Regionale aanpak bedrijventerreinenbeleid

Vergelijkbare documenten
REKENEN AAN WERKLOCATIES

Herstructurering een fiasco

De Toekomst van Bedrijventerreinen. Gusta Renes

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Kansen voor kwaliteit

Doetinchem, 19 juni Te besluiten om: 1. Het Regionaal Programma Werklocaties Achterhoek met bijlagen (RPW Achterhoek) vast te stellen.

Bedrijventerreinen kunnen veel beter

NOTITIE COLLEGES BESLUITVORMING AFSPRAKEN KWALITEIT BEDRIJVENTERREINEN REGIO GRONINGEN-ASSEN

Woningbouw Het plan maakt de ontwikkeling van twee woningen aan het Landaspad mogelijk. Tegen deze ontwikkeling hebben wij geen bezwaar.

Werkende bedrijventerreinen

Regionale behoefteraming Brainport Industries Campus Eindhoven

Behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland. Stec Groep Hub Ploem Bestuurlijk overleg Midden-Holland 2 oktober 2017

Commentaar op het Convenant Bedrijventerreinen

Onderwerp: Regionaal Convenant Bedrijventerreinen Utrecht-West

Wel of niet verouderd?

Uw kenmerk Uw brief Zaaknummer Documentnummer 2016/ U Raadsbrief 2016, nr oktober 2016

Regionaal Programma Werklocaties. Presentatie aan: Raadsleden gemeenten regio Arnhem Nijmegen

Analyse ontwikkeling van vraag en aanbod logistiek terreinen in de regio Schiphol

1. KWALITATIEVE VRAAG: EEN ONDERSCHEID IN BEELDKWALITEITEN

BOVENREGIONAAL BEDRIJVENTERREIN HOEKSCHE WAARD. Notitie over het door Buck Consultants uitgevoerde onderzoek naar nut en noodzaak

Ladder voor Duurzame Verstedelijking: zonder Ladder geen nieuwbouw

De toekomst van bedrijventerreinen?

1. VRAAGAANBODANALYSE

Raadsvoorstel. 22 mei Geachte raad,

Bedrijventerreinen op de schop SGE Cees-Jan Pen Lector Brainport Fontys FHMER

Herstructurering van bedrijventerreinen

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Factsheet bedrijventerrein Spaanse Polder, Gemeente Rotterdam/Schiedam

Factsheet bedrijventerrein Pothof, Gemeente Rozenburg

Werkende bedrijventerreinen. Dr. Cees-Jan Pen, Lector Brainport Fontys

ONDERZOEKMEMORANDUM. De vraag naar zware industrieterreinen. 1. Inleiding. 2. De uitbreidingsvraag

Bestuurlijke programmaopdrachten Regio Groningen-Assen

Graydon Kwartaalmonitor Q1 2018

Regionale Agenda Werken Regionaal Ruimtelijk Overleg Midden Brabant December November 2016 Werkgroep Werken Hart van Brabant

As Leiden - Katwijk. Plan van Aanpak. Provincie Zuid-Holland Regio Holland Rijnland. 13 september 2004

Economische Agenda De Bevelanden

Bedrijventerrein Kapelpolder (Maassluis) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Voortgangsrapportage Werklocaties

Schiedamse aanpak biedt basis voor. goede samenwerking

Wonen binnen bestaand bebouwd gebied,

Hengelo, Hart van Zuid

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Bedrijventerrein De Mient (Capelle a/d IJssel) Maatschappelijke waarde. Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

ACTUALISATIE UITGIFTETEMPO BEDRIJVENTERREINEN Stec Groep aan gemeente Apeldoorn (concept)

Presentatie evaluatie RAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 april 2018 Rapportage plancapaciteit

Ingek. d.d.: 2 5 SEP Beh. afd.: Ontv.bev. Afqed.

Regionale samenwerking Bedrijventerreinen West-Achterhoek. 28 oktober 2008

Alleen indien de noodzaak daartoe is aangetoond wil de Provincie zeer selectief nog een nieuw bedrijventerrein aanleggen.

Onderzoek bedrijventerreinenbeleid

Oss beleid rondom uitgifte grond verdient navolging

KWALITEITSVERBETERING OP BEDRIJVENTERREINEN: HOE ORGANISEER JE DAT?

