij deze opgave blijven belastingen buiten beschouwing. Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 3.

Financieel Management

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2011

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

Inleiding. Sparen. verschillende motieven voor:

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Economische waarde voor de waardering van de onderneming

Opgave I (25¾p) De boekhouding van een NV A. Bereken I. II.

Vermogen: geld Kapitaal (aandelen, obligaties, leningen (lange termijn))

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 30 juni 2012

Oefenopgaven Hoofdstuk 4

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

Uitgebracht aan de directie en aandeelhouder van: Vinc Vastgoed Management I B.V. inzake. tussentijds bericht per 1 juli 2010

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

Eindtermen en Toetstermen STIBEX Bedrijfseconomie en Periodeafsluiting

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

EXAMENPROGRAMMA. Diplomalijn(en) Diploma('s) 5 (vergelijkbaar met hbo-ad) Versie 5-2 Geldig vanaf Vastgesteld op Vastgesteld door

fun house fun house fun house Pink

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FINANCE & RISKMANAGEMENT DINSDAG 8 MAART UUR. SPD Bedrijfsadministratie B / 8

EXAMENPROGRAMMA. Diplomalijn(en) Diploma('s) 5 (vergelijkbaar met hbo-ad) Versie 5-0 Geldig vanaf Vastgesteld op Vastgesteld door

12 Het eigen vermogen

Renteswap. omruilen voor vaste swaprente. Hoe werkt een variabele Euribor-rente? Wat is een renteswap? Zo werkt de renteruil

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 4 opgaven en omvat 19 vragen.

Bijlage VWO. management & organisatie. tijdvak 2. Informatieboekje. VW-0251-a-19-2-b

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 6. Opgave 6.1 a. Gemiddeld eigen vermogen = ( ) / 2 =

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

Uitwerking opgaven Brugboek 19.3, 19.5, 19.6 t/m en 19.22

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Rendement, Effectief rendement, IRR, wat is het nu?

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 3.

Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investering in machines / 350 Desinvestering in machines 65 Aandeel in winst C / 20 Aandeel in dividend C 30

Financiële analyse van de jaarrekening

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation

De familiebank - vanaf 2013

EXAMENPROGRAMMA. Diplomalijn(en) Diploma('s) 5 (vergelijkbaar met hbo-ad) Versie 3-0 Geldig vanaf Vastgesteld op Vastgesteld door

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Eigen vermogen Geplaats aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Ingehouden winst uit de voorgaande jaren

BEDRIJFSWETENSCHAPPEN. 2. De investeringsbeslissing en de verantwoording ervan

Het kasstroomoverzicht

Stel voor de eenmanszaak Grutter de balans per 1 januari 2016 op in scontrovorm. Balans per 1 januari 2016 van Grutter

Leningsovereenkomst met startende ondernemer (rechtspersoon)

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Examen PC 2 vak Cash Management

Inhoud Noordhoff Uitgevers bv. Antwoorden hoofdstuk 1 2. Antwoorden hoofdstuk 2 3. Antwoorden hoofdstuk 3 4. Antwoorden hoofdstuk 4 5

Aan de besturen van - verzorgingshuizen - overige instellingen voor ouderenzorg en de zorgkantoren

Samenvatting M&O H14: Enkelvoudige interest

- Rente effecten Rente ASN rekeningen Overige baten Totaal

Oefenopgave 1. Oefenopgave 1. Crediteuren 600 EV 600. Debiteuren 400. Gebouwen 300 EV. Voorraden 200 Crediteuren. Kas 300

Transcriptie:

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 5 Inleiding 5. Inleiding In de afgelopen decennia is de functie van financieel manager binnen het bedrijfsleven sterk veranderd. Deze functionaris is niet alleen verantwoordelijk voor de financiële administratie, doch ook voor het kasbeheer. Vanaf de jaren zeventig is het kasbeheer steeds belangrijker geworden. Als oorzaken van deze ontwikkeling kunnen enkele factoren worden genoemd. Allereerst is door het loslaten van de vaste wisselkoersen in 973 het valutarisico aanmerkelijk groter geworden. Door de toenemende internationalisatie van ondernemingen is dit probleem bovendien steeds belangrijker geworden. Tevens is in de afgelopen decennia ook de rentestand aan behoorlijke schommelingen onderhevig geweest. Het renterisico en het valutarisico kunnen echter niet geheel los van elkaar worden gezien. Een van de redenen voor de toegenomen fluctuaties in de rentestand is gelegen in het overheidsingrijpen. Ter bescherming van de nationale valuta hanteert men nogal eens het rentewapen. Wanneer de koers van de nationale valuta onder druk staat, verhoogt men de rente om zodoende vermogen uit het buitenland aan te trekken. Een andere oorzaak voor de toegenomen belangrijkheid van het kasbeheer gedurende de laatste jaren is gelegen in de groeiende mogelijkheden voor het voeren van een goed kasbeheer. Hierbij valt niet alleen te denken aan de rol van de technologie, doch ook aan de verbeterde financiële positie van het bedrijfsleven. Het spreekt voor zich dat de relatie tussen bedrijfsleven en bankwezen hierdoor aanmerkelijk is gewijzigd. Ter vervulling van haar werkzaamheden dient de onderneming over productiemiddelen te beschikken. Deze productiemiddelen (activa), waaronder duurzame productiemiddelen, voorraden en debiteuren, staan vermeld aan de debetzijde van de balans. Aan de creditzijde van de balans wordt aangegeven hoe deze activa zijn gefinancierd. De debetzijde van de balans geeft de kapitaalstructuur (= investeringsstructuur) en de creditzijde van de balans de vermogensstructuur weer. De vermogensstructuur geeft aan in welke mate de onderneming bij haar financiering van de verschillende vermogenscomponenten, waaronder aandelenvermogen, hypotheekleningen, obligatieleningen en bankkrediet, gebruik heeft gemaakt. Bij het emitteren van aandelen of het plaatsen van een obligatielening heeft men te maken met aanzienlijke uitgaven per plaatsing. Derhalve geschiedt het in grote bedragen en in principe voor langere tijd. Aandelen en obligaties zijn voorbeelden van vermogenstitels. Een vermogenstitel is een al dan niet verhandelbaar recht, waarvan de houder aanspraak kan maken op bepaalde kasstromen van de uitgevende instelling. In het geval van obligaties staan deze kasstromen (rente en aflossing) in principe vast, terwijl het dividend, de vergoeding voor het ter beschikking stellen van aandelenvermogen, van jaar tot jaar kan verschillen en zelfs achterwege kan blijven ( het dividend wordt gepasseerd ).

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 6 6 Inleiding In tegenstelling tot het emitteren van aandelen of obligaties zijn aan het bankkrediet, naast de vergoeding voor het beschikbaar stellen van vermogen (rente), weinig kosten verbonden. Het bankkrediet is een vorm van kortlopend vermogen (dat wil zeggen dat deze vermogenscomponent binnen een jaar opeisbaar is). Het staat de onderneming vrij om tot een bepaalde hoogte (kredietplafond) krediet op te nemen. Bij een groeiende behoefte aan liquide middelen zal een ondernemingsleiding eerst de toegestane kredietruimte benutten. Vervolgens kan met de bank worden afgesproken om het kredietplafond te verhogen. Uiteraard dient de bankier hiertoe wel bereid te zijn. Zo is het mogelijk dat de bankier slechts tijdelijk het kredietplafond wil verhogen onder de voorwaarde dat de leiding van de onderneming eigen vermogen (door het emitteren van aandelen) of lang vreemd vermogen (door het plaatsen van bijvoorbeeld een obligatielening) aantrekt. Bij het verschaffen van vermogen speelt de bankier derhalve een belangrijke rol. Echter, door de toegenomen financiële kracht van de bedrijven is men niet meer (uitsluitend) op het bankwezen aangewezen voor de financiering van de vermogensbehoefte. Het bankwezen heeft niet langer de overheersende machtspositie aan de aanbodzijde van de vermogensmarkt. Door de toegenomen financiële kracht van het bedrijfsleven zijn daar middelen aanwezig die eventueel elders kunnen worden aangewend. Dit kan derhalve resulteren in een direct contact tussen vermogensvrager en vermogensaanbieder zonder tussenkomst van de bank. De financieel manager kan bij een begroot kastekort de benodigde middelen niet alleen door het opnemen van bankkrediet verkrijgen, doch kan heden ten dage ook de vermogensverschaffers direct benaderen. Bij het leggen van het contact tussen vermogensverschaffer en vermogensvrager kan de bank behulpzaam zijn. Door deze ontwikkeling heeft de financieel manager bij het aantrekken van vermogen met steeds meer partijen te maken. Bovendien is de onderlinge concurrentie tussen de banken toegenomen, hetgeen bijvoorbeeld de door de bank in rekening gebrachte kosten onderhandelbaar maakt. De onderhandelingspositie van een onderneming ten opzichte van het bankwezen wordt vergroot wanneer één functionaris namens de onderneming met het bankwezen onderhandelt. Functionarissen binnen de onderneming, die zich vroeger zelf tot het bankwezen wendden, dienen zich bij het aantrekken van vermogen tot de financieel manager te richten. Deze functionaris vervult derhalve steeds meer de rol van interne bankier, die zich als volwaardige onderhandelingspartner naar de vermogensverschaffers manifesteert. Door deze ontwikkelingen is in de marktsector voor de financieel manager de taak van kasbeheerder niet langer meer ondergeschikt, doch eerder nevengeschikt aan de financieel-administratieve taak. Uiteraard kunnen deze twee taken niet los van elkaar worden gezien, zodat een goede onderlinge koppeling noodzakelijk blijft. Tot de aandachtsgebieden die voortvloeien uit de taak van kasbeheerder kunnen worden gerekend: aantrekken van vermogen 2 alloceren (toewijzen) van vermogen 3 beheer van de kasstromen die door productie zijn ontstaan

