RIS123701_10-JAN-2005 Gemeente Den Haag Ons kenmerk DSB/2003.909 I HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS, gelet op: artikel 5 van de Vrijstellingsregeling grondverzet; Besluit: de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen, kenmerk 136133, 17 juli 2003, vast te stellen en bekend te maken. Den Haag, 25 november 2003 Het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, de burgemeester, D.M.F. Jongen W.J. Deetman Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Telefoon: 070-353 6355 Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Fax: 070-353 2782 Internetadres: www.denhaag.nl
DSB/2003.909 I 2 TOELICHTING Samenvatting Handelingen met grond zijn aan regels onderworpen om te voorkomen dat deze handelingen leiden tot (extra) verontreinigingen van de bodem. En anderzijds om te voorkomen dat alleen primair schoon zand wordt toegepast. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bodem en grond. Grond is losse, ontgraven bodem. Onder bodem wordt het aardoppervlak verstaan. Grond die deel uit maakt van dit oppervlakte is dus bodem. Op bodem is het bodembeleid van toepassing. Op het omgaan met grond is het grondstromenbeleid van toepassing. Het beleid voor het omgaan met grond maakt onderscheid in 3 kwaliteiten grond: schone grond, licht verontreinigde grond en ernstig verontreinigde grond. Het onderscheid tussen deze soorten grond wordt bepaald door de streef- en interventiewaarden. Grond is schoon wanneer de kwaliteit voldoet aan de streefwaarden. Licht verontreinigde grond bevat geen concentraties boven de interventiewaarden. In ernstig verontreinigde grond zitten één of meerdere stoffen boven de interventiewaarde. Voordat bodem afgegraven wordt moet de kwaliteit van de grond die wordt ontgraven, worden onderzocht. Dit is vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb). Schone grond kan altijd en overal worden hergebruikt. De gebruiker moet wel met een geldig bewijsmiddel kunnen aantonen dat de grond schoon is. Voor hergebruik van licht verontreinigde grond in een werk (een wegenbouwkundig werk, een waterbouwkundig werk of een grondwerk als een geluidswal of windwal) geldt het Bouwstoffenbesluit. Het gebruik van licht verontreinigde grond als bodem, bijvoorbeeld voor een aanvulling of ophoging van een terrein, moet voldoen aan de Vrijstellingsregeling grondverzet. Het hergebruik van ernstig verontreinigde grond is aan zeer strenge regels gebonden en valt onder de Saneringsregeling Wet bodembescherming. Voor licht verontreinigde grond die volgens de eisen van de Vrijstellingsregeling grondverzet wordt toegepast, geldt geen verwijderingsplicht. De grond mag dus blijvend deel uitmaken van, en vermengd raken met de bodem. Hiervoor gelden enkele voorwaarden: - grondverzet is volgens de regeling alleen toegestaan in gebieden waarvoor de gemeente een bodembeheerplan heeft vastgesteld; - binnen deze gebieden mag licht verontreinigde grond worden hergebruikt als bodem mits de grond net zo schoon is (of schoner) dan de (ontvangende) bodem; - de kwaliteit van de ontvangende bodem is beschreven in de bodemkwaliteitskaart die deel uitmaakt van het bodembeheerplan. Op deze bodemkwaliteitskaart is aangegeven wat de kwaliteit van de bodem is in een bepaald gebied. Het bodembeheerplan beschrijft hoe daar mee om te gaan. Als er een dergelijke kaart en bijbehorend plan bestaat voor het betreffende gebied, hoeft dus niet nog eens de kwaliteit te worden onderzocht. De eisen aan de bodemkwaliteitskaart zijn vastgesteld in de Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Het gebruik van licht verontreinigde grond als bodem mag dus, als aan deze eisen wordt voldaan; - in veel gevallen kan de kwaliteit van de te hergebruiken grond worden gebaseerd op de bodemkwaliteitskaart. In specifieke situaties moet een partijkeuring worden uitgevoerd om de kwaliteit van de grond vast te stellen. Bij ontgraven, hergebruik, opslag en vervoer van grond moet de kwaliteit ervan worden aangetoond. Hiervoor is een bewijsmiddel nodig. Voor de toepassing van grond als bodem