Vraagraming en vraagverdieping

Leegstand agrarisch vastgoed

Herstructureringsopgave. bedrijventerreinen MRA

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

Oude Rijnzone. Nota Ruimte budget 30 miljoen euro. Planoppervlak 425 hectare

Basisdocument regionale afspraken woningbouw. Stec Groep aan gemeenten en provincie Noord-Holland

Gemeente Oegstgeest. Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Oude Vaartweg. 11 maart 2015

verwachte behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen ( de vraag ) en het harde (plan)aanbod ( het aanbod ).

Samenvatting Ruimte om te Ondernemen integrale economische visie Pijnacker- Nootdorp

Provinciale Staten van Overijssel

Factsheet bedrijventerrein Stormpolder, Gemeente Krimpen aan de IJssel

IBIS WERKLOCATIES 2005 De stand in planning en uitgifte van bedrijventerreinen 1 januari 2005

Bedrijventerrein Kerkerak (Sliedrecht) Waardeloos of waardevol? Met de Kamer van Koophandel weet je wel beter

Kwaliteit en veroudering bedrijventerreinen Noord-Brabant

Gooi en Vechtstreek: Meer ruimte voor bedrijventerreinen, overleg met ondernemersverenigingen

donkere wolken aan de horizon

Gedeputeerde Staten. Midden-Holland t.a.v. tafel Economie, Onderwijs en Arbeidsmarkt Postbus AH Gouda

Gedeputeerde Staten van Flevoland,

Concept-Uitgiftebeleid. Bedrijventerreinen. Hoeksche Waard

Aanbod bedrijventerreinen

Planning van bedrijventerrein is niet gericht op vraag van bedrijven

Factsheet bedrijventerrein Mijlpolder, Gemeente Binnenmaas

Toepassing van het provinciaal detailhandelsbeleid

Ladder Holland Rijnland. Basisonderbouwing plannen bedrijventerrein. Stec Groep aan Holland Rijnland

/ /-- --/--

De ladder en duurzame verstedelijking in Brabant

PEILING. TITEL Analyse en aanscherpen vraagstukken Visie werklocaties

Werken. Historie en beleid

DORDRECHT. Aan. de gemeenteraad

Kredietaanvraag programmamanagement Waarderpolder. Aan de Raad der gemeente Haarlem

Graydon Kwartaalmonitor. incl Kwartaal 4

Werken binnen bestaand bebouwd gebied,

Bedrijventerreinen als speelveld. Oratie prof. dr. Jacques van Dinteren

Opmerkingen bij het eindrapport van ETIN

Samenvatting. Het antwoord op vraag 4 is niet in deze samenvatting opgenomen. We verwijzen naar bijlage 3 van dit rapport.

REACTIE OP DE ECONOMISCHE VISIE VAN DE GEMEENTE WOERDEN

Ontwikkeling leerlingaantallen

Demi Smit Sarah Lingaard. Atlas van de toekomst

: 27 augustus 2012 : 10 september : C.L. Jonkers : N.T. Hoekstra

Vestigingsplaats: HOOGKERK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ons kenmerk G410/CD

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Graydon Kwartaalmonitor. Kwartaal

Financiering van herontwikkeling van bedrijfsmatig vastgoed. Presentatie N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (NV OMU) Cees Busscher

Factsheet bedrijventerrein Boonsweg, Gemeente Binnenmaas

Vraag 6 Hoe groot is de vloeroppervlakte van de bedrijfsruimte die u denkt nodig te hebben voor uw uitbreiding- of verplaatsingsplannen?

