Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Vergelijkbare documenten
De mening van de inwoners gepeild. Leefbaarheid 2015

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

WOONTEVREDENHEID 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

De mening van de inwoners gepeild. Woontevredenheid 2013

Resultaten gemeentebeleidsmonitor Veiligheid en leefbaarheid

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Woerden

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Stadswerven Zuid 2014 Een jaar na opening van het Energiehuis

De mening van de inwoners gepeild. Woontevredenheid 2015

Veiligheidsmonitor 2009 Gemeente Leiden

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Veiligheidsmonitor 2010 Gemeente Leiden

Buurtprofiel: Heugemerveld hoofdstuk 11

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Perceptie veiligheid 2011

Hoe veilig voelen Almeerders zich? Veiligheidsmonitor 2011

Hoe veilig is Leiden?

Buurtprofiel: Wyckerpoort hoofdstuk 10

Leefbaarheid in Spijkenisse. Resultaten onderzoek over leefbaarheid en veiligheid onder inwoners van Spijkenisse

Buurt-voor-Buurt Onderzoek Ittersum

LelyStadsGeluiden. Perceptie veiligheid De mening van de inwoners gepeild

Lelystads getallen. gemeente

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Leefbaarheid en Veiligheid Afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie November 2007

Hoe veilig is Noord-Holland Noord?

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Tabellenboek. Leefbaarheidsmonitor Leiden 2000

Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2013 Samenvatting

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid gemeente Oisterwijk 2010

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

LEEFBAARHEIDSMONITOR EDE 2015 EN TRENDS WIJKEN/BUURTEN

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

Colofon. Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

Leefbaarheid en veiligheid

Stadsmonitor. -thema Stad en Buurt- Modules. Datum: Stadsmonitor -thema Stad en Buurt- 1

Buurt-voor-Buurt Onderzoek Wipstrik

AARVELD/BEKKERVELD 2015

Leefbaarheidsmonitor Hoogvliet 2009

Leefbaarheid in de buurt

Buurtprofiel: Pottenberg hoofdstuk 9

Hoe veilig is Nijkerk?

Groningers positief over sociale contacten in de woonbuurt

Buurtprofiel: Wittevrouwenveld hoofdstuk 3

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

Buurtprofiel: Nazareth hoofdstuk 5

Leefbaarheid en Veiligheid 2016

LeLystads getallen. gemeente

Samenvatting WijkWijzer 2017

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Taskforce Overlast Ervaren overlast in het Centrum en Crabbehof-Noord 2011

Hoe veilig zijn Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel?

HOE VEILIG IS KATWIJK?

Buurtprofiel: Limmel hoofdstuk 7

Samenvatting 3. Inleiding Voorzieningen in de buurt Voorzieningen Het onderhoud 20

De wijken Slingerbos en Tweelingstad in cijfers. Achtergrondinformatie ten behoeve van raadsbezoek

LELYSTADSGELUIDEN. De mening van de inwoners gepeild. Woonbeleving 2017

Gemeente Harderwijk. Monitor Leefbaarheid en veiligheid, participatie en sport

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Integrale Veiligheidsmonitor 2009 Politieregio Utrecht Tabellenrapport

Monitor Veiligheid en Leefomgeving

Monitor Veiligheid en Leefomgeving Gemeente IJsselstein 2015

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

HOE VEILIG IS TYNAARLO?

GEMEENTE OSS Resultaten op hoofdlijnen

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

De mening van de inwoners gepeild. Veiligheid 2015

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid. Gemeente Zutphen Definitief Team Kennis en Verkenning Gemeente Deventer Remmelt Bos

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2016

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

Drie jaar Taskforce Overlast

Grafiek 20.1a Belangrijkste aspecten die Leidenaren prettig vinden aan de eigen buurt, * (meer antwoorden mogelijk) 16% 15% 10% 10%

Leefbaarheid en veiligheid

Monitor Veiligheid en Leefomgeving

LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID IN DE BUURT 2017

Leefbaarheidsmonitor 2011

Stadsmonitor. -thema Openbare Ruimte-

Integrale Veiligheidsmonitor 2011

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. Leefbaarheid, Veiligheid en welzijn 2007

HOE VEILIG IS ELBURG?