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 7 Inleiding 7 4 terugbetalen van aangetrokken vermogen en het verstrekken van een vergoeding over het ter beschikking gestelde vermogen. Bij de financieel-administratieve taak staat daarentegen de financieel-administratieve beheersing van het productieproces en de financiële verslaggeving centraal. Bezien wij de aandachtsgebieden van de (financieel manager in zijn hoedanigheid van) kasbeheerder (treasurer), dan kan met betrekking tot het aantrekken van vermogen worden opgemerkt dat uitbreiding van het eigen vermogen door middel van het emitteren van aandelen een bestuursaangelegenheid is, waarbij voor de financieel manager slechts een adviserende rol is weggelegd. Het terugbetalen en belonen van aangetrokken vermogen liggen meer in het uitvoerende dan in het besturende vlak. Afgezien van de hoogte van het dividend ligt de omvang van deze geldstromen zo goed als vast. De financieel manager besteedt daar derhalve relatief weinig tijd aan. Meer tijd spendeert deze functionaris aan het alloceren van vermogen en het beheer van de kasstromen die door productie zijn ontstaan. Met name de valuta- en renteproblematiek vereist zijn aandacht. De handelingen van de financieel manager in zijn hoedanigheid van kasbeheerder worden beheerst door het denken in kasstromen. Daarbij speelt ook het risico een grote rol. In dit boek staat het denken in kasstromen centraal. Tevens zal de nadruk liggen op de regelmatig terugkerende aspecten van het kasbeheerbeleid. Dit impliceert dat vooral aandacht wordt besteed aan het tweede en derde aandachtsgebied van de kasbeheerder. De taak van de kasbeheerder moet in overeenstemming zijn met de doelstelling van de desbetreffende onderneming. Omtrent de doelstelling van een onderneming bestaan verschillende meningen. Sommigen beweren dat het continuïteitsstreven de drijfveer van een onderneming is of zou moeten zijn. Een meer exacte doelomschrijving treft men bij diegenen aan, die menen dat bestuurders van ondernemingen winstmaximalisatie nastreven. Probleem is echter: op welke termijn wil men de winst maximaliseren en wat is nu precies winst? Ten aanzien van de termijn is de cruciale vraag of men streeft naar winstmaximalisatie op korte danwel op de lange termijn. In het eerste geval (de korte termijn) dient de afdeling onderzoek en ontwikkeling direct te worden gesloten. Op korte termijn kost deze afdeling immers meer geld dan zij opbrengt. Echter, de meeste ondernemingen bezitten een dergelijke afdeling. Wordt gesteld dat bestuurders van ondernemingen streven naar winstmaximalisatie op lange termijn, dan rijst de vraag wat de lengte van de termijn is waarover de winst gemaximaliseerd moet worden. Een vergelijking tussen deze doelstelling en de uiteindelijke realisatie kan dan pas na afloop van de gestelde termijn worden gemaakt. Dit is derhalve een weinig operationele doelstelling. Wij menen dat de doelstelling van het bestuur van een onderneming zou moeten worden omschreven als waardemaximalisatie. Onder waarde verstaan wij daarbij de marktwaarde. Met de invoering van nieuwe boekhoudkundige normen (IAS-IFRS) komt het marktwaarde-denken nog centraler te staan. De waarde van de onderne-

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 8 8 Inleiding ming is in deze optiek de contante waarde van de (verwachte) vrije kasstromen. De wiskundige definitievergelijking van de waarde van een onderneming is: V = kas /( + k o ) + kas 2 /( + k o ) 2 + kas 3 /( + k o ) 3 +... (.) waarbij: V = waarde van de onderneming; kas t = (verwachte) vrije kasstroom (free cash flow) op tijdstip t; k o = de kostenvoet van de onderneming (vermogenskostenvoet). In deze definitievergelijking komen twee begrippen naar voren, te weten de vrije kasstroom en de vermogenskostenvoet. De vrije kasstroom is de kasstroom die door de ondernemingsactiviteiten wordt gegenereerd. Hieronder vallen derhalve niet de financieringskasstromen. In hoofdstuk 2 komen wij uitgebreid terug op de bepaling van de vrije kasstroom. De vermogenskostenvoet van de onderneming is de prijs van het aan de onderneming beschikbaar gestelde vermogen. Eenvoudigheidshalve wordt dit vermogen veelal verdeeld in eigen vermogen en vreemd vermogen. Aan het beschikbaar stellen van eigen vermogen kleven meer risico s dan aan vreemd vermogen. Dit betekent dat de kostenvoet van het eigen vermogen hoger is dan de kostenvoet van het vreemd vermogen. Bovendien geldt voor ondernemingen dat de vergoeding over het ter beschikking gestelde vreemd vermogen fiscaal aftrekbaar is van de winst. Een dergelijke aftrek geldt niet voor de vergoeding van het ter beschikking gestelde eigen vermogen. Dit betekent dat voor de kostenvoet van de onderneming geldt: k o = (EV/TV) k e + (VV/TV) ( f) k v (.2) waarbij: k o = kostenvoet van de onderneming; k e = kostenvoet van het eigen vermogen; k v = kostenvoet van het vreemd vermogen; EV = marktwaarde van het eigen vermogen; VV = marktwaarde van het vreemd vermogen; TV = marktwaarde van het totaal vermogen, TV = EV + VV; f = het belastingpercentage. Zoals uit de gegeven definitievergelijking blijkt, is de vermogenskostenvoet afhankelijk van de vermogensstructuur. Voor de duidelijkheid merken wij op dat de kostenvoeten op marktwaarde-gegevens zijn gebaseerd en niet op boekwaarde-gegevens. Ten slotte merken wij op dat de vrije kasstromen toevallen aan alle vermogensverschaffers tezamen. Afhankelijk van de onderlinge verdeling van deze kasstromen, wordt de waarde van het eigen vermogen en de waarde van het vreemd vermogen bepaald. Deze onderlinge verdeling heeft echter geen invloed op de waarde van de onderneming. Dit betekent dat de (markt)waarde van de onderneming per definitie