Bedrijventerreinvisie Heerenveen en regionaal plan Zuidoost Fryslân. Presentatie commissie ROM,

Transcriptie:

Regionale aanpak bedrijventerreinenbeleid Mede naar aanleiding van het advies van detaskforce (Her)structurering Bedrijventerreinen hebben de ministers Van der Hoeven en Cramer in december 2008 in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat regionale planning en samenwerking essentieel is om beter met bedrijventerreinen om te gaan. Wat is het belang daarvan? Jacques van Dinteren Prof. dr. J.H.J. van Dinteren, Royal Haskoning en bijzonder hoogleraar economische geografie bij de Rijksuniversiteit Groningen. Op dit moment is regionale samenwerking nog nauwelijks aan de orde. Concurrentie tussen lokale overheden overheerst. Om de concurrentie met de buurgemeenten aan te kunnen, hanteren gemeenten bij verkoop van bedrijfskavels lage grondprijzen, in het verleden soms onder de kostprijs. Daaraan lijkt een einde te zijn gekomen. De grondprijzen zijn de laatste jaren sterk gestegen. Tussen 2000 en 2007 is de prijs zelfs bijna verdubbeld. 1 Grondprijzen op bedrijventerreinen zijn echter nog steeds relatief laag, zeker in vergelijking met grond voor woningen. Anders dan bij woningbouw is mede daarom vanuit de vastgoedsector weinig interesse voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen; zij gaat de competitie met gemeenten niet aan. Als de vastgoedsector zich er wel mee bezig houdt, zou dat tot gevolg hebben dat een betere ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd en dat terreinen beter worden beheerd, zo is de verwachting. Ook de markt moet veranderen. Voorwaarden zijn onder meer verschuiving naar een huurdersmarkt (want dan wordt het voor beleggers interessant) en vraag naar universeel inzetbare gebouwen (want dat maakt de gebouwen beter verhandelbaar). Met het oog op een goed en efficiënt bedrijventerreinenbeleid is het ongelukkig te noemen dat lokale overheden niet alleen lage prijzen hanteren, maar ook nieuwe kavels in ruime mate aanbieden. Om maar geen bedrijf te missen, probeert een gemeente binnen de ruimte die provincies daartoe bieden, zoveel mogelijk aanbod te realiseren. In combinatie met lage prijzen maakt dit het voor ondernemers aantrekkelijk van een oud 1 IBIS Werklocaties (2007), De stand van planning en uitgifte van bedrijventerreinen 1 januari 2007 en de uitgifte in 2006. Den Haag: ministerie van VROM. bedrijventerrein naar een nieuw te verhuizen. De doorgaans lage waarde van bedrijfsgebouwen (korte afschrijvingstermijnen) op de oude locatie stimuleert deze processen. Daardoor kan op oude terreinen een negatieve spiraal optreden, die tot leegstand en verloedering leidt. Omdat het meestal niet de sterkste bedrijven zijn die op een oud terrein achterblijven, wordt vervolgens de vernieuwing ervan bemoeilijkt. Bovendien hebben lokale overheden te weinig financiële middelen voor het onderhoud en het opknappen van bedrijventerreinen gereserveerd, zodat de problemen nog groter worden. Door deze situatie voldoen oude terreinen niet meer aan de vestigingseisen van het bedrijfsleven en ontbreken veelal de middelen om dit te veranderen. Verouderde bedrijventerreinen opknappen Verouderde bedrijventerreinen moeten over tien jaar zijij opgeknapt en private partijen moeten bedrijvenparken ' professioneel beheren. Provincies moeten ervoor zorgen dat gemeenterïsamenwerken en elkaar niet beconcurreren met goedkope locaties op het platteland die het landschap schaden. Dat zijn de belangrijkste aanbevelingen van het advies van detaskforce (Her)ontwikkeling Bedrijventerreinen, gemaakt op verzoek van het kabinet en op 9 september 2008 aan de ministers Van der Hoeven (Economische Zaken) en Cramer (Milieu en Ruimte) aangeboden. Het plan moet een einde maken aan de versnippering en aan de stagnatie van de herontwikkeling van bedrijventerreinen. De kosten van deze vernieuwing van de in totaal 16.000 hectare aan verouderd bedrijventerrein bedragen ruim 6 miljard. Daartoe moeten onder meer de grondprijzen met gemiddeld tien procent stijgen en moet een deel van de opbrengst uit nieuwe bedrijventerreinen ten behoeve van de oude worden afgeroomd. Redactie