Kijk op de Wijk 2005

Veiligheidsmonitor 2011 Gemeente Stichtse Vecht

Leefbaarheid en overlast in buurt

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Hoe veilig is Katwijk?

Leefbaarheid - Team Mens op Maat - Centrum Jeugd en Gezin - Gemeentelijke dienstverlening - Voorzieningen - Sportdeelname

Centraal Bureau voor de Statistiek

Veiligheidsmonitor 2011

HOE VEILIG IS HEERHUGOWAARD?

Transcriptie:

Onderzoek en Statistiek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Colofon Dit is een onderzoeksrapportage gemaakt door: Onderzoek en Statistiek Verkrijgbaar, zolang de voorraad strekt bij: Gemeente Lelystad Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail: onderzoek@lelystad.nl Voor feiten en cijfers en overige onderzoeks - rapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl Lelystad, april 2006

INHOUDSOPGAVE 0. SAMENVATTING... 2 0.1 Huidige woning... 2 0.2 Leefbaarheid... 2 0.3 Veiligheid... 2 0.4 Verhuiswensen... 3 1. INLEIDING... 4 2. HUIDIGE WONING... 6 2.1 Woonsituatie respondenten... 6 2.2 Beoordeling woning... 6 3. LEEFBAARHEID... 9 3.1 Oordeel over buurtvoorzieningen... 9 3.2 Oordeel van bewoners over hun woonomgeving... 11 3.3 Buurtbinding en verwachtingen... 14 3.4 Het oordeel over Lelystad... 17 4. VEILIGHEID... 21 4.1 Buurtproblemen... 21 4.2 Onveiligheidsgevoelens... 25 4.3 Slachtofferschap... 26 4.4 Rapportcijfer... 28 5. VERHUISWENSEN... 29 5.1 Verhuisplannen... 29 5.2 Verhuisredenen... 30 5.2 Verhuisvoorkeuren... 31 6. TECHNISCHE TOELICHTING... 33 6.1 Vragenlijst en steekproef... 33 6.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid... 33 6.3 Weging... 34 6.4 Vergelijking met 2003... 34 6.5 Wijkindeling... 34 6.6 Achtergrondkenmerken... 36 6.7 Geslacht... 36 6.8 Leeftijd... 36 6.9 Herkomst... 37 6.10 Huishoudensituatie... 38 6.11 Wijk... 39 BIJLAGE VRAGENLIJST WONEN, LEEFBAARHEID EN VEILIGHEID 2005 MET ANTWOORDFREQUENTIES... 41 Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 1