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 9 Inleiding 9 gelijk is aan de (markt)waarde van het eigen vermogen plus de (markt)waarde van het vreemd vermogen van de onderneming. Bezien wij de beslissing om de afdeling research & development te sluiten (zoals op grond van de doelstelling van winstmaximalisatie op korte termijn zou moeten geschieden), dan zou dit leiden tot een waardedaling van toekomstige verwachte vrije kasstromen en derhalve tot een daling van de waarde van de onderneming, hetgeen in strijd is met de doelstelling van waardemaximalisatie. Door uit te gaan van verwachte kasstromen omzeilen wij het probleem van de bepaling van de winst. In het geval van kasstromen is het onder andere niet nodig om de grootte van de afschrijvingen vast te stellen. De bepaling van de grootte van de afschrijvingen is een vrij arbitraire zaak. Bovendien hebben de afschrijvingen geen invloed op de (markt)waarde van een onderneming. In hoofdstuk 2 komen wij uitgebreid terug op de kasstromen. Relatie kapitaalstructuur versus vermogensstructuur Aan het economische reilen en zeilen van een onderneming zitten verschillende kanten. Zo dient men beslissingen te nemen aangaande de (gewenste) kapitaalstructuur (investeringsstructuur) als ook ten aanzien van de (gewenste) vermogensstructuur. Echter, de kapitaalstructuur beïnvloedt de vermogensstructuur en omgekeerd. Wanneer bijvoorbeeld de onderneming veel in duurzame productiemiddelen heeft geïnvesteerd, kan het wenselijk zijn dat de financiering voor een belangrijk deel door middel van eigen vermogen en/of lang vreemd vermogen geschiedt. Anderzijds geldt dat wanneer de onderneming met relatief veel kort vreemd vermogen bijvoorbeeld bankkrediet is gefinancierd, zij in haar investeringsbeslissingen wordt beperkt. Wil de ondernemingsleiding investeren in duurzame activa, dan zal zij in dat geval eerst de vermogensstructuur moeten reorganiseren. Bij de behandeling van de onderwerpen in dit boek zullen wij tenzij anders vermeld aannemen dat het verkrijgen van vermogen geen problemen oplevert en dat de vermogensverschaffers het extra benodigde vermogen tegen dezelfde condities beschikbaar stellen. Zoals gezegd bestaan er omtrent de doelstelling van de onderneming verschillende visies. Wanneer men de gemiddelde ondernemer in het midden- en kleinbedrijf vraagt naar de doelstelling van de onderneming, krijgt men veelal het streven naar continuïteit of het streven naar winstmaximalisatie als antwoord. Wordt doorgevraagd naar het beleid ten aanzien van het risicobeheer, dan blijkt dat men meer doet dan men op grond van de geformuleerde doelstelling zou verwachten. Jarenlang kon men deze afwijkingen ten aanzien van de doelstelling als minder belangrijk afdoen en min of meer negeren. Niet dat men de problemen ten aanzien van bijvoorbeeld valutarisico niet onderkende, maar men had niet de middelen om dit risico te reduceren. Vandaag de dag staan deze middelen de onderneming wel ter beschikking. Ook gezien de enorme bedragen die ermee gemoeid zijn, is het belang-