Noodzaak regionale aanpak De aanpak moet in regionaal verband plaatsvinden, niet door gemeenten afzonderlijk. De bedrijfshuisvestingsmarkt is namelijk een regionale markt. Zo blijft 96% van de bedrijven bij een verplaatsing in de eigen regio en 75% binnen de eigen gemeente. 2 De effecten van vestiging van een bedrijf zijn in belangrijke mate regionaal en beperken zich niet tot één gemeente. Maar anders dan men wellicht zou verwachten, heeft dit tot pp hegfen nog nauwelijks geleid tot regionale samenwerking tussen gemeentelijke overheden op het gebied van de planning en ontwikkeling van bedrijventerreinen. Het doet veel lokale bestuurders pijn om een ondernemer voor een buurgemeente te zien kiezen. Dit lokale denken belemmert het tot stand komen van een goed functionerende bedrijventerreinenmarkt. Hoewel lokale overheden sterk op eigen bedrijven en eigen bedrijventerreinen zijn gericht, heeft samenwerking van gemeenten binnen een regio een aantoonbare meerwaarde voor een bedrijventerreinenbeleid naast de genoemde economische effecten. Te noemen zijn onder meer de volgende: In de eerste plaats kan worden gekomen tot een breed, gevarieerd aanbod. Niet elke gemeente kan immers alle verschillende gewenste typen van bedrijventerreinen aanbieden. In het verlengde hiervan is het voorstelbaar dat gemeenten ook de promotie en acquisitie gezamenlijk opzetten, uitvoeren en efficiënter opereren. Samenwerking maakt een goede afstemming tussen vraag en aanbod mogelijk, zodat niet onnodig veel terrein wordt ontwikkeld. Ruimtelijke concentratie van terreinen wordt mogelijk en biedt (door de schaalgrootte) kansen voor een goede openbaar-vervoerontsluiting en andere voorzieningen. Tussen gemeenten kunnen afspraken worden gemaakt om door een getemporiseerde ontwikkeling van terreinen druk op de markt te bereiken, zodat zorgvuldiger met ruimte wordt omgegaan en beter wordt gekeken naar de hergebruiksmogelijkheden van bestaande bedrijventerreinen. Grondprijzen in een regio kunnen langs de lijn van prijs-kwaliteitverhoudingen op elkaar worden afgestemd. Daarmee wordt voorkomen dat ondernemers tijdens onderhandelingen gemeenten tegen elkaar uitspelen. Verliezen op het ene terrein kunnen met de winsten op een ander terrein in de regio worden gecompenseerd. Samenwerking op financieel vlak. is het allermoeilijkst voor gemeenten. In een recent advies komt ook de door de ministers van VROM en EZ ingestelde Taskforce (Her)structurering Bedrijventerreinen tot de conclusie dat 'de planning en uitvoering van de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen in een regionale arena' moet plaatsvinden. Zij stelt dat het aan bestuurlijke moed ontbreekt om de gangbare praktijken en bestuurlijke verhoudingen te doorbreken. 3 Samenwerking De aanpak moet in regionaal verband plaatsvinden, niet door gemeenten afzonderlijk Regionale afstemming is een taak voor provincies of WGR+ regio's. De WGR+ regio's hebben met de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening (2008) op dit punt echter aan slagkracht ingeboet, omdat ze geen structuurvisies meer kunnen opstellen. Overigens sluit dit regionale samenwerking niet uit. Vrijwel elke provincie en WGR+ regio snijdt het onderwerp van regionale samenwerking in beleidsstukken over bedrijventerreinen aan. Aangezien er regionale markten zijn, is het niet vreemd dat provincies bij het bedrijventerreinenbeleid hun gebied in kleinere regio's opdelen, die min of meer een markteenheid vormen. Zo onderscheidt Limburg zeven subregio's. Hoewel de WGR+ regio's kleiner zijn dan provincies, zien we ook hier vaak een nadere opdeling. De Stadsregio Arnhem Nijmegen gaat bijvoorbeeld uit van drie zones met bedrijventerreinen. Binnen de onderscheiden regio's wordt vooral veel overlegd. Veel provincies hebben een Regionaal Economische Overleg, waar onder meer het onderwerp van bedrijventerreinen op de agenda staat of is er een Regionaal Programmeringsoverleg specifiek voor bedrijventerreinen. Bij vijf provincies en in de Regio Eindhoven wordt op die manier samenge- 2 Gordijn, Hugo c.s. (2007), Naar een optimaler ruimtegebruik door bedrijventerreinen. Een verkenning van enkele beleidsopties. Den Haag: Ruimtelijk Planbureau. 3 Taskforce (herjontwikkeling Bedrijventerreinen (2008), Kansen voor kwaliteit. Een ontwikkelingsstrategie voor bedrijventerreinen. Den Haag: Ministeries van VROM en EZ.