DSB/2003.909 I 3 (op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet) is als bewijsmiddel de bodemkwaliteitskaart mogelijk, opgesteld volgens de interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten en vastgesteld door het bevoegd gezag, in plaats van partijkeuringen of bodemonderzoeken. De gemeente Den Haag handhaaft de regels (het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling grondverzet) voor hergebruik van schone en licht verontreinigde grond. Uitwerking De bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen (kenmerk 136133, 17 juli 2003) is opgesteld door Oranjewoud, in opdracht van Ontwikkelingsbedrijf Leidschenveen. Op grond van artikel 5, lid 1 van de Vrijstellingsregeling grondverzet wordt de bodemkwaliteitskaart van een bepaald gebied bij besluit vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Dit document betreft delen van Leidschenveen die op tekening 136133-S-1 behorende bij de bodemkwaliteitskaart zijn aangegeven. Voor het grondgebied van Den Haag (met uitzondering van Wateringse Veld) en VINEX-locatie Ypenburg (gedeelte Den Haag) zijn 9 september 2003 bodembeheerplannen en bodemkwaliteitskaarten door het college vastgesteld en op 25 september 2003 in werking getreden. In Wateringse Veld is grondverzet mogelijk op basis van een bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan die in mandaat zijn vastgesteld. In september 1996 is in opdracht van de gemeente Leidschendam een bodemkwaliteitszonering uitgevoerd van de onverdachte graslanden van Leidschenveen [Zonering VINEX-locatie Leidschenveen te Leidschendam, Oranjewoud, september 1996]. Deze zonering is uitgevoerd conform de Nota zoneren en hergebruik (verontreinigde) grond [Nota zoneren en hergebruik (verontreinigde ) grond (Spitten met kwaliteit), Provincie Zuid-Holland, december 1994]. Tegenwoordig wordt voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten de Interim Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten [Interim-richtlijn Opstellen en toepassen bodemkwaliteitskaarten in het kader van de vrijstellingsregeling grondverzet; bijlage 1 bij de Nota Grond grondig bekeken, ministerie van VROM, juni 1999] gebruikt. Met de gemeente Den Haag (huidige bevoegd gezag Wbb) is afgesproken dat vrij grondverzet tussen onverdachte locaties binnen Leidschenveen alleen nog mag plaatsvinden indien er een bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de betreffende richtlijn. De voorliggende bodemkwaliteitskaart heeft betrekking op nog niet ontwikkelde en onverdachte gebieden binnen de VINEX-locatie Leidschenveen. Dit document is opgesteld om grondverzet tussen onverdachte locaties binnen Leidschenveen mogelijk te maken, waarbij de grond onderdeel wordt van de ontvangende bodem en niet meer terugneembaar is. Het gebruik van schone en licht verontreinigde grond als bodem valt onder het regime van de Vrijstellingsregeling Grondverzet [Vrijstellingsregeling grondverzet; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; 10 september 1999], dat op zijn beurt valt onder het Bouwstoffenbesluit [Bouwstoffenbesluit Bodem- en Oppervlaktewaterenbescherming, Staatsblad 567, november 1995, inclusief wijziging Uitvoeringsregeling Bouwstoffenbesluit, supplement bij de Nederlandse staatscourant van 30 oktober 2000, nr. 210]. Met de Vrijstellingsregeling Grondverzet wordt beoogd het grondverzet te vereenvoudigen. Voorwaarde voor grondverzet onder de Vrijstellingsregeling is dat een bodembeheerplan en een bodemkwaliteitskaart zijn opgesteld. In het bodembeheerplan Den Haag zijn de regels en randvoorwaarden voor hergebruik van licht verontreinigde en schone grond als bodem in de gemeente Den Haag beschreven. De regels en randvoorwaarden zijn mede gebaseerd op het beleid van de gemeente ten aanzien van het behouden of verbeteren van de bodemkwaliteit.