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 20 20 Inleiding rijk aan het risico aandacht te besteden. In dit tijdsbeeld past dan ook een verschuiving van het één-dimensionale winstdenken naar het twee-dimensionale waardedenken. Zoals reeds aangegeven zijn daarbij de dimensies de verwachte (vrije) kasstromen en het risico. In de paragrafen.2 en.3 wordt vervolgens op de tijdvoorkeur en het risico ingegaan. Dit zijn de twee punten die bij het streven naar winstmaximalisatie in principe irrelevant zijn, maar bij het streven naar waardemaximalisatie een uiterst belangrijke rol spelen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met paragraaf.4, waarin een samenvatting is opgenomen..2 Tijdsvoorkeur financiële rekenkunde Iemand die tijdelijk een bedrag op een spaarrekening zet, ziet er vanaf dit bedrag op dit moment voor consumptieve doeleinden te gebruiken. De spaarder krijgt van de financiële instelling (bijvoorbeeld een bank) een vergoeding over het spaarbedrag. De bank zal op haar beurt de spaartegoeden, die aan haar beschikbaar zijn gesteld, weer uitlenen. Degenen die lenen moeten aan de bank een vergoeding verstrekken. De vergoedingen die de spaarder ontvangt en de geldnemer moet betalen, noemen we rente. De vraag is nu: van welke factoren is de hoogte van de rentevergoeding afhankelijk en hoe berekenen we de rente? We zullen zien dat bij het berekenen van de rente de looptijd van de lening, de omvang van het (geleende of gespaarde) bedrag en het overeengekomen rentepercentage van belang zijn. Bovendien behandelen we verschillende soorten rente, zoals enkelvoudige, samengestelde en continue rente..2. Renteberekeningen Het begrip rente speelt een belangrijke rol bij financieel-economische berekeningen. Rente is een vergoeding voor het gebruik van geld. Deze vergoeding drukken we uit in een percentage. Rente kunnen we berekenen op basis van enkelvoudige rente, op basis van samengestelde of op basis van continue rente. Bij enkelvoudige rente (ER) berekenen we alleen rente over de hoofdsom. Bij samengestelde rente (SR) berekenen we rente over de hoofdsom plus de aan het einde van iedere periode bijgeboekte rente. Bij continue rente (CR) gaan we ervan uit dat het bijboeken van de rente continu (na afloop van zeer korte tijdsintervallen) gebeurt.

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 2 Inleiding 2 Kader. Een spaarder heeft 2 000 (= hoofdsom) op de bank gezet en krijgt hiervoor een vergoeding van 6% rente per jaar. Hoeveel bedraagt zijn tegoed aan het einde van het 3de jaar: a. bij enkelvoudige rente? b. bij samengestelde rente? Tabel. a) enkelvoudige rente (ER) b) samengestelde rente (SR) Tegoed begin jaar 2 000 Tegoed begin jaar 2 000 Rente jaar (0,06 x 2 000) 20 Rente jaar (0,06 x 2 000) 20 Tegoed begin jaar 2 2 20 Tegoed begin jaar 2 2.20 Rente jaar 2 (0,06 x 2 000) 20 rente jaar 2 (0,06 x 2 20) 27,20 Tegoed begin jaar 3 2 240 Tegoed begin jaar 3 2 247,20 Rente jaar 3 (0,06 x 2 000) 20 rente jaar 3 (0,06 x 2 247,2) 34,83 Tegoed einde jaar 3 2 360 Tegoed einde jaar 3 2 382,03 Uit de berekeningen blijkt dat de waarde aan het einde van het 3de jaar bij SR hoger is dan bij ER. Dit komt doordat bij ER alleen rente wordt vergoed over de hoofdsom (begin kapitaal) en bij SR ook over de aan het einde van iedere periode bijgeschreven rente. In de praktijk komt samengestelde rente het meest voor. Dit is ook logisch omdat de bank de rente (zolang die niet door de spaarder is opgenomen) kan gebruiken. Ook bij financieel-economische berekeningen werken we in de meeste gevallen met samengestelde rente. Berekening van de eindwaarde van één bedrag De eindwaarde (K n ) van één bedrag blijkt afhankelijk te zijn van 3 variabelen: de hoofdsom (K 0 ): gespaarde of geleende bedrag; de rentevergoeding (i); de looptijd (n). In symbolen: K n = K 0 + n * i K 0 = K 0 ( + n*i) (.3) In symbolen: K n = K 0 ( + i) n (.4)

