Voorbeeld reflectiecyclus Korthagen Bespreking met SPD week 42 Leervraag waar ik deze week aan gewerkt heb is: Hoe pas ik actieve werkvormen toe in mijn les? Klas: H2g Fase 1 Handelen Ik wil aan de slag gaan met actieve werkvormen. Omdat H2g met een nieuw hoofdstuk begint lijkt het me een geschikt moment om te beginnen met activerende werkvormen. Voor vandaag wilde ik de voorkennis van de leerlingen activeren d.m.v. de werkvorm ABC. De leerlingen moeten dan bij elke letter van het alfabet een woord bedenken dat te maken heeft met het thema. Ik heb groepjes van 4 leerlingen gemaakt en ze 10 minuten de tijd gegeven om woorden te bedenken bij de letters. Na die 10 minuten heb ik opvallende en belangrijke punten er uit gepikt en besproken. Als laatste heb ik woorden gekozen waar ik mijn vervolg instructies aan vast kon hangen. Fase 2 Terugblik Lerarenperspectief Ik wilde de leerlingen aan het denken zetten over de onderwerpen licht, zien en kleur. Ik merkte dat veel groepjes alleen maar kleuren aan het opschrijven waren als appeltjesgroen en zeeblauw. Hierbij voelde ik me niet prettig, voor mijn gevoel kozen de meeste leerlingen voor de gemakkelijkste weg en staken ze er weinig energie in. Ik heb toen de groepen aangesproken en ze verboden om kleuren op te schrijven. Hiermee wilde ik ze dwingen om dieper na te gaan denken. Leerlingenperspectief De leerlingen schreven dus alleen maar kleuren op en dachten niet echt diep na. Waarom moeilijk gaan doen als ik er ook gemakkelijk vanaf kan komen? De leerlingen zaten in groepjes van vier wat natuurlijk erg gezellig kan zijn, er werd veel gekletst en weinig nagedacht. Na mijn waarschuwing over de kleuren werden de leerlingen even tot de orde geroepen en dachten ze dieper na en kwamen met betere woorden. Bij deze waarschuwing hebben ze gevoeld dat ik wilde dat ze serieus met deze opdracht omgingen. Dit is bij de meeste binnen gekomen en ze zijn aan de slag gegaan. Fase 3 Formuleren van essentiële aspecten Ik vond het belangrijk dat de leerlingen aan het denken werden gezet. Ik wilde ze activeren met deze opdracht en ze warm krijgen voor het nieuwe onderwerp. De leerlingen zagen de activiteit blijkbaar niet als activerend, ze gingen hier heel los mee om. Net was meer kletsen dan serieus nadenken. Het is volgens mij ook essentieel dat de leerlingen voor de eerste keer met een andere werkvorm werkte bij mij in de les. Het gaat ineens over een andere boeg, dit kan zorgen voor onrust. De kern van het probleem is volgens mij dat de werkvorm niet uitdagend genoeg is. De leerlingen vinden het interessanter om te gaan kletsen. Ze kunnen zich niet zetten tot het nadenken over het onderwerp. Fase 4 Alternatieven ontwikkelen Voor de volgende keer zal de activiteit iets uitdagender moeten zijn. Ik moet de leerlingen meer prikkelen. Dit kan ik doen door de belevingswereld van de leerlingen meer aan te spreken. De opdracht gieten in den geheel wat de leerlingen aanspreekt. (Bijvoorbeeld mode en licht.) Misschien kan ik deze activiteit beter geven in de tweede les. De leerlingen hebben dan al wat dingen gehoord en dus is de voorkennis ook al wat breder. Nu is het moeilijk voor de leerlingen om gericht binnen de onderwerpen te denken. Ik kan de leeringen ook triggeren door eerst wat te vertellen of plaatjes te laten zien.
In plaats van het hele alfabet kan ik ook enkele letters er uit kiezen die voor meer uitdaging zorgen. De leerlingen worden dan gedwongen om goed na to denken. Ik kan er ook een soort van wedstrijdje van maken. Punten toekennen voor goede woorden en ook voor unieke woorden. Het nadeel hiervan is dat ik veel tijd kwijt ben met het behandelen van de opdracht. Dit wil ik liever niet want het is maar een startactiviteit om de kennis weer naar boven te halen. Fase 5 Uitproberen volgende keer De volgende keer wil ik deze activiteit in de tweede les van een hoofdstuk plannen. De leerlingen hebben dan al wat voorkennis en het zit niet zo diep weg gestopt. Ook ga ik niet alle letters van het alfabet nemen maar alleen degene die wat moeilijker zijn. Hiermee zorg ik ervoor dat de leerlingen echt aan het denken gezet worden. Wanneer ik de volgende keer ga werken met een activerende werkvorm moet ik als eerste kijken waar de werkvorm voor ontworpen is. Dan kan ik beoordelen of het in mijn les past en hoe ik ermee kan werken.