0. SAMENVATTING 0.1 Huidige woning In 2005 zijn er ten opzichte van 2003 en 2001 nauwelijks veranderingen opgetreden wat betreft het onderwerp huidige woning. Het grootste deel van de respondenten (88%) woont in een eengezinswoning. Dit kan een rijtjeswoning, hoekwoning, 2-onder-1-kapper of vrijstaande woning zijn. Ruim driekwart blijkt in een koopwoning te wonen, wat betekent dat bijna een kwart een woning huurt. Over de huidige woning wordt behoorlijk positief geoordeeld: als rapportcijfer geeft men een 7,9. Eigen woningbezitters zijn daarbij meer tevreden dan bewoners van huurwoningen. Het aandeel koopwoningen in de nieuwe wijken is zeer groot. Niet verassend is daarom dat bewoners uit de nieuwe wijken hun woning positiever beoordelen dan bewoners uit de bestaande wijken. 0.2 Leefbaarheid In vergelijking met 2003 is in Lelystad de waardering voor de winkelvoorzieningen, de kinderopvang, de speelmogelijkheden voor kinderen en het schoonhouden van de buurt toegenomen. De bewoners van stadsdeel Noordoost zijn het minst positief over de woonomgeving, terwijl bewoners van stadsdeel Zuidwest het meest positief zijn. Meer Lelystedelingen geven aan dat ze het afgelopen jaar actief zijn geweest om de buurt te verbeteren, maar het medeverantwoordelijkheidsgevoel voor de leefbaarheid neemt af. Voor het wonen in Lelystad geeft de doorsnee inwoner een ruime voldoende als rapportcijfer. Lagere cijfers zijn niet zozeer door bewoners uit bepaalde buurten toegekend, maar door bewoners in de lagere leeftijdsgroepen. De oordelen over de stad en de verwachtingen voor de komende jaren lijken negatiever dan in 2003, maar er zijn weinig duidelijke trends te bespeuren. 0.3 Veiligheid Een drietal veiligheidsvraagstukken is aan bewoners voorgelegd: Bewonerspercepties over problemen in de buurt vermogensdelicten, dreiging, buurtoverlast en verloedering zijn vrij uitgebreid geinventariseerd en vergeleken. De mate waarin deze problemen worden aangegeven is over de hele linie minder dan in vergelijkbare grote steden. Gemiddelde schaalscores voor buurtoverlast in Lelystad zijn toegenomen van 2,5 in 2003 naar 2,8 in 2005. 2 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Ruim één op de vier inwoners zegt zichzelf wel eens onveilig te voelen in het algemeen. Zo n 18% van de inwoners voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt, terwijl 57% zich wel eens onveilig voelt elders in Lelystad. Behalve voorvallen in en rondom de auto geven relatief weinig inwoners aan dat ze het afgelopen jaar zelf slachtoffer van misdaden zijn. Vernielingen aan auto s zijn behoorlijk gestegen; door maar liefst 34% van de autobezitters wordt dit vermeld. Het percentage slachtoffers van bedreiging en overige vernielingen is ook gestegen ten opzichte van 2003. Bewoners in de oostelijke stadsdelen zijn minder te spreken over de veiligheid in hun buurt. De gemiddelde cijfers liggen allemaal tussen 6,7 en 7,4, met de Atolwijk (6,7) en de Zuiderzeewijk (6,9) als uitschieters naar beneden. In de wijken aan de westkant liggen de gemiddelde rapportcijfers allemaal boven de zeven, met Botter (7,4) als uitschieter naar boven. 0.4 Verhuiswensen Eenderde van de respondenten geeft aan binnen nu en vier jaar te willen verhuizen. Twee jaar eerder was dit nog een kwart. Met voorsprong de belangrijkste ve rhuisreden (ruim drievijfde) is dat men een grotere, duurdere of meer luxe woning wil. Bij ruim eenvijfde wordt de verhuizing ingegeven door een verandering in de privé-omstandigheden en eenvijfde geeft aan een kleinere, goedkopere woning te wensen. Tevens ligt in bijna eenvijfde van de gevallen de oorzaak op het gebied van problemen in de buurt of met de buren. De groep verhuisgeneigde respondenten bestaat voor 11% uit starters. Van de starters is de helft op zoek naar een meergezinswoning (flat, appartement); van de doorstromers is dit slechts een tiende. De overige verhuisgeneigden zijn op zoek naar een eengezinswoning of een kavel. Verder is eenderde van de starters op zoek naar een koopwoning; van de doorstromers is dat bijna viervijfde. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 3

