Thema: Wat is economie? vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. https://maken.wikiwijs.nl/62261

Vergelijkbare documenten
Inkomen en economie vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Het nationaal inkomen vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema: Wat is economie? vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Geld en economie vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Geld en economie vmbo-b34

Thema: Wat is economie? vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema: Wat is economie? vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Economie en welvaart vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Geld en economie vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Huis te koop vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema: Arbeidsmarkt vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Arbeidsovereenkoms vmbo-b34

Aanbod van arbeid vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Grammatica - Scheidbare werkwoorden vmbo-kg12

Thema: Machten en wortels vmbo-kgt12

Kenmerken ontwikkelingslanden vmbo-kgt34

Spreken - Spreekbeurt vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Inkomsten overheid vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Spelling - Hoofdletters vmbo-kg12

Koopkracht en inflatie vmbo12

Hoeveel kan ik lenen? vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Inkomsten overheid vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Grondstof tot eindproduct vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Banken vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Armoede in Nederland vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Lenen vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Wat doe je met je geld? vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Kenmerken ontwikkelingslanden vmbo-b34

Schrijven - Krant vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Olympisch stadion vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Europese Unie vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Spreken - Feedback HV12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Koopgedrag vmbo-kgt34

Koopgedrag vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Lezen - Bruikbaarheid van teksten vmbo-kg12

Trade not aid hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Budgetteren vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Spreken - Discussie en debat vmbo-kg12

Ruimte voor de rivier vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Overheid en economie vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Uitgaven overheid vmbo12

De Nijl overstroomt vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Geld en betalen vmbo12

Arm en rijk in China vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Wonen - Huis te koop. VO-content StudioVO. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Conjuncturele werkloosheid vmbo-kgt34

Thema: Omtrek en oppervlakte vmbo-kgt12

Wat is het geld waard? vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Koopkracht en inflatie vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Dagtoerisme vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Belastingsysteem vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Tekort of overschot vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Soorten werk vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema 09: Procenten vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Inkomsten en uitgaven vmbo-b34

Grammatica - Scheidbare werkwoorden HV12

Inkomsten en uitgaven vmbo-b34

Olympisch stadion vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Een logo voor de OS vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Grammatica - Bijwoord vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema: Informatie verwerking 1 vmbo-b34

Lezen - Tekstverband vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Reis door Europa vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Handel met het buitenland vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Spelling - Leestekens HV12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Armoede in Nederland hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Jongeren vmbo-b34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Grammatica - Zelfstandig naamwoord vmbo-kg12

Voetafdruk hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Europa - Europese Unie. VO-content StudioVO. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Voetafdruk vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Budgetteren vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Extra vmbo-b34-2. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Thema: Vakantie vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Schrijven - Zakelijke brief vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema 08: Hoeken vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema 17: Cirkel vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Vormen van werkloosheid vmbo-b34

Fictie - Boek of film vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Vaardigheden - Interview HV12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema: Rekenen 4 vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Thema 15: Vergelijkingen vmbo-b12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Arm en rijk in China hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Werkgelegenheid vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Grammatica - Werkwoordelijk gezegde HV12

Polen in Nederland vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Budgettering vmbo12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Verzet tegen kinderarbeid hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Een logo voor de OS vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Door de eeuwen heen vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Lezen - Leesstrategie vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Uitgaven overheid vmbo12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Vicieuze cirkel vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Grammatica - Werkwoordelijk gezegde vmbo-kg12

Ondernemingsvormen. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Thema: Hoeken vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Thema: Dieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Reizen en vakantie - Toerisme. VO-content StudioVO. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Koopgedrag vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Diversiteit hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Transcriptie:

Auteur VO-content Laatst gewijzigd 20 oktober 2016 Licentie CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Webadres https://maken.wikiwijs.nl/62261 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.

Inhoudsopgave Inleiding - Wat is economie? Thema Leerdoelen Werkplan Geld en economie Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 Extra Antwoorden Economie en welvaart Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Inkomen en economie Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 Stap 7 Antwoorden Het nationaal inkomen Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Pagina 1

Stap 6 Stap 7 Eindopdracht Vooraf Stap 1 Stap 2 Stap 3 Begrippenlijst Wat is economie? Diagnostische toets Wat is economie? Examentraining Wat is economie? Verderkijker Wat is economie? Over dit lesmateriaal Pagina 2

Inleiding - Wat is economie? Thema Economie waar gaat het over? In dit eerste thema ga je op zoek naar het antwoord op de vraag 'Economie: waar gaat het over?' Geld speelt in de economie een belangrijke rol. Economen bestuderen hoe mensen omgaan met geld. Hoe mensen aan geld komen en welke keuzen ze maken bij het uitgeven van geld. Economen zijn ook geïnteresseerd in het inkomen van alle Nederlanders samen, het nationaal inkomen. Ze bekijken de oorzaken van inkomensverschillen en hoe deze verschillen vergroot of verkleind kunnen worden. De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'Inkomens in Nederland'. Je bestudeert een aantal bronnen, beantwoord een aantal vragen en maakt samen met een klasgenoot een poster met antwoord op de vraag: 'Zijn de inkomens in Nederland eerlijk verdeeld?' Je sluit het thema af met het maken van een diagnostische toets. Leerdoelen Pagina 3

