De (on)mogelijkheid van een rationele ethiek

Vergelijkbare documenten
VWO 4 FILOSOFIE Wat is ethiek en het utilisme

Eindexamen vwo filosofie II

Eindexamen filosofie vwo I

filosofie havo 2018-II

Opgave 2 Doen wat je denkt

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Aristoteles: Oh ja? Maar ik heb ook wel eens gehoord van utilitarisme, wat is dat dan?

Samenvatting Filosofie Wij denken over ethiek

Filosofie en actualiteit. Tweede bijeenkomst

Het Basisboek Filosofie H2 Goed en Kwaad / Ethiek / Moraalfilosofie

Eindexamen filosofie vwo I

Mens en dier: verschillende tellers onder dezelfde noemer? Bachelor scriptie

Filosofie. Op het VWO. Filosofie juist op Lyceum Oudehoven!

Student Jolien van der Lee Studentnummer Specialisatie content design Vak Seminar Blok D Docent Madris Duric Inleverdatum

Het normatieve, het subjectieve en het objectieve.

Van Rechtswege(n) Politìeke en rechtsfilosofische stromingen door de eeuwen heen & DIEDERIK VANDENDRIESSCHE ACADEMIA PRESS

Samenvatting Filosofie Wijsgerige ethiek

Hoofdstuk 3. Geloof, waarden, ervaringen

Ethische optiek = hoe is de benadering dat mensen het uiteindelijk goede behoren te doen.

Het haalt je volledig weg bij je intuïtie: de enige plek waaruit je gaat weten wat de juiste relatie is voor JOU.

Vraag Antwoord Scores

Wetenschapsethiek. Prof. dr. Marcus Düwell Departement Wijsbegeerte/Ethiek Instituut Studium Generale-reeks: Weten en Geweten 7 februari 2007

Dag van de integriteit

filosofie havo 2018-II

Leren Filosoferen. Zesde avond

Wijziging pagina 5: het centraal examen duurt 180 minuten FILOSOFIE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

Morele plicht, morele verantwoordelijkheid en Frankfurt-tegenvoorbeelden

PROCESDOEL 2 MOREEL DENKEN TEGEN ONVERSCHILLIGHEID, VOOR BETROKKENHEID

De basis van morele principes

FILOSOFIE TUSSEN DE PALMEN II EMMANUEL LEVINAS

Normatieve ethiek. Begripsbepaling

Opgave 3 De gewapende overval

Eliminative Materialism and the Propositional Attitudes

BEÏNVLOEDINGSSTIJLEN. Tegenbewegende stijlen. Meebewegende stijlen. = duwen = trekken. evalueren aansporen en onder druk zetten

TIJD VOOR VOLWASSEN DEMOCRATEN

Sessie 1 De eudaimonistische ethiek van Aristoteles

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Grenzen verleggen. Amsterdam, februari Beste Julian Baggini,

Eindexamen filosofie havo I

Geluk en Capabilities: een filosofische analyse. Ingrid Robeyns Erasmus Universiteit Rotterdam Faculteit der Wijsbegeerte

Ethiek en welzijn. Helicon Opleidingen MBO Nijmegen

WERKEN ROND MACHT EN ONMACHT 1

filosofie vwo 2015-II

6.7. Boekverslag door Z woorden 23 juni keer beoordeeld. Filosofie Het oog in de storm. Filosofie, Hoofdstuk 5: Ethiek, Samenvatting.

Waarom welzijn? Over de ethiek van diergebruik en de waarde van welzijn

LEVINAS EN SPINOZA EEN (ONVERWACHTSE) ONTMOETING

Eindexamen Filosofie vwo I

Levensbeschouwing hoofdstuk 2.

Samenvatting Filosofie Wegen naar wijsheid, hoofdstuk 4 en 5

VIER TYPEN VAN ETHISCHE THEORIE een encyclopedisch overzicht

Overzicht vandaag. Filosofie van de geest: WB3027 Joel Anderson ( , blok 2) Tussentoets. Eindtoets

De Verlichting. Maar voor de helft geslaagd?