werkt, overigens met wisselend succes. De provincie Overijssel constateert dat Regionaal Programmeringsoverleg nog niet effectief is. Twente steekt de hand in eigen boezem en merkt op dat het overleg aan effectiviteit moet winnen. Gelderland geeft aan dat de intensiteit van de samenwerking per regio kan verschillen. Verder zet ongeveer 40% van de provincies coördinatoren in, vooral om te komen tot een goede regionale afstemming van de bedrijventerreinplanning. In twee studies bij het advies van de Taskforce zijn voorbeelden van samenwerkende regio's geanalyseerd. 1 Deze zijn vooraf op samenwerkingsaspecten geselecteerd en geven geen beeld van de situatie van alle regio's samen. Dat is - zij het wellicht wat subjectief wel het geval bij de eerder genoemde inventarisatie. De geïnterviewde medewerkers van provincies en stadsregio's noemen regelmatig de Regio Groningen-Assen en Plabeka (regio Amsterdam) als goede voorbeelden. De regio Groningen- Assen is een samenwerking van de provincies Groningen en Drenthe en twaalf gemeenten. Onderlinge concurrentie tussen gemeenten mag niet meer aan de orde zijn, de aandacht gaat uit naar het optimaal benutten van de beste locaties. Risico's en investeringen worden gedeeld, acquisitie kan gemeenschappelijk worden gedaan. In het Platform Bedrijven en Kantoren Noordvleugel (Plabeka) werken alle Noordvleugelgemeenten, de provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam op vrijwillige basis intensief samen. De grote ruimteproblematiek in dat gebied is daarvan ongetwijfeld mede oorzaak. Het overleg heeft geresulteerd in een uitvoeringsstrategie, waarin de ontwikkelingsopgaven voor de verschillende gemeenten zijn opgenomen. Verder kan worden geconstateerd dat in enkele gevallen ook regionale organisaties actief zijn, die uitvoeringstaken van gemeenten bij de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen overnemen en zorg dragen voor de regionale afstemming. De Taskforce bepleit deze regionale ontwikkelingsmaatschappijen sterk. Zij denkt ook aan verevening tussen ontwikkelingen en risicodeling. Dit financiële aspect komt slechts bij vier regio's voor: het Herstructureringsfonds van de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij, de Schiphol Area Development Company, Regionale Ontwikkelings- 4 Ecorys (2008), De concrete regionale samenwerking bij de uitvoering van (her)ontwikkeling bedrijventerreinen. Rotterdam. maatschappij Noordzeekanaalgebied en Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Schelluinen-West. 4 Uiteraard gaat het niet alleen om planning, maar ook om uitvoering en handhaving. Dit levert het beeld op van 'veel wortel en weinig stok'. Provincies en WGR+ gebieden vragen gemeenten vriendelijk aan het op provinciaal of regionaal niveau geformuleerde beleid mee te werken. Provincies stellen soms financiële middelen beschikbaar, maar de doorwerking van het beleid naar regio en gemeenten wil men vooral door veelvuldig te overleggen en af te stemmen bereiken. Overtuigingskracht is het sleutelwoord en in die zin wordt er nogal wat gepolderd. De stok, vooral in de vorm van een kritische toetsing van bestemmingsplannen (nu komen te vervallen onder de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening), werd nauwelijks gebruikt, laat staan dat het instrument van de aanwijzing werd ingezet. De indruk bestaat dat bestemmingsplannen wel formeel werden getoetst, maar dat niet op de feitelijke en de te verwachten marktomstandigheden werd gelet. Problemen Daarnaast moet worden gekeken naar de inhoudelijke kant, de onderbouwing en formulering van het beleid die solide moeten zijn om op regionaal niveau met elkaar een goede discussie over de te varen koers te kunnen voeren. Hoewel provincies de laatste vijftien jaar het bedrijventerreinenbeleid steeds beter hebben onderbouwd, is er een aantal problemen dat opgelost moet worden om het beleid inhoudelijk gestalte te geven. De belangrijkste spitsen zich toe op de volgende thema's: kwantitatief: prognoses evaluatie en monitoring kwalitatief: juiste segmentatie Kwantitatief Belangrijk is de behoefte aan nieuwe bedrijventerreinen. Toen het Centraal Planbureau in de jaren negentig de BedrijfsLocatieMonitor opzette, leek een nationale standaard beschikbaar te zijn. In de loop der jaren is er echter meer en meer kritiek op de methode gekomen. 5 Twee belangrijke redenen zijn de onbetrouwbaarheid van de kengetallen die worden gebruikt en het gegeven dat het verband tussen de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de vraag naar bedrijventerreinen zwak is. Het Centraal Plan- '