Aan het eind van het thema moet je: een definitie van geld kunnen geven. weten wat het verschil is tussen welvaart en rijkdom. verschillende inkomstenbronnen kunnen noemen en het verschil weten tussen een primair inkomen en een secundair inkomen (inkomensoverdracht). het begrip nationaal inkomen kunnen omschrijven. weten welke oorzaken er zijn voor inkomensverschillen. voorbeelden kunnen geven van maatregelen van de overheid die nivellerend werken. voorbeelden kunnen geven van maatregelen van de overheid die denivellerend werken. Werkplan Het thema Wat is economie? bestaat uit een inleiding, vier opdrachten, een afsluitende opdracht, een begrippenlijst en een diagnostische toets. Pagina 4

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt. Download hier het Werkplan Wat is economie? Pagina 5

Geld en economie Vooraf Het dorp Veenkamp bestaat 500 jaar. Ter gelegenheid van dit 100ste lustrum is er een speciale zilveren herdenkingsmunt van 2,geslagen. Tijdens de Veenkampse feestweek kan bij de winkeliers in Veenkamp en op het festivalterrein met de herdenkingsmunt worden betaald. Caroline heeft na afloop van de feestweek nog enkele herdenkingsmunten over. Ze wil in de schoolkantine een gevulde koek kopen met zo'n munt. Wat denk jij? Zal de herdenkingsmunt in de schoolkantine geaccepteerd worden? Waarom wel of waarom niet? Bespreek je antwoord met een klasgenoot. Bekijk ook onderstaande videoclip van SchoolTV. Video: De ideale munt Aan het eind van deze opdracht kun je: geld definiëren. uitleggen waarom het tijdens de lessen economie over veel verschillende onderwerpen kan gaan. werken met grote getallen op je rekenmachine. Activiteiten Stap Groepsgrootte Activiteit Stap 1 Alleen Vragen beantwoorden over de euro. Stap 2 Alleen + samen Krantenkoppen vergelijken en bespreken met een klasgenoot. Stap 3 Alleen Vragen beantwoorden over de verschillende onderwerpen tijdens de lessen economie. Pagina 6

Stap 4 Alleen + samen Vragen beantwoorden en bespreken met een klasgenoot. Stap 5 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over grote getallen. Stap 6 Alleen Vragen beantwoorden over grote getallen. Extra Alleen + samen Een poster met afbeeldingen van 7 economische onderwerpen maken op A3-formaat. Benodigdheden rekenmachine A3-formaat poster Tijd Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig. Stap 1 Een definitie van geld: Geld is een algemeen aanvaard betaalmiddel; iedereen accepteert het en je kunt er veel verschillende producten mee kopen. In Europa heeft een groot aantal landen dezelfde munt: de euro. Er zijn euro-bankbiljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro en euromunten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en van 1 en 2 euro. Beantwoord de volgende vragen: 1. Hoeveel verschillende euro-bankbiljetten zijn er? En hoeveel verschillende euromunten? 2. Tel de waarde van de verschillende euro-bankbiljetten bij elkaar op. Hoeveel euro is dat totaal? 3. Hoeveel euro is de totale waarde van de verschillende euromunten bij elkaar opgeteld? 4. Zijn alle munten van 2 euro in Europa hetzelfde? Pagina 7

Leg je antwoord uit. Controleer je antwoorden. Stap 2 Economie: Waar gaat het over? Iedere dag zie je berichten die met economie te maken hebben: Wat hebben deze vier krantenkoppen met elkaar gemeen? Bespreek je antwoord met een klasgenoot. Stap 3 Pagina 8

Economie: waar gaat het over? Tijdens de lessen economie komen veel verschillende onderwerpen aan de orde. In veel van die onderwerpen speelt geld een belangrijke rol. Denk maar aan: a inkomen b sparen en lenen e handel met het buitenland f belastingen c kopen van producten d verkopen van producten g milieu Bekijk het lijstje met begrippen hieronder. Zoek bij ieder begrip het juiste onderwerp uit het bovenstaande rijtje. 1 import en export 2 winst 5 overheid 6 geluidsoverlast 3 salaris 4 banken 7 reclame Als Gerda naar het bovenste rijtje kijkt, vraagt ze zich af of milieu wel in het rijtje economische onderwerpen thuis hoort. Maak met een voorbeeld duidelijk dat milieu met economie en met geld te maken heeft. Stap 4 Pagina 9

Economie en geld Door het gebruik van geld kunnen veel zaken gemakkelijker worden afgehandeld. Bekijk de zes vragen hieronder: 1. 2. 3. 4. 5. 6. Waarom is geld makkelijk als je denkt aan het uitbetalen van je salaris? Waarom is geld makkelijk als je denkt aan sparen? Waarom is geld makkelijk als je denkt aan lenen? Waarom is geld makkelijk als je denkt aan het kopen en verkopen van producten? Waarom is geld (de euro) makkelijk als je denkt aan handel met het buitenland? Waarom is geld makkelijk voor het innen van belastingen? Op de vragen hierboven kun je steeds (ongeveer) hetzelfde antwoord geven. Welk antwoord? Bespreek het antwoord met een klasgenoot. Stap 5 Grote getallen Pagina 10