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

2] morele identiteit & autonomie

AANDACHT VOOR PEDAGOGIEK

CAT B / Cursusafhankelijke toets

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Filosofie VWO 4 periode 1 Dikgedrukt: betekent dat dit woord in de woordenlijst staat

Artificiële Intelligentie En De Menselijke Maatschappij

WIJSGERIGE ETHIEK F R ANK R EB EL (R ED. ) ISVW UITGEVERS

Thinking War in the 21st Century. Introducing Non-State Actors in Just War Theory H.A. Noorda

Inhoud. Voorwoord 11 Inleiding 17. Deel I Ethische reflectie 19

I nhoud. Voorwoord 5. Inleiding 11

111 super waardevolle quotes

Eindexamen filosofie vwo II

Deel I Ethische theorieën 25

Het Beeld van Onszelf

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Opgave 3 Roken en vrije wil

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL II HET GOEDE 60

Een ander domein is de wetenschap. Wetenschap kan men als volgt omschrijven:

Hieronder staan 80 uitspraken. Kruis aan of je het er mee eens bent of juist niet. Sla geen uitspraken over.

Het leven leren. De theorie en visie achter het levo lesmateriaal

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf

Vraag Antwoord Scores

Toekomstgericht toezicht: het ontwikkelen van moreel kapitaal

Eindexamen filosofie vwo II

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Rubrics vaardigheden

Correctievoorschrift. Voorbeeld van een goed antwoord: Nagel volgt Kant door op te merken dat het vreemd en onwenselijk is

Hele fijne feestdagen en een gezond en vrolijk 2017! Raymond Gruijs. BM Groep ARBO West Baanzinnig

Rubrics vaardigheden

DE PROFESSIONALITEIT VAN MAATSCHAPPELIJK WERK

Tom Regans pleidooi voor dierenrechten als basis voor ethisch veganisme door Titus Rivas Zoals veel lezers van Vega! al zullen weten, bestaat er

1. Waarom wetenschapsleer... 2

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z.

Samenvatting Filosofie Emoties

Hebben wij plichten jegens dieren?

Risicobeoordeling en perceptie

Spinoza s Visie. Dag 3. Hoe verhoudt de mens zich tot de Natuur?

6.1. Samenvatting door E woorden 2 april keer beoordeeld. Filosofie. Filosofie: Wijsgerige ethiek. Paragraaf 1: Het morele goede

Eindexamen filosofie vwo I

Programma vandaag: Invullen vragenlijst Hoe werken we met wiskunde? Rooster en planning Introductievraag aan de slag

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Kapitaliseren van verborgen potentieel

filosofie havo 2019-II

Consequentialisme (Gevolgenethiek)

Wel of geen kind? 12 redenen om aan de slag te gaan

Hume s Moraal Filosofie

Geluk & wijsheid. Zesde avond

Transcriptie:

Bram Poels, studentnummer 3868788 De (on)mogelijkheid van een rationele ethiek Inleiding Wie moet je redden van de verdrinkingsdood, je vrouw of een vreemdeling? Moet ik al mijn luxes opgeven om panda s te redden in China? Zal ik het jongetje die van zijn fiets gevallen is helpen, of moet ik doorrijden om op tijd op die belangrijke bijeenkomst te zijn? Hoewel we niet iedere dag zullen nadenken over de vraag of we naar China moeten gaan om de panda s te redden of wie we moeten kiezen wanneer er twee mensen in het water liggen, hebben we wel vaak te maken met dit soort kleine en grote keuzes in het leven. Maar hoe bepaal je dan wat de juiste keuze is, of welke handeling goed is? Een theorie over normativiteit dient ons te vertellen wat we moeten doen en waarom we dat moeten doen. In de hedendaagse filosofie kunnen we verschillende positie s onderscheiden die het concept van normativiteit binnen een moraaltheoretisch kader proberen te begrijpen. Naast het utilisme, waar men, grofgezegd, door middel van een calculus probeert te berekenen welke handeling het meeste welzijn tot gevolg heeft, zijn de belangrijkste stromingen het Kantianisme en het Humeanisme. Deze laatste twee stromingen lijken in een belangrijk opzicht elkaars tegenpool: Waar de Kantiaan claimt dat wij weliswaar sensibel zijn, maar dienen te handelen op basis van rationaliteit, en onszelf daarmee de wet voor te schrijven, daar zegt de Humeaan dat rationaliteit alleen niet kan aanzetten tot handelen; het zijn onze sentimenten die aan ons handelen ten grondslag liggen. De doelstelling van dit paper is het onderzoeken of een theorie gebaseerd op rationaliteit in staat is normativiteit op een juiste manier te begrijpen. De tegenstrijdigheid op dit punt tussen het Kantianisme en het Humeanisme neem ik als uitgangspunt hiervoor. Voor het Kantianisme zal ik mij baseren op Korsgaard s variant daarvan en voor het Humeanisme baseer ik me op de variant van Frankfurt. Zodoende zal ik eerst hun theorieen schetsen om ze daarna met elkaar vergelijken. Uit de vergelijking zal ik dan concluderen dat een theorie gebaseerd op rationaliteit soms erg contra-intuïtieve consequenties heeft, terwijl van een