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 22 22 Inleiding Kader. (vervolg) Voor de eindwaarde (K n ) van het bedrag uit voorbeeld. geldt bij: Enkelvoudige rente Waarde einde ste jaar = K = 2 000 + * 0,06 * 2 000 = 2 20 Waarde einde 2de jaar = K 2 = 2 000 + 2 * 0,06 * 2 000 = 2 240 Waarde einde 3de jaar = K 3 = 2 000 + 3 * 0,06 * 2 000 = 2 360 Samengestelde rente Waarde einde ste jaar = K = 2 000 + 0,06 * 2 000 = 2 000 ( + 0,06) = 2 20 Waarde einde 2de jaar = K 2 = 2 000 ( + 0,06) + 0,06 * 2 000 ( + 0,06) = 2 000 ( + 0,06) ( + 0,06) = 2 000 ( + 0,06) 2 = 2 247,2 Waarde einde 3de jaar = K 3 = 2 000 ( + 0,06) 2 + 0,06 * 2 000 ( + 0,06) 2 = 2 000 ( + 0,06) 2 ( + 0,06) = 2 000 ( + 0,06) 3 = 2 382,03 De looptijd (n) meten we in tijdseenheden waarover het rentepercentage geldt. Als iemand bijvoorbeeld een bedrag van 2.000 op een spaarrekening zet tegen 3 % per halfjaar, dan is de eindwaarde aan het einde van het 3de jaar: K 6 = K 0 ( + i) 6 = 2 000 ( + 0,03) 6 = 2 388,0 Uit dit voorbeeld blijkt dat 3% SR per halfjaar een hogere eindwaarde ( 2 388,0) oplevert dan 6 % SR per jaar ( 2 382,03). Bij 3 % SR per halfjaar gaat het rente over rente -effect eerder in dan bij 6 % SR per jaar. Bij toepassing van continue rente wordt de rente iedere seconde (continu) bijgeschreven, zodat het rente over rente -effect nog sterker werkt dan bij samengestelde rente. Continue rente komt in de praktijk niet voor en laten we verder buiten beschouwing.

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 23 Inleiding 23 Berekening van de contante waarde van één bedrag Kader.2 Een 50-jarige wil over 0 jaar vervroegd met pensioen. Hij denkt dat hij over 0 jaar een eindbedrag van 500 000 nodig heeft om zonder geldzorgen op zijn 60ste met werken te kunnen stoppen. Welk bedrag zal hij op dit moment op een spaarrekening moeten storten, om over 0 jaar over 500 000 te kunnen beschikken? Bij de berekening van het te storten bedrag gaan we uit dat over de spaarrekening 7 % SR per jaar wordt vergoed. Uitwerking Het bedrag dat op dit moment moet gestort worden, noemen we de contante waarde. De eindwaarde (over 0 jaar) is in dit voorbeeld 500 000. De contante waarde geven we weer door het symbool K 0. Er moet gelden dat K 0 ( + 0,07) 0 = 500 000 500 000 De contante waarde: K 0 = = 254 74,64 ( + 0,07) 0 In symbolen: Kn K 0 = ( + i) n (.5) Waarbij: K 0 = contante waarde; K n = eindwaarde; i = rentepercentage; n = looptijd. Gelijkwaardige procenten Voor enkelvoudige rente èn bij continue rente geldt dat bijvoorbeeld 6 % per jaar tot eenzelfde rentevergoeding leidt als 3 % per halfjaar of,5 % per kwartaal. Het rentepercentage kan bij ER en CR rechtevenredig met de duur van de periode aangepast worden. Voor samengestelde rente geldt dat het rentepercentage niet-rechtevenredig met de duur van de periode verandert.

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 24 24 Inleiding Kader.3 Iemand heeft 000 gespaard en wil dit op een spaarrekening bij de bank zetten. De Ventura-bank geeft een rentevergoeding 6 % SR per jaar en de Histora-bank 3 % per halfjaar. Gevraagd: a Bereken de waarde van 000 aan het einde van het eerste jaar. bij de Ventura-bank 2. bij de Histora-bank b Bereken welk percentage SR per halfjaar gelijkwaardig is aan 6 % SR per jaar. Uitwerking a Voor SR = 0,06 per jaar geldt een eindwaarde =,06 * 000 = 060 a2 Voor SR = 0,03 per halfjaar geldt een eindwaarde =,03 2 * 000 = 060,90 b Stel het gevraagde percentage SR per halfjaar gelijk aan i. Dan moet gelden: 000 * ( + i) 2 = 000 *,06 ( + i) 2 =,06 ( + i) =,06 =,02956304 i = 2,956304%.2.2 Annuïteiten Bij financieel-economische transacties kan het voorkomen dat iemand of een organisatie een reeks van bedragen met vaste tussentijden ontvangt of moet betalen. Deze reeks bedragen, die periodiek betaalbaar zijn, noemen we een annuïteit. De bedragen noemen we de termijnen van de annuïteit.