In Nederland wonen ongeveer 16,7 (16.700.000) miljoen mensen. Het gemiddeld inkomen per Nederlander was in 2012 ongeveer 45.000,-. Om uit te rekenen hoeveel alle Nederlanders samen verdienen moet je 16.700.000 x 45.000,uitrekenen. 1. Bereken 16.700.000 x 45.000 op je rekenmachine. 2. Schrijf het antwoord voluit. Economen werken vaak met grote getallen. Sommige getallen zijn zo groot dat niet alle cijfers op je rekenmachine passen. Bestudeer de uitleg over grote getallen op StudioWiskunde: Grote getallen Maak nu de volgende sommen: 3. 350.000.000 x 20.000 = 4. 12.400.000.000.000 : 62.000 = 5. 32.000.000.000 + 900.000.000 = Stap 6 Nog meer grote getallen Maak de volgende twee opgaven. 1 In Nederland werken ongeveer 6,2 miljoen mensen. Het gemiddeld bedrag dat iemand die werkt aan loon- en inkomstenbelasting betaalt, is ongeveer 11.000,-. Bereken het bedrag dat de overheid jaarlijks binnenkrijgt aan loon- en inkomstenbelasting. 2 Nederland verdient veel geld aan de handel met Duitsland. De waarde van de export naar Duitsland bedraagt per jaar ongeveer 94,4 miljard. Bereken voor hoeveel euro er gemiddeld per Nederlander naar Duitsland wordt geëxporteerd. Ga uit van 16,7 miljoen Nederlanders. Controleer je antwoorden. Pagina 11

Extra Poster Tijdens de lessen economie komen veel verschillende onderwerpen aan de orde. In stap 3 staan zeven onderwerpen genoemd. Zoek bij al deze zeven onderwerpen een passende afbeelding. Maak met de afbeeldingen een poster op A3-formaat. Klaar? Vergelijk jouw poster met de posters van enkele klasgenoten. Zijn er duidelijke verschillen tussen jouw poster en de andere posters? Bespreek de verschillen met je klasgenoten. Succes. Antwoorden Pagina 12

Stap 1 1. 2. 3. 4. Er zijn 7 verschillende euro-bankbiljetten en 8 verschillende euromunten. 885, 3,88 Nee, ieder land heeft een eigen symbool op de euromunten. Stap 6-1 6.200.000 x 11.000 = 6,82 1010 Dat is dus iets meer dan 68 miljard. Stap 6-2 9,44 1010 : 1,67 107? 5,6 103 Dat is dus ruim 5,5 duizend euro per Nederlander. Pagina 13

Economie en welvaart Vooraf Stel je voor...... je bent jarig en je krijgt van een oom 100,-. Wat ga je kopen?... je krijgt geen 100,- maar 1000,-. Wat koop je nu?... je wint in de Staatsloterij 100.000,-. Wat is het eerste dat je koopt? In het vak economie gaat het om kiezen. Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden. Wat denk jij? Moet iedereen keuzes maken? Wat bepaalt welke keuzes je maakt? Is veel geld keuze nummer één. Of gaat het juist niet om geld, maar alleen om wat je met dat geld kunt doen? Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Aan het eind van deze opdracht kun je: een definitie geven van de begrippen behoeften en middelen en weet je waarom je moet kiezen. uitleggen wat bedoeld wordt met welvaart en weet je het verschil tussen welvaart en welzijn. voorbeelden geven van vrije- en economische producten. uitleggen wanneer economen producten schaars noemen. Activiteiten Stap Groepsgrootte Activiteit Stap 1 Alleen + samen Informatie lezen, vragen beantwoorden en vergelijken over primaire en secundaire behoeften. Stap 2 Alleen + samen Vraag beantwoorden en vergelijken over primaire producten. Pagina 14

Stap 3 Alleen Vragen beantwoorden over keuzes maken. Stap 4 Alleen Vragen beantwoorden over welvaart. Stap 5 Alleen Vragen beantwoorden over verschillende soorten producten. Benodigdheden Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig. Tijd Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig. Stap 1 In het vak economie staat kiezen centraal. Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden. Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel. KB: Primaire en secundaire behoeften Bekijk de volgende producten. Bedenk van ieder product of het tot de primaire of tot de secundaire behoeften behoort. Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde antwoorden? Bespreek eventuele verschillen. Stap 2 Pagina 15

Behoeften In de tabel zie je de jaaruitgaven van een gezin. Uitgaven Voeding bedrag 4.430,- Kleding en schoenen 9.600,- Hygiëne en geneeskundige verzorging 2.120,- Ontspanning 6.420,- Overige bestedingen 1.030,- Totaal 23.600,- Bereken hoeveel procent van de totale uitgaven wordt uitgegeven aan primaire producten. Rond je antwoord af op een geheel getal. Wat denk je? Heeft iedereen in de klas hetzelfde antwoord? Leg uit waarom er verschillende antwoorden mogelijk zijn. Stap 3 Pagina 16

Kiezen Omdat je behoeften groter zijn dan je middelen moet je keuzes maken. Verschillende mensen hebben verschillende behoeften en zullen daarom andere keuzes maken. Ouderen hebben veelal andere behoeften dan jongeren. 1. Bedenk nog twee voorbeelden waarbij behoeften verschillen tussen groepen mensen. Jij bent niet de enige die steeds moet kiezen. Ook de overheid moet voortdurend keuzes maken. Uit de krant: 2. Waarom moet de overheid steeds kiezen? 3. Waar moet de regering, volgens jou, het extra geld dat binnenkomt aan uitgeven. Leg je antwoord uit. Niet ieder keuzeprobleem is een economisch probleem. Zijn de volgende keuzeproblemen, volgens jou, economische problemen? Leg je antwoord uit. 4. Je twijfelt tussen het kopen van een trui of een cd. 5. Je twijfelt tussen naar de film gaan of thuisblijven. 6. Je twijfelt tussen huiswerk maken of televisie kijken. Stap 4 Pagina 17