theorie zonder deze rationaliteit weinig normatieve kracht lijkt uit te gaan. Het gemis aan een principe als rationaliteit bij de Humeaanse theorie lijkt er op te wijzen dat er wel een principe moet zijn indien we de moraal een universele (morele) normativiteit willen meegeven. Echter lijkt rationaliteit als principe, zoals bij Korsgaard, niet te voldoen aan de vraag. We kunnen daarom de vraag stellen of een universele morele theorie over normativiteit uberhaupt mogelijk is, en als dat het geval is, op welk principe deze dan moet leunen? Rationaliteit als basis van de moraal / de Kantiaanse moraaltheorie van Korsgaard Over het algemeen is het Kantianisme gebaseerd op het idee dat particuliere morele redenen gebaseerd zijn op algemene morele principes, waarbij morele principes begrepen worden als bepaald door wat een autonoom rationeel persoon, in een deliberatieve situatie zou accepteren of als wet voor zichzelf zou opleggen. 1 Het argument van Korsgaard is erg complex en een samenvatting als deze doet eigenlijk te weinig recht aan de rijkdom en complexiteit die erin verborgen ligt. Toch zal ik proberen zo kort mogelijk de structuur van haar theorie weer te geven: Volgens Korsgaard ligt de herkomst van de moraal in ons reflectieve bewustzijn. We kunnen alleen handelen als we een vrije wil hebben, door rationele reflectie kunnen kiezen hoe we handelen. We kunnen echter niet zomaar doen wat in ons opkomt: De vrijheid impliceert dat we onszelf de wet moeten opleggen, autonoom zijn. Dit doen we op basis van de morele wet, die Korsgaard onderscheid van de Categorische Imperatief. De CI zegt ons alleen te handelen op basis van een maxime waarvan we kunnen willen dat deze geaccepteerd wordt als universele wet. Volgens Kant zijn we gebonden aan de CI omdat de wil een wet moet hebben. Maar omdat de wil vrij is, moet het zijn eigen wet kiezen 2. En dat is precies wat de CI doet: het dwingt ons een wet te kiezen. De morele wet daarentegen zegt ons alleen te handelen op basis van maximes waarover alle rationele wezens het eens zijn in een werkbaar cooperatief systeem 3. De morele wet moet dus gelden voor alle rationele wezens. Maar hoe zijn we gebonden aan