1. INLEIDING Voor het bepalen van het beleid van de gemeente willen de verschillende gemeentelijke afdelingen graag weten welke wensen en gevoelens er leven onder de bevolking. Hiermee kan men nieuw beleid beter vorm geven en bestaand beleid bijsturen. Het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 springt in op deze wens. De woonwensindicatoren maken onderdeel uit van de Woningmarktmonitor, waardoor vergelijking met voorgaande jaren mogelijk is. Team Wonen is medeopsteller van de vragen over wonen en verhuisgeneigdheid. Naast het onderhavige onderzoek is er een lokaal woonwensenonderzoek gehouden door onderzoeksbureau Motivaction. In dit woonwensenonderzoek is een aantal vragen overgenomen uit Wonen Leefbaarheid en Veiligheid 2005. Door het verschil in onderzoeksmethode zijn de resultaten uit deze onderzoeken niet geheel vergelijkbaar met elkaar 1. Het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 is gehouden in oktober 2005 onder inwoners van 18 jaar en ouder van de gemeente Lelystad. Het onderzoek is uitgevoerd onder leden van het LelyStadsPanel en aangevuld met een willekeurige (aselecte) steekproef. De betrokkenheid onder de leden van het panel is zeer groot, want maar liefst 89% heeft de enquête ingevuld en geretourneerd. Op het moment van het onderzoek bestond het panel uit 1.177 panelleden. Aangezien we graag ook de mening van nietpanelleden wilden weten, mede om hun betrokkenheid met panelleden te vergelijken, hebben we tevens de vragen aan een steekproef uit de rest van de bevolking voorgelegd. Daarop kwamen 573 reacties binnen (44% respons), waardoor het totale aantal respondenten op 1.619 uitkwam. Er is gebruik gemaakt van een vragenlijst via Internet voor de Internetpanelleden en van een schriftelijke vragenlijst die per post is verstuurd naar de personen uit de steekproef en de schriftelijke panelleden, zie ook de bijlage. De ingevulde lijsten zijn in de meeste gevallen door de respondenten teruggestuurd, maar kon ook worden afgegeven op het stadhuis. Er is eenmaal schriftelijk gerappelleerd. De gegevens die in dit rapport worden gepresenteerd, zijn representatief voor de gehele bevolking van Lelystad. Daar waar in de respons bepaalde categorieën mensen onder- of oververtegenwoordigd zijn, is een wegingsfactor toegepast. Met behulp van deze wegingsfactor is de scheve verhouding gecompenseerd. Het betreft een gecombineerde wegingsfactor die drie onderdelen in zich bergt: leeftijdsgroep, geslacht en stadsdeel. Zie hiervoor ook de technische toelichting. Omdat bij de voorgaande (Omnibus)onderzoeken aselecte steekproeven uit de bevolking getrokken zijn en dit onderzoek voor een behoorlijk deel bestaat uit de mensen die zichzelf hebben aangemeld voor het LelyStadsPanel, zou de gedachte kunnen opkomen dat een hogere waardering daardoor wordt verklaard. Immers: ie- 1 In het woonwensenonderzoek wordt gebruik gemaakt van een huishoudensteekproef i.p.v. een personensteekproef, tevens wijk de wegingsmethode iets af. 4 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

mand die op diverse terreinen wil meedenken over Lelystad kan anders in het leven staan dan iemand die zo maar een keer meedoet aan een hem of haar toegestuurde enquête. Daarom hebben we gekeken of er verschillen in de beantwoording zijn tussen deze twee groepen respondenten. Er blijken echter weinig verschillen te bestaan. Als er wel verschillen zijn, worden deze in de tekst en in de bijlage aangegeven en toegelicht. Voor vergelijking met eerdere jaren maken we gebruik van de resultaten uit de Omnibusenquête 2003 en 2001. De Omnibusenquête werd voorheen eens in de twee jaar gehouden en bevat onder meer vragenblokken die ook in het onderhavige onderzoek aan de orde komen. Hieronder vallen onder andere de vragenblokken van de zogenaamde leefbaarheid en veiligheid monitor, die landelijk door alle GSB-gemeenten verplicht wordt afgenomen. Deze vragenreeksen worden in vele Nederlandse steden op dezelfde wijze aan bewoners voorgelegd en volgens vaste afspraken geanalyseerd. Indien beschikbaar, worden in dit rapport ook de gemiddelde scores van andere steden gepresenteerd, die net als Lelystad rijksgelden ontvangen voor het Grotestedenbeleid (GSB). Ten tijde van het schrijven van dit rapport waren de gegevens van 2005 helaas nog niet beschikbaar, wel zullen de beschikbare gegevens van 2003 gepresenteerd worden. In dit rapport worden de uitkomsten gepresenteerd van het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005. Lelystad wil graag goed uit de bus komen wat betreft de kwaliteit van het wonen. Groen, rust en ruimte is al jarenlang de kreet waarin de leefbaarheid van de stad wordt samengevat en waarmee Lelystad probeert nieuwe inwoners aan te trekken. Het wonen begint natuurlijk bij de woning zelf. In hoofdstuk 2 komt aan bod hoe de woonsituatie van de Lelystedelingen is en hoe zij zelf daarover oordelen. In hoofdstuk 3 wordt besproken wat bewoners van de leefbaarheid van hun buurt en de stad als geheel vinden. De mate van veiligheid die men ervaart, wordt in hoofdstuk 4 behandeld. De factoren die in deze hoofdstukken naar voren komen, zijn onder meer van invloed op de algehele tevredenheid van de bewoners met het wonen in hun buurt en in Lelystad. Dus ook op de mate waarin men geneigd zal zijn de buurt of stad juist de rug toe te keren. In hoofdstuk 5 wordt daarom de verhuisgeneigdheid en de verhuiswensen van inwoners toegelicht. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 5