Welvaart Een bekend spreekwoord luidt: "Geld maakt niet gelukkig." Soms wordt het spreekwoord als volgt uitgebreid: "Geld maakt niet gelukkig, maar het is wel handig als je er veel van hebt." 1. Ben jij het eens met de uitbreiding van het spreekwoord? De mate waarin jij in je behoeften kunt voorzien, noem je je welvaart. Je welvaart wordt voor een deel bepaald door de hoeveelheid geld waarover je beschikt. Met het geld dat je hebt, kun je producten kopen die je wilt hebben. Een ander deel van je welvaart wordt bepaald door je geluksgevoel, je welzijn. 2. Gebruik de woorden 'middelen' en 'behoeften' om uit te leggen dat de meeste mensen in Nederland welvarender zijn dan de meeste mensen in een arm land in Afrika. Stap 5 Pagina 18

Hieronder zie je twee rijtjes producten: lucht aardappelen zonlicht cd-speler vriendschap kapper regenwater vliegreis 1. Wat is het verschil tussen de producten in beide rijtjes? Producten kun je onderverdelen in: vrije producten: producten waar je vrij over kunt beschikken, zoals bijv. zonlicht. economische producten: producten die geld kosten. Economische producten worden door de overheid of door bedrijven geleverd. Bij het kopen van economische producten moet je keuzes maken. Economische producten zijn daarom schaars. 2. Gaat het in de economie vooral over vrije producten of over economische producten? Leg je antwoord uit. 3. Is drinkwater in Nederland een schaars product? Leg je antwoord uit. Pagina 19

Inkomen en economie Vooraf Rosa Hilgers is gediplomeerd kapster. Ze is op zoek naar werk. Ze ziet de volgende twee advertenties in de krant staan. Wat denk jij? Op welke advertentie zal Rosa reageren? Schrijf ook op waarom je denkt dat Rosa voor die advertentie kiest. Bespreek je keuze met een klasgenoot. Aan het eind van deze opdracht kun je: verschillende inkomstenbronnen noemen. rekenen met procenten. uitleggen wat het verschil is tussen een primair inkomen en een secundair inkomen voorbeelden noemen van een primair inkomen en een secundair inkomen. voorbeelden van inkomens in natura noemen. Activiteiten Stap Groepsgrootte Activiteit Stap 1 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over verschillende inkomstenbronnen. Stap 2 Alleen Vragen beantwoorden over vakantiegeld. Stap 3 Alleen Informatie lezen en vragen beantwoorden over procenten. Stap 4 Alleen Vragen beantwoorden over procenten. Stap 5 Alleen Informatie lezen en de website van de belastingdienst bezoeken. Stap 6 Alleen Informatie lezen, een advertentie bekijken en vragen beantwoorden over vormen van inkomen. Stap 7 Alleen Toets 'Inkomen en economie' maken. Benodigdheden Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig. Tijd Pagina 20

Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig. Stap 1 Inkomstenbronnen Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel. KB: Inkomstenbronnen Welke inkomstenbron herken je in de volgende drie gevallen? Kies uit winst, loon of huur. 1 Meneer Van Bolderen werkt als steward bij een luchtvaartmaatschappij. Hij verdient 1800,- per maand. 2 Gerda Scheringa heeft een eigen schoenenzaak. Hoeveel zij per maand verdient, hangt af van het aantal schoenen dat ze verkoopt. 3 John Alberts is de eigenaar van een flatgebouw. In het flatgebouw huren 40 gezinnen een woning. Stap 2 Pagina 21

Vakantiegeld Mevrouw Haugee werkt als onderwijsassistent op een basisschool. Zij verdient 1000,- per maand. Daarnaast krijgt zij per jaar 960,- aan vakantiegeld. Mevrouw Van Gooi werkt als conrector op een middelbare school. Zij verdient 4000,- per maand. Zij krijgt per jaar 3840,- aan vakantiegeld. 1. Waarom krijgt mevrouw van Gooi een groter bedrag aan vakantiegeld dan mevrouw Haugee? 2. Vergelijk het bedrag aan vakantiegeld met de hoogte van het inkomen. Kun je zeggen dat mevrouw Van Gooi in verhouding meer vakantiegeld krijgt dan mevrouw Haugee? Als je in loondienst werkt, krijg je naast je loon vakantiegeld. Ook als je vakantiewerk doet, heb je recht op vakantiegeld. Het bedrag aan vakantiegeld dat je krijgt is meestal een percentage van je inkomen. Stap 3 Procenten Rente is een vorm van inkomen uit bezit. Pagina 22