bureau berekende dat slechts ongeveer een kwart van de variantie in het terreingebruik door het aantal werknemers wordt verklaard. 6 Juist die veronderstelde samenhang is de kern van de gebruikte methode. Gezien de gebreken van de methode en het ontbreken van een goed alternatief, wordt in Limburg op de oude methode van trendextrapolatie teruggevallen, gecombineerd met een continue analyse van de ontwikkelingen, dank zij een geavanceerd monitoringsysteem. In 2008 heeft het-planbureau voor de Leefomgeving geprobeerd de kritiek op de BedrijfsLocatie-Monitor te weerleggen. 7 Evaluatie en monitoring Het zou bij de planning van toekomstige behoefte helpen als overheden ook naar de ontwikkelingen in het verleden zouden kijken. Niet om de trends blindelings door te trekken, maar om ervan te leren. Het aantal regio's en provincies dat eerdere prognoses evalueert alvorens een nieuwe prognose op te stellen, is echter beperkt. Wel wordt in sommige gevallen de voorspelling aan de hand van de uitgifte in het verleden getoetst. Zo stelde de provincie Friesland in haar streekplan vast dat tussen 1994 en 2004 de uitgifte twee keer zo hoog was als in 1994 werd voorspeld. Goede voorbeelden van een uitgebreide evaluatie van uitgifte zijn er in Limburg en Drenthe. Evaluaties over langere perioden komen niet veelvuldig voor, maar dat neemt niet weg dat in tal van regio's de monitoring van de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen vorm begint te krijgen of in de afgelopen jaren is gestart. Kwalitatief Omdat ondernemers van elkaar verschillen in eisen aan een bedrijventerrein, is in de loop van de jaren negentig meer en meer gewerkt met een indeling naar verschillende typen van terreinen. Het ministerie van Economische Zaken propageerde een standaardindeling (segmentatie) van bedrijventerreinen. Ook in dit geval valt de praktijk anders uit. Als gemeenten al bedrijventerreinen met een bepaald profiel ontwikkelen, wordt dit snel losgelaten als een interessant bedrijf zich aandient dat toch niet in dat beeld past. Er worden kleurloze bedrijventerreinen ontwikkeld waarop nagenoeg elk bedrijf zich mag vestigen. Maar liefst bijna 90% van de bedrijventerreinen in Nederland valt in deze als modern gemengd aangeduide categorie (figuur 1), in termen 5 Dinteren, j. van & O. Koops (2005), Rekenen aan werklocaties, in Real Estate Magazine, september, p. 20-23. Witlox, F. & B. DeRudder (2005), Ruimtebehoefteraming van bedrijven aan de hand van een economische terreinquotiëntmethode, in Kwartaaltijdschrift Economie, p. 429-448. 6 Centraal Planbureau (2002), De BLM: opzet en recente aanpassingen. Den Haag: CPB. 7 Knoben, J. & M. Traa (2008), De BedrijfsLocatieMonitor. Kritiek, alternatieven en aanpassingen. Rotterdam, Den Haag: NAi, Ruimtelijk Planbureau.