de morele wet? We moeten onszelf zien als inwoner van het Kingdom of Ends. En dat is iets waar we als rationele wezens niet omheen kunnen. De morele wet wordt ingevuld met behulp van onze praktische identiteit. Onze praktische identiteit is contingent: we onderschrijven bepaalde handelingen en wensen of wijzen die af door te bepalen in hoeverre ze in lijn liggen met de manier waarop we onszelf begrijpen, met onze praktische identiteit. De uitkomst van deze reflectie is normatief voor ons handelen, het verplicht ons op een bepaalde manier te handelen, omdat als we in strijd met onze praktische identiteit handelen, we die identiteit niet langer kunnen aanvaarden 4. Als we onze praktische identiteit waarderen, dan moeten we ook onze menselijkheid waarderen, omdat onze menselijkheid onze praktische identiteit mogelijk maakt. En die identiteit als mens, een reflectief dier dat praktische redenen nodig heeft voor zijn handelen en leven, is niet contingent. Nu komen we bij een controversieel punt in het argument: tot zover heb je alleen plichten tegenover jezelf. Maar hoe komen we tot plichten tegenover de ander? Als ik mijn praktische identiteit als normatief voor mijzelf beschouw, waarom zou ik de jouwe dan ook als normatief voor mij zien? Korsgaard ziet dit probleem ook, en geeft als oplossing een, van Wittgenstein geleend argument 5, dat redenen om te handelen publiek en niet privé zijn. Als ze immers privé zouden zijn, zouden ze niet mededeelzaam zijn. Omdat onze redenen dus publiek en dus ook mededeelzaam zijn, kunnen we ze delen met de ander, en dus delen we ook iets anders met ze: de menselijkheid. Daarom moeten we, indien we onze eigen menselijkheid waarderen, ook de menselijkheid in andere redelijke wezens (mensen) waarderen. Op deze manier hebben we niet alleen een plicht tegenover onszelf, maar ook tegenover de ander en kunnen we elkaar verantwoordelijk houden indien we er niet in slagen onze plichten te vervullen.

Moraal op basis van zorg / De Humeaanse moraaltheorie van Frankfurt Één van de belangrijkste punten van het Humeanisme is het feit dat men accepteert dat de ratio alleen niet tot handelen kan aanzetten, maar dat het handelen gebeurt op basis van onze sentimenten. Bij Frankfurt zijn deze sentimenten: waar we om geven, wat belangrijk voor ons is en waar we van houden. Frankfurt s positie in het debat is anti-realistisch: dingen hebben geen intrinsieke waarde waardoor ze een morele status kunnen claimen en evenmin kan er sprake zijn van een rationele verklaring van normativiteit. Normativiteit bestaat door en ontleent zijn kracht aan de liefde voor een ander of een ding. Als een geliefde in het water ligt, zullen we haar proberen te redden. Niet omdat we een rationele standaard gebruiken die ons dat gebied, maar omdat de liefde voor haar ons tot die handeling aanzet. Het ligt echter niet altijd in onze macht te kiezen waar we van houden. Door middel van fenomenologisch onderzoek kunnen we proberen te achterhalen wat we belangrijk vinden, en waar we van houden. Liefde is daardoor volitioneel van aard, en wordt uitgedrukt in de verlangens en intenties van een persoon, en door middel van de volitionele noodzakelijkheden 6 bepaalt het ook ons handelen (zie het voorbeeld van Martin Luther). Maar liefde is ook de grens van wat iemand kan willen, of wil willen. Dit alles kan dus van persoon tot persoon verschillen, echter is het belangrijk dat er ook (primitieve) overeenkomsten zijn tussen de mensen: We willen geen blessures of ziektes, en hebben graag, desnoods minimaal contact met andere mensen, we willen niet eindeloos verveeld zijn; we houden ervan om intact en gezond te zijn, om voldaan te zijn en in contact met anderen te zijn. Ons handelen wordt op deze manier bepaald door waar we van houden.