Je zet bijvoorbeeld spaargeld op de bank en krijgt als vergoeding rente. De hoeveelheid rente is meestal een percentage van je spaargeld. Voorbeeld Jeroen heeft 1200,- op zijn bankrekening staan. Hij krijgt 5% rente per jaar, Na een jaar krijgt hij dan 60,- aan rente. Hij heeft dan 1260,- op zijn rekening staan. Ga na of dat klopt. Vind je het rekenen met procenten lastig? Kijk dan eens op StudioWiskunde: Rekenen met procenten. Bereken de volgende bedragen: 1. 13% van 2.400,2. 62% van 23.120,3. 5,5% van 45.500,Controleer je antwoorden. Stap 4 Rekenen met procenten Maak nu de volgende twee opgaven: 1 Jorrick Opdam verdient 2400,- per jaar. Daarnaast krijgt hij 8% vakantiegeld. Hoeveel verdient Jorrick in het totaal per jaar? 2 Ingeborg van de Velde heeft 3000,- op haar bankrekening staan. De bank geeft 4% rente per jaar? a. Hoeveel rente krijgt Ingeborg na het eerste jaar? b. Hoeveel staat er dan op haar rekening? Ingeborg laat haar geld plus de rente op haar rekening staan. c. Hoeveel rente krijgt Ingeborg na het tweede jaar? Pagina 23

d. Hoeveel staat er dan op haar rekening? Stap 5 Primair inkomen en secundair inkomen Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel. KB: Inkomstenbronnen Een inkomen uit arbeid, bezit of een eigen bedrijf noem je een primair inkomen. Kindertoeslag, huurtoeslag en een bijstandsuitkering zijn voorbeelden van secundaire inkomens of inkomensoverdrachten. Iedereen die een groot deel van het inkomen kwijt is aan de huur van een woning kan in aanmerking komen voor huurtoeslag. De toeslag geldt als een tegemoetkoming in de kosten die je moet betalen voor de huur van de woning. Ga naar het deel over huurtoeslag op de website van de belastingdienst en zoek uit wanneer iemand recht heeft op huurtoeslag. Stap 6 Pagina 24

Inkomen in natura Bekijk de advertentie hiernaast. Johan solliciteert op de baan en wordt aangenomen. Volgens Johan gaat hij meer dan 32.400,- per jaar verdienen. Heeft Johan gelijk? Leg je antwoord uit. Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel. KB: Inkomstenbronnen Ahmed Gocan werkt als conducteur bij de spoorwegen. Zijn inkomen is 1842,- per maand. Daarnaast hebben hij en zijn gezin vrij reizen met de trein. 1. Het vrij reizen voor Ahmed en zijn gezin wordt gezien als een vorm van inkomen. Hoe wordt deze vorm van inkomen genoemd? 2. Sommige collega's van Ahmed hebben liever een hoger inkomen in euro's dan vrij reizen. Kun je bedenken waarom? Stap 7 Toets De opdracht sluit je af met een toets. De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen. Probeer alle vragen goed te beantwoorden. Succes. Pagina 25

Inkomen en economie kn.nu/azv8d 1 Kies de juiste woorden. Een...1... heeft één of meer...2... in dienst. a. 1 = werkgever, 2 = werknemers b. 1 = werknemer, 2 = werkgevers 2 Als je werkt bij de overheid ben je een ambtenaar. Wat klopt? a. Overheid is werkgever, ambtenaar is werknemer b. Overheid is werknemer, ambtenaar is werkgever 3 Je ziet twee afspraken uit een arbeidsovereenkomst. Welke afspraak behoort tot de primaire arbeidsvoorwaarden? a. Het loon bedraagt 1440,- per maand. b. De reiskostenvergoeding is 80,- per maand. 4 Je ziet twee afspraken uit een arbeidsovereenkomst. Welke afspraak behoort tot de primaire arbeidsvoorwaarden? a. Je het 25 vakantiedagen per jaar. b. Je werkt 36 uur per week. 5 In een arbeidsovereenkomst worden afspraken gemaakt over de duur van de overeenkomst. Hoe noem je een overeenkomst voor één jaar? a. proeftijd b. jaarcontract 6 Hoe noem je de periode tussen het moment van opzeggen en het moment van vertrekken. a. proeftijd b. opzegtermijn Pagina 26

7 Hoe noem je de periode waarin een werknemer of werkgever de arbeidsovereenkomst zonder opzegtermijn kunnen beëindigen? a. proeftijd b. jaarcontract 8 Als een werkgever een werknemer direct ontslaat omdat de werknemer steelt, spreek je van a. ontslag op staande voet b. ontslag met een reden 9 Waar of niet waar? Te vaak te laat komen, is een reden voor een werkgever om de werknemer op staande voet te ontslaan. a. waar b. niet waar Antwoorden Stap 3 1. 13% van 2.400,- = 312,2. 62% van 23.120,- = 14.334,40 3. 5,5% van 45.500,- = 2.502,50 Pagina 27

Het nationaal inkomen Vooraf In veel landen is het gebruikelijk om allerlei economische gegevens over de situatie in dat land te verzamelen. Deze gegevens worden dan jaarlijks gepubliceerd. In Nederland wordt dat gedaan door het Centraal Bureau voor de Statistiek, zie www.cbs.nl. Wat denk jij? Waarom is het zinvol voor een land om economische gegevens te verzamelen? Bespreek je antwoorden met een klasgenoot. Aan het eind van deze opdracht kun je: uitleggen wat bedoeld wordt met het nationaal inkomen van een land. uitleggen hoe je het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking uitrekent en begrijp je dat het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking een maat voor de welvaart van een land is. verschillende oorzaken voor inkomensverschillen noemen. uitleggen wat bedoeld wordt met nivelleren en denivelleren. overheidsmaatregelen noemen die een (de)nivellerend effect hebben. Activiteiten Stap Groepsgrootte Activiteit Stap 1 Alleen Vragen beantwoorden over het nationaal inkomen. Stap 2 Alleen Vragen beantwoorden over welvaart en het nationaal inkomen. Stap 3 Alleen Vragen beantwoorden over inkomensverschillen. Stap 4 Alleen + samen Vragen beantwoorden en bespreken over inkomensverschillen. Pagina 28