Openbaar Bestuur van oppervlakte ruim 60%, dankzij relatief grote oppervlakten van zeehavens en terreinen voor zware industrie. Onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat zich een wezenlijke verandering voltrekt in de eisen die ondernemers aan hun vestigingsplaats stellen.8 De ruimtelijke kwaliteit van gebouwen en bedrijfsomgeving is een essentiële factor bij de keuze om te blijven waar men zit of in de keuze van een nieuwe vestigingsplaats. Achterliggende oorzaken zijn onder meer de ontwikkeling naar een hoogwaardige kenniseconomie en de hogere toegevoegde waarde bij bedrijven. Deze ontwikkelingen vragen om een nieuwe segmentatie van bedrijventerreinen. In het beleid zou dat gestalte kunnen krijgen door op basis Zeehaven Zwaar T&D Gemengd Hoog waardig van verschillen in ruimtelijke kwaliteit onderscheid Figuur 1: Aandeel verschillende typen bedrijventerreinen in aantal en in typen bedrijventerreinen te maken.9 oppervlak (bron: IBIS, 2007) Het is zaak te komen tot een radicale wijziging van het bedrijventerreinenbeleid Radicale verandering Gezien deze problemen en het economisch belang van bedrijventerreinen is het zaak te komen tot een radicale wijziging van het bedrijventerreinenbeleid. Voorlopige belangrijke mijlpaal is de rapportage van de Taskforce, waarbij een sterk accent op de problematiek rond de herontwikkeling is gelegd. De aanbevelingen van de Taskforce zijn goed ontvangen, al zijn ook wel kritische geluiden te beluisteren. De De aanbevelingen van de Taskforce komen in hoofdlijnen op het volgende neer: een collectieve aanpak van de achterstallige herstructureringsopgave; het verzakelijken van de (her)ontwikkeling en het beheer van bedrijventerreinen, in combinatie met een zekere ruimtelijke schaarste moet dit er toe leiden dat herstructurering op den duur tot de normale, marktgestuurde levenscyclus van bedrijventerreinen gaat behoren, met een hooguit beperkte, faciliterende rol voor de overheid; positionering van planning en uitvoering van de (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen in een ideeën voor de aanpak van de veroudering van regionale arena die daardoor de beste kansen biedt bedrijventerreinen zijn namelijk niet nieuw. Het voor een proces van verzakelijking en voor koppeling van greenfieldontvfikkeling aan brownfieldhetontwikkeling, wat van belang is voor een optimale, financiële bijdrage van marktpartijen en gaat er echter vooral om dat de slag is gemaakt naar het nauwkeuriger in beeld brengen van de kosten en het zoeken naar oplossingen voor de financiering van de benodigde 6,3 miljard euro. Die kosten zullen echter ongetwijfeld hoger uitvallen dan nu geraamd, omdat in de berekeningen bijvoorbeeld geen rekening is gehouden met de (verdergaande) veroudering op terreinen die nu nog niet als 'verouderd' te boek staan. B&A Groep (1998), Vestigingsplaatsfactoren: belang, waardering en knelpunten. Den Haag: EZ. Buck Consultants International (1998), Locatievoorkeuren ruimtegebruik van verhuisde bedrijven. Den Haag: EZ. Pellenbarg, P.H. (2005) Bedrijfsverplaatsing, in P.H. Pellenbarg e.a., Ruimtelijke aspecten van de bedrijvendynamiekin Nederland. Assen: Van Gorcum, p. 101 -l 25. STEC (2005), Bedrijfsruimtegebruikers in beeld. Nijmegen. Dinteren, J. van (2008), Bedrijventerreinen als speelveld, oratie Rijksuniversiteit Groningen. gemeenten aan de economische stadsvernieuwing. Aan het tweede punt kan worden toegevoegd dat het ook belangrijk is dat lokale ovefheden er aan bijdragen dat een normale grondmarkt voor bedrijventerreinen tot stand komt. Gemeenten moeten bedrijventerreinen niet langer primair zien als een middel om economische doelstellingen (werkgelegenheidsgroei) te realiseren. Omdat bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen economische doelstellingen voorop staan, worden gnondprijzen laag gehouden. Dat is een vorm van verkapte werkgelegenheidssubsidie en heeft weinig met een grondmarkt te maken