2. HUIDIGE WONING 2.1 Woonsituatie respondenten De respondenten is gevraagd naar hun huishoudensituatie. Ongeveer 5% (8% in 2003) van de respondenten geeft aan (nog) in te wonen bij ouders of familie. Deze groep kan beschouwd worden als de potentiële starters op de woningmarkt. De overige respondenten wonen (reeds) zelfstandig. Deze groep zou beschouwd kunnen worden als de potentiële doorstromers op de woningmarkt. Evenals in 2003 huurt in totaal bijna een kwart van de respondenten een woning. In tabel 2.1.1 is de verdeling weergegeven van de woningtypen waarin de respondenten wonen. De eengezinswoning is het meest voorkomende woningtype in Lelystad. Zo n 88% (85% in 2003) van de respondenten woont in een dergelijk huis. Een eengezinswoning is elk pand waar geen ander pand onder of boven staat. Hieronder vallen dus niet alleen de vrijstaande woningen, maar ook aangebouwde woningen zoals twee-onder-één kap gebouwde hele huizen, boerderijen met woning en voorts alle eengezins-rijenhuizen (CBS, 2004). Tabel 2.1.1 Procentuele verdeling woningtypen respondenten % Kamer 0 Flat / appartement 7 Seniorenwoning, aanleunwoning, bejaardenwoning 1 Eengezinswoning in een rij (tussenwoning) 45 Eengezinswoning op een hoek (hoekwoning) 19 Twee-onder-één-kap woning 11 Vrijstaande woning kavel minder dan 700 m² 7 Vrijstaande woning kavel meer dan 700 m² 6 Overig 3 Totaal 100 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 2.2 Beoordeling woning In hoeverre voldoet de bestaande woningvoorraad in Lelystad aan de wensen van de bewoners? In het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 is een viertal stellingen 2 opgenomen, waarop de respondenten hun mate van instemming konden aangeven. Bij de analyse van de antwoorden op deze stellingen zijn de genoemde waardeoordelen omgezet in een puntenwaardering, waardoor het mogelijk wordt de woontevredenheid op een 2 De vier stellingen zijn: (1) De indeling van de woning waarin ik woon is geschikt, (2) De woning waarin ik woon is te klein, (3) De woning waarin ik woon is slecht onderhouden en (4) De woning waarin ik woon ademt een goede sfeer uit. 6 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