Stap 5 Alleen Vragen beantwoorden en bespreken over nivelleren en denivelleren. Stap 6 Alleen Vragen beantwoorden en bespreken over belasting. Stap 7 Alleen Een stukje uit de schoolkrant beargumenteren. Benodigdheden Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig. Tijd Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig. Stap 1 Het nationaal inkomen Het nationaal inkomen van een land is de som van alle in één jaar verdiende inkomens door de inwoners van het land. Het nationaal inkomen in combinatie met het aantal inwoners van een land is een manier om de welvaart van een land weer te geven. In de tabel zie je van een aantal 'Eurolanden' het nationaal inkomen en het aantal inwoners in 2011. Land Nationaal inkomen Aantal inwoners Spanje 1.120.000.000.000,- 45.100.000 Italië 1.836.000.000.000,- 58.100.000 Frankrijk 2.216.000.000.000,- 63.700.000 Duitsland 2.907.000.000.000,- 82.400.000 België 395.000.000.000,- 10.600.000 Nederland 630.000.000.000,- 16.400.000 Pagina 29

1. Welk land had het hoogste nationaal inkomen? 2. Zoek uit welk land het hoogste nationaal inkomen per hoofd van de bevolking had. Stap 2 Welvaart en nationaal inkomen Het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking zegt iets over de welvaart in een land. Bekijk de gegevens in de tabel. Land Nationaal inkomen Nederland 630.000.000.000,- 16.400.000 Indonesië 819.300.000.000,- 190.000.000 Rwanda 1. 2. 3. 4. 1.650.000.000,- Aantal inwoners 7.600.000 Welk land heeft het hoogste nationaal inkomen? Is het land met het hoogste nationaal inkomen ook het welvarendst van deze drie landen? Bereken van ieder land het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking. Is het land met het hoogste nationaal inkomen per hoofd van de bevolking het welvarendst van deze drie landen? 5. In België bedroeg in 2009 het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking ongeveer 36.000,-. In Nederland was het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat jaar ongeveer 39.000,-. En in Luxemburg wat het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking dat jaar ongeveer 75.000,-. Volgens Joost bedraagt het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de Benelux (België, Nederland en Luxemburg) ongeveer 50.000,-. a. Hoe komt Joost aan dat bedrag? b. Heeft Joost gelijk? Leg je antwoord uit. 6. In Portugal bedroeg het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in 2009 ongeveer 21.700,-. Dat was ongeveer 70% van gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de Pagina 30

Europes Unie (EU). Bereken het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking in de EU. Stap 3 Inkomensverschillen In Nederland is het inkomen per hoofd van de bevolking ongeveer 40.000,-. Dat betekent niet dat iedereen 40.000,- verdient. Hieronder zie je enkele oorzaken voor inkomensverschillen. scholing ervaring mate van verantwoordeljkheid leeftijd zwaarte van het werk Welke oorzaak/oorzaken voor het inkomensverschil vind je in de volgende zinnen? 1. Ronald is 16 jaar en verdient het minimumloon. Zijn vader doet hetzelfde werk, maar verdient 3x zoveel. 2. Een chirurg doet 15 operaties per week. Zijn assistente houdt bij wanneer de patiënten aan de beurt zijn. 3. Een piloot van een Boeing 747 heeft een langere opleiding moeten volgen dan een stewardess. 4. Werknemers die 's nachts moeten werken krijgen daarvoor een toeslag op hun loon. Stap 4 Pagina 31

Inkomensverschillen terecht of niet? In stap 3 heb je vijf verschillende oorzaken voor inkomensverschillen gezien: scholing ervaring mate van verantwoordeljkheid leeftijd zwaarte van het werk Wat vind jij? 1. Kies één oorzaak uit en leg uit waarom jij het terecht vindt dat er daardoor inkomensverschillen zijn. 2. Is er ook een oorzaak waarvan jij vindt dat het onterecht is dat er daardoor inkomensverschillen zijn? Bespreek de antwoorden met een klasgenoot. Stap 5 Pagina 32

Nivelleren en denivelleren Een van de doelen van het beleid van de overheid is een rechtvaardige inkomensverdeling. Dat wil zeggen dat de inkomensverschillen niet te groot mogen worden. Het verkleinen van het verschil tussen de hoge inkomens en de lage inkomens noem je nivelleren. Het vergroten van het verschil tussen de hoge inkomens en de lage inkomens noem je denivelleren. Bekijk de volgende drie maatregelen. Werken de maatregelen nivellerend of juist denivellerend? Leg je antwoord steeds uit. 1. Het verhogen van de uitkeringen voor mensen met een laag inkomen. 2. Het extra belasting heffen op de hogere inkomens. 3. Het verlagen van de huurtoeslag. Bespreek de antwoorden met een klasgenoot. Stap 6 Pagina 33

Belasting betalen Meneer Brouwer verdient 2000,- per maand. Mervrouw Cornelissen verdient twee keer zoveel, dus 4000,-. Meneer Brouwer en mevrouw Cornelissen moeten allebei nog belasting betalen. In welk geval of in welke gevallen is er sprake van een nivellering van het inkomensverschil door de belastingheffing? A. Meneer Brouwer en mevrouw Cornelissen betalen allebei 500,- belasting. B. Meneer Brouwer betaalt 500,- belasting en mevrouw Cornelissen betaalt 700,- belasting. C. Meneer Brouwer betaalt 500,- belasting en mevrouw Cornelissen betaalt 1000,- belasting. D. Meneer Brouwer betaalt 500,- belasting en mevrouw Cornelissen betaalt 1400,- belasting. Bespreek ook nu je antwoord met een klasgenoot. Stap 7 Economiedocent boos Uit de schoolkrant: Vind jij dat deze economiedocent terecht boos is? Pagina 34