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 25 Inleiding 25 Berekening van de eindwaarde van een reeks bedragen Kader.4 Iemand (de verzekerde) heeft met een verzekeringsmaatschappij een lijfrente-overeenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft de verzekerde recht op een bedrag van 000 per jaar ingaande op januari 200 en eindigend op januari 200. De rentevergoeding is 7 % SR per jaar. Gevraagd Bereken de waarde van deze rente per: a januari 20 b januari 200 Uitwerking ad a: Tijdlijn 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000..200..200..20 De eindwaarde van deze rente bedraagt op januari 20: 000 *,07 + 000 *,07 2 + 000 *,07 3 + 000 *,07 4 + 000 *,07 5 + 000 *,07 6 + 000 *,07 7 + 000 *,07 8 + 000 *,07 9 + 000 *,07 0 = 000 (,07 +,07 2 +,07 3 +,07 4 +,07 5 +,07 6 +,07 7 +,07 8 +,07 9 +,07 0 ) De termen tussen de haakjes vormen een meetkundige rij, waarvan we de som kunnen berekenen met behulp van de somformule voor de meetkundige rij: n S = a * r r (.6) Waarbij: S = som van de meetkundige rij = som van de getallen tussen haakjes a = de aanvangsterm = de eerste term (bv. a =,07) r = reden = het getal waarmee we het voorafgaande getal van de rij moeten vermenigvuldigen om het volgende getal te krijgen (bv. r =,07) n = aantal termen in de meetkundige rij (bv. n = 0)

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 26 26 Inleiding Vervolg kader.4 Voor deze meetkundig rij geldt: S =,07 * 0,07,07 =,07,07 0,0 7 =,07 2,0485952 =,03 485952 = 4,78359932 0,07 0,07 De eindwaarde van de rente per januari 20 = 000 * 4,78359932 = 4 783,60 Uitwerking ad b: Tijdlijn 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000..200..200 De eindwaarde van deze rente bedraagt op januari 200: 000 +.000 *,07 + 000 *,07 2 + 000 *,07 3 + 000 *,07 4 + 000 *,07 5 + 000 *,07 6 + 000 *,07 7 + 000 *,07 8 + 000 *,07 9 = 000 ( +,07 +,07 2 +,07 3 +,07 4 +,07 5 +,07 6 +,07 7 +,07 8 +,07 9 ) S = * 0,07,07 =, 07 0 0, 07 =, 967 0, 5357 07 = 0,96 75357 = 3,8644796 0,07 De eindwaarde van de rente is per januari 200 = 000 * 3,8644796 = 3 86,45 De eindwaarde per januari 200 kunnen we ook afleiden uit de eindwaarde per januari 20: Eindwaarde per januari 200: Eindwaarde per januari 20 = 4 783,60 = 3 86,45,07, 07 Berekening van de contante waarde van een reeks bedragen De berekening van de contante waarde van een reeks bedragen gaat in principe op dezelfde wijze als de berekening van de eindwaarde. Met een voorbeeld lichten we dat toe.

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 27 Inleiding 27 Kader.5 De heer Vreman is 3 jaar geleden van zijn vrouw gescheiden. Tijdens de echtscheidingsprocedure is overeengekomen dat de heer Vreman gedurende 0 jaar aan het einde van ieder jaar 40 000 uitbetaalt aan zijn ex. De ex-echtgenote van de heer Vreman wil de gemaakte afspraak wijzigen en een bedrag ineens ontvangen. Beide partijen komen het volgende overeen: direct nadat de 3de termijn betaald is, worden de resterende 7 termijnen ineens betaald de rentevergoeding bedraagt 5% SR per jaar Gevraagd: Bereken het bedrag dat aan het einde van het 3de jaar (exclusief de 3de termijn die al betaald is) in totaal door de heer Vreman betaald moet worden. Uitwerking 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000 40 000 3 4 5 6 7 8 9 0 Het in totaal te betalen bedrag = 40 00, 0 0 5 + 4 0 000 2 + 4 0 000 3 + 4 0 000 4 + 4 0 000 5 + 4 0 000 6 + 4 0 0 0 7,05,05,05,05,05,05 40 000, 05 +,05 2 +,0 5 3 +,0 5 4 +,0 5 5 +,0 5 6 +,0 5 7 De termen tussen de haakjes vormen een meetkundige rij, waarvan we de som kunnen berekenen met behulp van de somformule voor de meetkundige rij: S = a* n r r waarbij: a =, 05 r =, 05 n = 7 S =, 05 * =, 05 7 = 0, 706833 = 5,786373397,05 0, 05, 05, 05 7 som = 40 000 5,786373397 = 23 454,94

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 28 28 Inleiding Eeuwigdurende rente met gelijkblijvende bedragen Een voorbeeld van een eeuwigdurende rente met gelijkblijvende bedragen is de afspraak dat iemand of een organisatie met ingang van een bepaalde datum en daarna eeuwigdurend (met steeds dezelfde intervallen) een bepaald bedrag moet betalen of ontvangt. Kader.6 De aandeelhouders van onderneming Eeuwige Lente nv verwachten dat het jaarlijkse dividend van deze onderneming eeuwigdurend 5 per aandeel zal bedragen. De houders van aandelen Eeuwige Lente nv eisen een vergoeding van 0% SR per jaar. Gevraagd: Bereken de waarde van één aandeel Eeuwige Lente nv precies jaar voordat de eerstvolgende dividenduitkering zal plaatsvinden. Uitwerking X 5 5 5 5 5 5 5 5 5 (oneindig) De waarde van één aandeel = 5, 0 + 5,0 2 +, 50 3 +, 50 4 +, 50 5 +, 50 6 +, 50 7 +... +, 50 De termen rechts van het gelijkteken vormen een meetkundige rij, waarvan we de som kunnen berekenen met behulp van de somformule voor de meetkundige rij: S = a * n r r waarbij: a =, 0 r =, 0 n =, 0 S =, 0 * =, 0 = 0 =,0 0, 0 0, 0, 0 De waarde van één aandeel Eeuwige Lente nv = 5 * 0, 0 = 5 0, 0 = 50