De rol van gemeenten moet een terughoudende zijn, vergelijkbaar met de opstelling bij de ontwikkeling van een woonwijk. Dan kan wellicht ook de interesse van professionele vastgoedpartijen worden gewekt en dat kan weer leiden tot meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteitsniveaus en het behoud ervan. De benodigde regionale coördinatie is een taak van provincies. Zij moeten kiezen voor een minder vrijblijvende, zo niet harde, opstelling in het bedrijventerreinenbeleid, een breuk met de aanpak in het verleden.verder moet er aandacht zijn voor: de te hanteren indeling in bedrijventerreinen, de segmentering; een nieuwe indeling is noodzakelijk en het lijkt er op dat die langs de lijn van ruimtelijke kwaliteit moeten lopen; aanpak van de veroudering; uitgangspunt moet zijn dat oude terreinen eerst en vooral moeten worden behouden, tenzij dit milieu- of verkeerstechnisch een onhoudbare zaak is, een verdere ruimtelijke deconcentratie van bedrijventerreinen is niet wenselijk vanuit een oogpunt van functiemenging en automobiliteit; versnelling in het opzetten van de nieuwe BedrijfsLocatieMonitor, zodat gefundeerde ramingen van de toekomstige behoefte aan bedrijventerreinen beschikbaar komen. Besluit Het is duidelijk dat duurzamer en zorgvuldiger moet worden omgegaan met de ruimte voor bedrijventerreinen. Gezien de noodzakelijke duurzame aanpak, het economisch belang van deze gebieden, het stedelijk ruimtebeslag en de door concurrentie Omdat bij bedrijventerreinen economische doelstellingen voorop staan, worden grondprijzen laag gehouden tussen gemeenten veroorzaakte lage prijsstelling en (vaak) overaanbod, mag een bedrijventerreinenbeleid niet langer aan alleen de gemeenten worden overgelaten. Regionale samenwerking moet door hogere overheden worden bewerkstelligd. Als de argumenten daarvoor bij lokale besturen niet overkomen, moet regionale samenwerking worden afgedwongen. Kwalitatieve raming in Limburg De provincie Limburg is in het Provinciaal Omgevingsplan 2006 afgestapt van zeer uitvoerige kwantitatieve analyses en rekenmodellen waarmee in het verleden de planningsopgaven werden becijferd. Er is voor een kwalitatieve benadering gekozen. Bovendien is het thema tot werklocaties verbreed: niet alleen bedrijventerreinen, maar ook dienstenterreinen, locaties voor stedelijke recreatieve voorzieningen, onderwijsen campusmilieus. De concretisering geschiedt per regio, van onder op, in een interactief proces met de gemeenten en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. De uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn: de kwalitatieve vraag staat centraal en is een basis voor de programmering; kwantitatieve ramingen zijn ondersteunend, prioriteit ligt bij de ruimtebehoefte van de belangrijke economische clusters; accent op behoud en verbetering van de kwaliteit van bestaande locaties; nieuwe locaties alleen waar nodig, maar er is een voorkeur voor uitbreiding van bestaande terreinen, concentratie in stedelijk gebied; aandacht voor kwaliteit van inrichting en gebruik van de werklocaties: zorgvuldig ruimtegebruik, ruimtelijke uitstraling, bereikbaarheid, verstandig omgaan met water, energie, grondstoffen en afval; een (Eu)regionale aanpak. Evaluatie in Noord-Brabant De provincie Noord-Brabant heeft in een evaluatie van het bedrijventerreinenbeleid 2003-2006 aangegeven welke lessen zijn geleerd. De volgende constateringen zijn gedaan: kwalitatief goede bedrijventerreinen zijn van groot belang, de nadruk zou minder op kwantiteit en meer op kwaliteit moeten liggen; in de provincie is die verschuiving al geleidelijk merkbaar; de huidige manier van bedrijventerreinenplanning heeft een te kwantitatief karakter, ze biedt onvoldoende mogelijkheden om kwalitatieve kenmerken van bedrijventerreinen mee te laten tellen; ' de verschijningsvorm van bedrijventerreinen verandert en de scheiding met andere werklocaties vervaagt; het concept moet in de toekomst breder worden bezien, beter kan van werklocaties worden gesproken; clustering op basis van sectoren werkt in de praktijk vaak niet; ' er is toenemende aandacht voor veiligheid (sociale veiligheid, beveiliging); regionale samenwerking wordt steeds belangrijker.