Noem argumenten om je mening te ondersteunen. Pagina 35

Eindopdracht Vooraf Inkomensverschillen in Nederland Een voetballer van Ajax verdient veel meer dan de minister-president. De directeur van AH verdient wel 100 keer het salaris van een cassière. Zijn die inkomensverschillen te groot of juist te klein? Bekijk onderstaand filmfragment. De eindopdracht van het thema 'Wat is economie?' is een onderzoek naar inkomensongelijkheid in Nederland. Eindproduct Je maakt samen met een klasgenoot een poster. Op de poster komt een staafdiagram 'Inkomensverdeling' en antwoord op de vraag: 'Zijn de inkomens in Nederland eerlijk verdeeld?' Beoordeling De poster wordt beoordeeld door de docent. De docent let op: de inhoud: is het staafdiagram op de poster juist? de inhoud: geeft de poster antwoord op de vraag 'Zijn de inkomens in Nederland eerlijk verdeeld?' de originaliteit: is de poster origineel? de netheid: is de poster met zorg gemaakt? Werkwijze Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot. Voor de opdracht heb je twee uur de tijd. Stap 1 Pagina 36

Inkomens in Nederland Bekijk de bron 'Inkomens in Nederland'. Aantal gezinnen Gemiddeld inkomen 1.460.000 14.500,1.460.000 28.800,- 1.460.000 45.300,- 1.460.000 67.800,- 1.460.000 123.200,- Bekijk ook de bron 'Salarissen'. In die bron zie je van een aantal beroepen het jaarinkomen. Pagina 37

beroep Arts jaarinkomen 91.000,- beroep Gezinsverzorgster jaarinkomen 19.000,- Automonteur 16.500,- Groenteman, eigen bedrijf 31.000,- Bakker, eigen bedrijf 32.000,- Hartchirurg 195.000,- Bedrijfsleider 65.000,- Journalist 39.000,- Buschauffeur 19.700,- Kapster 24.500,- Conrector school VO 52.000,- Kolonel landmacht 70.000,- Dierenarts 68.000,- Leraar vmbo 40.000,- Dierenartsassistent 19.000,- Notaris 142.000,- Fysiotherapeut 49.000,- Popmpbediende 14.500,- Verpleegkundige 27.500,- Gezagvoerder Boeing 198.000,- Download het werkblad Inkomens in Nederland. Op de eerste pagina zie je een lege tabel. Combineer de bron 'Inkomens in Nederland' met de bron 'Salarissen'. Zoek bij verschillende inkomensgroepen een aantal voorbeelden van beroepen. Schrijf de voorbeelden op in tabel 1. Stap 2 Inkomens in Nederland Ook de volgende opdrachten gaan over tabel in de bron 'Inkomens in Nederland'. Pagina 38

Aantal gezinnen Gemiddeld inkomen 1.460.000 14.500,1.460.000 28.800,- 1.460.000 45.300,- 1.460.000 67.800,- 1.460.000 123.200,- Bekijk tabel 2 op het werkblad Inkomens in Nederland. In de tabel zie je dat de 20% gezinnen met het laagste gemiddeld inkomen samen een inkomen hebben van 21.170.000.000,-. Ga na of dat klopt. Vul de kolom 'Totaal inkomen' verder in. Controleer of het totaal klopt. Je ziet in de tabel ook dat de 20% gezinnen met het laagste gemiddeld inkomen samen 5,2% van het totale inkomen verdienen. Ga na of dat klopt. Vul nu ook de laatste kolom verder in. Op de tweede pagina van het werkblad zie je een begin van een staafdiagram over de verdeling van de inkomens in Nederland. Maak het staafdiagram verder af. Stap 3 Eindproduct Pagina 39

Je gaat aan de slag met het eindproduct: een poster over de inkomensverdeling in Nederland. Op de poster komt in ieder geval: Titel Schrijf bovenaan de titel. Tabel Geef de tabel die je in stap 1 gemaakt hebt een plaatsje op de poster. Kleedt de tabel aan met afbeeldingen. Diagram Geef het diagram dat je in stap 2 gemaakt hebt een plaatsje op de poster. Conclusie Geef op je poster jouw antwoord op de vraag: 'Zijn de inkomens in Nederland eerlijk verdeeld?'. Klaar? Laat je poster beoordelen door je docent. Pagina 40

Begrippenlijst Wat is economie? geld algemeen aanvaard betaalmiddel. inkomstenbronnen manieren om een inkomen te verkrijgen. behoeften alles wat je nodig hebt of wilt hebben. primair inkomen inkomen waarvoor je een prestatie hebt geleverd. middelen alles waarmee je in je behoeften kunt voorzien. secundair inkomen inkomen waar je geen prestatie voor geleverd hebt. welvaart de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien. inkomen in natura inkomen dat in goederen of diensten is betaald. economie gaat over kiezen. Economen bestuderen hoe wordt omgegaan met geld. nationaal inkomen som van de inkomens van alle inwoners van één land in één jaar. vrije producten producten waarvoor je niet hoeft te betalen. inkomensverschillen niet iedereen verdient evenveel. economische producten producten waar je wel voor moet betalen. nivelleren het verkleinen van inkomensverschillen. schaars producten zijn schaars als je er voor moet betalen. denivelleren het vergroten van inkomensverschillen. Pagina 41