DSB/2003.909 I 4 Het bodembeheerplan is bestemd voor verschillende partijen binnen de gemeente die te maken hebben met grondverzet. Aan het bodembeheerplan ligt de bodemkwaliteitskaart ten grondslag. Een bodemkwaliteitskaart geeft de gemiddelde achtergrondkwaliteit van de bodem weer in een bepaald gebied. Verontreinigingen die zijn te herleiden tot bodembedreigende activiteiten en verdachte locaties zijn niet meegenomen bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart. De op tekening 1361333-S-1 aangegeven onverdachte weiland/graslandgebieden met de grond uit de recent onderzochte depots zijn bij dit onderzoek als een beheersgebied beschouwd. De kaart geldt voor de bovenste 0,6 m. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de Interim Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten. De bodemkwaliteitskaart geeft geen harde garantie van de kwaliteit van de grond. De eindverantwoording voor toepassing van grond ligt bij de eigenaar of de toepasser van de grond. De gemeente Den Haag kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade die voortkomt uit de onzekerheden in de bodemkwaliteitskaart. Nadat de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen definitief door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld en bekend gemaakt, kan grondverzet plaatsvinden binnen de randvoorwaarden uit deze bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan gemeente Den Haag. De bodemkwaliteitskaart heeft een geldigheid van 5 jaar. Indien 25 procent van de waarnemingen in het bestand binnen het beheersgebied nieuw zijn en dit tot wijziging leidt, dient de kaart te worden vervangen. Inspraak Op het ontwerp-collegebesluit en de ontwerp-bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen was de Algemene Inspraakverordening Den Haag 1994 als mede hoofdstuk 3 van de Awb van toepassing. Deze stukken hebben in de periode van 18 september tot en met 15 oktober ter inzage gelegen in het Gemeentelijk ContactCentrum en het Stadsdeelkantoor Leidschenveen/Ypenburg. Gedurende deze periode konden belanghebbenden mondeling of schriftelijk hun zienswijzen kenbaar maken. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen. Er is geen nota van beantwoording opgesteld. Er zijn geen zienswijzen ingediend en de bodemkwaliteitskaart is niet gewijzigd. Beleidskader Hieronder volgt een uiteenzetting van de beleidsontwikkelingen inzake hergebruik van verontreinigde grond.
DSB/2003.909 I 5 Actief Bodembeheer Na de eerste ontdekking van een aantal gevallen van bodemverontreiniging in het begin van de jaren tachtig werden ambitieuze beleidsdoelstellingen geformuleerd. Destijds werd het doel gesteld om de Nederlandse bodem binnen één generatie multifunctioneel te saneren: alle bodemverontreiniging diende volgens het beleid uit de jaren tachtig te worden gesaneerd tot concentratieniveaus zoals die in de natuur normaal gesproken voorkomen. In de loop der jaren bleek de bodemverontreinigingsproblematiek veel omvangrijker dan gedacht. Het aantal ernstig verontreinigde locaties bleek zo groot te zijn dat sanering van al deze locaties binnen een of enkele generaties financieel, technisch en maatschappelijk niet mogelijk zou zijn. Grote gebieden bleken diffuus verontreinigd te zijn. Maatschappelijke processen dreigden te stagneren door de structurele aanwezigheid van bodemverontreiniging. De commissie Welschen introduceerde in het begin van de jaren negentig het begrip Actief Bodembeheer [Saneren zonder stagneren; Commissie Welschen; november 1993]. Het centrale doel van Actief Bodembeheer is om op een verstandige, doelmatige wijze om te gaan met de structurele aanwezigheid van bodemverontreiniging. Een van de elementen van Actief Bodembeheer is het hergebruik van licht verontreinigde grond. Hergebruik van licht verontreinigde grond geniet tegenwoordig beleidsmatig de voorkeur boven het reinigen of storten van deze grond [Grond, grondig bekeken: verantwoord omgaan met schone en verontreinigde grond; ministerie van VROM; augustus 1999]. Hergebruik van verontreinigde grond en het Bouwstoffenbesluit In de Wet milieubeheer wordt alle verontreinigde grond (inclusief licht verontreinigde grond) als afvalstof beschouwd. De Wet bodembescherming biedt geen ruimte voor het hergebruik van verontreinigde grond. Het Bouwstoffenbesluit is een AmvB bij de Wet bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Woningwet. Het Bouwstoffenbesluit biedt alleen de mogelijkheid om verontreinigde grond toe te passen in werken. Hierbij dient de grond aan de samenstellings- en immissiewaarden van het Bouwstoffenbesluit te voldoen. Dit vereist een uitgebreide keuring van de grond. Een werk is een civieltechnisch werk met een tijdelijk karakter (ooit wordt het weer afgebroken). Het Bouwstoffenbesluit schrijft voor dat de bouwstoffen bij afbraak van het werk terugneembaar zijn. Licht verontreinigde grond die in een werk wordt toegepast mag daarom niet worden vermengd met de (onderliggende) bodem. Nadat het werk zijn functie verliest dient de verontreinigde grond te worden verwijderd. De kwaliteit van de onderliggende bodem is bij hergebruik in werken volgens het Bouwstoffenbesluit niet van belang. De Vrijstellingsregeling grondverzet Grond die vrijkomt in grootschalig diffuus verontreinigde gebieden kan volgens het Bouwstoffenbesluit zelf niet worden hergebruikt als bodem. Het hergebruik van de vrijgekomen licht verontreinigde grond leidt in deze gebieden echter niet tot een verslechtering van de ontvangende bodem.
