Stedenbouwkundige voorschriften 16
ALGEMENE BEPALINGEN VERORDENEND TOELICHTING EN VISIE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 0.1. Verordenende kracht van de diverse elementen opgenomen in onderhavig RUP De grafische plannen en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (kolom 1 weergegeven op een grijze ondergrond) hebben verordenende kracht. De toelichting bij de voorschriften (kolom 2) dient als richtinggevende interpretatie van de voorschriften gelezen te worden. Deze kolom is bijgevolg niet verordenend. 0.2. Kleinschalige werken en constructies in functie van openbaar nut en/of milieutechnische ingrepen 0.2. kleinschalige werken en constructies in functie van openbaar nut en/of milieutechnische ingrepen. Werken en constructies in functie van openbaar nut en milieutechnische ingrepen kunnen in alle zones toegelaten worden voor zover de schaal en bouwkarakteristieken (inplanting, gabariet, materiaalgebruik, ) ervan geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving en de betreffende bestemmingszone. Vb. rioleringswerken, pompinstallaties, leidingen elektriciteit en gas, elektriciteitscabine, waterbuffering, e.d... 17
0.3. voorkomen Alle materialen en kleuren die worden gebruikt binnen dit plangebied moeten afgestemd worden op de aard, het karakter en de uitstraling van de site en de directe omgeving. Felle kleuren moeten geweerd worden. Het materiaal, gebruikt voor alle gebouwen en constructies, moet constructief en esthetisch verantwoord zijn. 0.3. voorkomen Afgestemd zijn op de aard, het karakter en de uitstraling van de directe omgeving: Er dient minstens een link te zijn met de omgeving. Deze link kan complementair, tegenstellend, materieel, historisch, esthetisch en/of cultureel zijn. 0.4. Landschappelijke inpassing Alle ingrepen, constructies en gebouwen dienen zo goed mogelijk landschappelijk ingepast te worden. Een maximale harmonie met de omgeving moet nagestreefd worden en de eigenheid van de directe omgeving dient te worden gerespecteerd en zo mogelijk versterkt. 0.4. landschappelijke inpassing Landschappelijke inpasbaarheid kan bevorderd worden door een gerichte groenaanleg en verantwoord materiaalgebruik. Ook de onderlinge samenhang van de verschillende componenten binnen de site kan de landschappelijke inpasbaarheid bevorderen. 0.5. inrichtingsplan Een globaal inrichtingsplan dient te worden opgemaakt voor de volledige site. Elke stedenbouwkundige vergunning dient te kaderen binnen dit globaal inrichtingsplan. Het inrichtingsplan geeft duidelijkheid over - de inplanting van de gebouwen - de verhardingen - de verkeersafwikkeling op en rond de site - de groenaanleg en landschappelijke inkleding van alle constructies en gebouwen - Op vandaag bestaat een inrichtingsplan (Basisplan van 08.10.2009 opgemaakt door Soresma in opdracht van Aquafin. Projectnr. 20.295) voor de site. Dit inrichtingsplan zal als kader fungeren voor elke af te leveren stedenbouwkundige verordening, tot dit inrichtingsplan wordt vervangen door een actueler inrichtingsplan. 18
0.6. waterbeheersing droogweerafvoer : alle gebouwen moeten aangesloten zijn op het rioleringsnet. regenwaterafvoer : Alle overtollige oppervlaktewater moet vertraagd afgevoerd worden naar de effluentleiding. Op eigen terrein dient voldoende buffercapaciteit aanwezig te zijn. Het bufferend vermogen moet dermate groot zijn dat een vertraagde afvoer kan geregeld worden. Bij aanleg van ondergrondse constructies, dient de impact op het grondwater tot een minimum te worden beperkt. 19
GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN EN NUTSVOORZIENINGEN (VCRO art.2.2.3. 2) ZONE 1 VOOR WATERZUIVERINGSINSTALLATIE VERORDENEND TOELICHTING STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 1.1. bestemming De zone is bestemd voor alle nodige voorzieningen in functie van een KWZI, kleinschalige waterzuiveringsinstallatie. 1.1. bestemming Het voorziene waterzuiveringsstation voorziet in zowel primaire (zeven), secundaire (biologische zuivering)als tertiaire (rietvelden) zuivering. De verordenende bestemmingsvoorschriften impliceren dus ook alle logistieke functies en ingrepen ten behoeve van de waterzuivering. 1.2. inrichting bebouwing De maximale bebouwde oppervlakte is 400m² Alle gebouwen en/of bouwwerken hebben een maximale hoogte van 3,50m. Het referentiepeil voor alle hoogtebepalingen is de hoogte van de as van de Blasiusstraat. Uitz. Voor technische installaties kan hierop een uitzondering worden gemaakt 1.2. inrichting Bebouwde oppervlakte = de verticale projectie van de bebouwing en andere vergunningsplichtige constructies op het maaiveld. ter info : voorziene bebouwde oppervlakte volgens inrichtingsplan = ca.327m² voorbeelden van deze technische installaties kunnne zijn: antennes, veiligheidsleuningen, schouwen,.. Verhardingen verhardingen 20
Alle verhardingen samen hebben een maximale oppervlakte van 250m². ter info : voorziene verharde oppervlakte volgens inrichtingsplan = ca.166m² De verhardingen dienen waterdoorlatend te zijn. Van deze regel kan worden ofgeweken omwille van milieutechnische redenen. niet limitatieve lijst van waterdoorlatende verhardingen: - dolomiet - kleinschalige materialen op zand - gestabiliseerd gazon - kiezel en steenslag -.. De interne wegenis van en naar de eigenlijke slibverwerking dient omwille van vervuilingsaspecten in niet-waterdoorlatende materialen te worden uitgevoerd. 1.3. ontsluiting 1.3. ontsluiting De ontsluiting van de site voor het waterzuiveringsstation dient te gebeuren via een rechtstreekse aansluiting op de Blasiusstraat. Maximaal 1 ontsluitingspunt is toegelaten. 1.4. parkeervoorzieningen 1.4. parkeervoorzieningen Alle nodige parkeervoorzieningen dienen aanwezig te zijn binnen de zone. De parkeerruimte moet zodanig worden georganiseerd dat draaien en manoeuvreren eveneens volledig binnen de zone kan afgehandeld worden. 21
GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN EN NUTSVOORZIENINGEN (VCRO art.2.2.3. 2) ZONE 2 BUFFERZONE VERORDENEND TOELICHTING STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 2.1. bestemming Deze zone is bestemd voor de buffering van het waterzuiveringsstation ten opzichte van de omgeving. De bufferzone dient: - de waterzuiveringsinstallatie te onttrekken uit het zicht vanuit het open agrarisch gebied - de waterzuiveringsinstallatie te integreren in zijn omgeving. 2.2. inrichting Binnen deze zone zijn geen verhardingen toegelaten met uitzondering van de ontsluitingsweg. 2.1. bestemming 2.2 inrichting In functie van de ontsluiting naar de Blasiusstraat wordt maximaal 30m² verharding toegelaten. Van deze bepaling kan worden afgeweken indien de noodzaak kan worden aangetoond, bijvoorbeeld omwille van bochtstraten van vrachtwagens. De bufferzone dient volledig te worden aangeplant met een mengeling van streekeigen heesters, planten en hoogstammige bomen. De aanplanting dient een continu karakter te hebben en moet zijn bufferend vermogen ook tijdens de wintermaanden behouden. bomen en heesters die ook in de periode hun bufferend vermogen behouden zijn ofwel soorten die geen blad-(naald-)verlies hebben ofwel soorten waarvan de dode bladeren pas worden afgestoten na het wassen van een nieuw blad (hagebeuk, eik, e.d.) Deze soorten hebben een verminderd bufferend 22
vermogen in de herfst en winter, doch ze verzachten nog altijd de impact van constructies/gebouwen op de open riumte. De aanplantingen van de bufferzone kunnen maximaal één keer worden onderbroken in functie van de ontsluitingsweg naar de Blasiusstraat. 23
GEMEENSCHAPSVOORZIENINGEN EN NUTSVOORZIENINGEN (VCRO art.2.2.3. 2) SCHEMATISCHE ONTSLUITING VERORDENEND TOELICHTING STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN 2.3. bestemming Deze aanduiding stelt de ontsluiting van het terrein voor. Er mag slechts 1 ontsluiting genomen worden. 2.1. bestemming 2.4. inrichting De ontsluiting heeft een maximale breedte van 4m. 2.2 inrichting In functie van de ontsluiting naar de Blasiusstraat wordt maximaal 30m² verharding toegelaten. Van deze bepaling kan worden afgeweken indien de noodzaak kan worden aangetoond, bijvoorbeeld omwille van bochtstraten van vrachtwagens. 24