Vergelijking: De theorieen van Frankfurt en Korsgaard vertrekken vanuit ongeveer hetzelfde startpunt: door middel van een reflectie (Korsgaard) / fenomenologisch onderzoek (Frankfurt) kunnen we praktische identiteit construeren: We hebben persoonlijke projecten, houden van bepaalde dingen of mensen en om die projecten te realiseren dienen we op bepaalde handelingen te doen en andere na te laten. Het verschil zit hem in het gebruik van een rationeel principe, de morele wet, bij Korsgaard en het subjectieve zorgen om/houden van bij Frankfurt. Vanuit een Kantiaans oogpunt zou je kunnen zeggen dat het vrij logisch is dat de liefde ons redenen geeft om te handelen: Als ik van FC Utrecht houd, dan zal ik ervoor zorgen dat ik daar vaak op de tribune kan zitten. Dit is dus een adequate verklaring voor mijn handelen, maar het zegt nog niet zo veel. Frankfurt gaat daarom ook een stap verder en beweert dat uiteindelijk alle normativiteit op liefde gebaseerd is. Dit maakt van de moraal een subjectieve hobby, terwijl de moraal universeel wil zijn, en niet afhankelijk van wat iemand voelt voor een ander of een ding. Hieruit lijkt te volgen dat het Humeanisme van Frankfurt een goede descriptieve verklaring is voor het handelen, maar dat het de kracht mist om universeel geldend en normatief te worden. Het mist daarvoor een principe of een andere entiteit die voor iedereen kenbaar is. Vanuit het Humeaanse standpunt kunnen we ook kritiek leveren op het Kantianisme. Zo lijkt het dat door de anonimiteit van de rede, wij niet als persoon met bepaalde verlangens en verplichtingen worden behandeld, maar als een subject, waarbij onze persoonlijke omstandigheden niet ter zake doen. De Kantiaan kan hier tegenin brengen dat het daardoor rechtvaardiger is, maar vaak zien we dat persoonlijke omstandigheden er wel meer toe doen. Een belangrijker kritiekpunt zijn de soms contra-intuïtieve resultaten die het Kantiaanse systeem van Korsgaard. Een voorbeeld daarvan is het bekende voorbeeld van het liegen: Op basis van de morele wet mogen we niet liegen tegen de moordenaar die bij ons aanklopt en vraagt of zijn potentiele slachtoffer aanwezig is, die wij juist daarvoor binnen hebben gelaten. Doordat dit tegen onze intuïtie ingaat, ontstaat er twijfel over de juistheid van het principe, en kunnen we ons er eigenlijk niet meer door laten sturen.

Conclusie In dit paper heb ik op basis van een vergelijking tussen het Kantianisme en het Humeanisme geprobeerd aan te tonen dat een (morele) theorie over normativiteit niet gebaseerd kan worden op een rationeel principe zoals de CI of de morele wet, en dat een theorie zonder een dergelijk principe slechts descriptief (en subjectief) in plaats van prescriptief (en universeel) lijkt te zijn met betrekking tot ons handelen. De eerste leidt tot contra-intuïtieve conclusie s over hoe we in bepaalde situatie s moeten handelen, terwijl de tweede het niet voor elkaar krijgt om ook daadwerkelijke normatief te worden. Voor deze vergelijking heb ik gebruik gemaakt van de theorieën van Korsgaard en Frankfurt; het is misschien mogelijk dat bijvoorbeeld de (eveneens Kantiaanse) theorie van Gewirth wél succesvol gebruik maakt van rationaliteit als basis voor normativiteit, of dat het Williams wél lukt om een algemeen geldende, normatieve Humeaanse theorie te berde te brengen. Dit zou in een verder vergelijkend onderzoek uitgezocht moeten worden. Voorlopig kunnen we op basis van de theorieën van Korsgaard en Frankfurt concluderen dat een theorie op basis van rationaliteit niet bruikbaar is om te bepalen hoe we moeten handelen en dat een theorie zonder een voor iedereen geldende principe of wet de subjectiviteit niet weet te ontstijgen. De vraag is nu of het überhaupt mogelijk is een theorie over normativiteit te vormen die ons geen contra-intuïtieve handelingen laat uitvoeren, en tegelijkertijd ook universele geldigheid heeft? Daarvoor kunnen we kijken naar alternatieven, bijvoorbeeld het utilisme, maar ook andere Kantiaanse en Humeaanse theorieën, zoals die van Gewirth en Williams zouden we nog nader kunnen bekijken in dit licht.

Noten: 1 Thomas Hill, Jr.: Virtue, Rules, and Justice: Kantian Aspirations 239 2 Korsgaard, The Sources of Normativity, 98 3 Korsgaard, The Sources of Normativity, 99 4 Korsgaard, The Sources of Normativity, 129 5 Korsgaard, The Sources of Normativity, 136 138 6 Frankfurt, Getting It Right, 33 Bronnen: Thomas E. Hill, Jr.: Virtue, Rules, and Justice: Kantian Aspirations. Oxford: Oxford University Press, 2012 Frankfurt, Harry, Taking Ourselves Seriously & Getting It Right. Stanford University Press, 2006. Korsgaard, Christine M., The Sources of Normativity. Cambridge: Cambridge University Press, 2010.