DSB/2003.909 I 6 Om hergebruik van verontreinigde grond als bodem mogelijk te maken, wanneer dit niet tot een verslechtering van de ontvangende bodem leidt, is de Vrijstellingsregeling rondverzet opgesteld [Vrijstellingsregeling grondverzet; ministeriële vrijstellingsregeling bij het Bouwstoffenbesluit; 10 september 1999]. In de regeling worden als belangrijkste voorwaarden voor hergebruik van licht verontreinigde grond als bodem gesteld: - het hergebruik vindt plaats op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurde bodemkwaliteitskaart (zoneringskaart) en bijbehorend bodembeheerplan; - de kwaliteit van de ontvangende bodem mag niet verslechteren (stand still-beginsel). De wijze waarop het hergebruik gebaseerd op de bodemkwaliteitskaart zal plaatsvinden, dient beleidsmatig te zijn vastgelegd in een bodembeheerplan. Verder dient melding en registratie van de grondstromen plaats te vinden. De bodemkwaliteitskaart inclusief bodembeheerplan van een bepaald gebied dient door burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente te worden vastgesteld. Los van de ruimere toepassing is door de bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheerplan de intensieve keuring, zoals voorgeschreven in het Bouwstoffenbesluit, in de meeste gevallen niet meer nodig. De interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten De interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten bevat minimale vereisten waaraan een bodemkwaliteitskaart en bijbehorend bodembeheerplan dienen te voldoen. De interim-richtlijn laat een zekere beleidsruimte aan het bevoegd gezag hoe het bodembeheerplan wordt ingevuld. De richtlijn wordt op dit moment in de praktijk geëvalueerd alvorens een definitieve richtlijn wordt gepubliceerd. Provinciaal beleid Zuid-Holland: Spitten met kwaliteit 2 In de Vrijstellingsregeling grondverzet is opgenomen dat bij de bestuurlijke vaststelling van de bodemkwaliteitskaart rekening dient te worden gehouden met het geldende provinciale beleid ten aanzien van grondverzet. De provincie Zuid-Holland heeft op 25 november 1999 de nota Spitten met kwaliteit 2, zichtbaar omgaan met grondstromen [Spitten met Kwaliteit 2, Annex 1: uitwerking van het beleid in bijlagen; Provincie Zuid -Holland, december 2000] vastgesteld. Deze nota biedt in een aantal opzichten nadere invullingen en aanvullingen ten opzichte van het landelijke beleid, die vooral van belang zijn voor het bodembeheerplan. Bij het opstellen van het bodembeheerplan en de bijbehorende bodemkwaliteitskaart gemeente Den Haag en VINEX-locatie Ypenburg (gedeelte Den Haag) is rekening gehouden met het provinciale beleid en zijn de concepten ambtelijk besproken met de provincie. Voor de inhoud van de bodemkwaliteitskaart delen Leidschenveen verwijzen wij naar de bijlage.