schaal van 0 tot 10 uit te drukken. Een schaalscore van tien betekent dat men zeer tevreden is over de huidige woning, een score van nul betekent dat men er zeer ontevreden over is. Deze schaalscore wordt bij het Grote Stedenbeleid (GSB) als indicatie voor woontevredenheid gebruikt. Groot voordeel is de mogelijkheid om de score van Lelystad hierop 7,9 in 2001; 8,1 in 2003 en 2005 - met andere steden te vergelijken. Voor GSB-steden lag de gemiddelde score op 7,5 in 2001 en 2003. Tevens is aan de respondenten verzocht een rapportcijfer aan de huidige woning te geven. De schaalscore en de gemiddelde rapportcijfers zijn in tabel 2.2.1 per type woning en per wijk weergegeven. Ter vergelijking zijn de bevindingen uit de Omnibusenquête van 2003 opgenomen. Tabel 2.2.1 Gemiddelde schaalscore en rapportcijfer huidige woning, naar woningtype en wijk rapportcijfer schaalscore rapportcijfer schaalscore Woningtype 2003 2005 2003 2005 Wijk 2003 2005 2003 2005 Flat/appartement 6,9 7,5 7,0 7,2 Zuiderzeewijk 7,4 7,2 7,5 7,3 Seniorenwoning/aanleunwoning 7,5 7,6 7,9 7,7 Atolwijk 7,9 7,7 8,2 7,8 Eengezinswoning in een rij 7,7 7,7 7,8 7,9 Boswijk 7,9 8,0 8,1 8,1 Eengezinswoning op een hoek 7,8 7,8 7,9 7,9 Waterwijk 7,8 8,1 7,9 8,4 Twee-onder-één-kap woning 8,4 8,4 8,7 8,9 Kustwijk 8,0 8,0 8,4 8,4 Vrijstaande woning/bungalow 8,7 8,7 9,0 9,2 KeKoGoSc* 7,7 7,7 7,4 7,6 Overig/Onbekend 8,0 7,6 8,2 7,6 Havendiep 8,1 8,1 8,3 8,4 Lelystad-Haven 8,0 8,2 8,3 8,5 Totaal 7,9 7,9 8,1 8,1 Overige stadsdelen 7,7 7,6 7,8 7,7 * Kempenaar, Kogge, Gondel, Schouw Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Lelystedelingen beoordelen de woning waarin zij wonen met een 7,9. De gemiddelde rapportcijfers zijn vergeleken met 2003 min of meer gelijk gebleven. Flatbewoners zijn iets meer tevreden over de woning (7,5) dan twee jaar geleden (6,9). Aangezien de flatbewoners in 2001 een 6,5 als rapportcijfer voor hun woning gaven, is dit een duidelijk stijgende trend. In tabel 2.2.1 is ook te zien dat de respondenten uit de Zuiderzeewijk het minst tevreden zijn over hun woning, net als flatbewoners. Het meest tevreden zijn mensen die in een twee-onder-één-kap of vrijstaande woning wonen. Ook bewoners van Lelystad-Haven, Havendiep en de Waterwijk hebben een vrij hoge waardering voor hun woning. Uit tabel 2.2.1 kan ook worden opgemaakt dat de gemiddelde schaalscore van bewoners in de Waterwijk is toegenomen in vergelijking met twee jaar geleden. De schaalscore van de bewoners van de Atolwijk is echter afgenomen in vergelijking met 2003. De nieuwe wijk de Landerijen, die behoort tot de Waterwijk, is in de afgelopen twee jaar behoorlijk uitgebreid. Er zijn zowel nieuwe woningen als nieuwe mensen in de Waterwijk gekomen. Dit zou deels kunnen verklaren dat juist in de Waterwijk de schaalscore over de woning is toegenomen. In hoeverre wijkt de woontevredenheid van bewoners van bestaande wijken eigenlijk af van bewoners uit nieuwe wijken? We hebben nogmaals gemiddelde rapportcijfers en schaalscores berekend waarbij we onderscheid hebben Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 7

gemaakt tussen bewoners uit de nieuwe wijken (Kuststrook, Landstrekenwijk, Landerijen en Hollandse Hout) en bestaande wijken. In grafiek 2.2.1 is duidelijk te zien dat bewoners uit de nieuwe wijken in belangrijke mate meer tevreden zijn over hun woning dan bewoners uit de bestaande wijken. 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 Grafiek 2.2.1 Beoordeling woning bewoners nieuwe en bestaande wijken 8,5 7,8 7,9 7,9 8,1 Rapportcijfer 8,9 Schaalscore Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Bewoners nieuwe wijken Bewoners oude wijken Alle bewoners Verder blijkt uit grafiek 2.2.2 dat bewoners van een eigen woning meer tevreden zijn dan bewoners van huurwoningen. Dit geldt voor alle stadsdelen, maar het sterkst in Zuidoost. Daar is het verschil tussen de waardering door kopers en huurders het grootst. Vergeleken met twee jaar geleden is het verschil tussen eigenaar-bewoners en huurders groter geworden in Lelystad. In 2003 kwam de gemiddelde schaalscore voor huurders neer op 6,8 en eigenaar-bewoners op 8,0. Eind 2005 is dat 6,8 respectievelijk 8,4. Het aandeel huurwoningen in de Zuiderzeewijk en KeKoGoSc is relatief groot. Dit verklaart deels de mindere mate van woontevredenheid onder bewoners van de Zuiderzeewijk en KeKoGoSc. 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 Grafiek 2.2.2 Gemiddelde schaalscores stellingen huidige woning naar stadsdeel 6,0 8,0 8,6 8,4 8,6 8,4 6,8 6,9 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal 7,2 6,8 Huur Koop Bron: Gemeente Lelys tad, Onderzoek en Statistiek 8 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