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 29 Inleiding 29 Deze vergelijking ontstaat steeds als de ste termijn na periode vervalt en daarna ononderbroken eeuwigdurend voortgaat met dezelfde bedragen en dezelfde intervallen. Dan en slechts dan mogen we de volgende (verkorte) berekening maken: Contante waarde = T i (.7) waarbij: T = periodiek gelijk bedrag, waarvan de ste vervalt na periode en de volgende met vaste Intervallen eeuwigdurend vervallen; i = vereiste vergoeding of vereiste rentepercentage..3 Risico Er werd reeds aangegeven dat bestuurders van ondernemingen streven naar waardemaximalisatie. Bij het begrip waarde dient niet alleen aan de verwachte kasstroom en aan de tijdvoorkeur te worden gedacht, ook het risico speelt daarbij een rol. (Eenvoudigheidshalve zullen wij hier bij de bespreking van het risico de verwijzing naar de tijdvoorkeur weglaten.) Bij de keuze tussen twee alternatieven, waarbij men slechts één van de alternatieven kan uitvoeren (dat wil zeggen de alternatieven sluiten elkaar uit), dient men op zowel de verwachte kasstroom als op het risico van elk alternatief te letten. Zoals al gesteld, wordt ervan uitgegaan dat beleggers en ondernemers risico-avers zijn. Ter verduidelijking dient het volgende voorbeeld. Stel dat de ondernemingsleiding de keuze heeft uit drie elkaar uitsluitende projecten I, II en III met de volgende kasstromen: Conjunctuur Kans I II III Hoog 0,2 500 000 650 Normaal 0,6 500 500 450 Laag 0,2 500 0 250 De verwachte kasstroom wordt gedefinieerd als de som van de mogelijke uitkomsten, vermenigvuldigd met de daarbij behorende kans. De verwachte kasstroom is: voor project I : 0,2 x 500 + 0,6 x 500 + 0,2 x 500 = 500 voor project II : 0,2 x 000 + 0,6 x 500 + 0,2 x 0 = 500 voor project III : 0,2 x 650 + 0,6 x 450 + 0,2 x 250 = 450 Indien wij als maatstaf voor het risico de variatiebreedte dit is het verschil tussen de maximale en de minimale uitkomst nemen, worden voor de drie projecten de volgende risico s gemeten:

Inleiding 27-06-2007 2:30 Pagina 30 30 Inleiding voor project I : 0 voor project II : 000 voor project III : 400 Bezien wij eerst de projecten I en II. In dit voorbeeld is de verwachte kasstroom voor project I gelijk aan de verwachte kasstroom voor project II. De risico-averse ondernemingsleiding zal kiezen voor project I. Immers, onafhankelijk van de stand van de conjunctuur levert project I een kasstroom van 500 op, terwijl de hoogte van de kasstroom voor project II afhankelijk is van de stand van de conjunctuur. Dit risico in de uitkomst bij project II wordt door de ondernemingsleiding negatief beoordeeld, zodat de voorkeur uitgaat naar project I. Vergelijken wij project I en project III, dan is voor project I de verwachte kasstroom hoger én het risico lager dan voor project III. Onafhankelijk van de mate van risicoafkeer van de beslisser valt de keuze op project I. Dit impliceert dat bij de keuze uit de drie elkaar uitsluitende projecten de voorkeur naar project I uitgaat. Indien de ondernemingsleiding alleen kan kiezen tussen de projecten II en III (en niet project I), blijkt uit voorgaande gegevens dat voor project II de verwachte kasstroom weliswaar hoger is dan voor project III, doch dat eveneens het risico voor project II het hoogste is. Afhankelijk van de mate van risico-afkeer van de ondernemingsleiding wordt een keuze gemaakt tussen deze twee projecten. Indien het verschil in verwachte kasstroom van 50 (= 500 450) het verschil in risico van 600 (= 000 400) meer dan compenseert, gaat de voorkeur uit naar project II. Is daarentegen het verschil in verwachte kasstroom onvoldoende als vergoeding voor het verschil in risico, dan valt de keuze op project III. In figuur. wordt de relatie tussen verwachte kasstroom en het risico van deze drie projecten, gemeten door middel van de variatiebreedte, weergegeven. Figuur. De relatie verwachte kasstroom versus risico Verwachte kasstroom 500 I II 450 III 0 400 000 Risico (variatiebreedte)