Diagnostische toets Wat is economie? Het thema 'Wat is economie?' sluit je af met een diagnostische toets. De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen. Aan de eind van de toets zie je je score. Bij een score van ongeveer 80% heb je een voldoende. Aan het eind van je toets kun je van de vragen die je fout had, zien wat het goede antwoord was. Succes. Wat is economie? kn.nu/d6f9t 1 Producten kun je onderverdelen in economische producten en vrije producten. Kruis de vrije producten aan. Meerdere antwoorden mogelijk. a. Vriendschap b. Zonlicht c. Regenwater d. Vliegreis 2 Wat bedoelen economen met: economische producten zijn schaars? a. Het zijn producten waar niemand voor wil betalen. b. Het zijn producten waar er maar weinig van zijn. c. Het zijn producten waarvoor betaald moet worden. 3 Pagina 42

Mevrouw Benkadourm werkt als secretaresse op een advocatenkantoor. Per maand verdient ze 1350,-. In mei krijgt ze 8% vakantiegeld. Bereken het jaarinkomen van mevrouw Benkadourm. 4 Waar of niet waar? I Een ander woord voor primair inkomen is basisinkomen. II Inkomen uit bezit is een voorbeeld van een secundair inkomen. a. I en II zijn beide waar. b. I is waar, II is niet waar. c. I is niet waar, II is waar. d. I en II zijn beide niet waar. 5 Waar of niet waar? I Een ander woord voor secundair inkomen is inkomensoverdracht. II Kindertoeslag is een voorbeeld van een secundair inkomen. a. I en II zijn beide waar. b. I is waar, II is niet waar. c. I is niet waar, II is waar. d. I en II zijn beide niet waar. 6 Het kan voorkomen dat je inkomen niet in geld maar in producten wordt uitbetaald. Hoe noem dat deel van het inkomen? 7 In een land wonen 16.400.000 mensen. Het gemiddeld inkomen per inwoner is 25.000,-. Bereken het nationaal inkomen van dit land. 8 Bekijk de volgende twee overheidsmaatregelen. 1 Het verhogen van de huurtoeslag. 2 Het heffen van meer belasting op hogere inkomens. Werken de maatregelen nivellerend of denivellerend? Pagina 43

a. 1 = nivellerend, 2 = nivellerend b. 1 = nivellerend, 2 = denivellerend c. 1 = denivellerend, 2 = nivellerend d. 1 = denivellerend, 2 = denivellerend Pagina 44

Examentraining Wat is economie? Examentraining Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren. De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij het thema dat je net afgerond hebt. Het zal echter ook wel voorkomen dat je kennis nodig hebt die niet in het thema behandeld is. Gebruik dan je gezonde verstand. Eindexamen 2012 VMBO KGT 2012-2 Vraag 41 Eindexamen 2013 VMBO KGT 2013-1 Vraag 37 VMBO KGT 2013-1 Vraag 45 VMBO KGT 2013-2 Vraag 15 Pagina 45

Verderkijker Wat is economie? Verderkijker De Verderkijker biedt passende externe linkjes naar uitlegfilmpjes of oefenmateriaal. Voor het thema Wat is economie? zijn de volgende items geselecteerd. Waar gaat het over in de economie? Economie gaat over veel verschillende onderwerpen: over geld, inkomen, produceren en consumeren, het buitenland en meer! Behoeften, schaarste, middelen en inkomens zijn belangrijke basis begrippen van economie. De kloof tussen arm en rijk Kijk dit fragment uit het journaal over de inkomensongelijkheid in Nederland. Zijn er zulke grote verschillen tussen arm en rijk? En is dat erg? > NOS item: Inkomensongelijkheid Nederland Schaarste, behoeften en middelen! Wat is schaarste? Bekijk deze video om een goed beeld te krijgen van schaarste, misschien wel het belangrijkste begrip uit de economie. > 1001docenten.nl: Video: Schaarste Pagina 46

Over dit lesmateriaal Colofon Het thema 'Wat is economie?' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO. Fair Use In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content. Auteur VO-content Laatst gewijzigd 20 oktober 2016 om 16:16 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Leerniveau VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3; Leerinhoud en Consumptie en consumenten-organisaties; Arbeid, productie en bedrijfsleven; doelen Economie; Overheid en bestuur; Internationale ontwikkelingen; Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Studiebelasting 11 uur en 40 minuten Trefwoorden leerlijn, rearrangeerbare Gebruikte Wikiwijs Arrangementen content, VO. (2015). Economie en welvaart vmbo-kgt34. https://maken.wikiwijs.nl/62263/economie_en_welvaart vmbo_kgt34 content, VO. (2015). Geld en economie vmbo-kgt34. https://maken.wikiwijs.nl/62262/geld_en_economie vmbo_kgt34 Pagina 47

content, VO. (2015). Het nationaal inkomen vmbo-kgt34. https://maken.wikiwijs.nl/62265/het_nationaal_inkomen vmbo_kgt34 content, VO. (2015). Inkomen en economie vmbo-kgt34. https://maken.wikiwijs.nl/62264/inkomen_en_economie vmbo_kgt34 Pagina 48