3. LEEFBAARHEID In het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 zijn er enkele reeksen vragen aan respondenten voorgelegd, die op de leefbaarheid van de woonomgeving betrekking hebben. In dit hoofdstuk worden drie aspecten uitgelicht. Ten eerste kijken we naar het oordeel van bewoners over verschillende voorzieningen in hun buurt. Vervolgens worden diverse meer algemene oordelen over buurten besproken. Ten slotte komt een reeks vragen aan de orde waarin bewoners hun binding met en hun verwachtingen over de buurt en de stad hebben aangegeven. Hiertoe wordt Lelystad meestal in vier gebieden verdeeld: de stadsdelen Noordoost (Zuiderzee- en Atolwijk), Zuidoost (Bos- en Waterwijk), Noordwest (Kustwijk en KeKoGoSc) en Zuidwest (Havendiep en Lelystad- Haven) 3. Oordelen van respondenten woonachtig in het stadshart en in buitengebieden worden hier niet besproken, vooral wegens het relatief kleine aantal respondenten (31), maar ook omdat deze gebieden geen echte stadsbuurten zijn. Ze wijken sterk af wat betreft het aanbod van voorzieningen en de mogelijkheden om contacten met buren te onderhouden. Wél zijn de oordelen over deze gebieden meegenomen bij de resultaten voor Lelystad totaal. De bevindingen maken onderdeel uit van de zogenaamde leefbaarheid en veiligheid monitor. Deze vragenreeksen worden in vele Nederlandse steden op dezelfde wijze aan bewoners voorgelegd en de resultaten geanalyseerd. De monitor is ook in 2001 en 2003 aan Lelystedelingen voorgelegd. Hierdoor geven de bevindingen aan of de leefbaarheidbeleving belangrijk is gewijzigd. Indien beschikbaar, worden ook de gemiddelde leefbaarheidscores van andere steden gepresenteerd, die net als Lelystad rijksgelden ontvangen voor het Grot estedenbeleid (GSB). 3.1 Oordeel over buurtvoorzieningen Over een twaalftal voorzieningen is de mate van tevredenheid onder respondenten gepeild. De meningen zijn in tabel 3.1.1 samengevat. In de tabel wordt het percentage bewoners per stadsdeel weergegeven dat tevreden of zeer tevreden met de voorziening is. 3 We zouden graag meer bevindingen op wijk- en buurtniveau willen geven; de oordelen gaan tenslotte over de buurt of woonomgeving. Gezien het lage aantal respondenten op wijkniveau gemiddeld 199 worden de bijhorende nauwkeurigheidsmarges onverantwoord groot (soms 14% rondom het vermelde kengetal). De nauwkeurigheidsmarges op stadsdeel niveau (n=397) zijn minder dan 10%; bijvoorbeeld bij een schatting van 20% van de inwoners/stadsdeel ligt het werkelijke percentage tussen 16% en 24%. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 9

Tabel 3.1.1 Percentage bewoners (zeer) tevreden over voorzieningen in de woonomgeving (vet=significant verschil 2003-2005) 4 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad totaal GSBsteden** Voorziening 2003 2005 2003 2005 2003 2005 2003 2005 2003 2005 2003 Winkelvoorzieningen 83 90 64 72 75 77 70 68 72 76 - Speelmogelijkheden 51 65 51 57 49 55 51 61 50 59 - Straatverlichting 77 80 76 74 80 72 85 86 79 77 - Groenvoorziening* 77 82 66 70 77 77 70 69 72 73 71 Openbaar vervoer 61 56 65 64 60 60 47 64 60 62 - Wegenonderhoud* 51 58 47 59 49 43 61 67 52 56 - Basisonderwijs 76 77 76 85 81 83 70 69 76 79 - Jongerenvoorzieningen 14 25 18 22 21 13 14 18 17 19 - Parkeergelegenheid 69 71 48 53 55 53 54 53 56 57 - Kinderopvang 33 53 39 57 39 45 43 59 39 54 - Ouderenvoorzieningen 31 37 28 26 24 20 25 29 28 28 - Schoonhouden buurt* 39 50 37 49 48 44 59 62 45 51 - * Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef Bron: Gemeente Lelys tad, Onderzoek en Statistiek De tabel laat zien dat een meerderheid van de stadsbewoners tevreden is over tien van de twaalf onderscheiden voorzieningen in de buurt. Minder dan de helft van de bewoners is tevreden over de voorzieningen voor jongeren (19%) en de voorzieningen voor ouderen (28%). In vergelijking met 2003 is, berekend over de hele stad, de waardering voor de winkelvoorzieningen, de kinderopvang en de speelmogelijkheden voor kinderen toegenomen. Ook de tevredenheid over het schoonhouden van de buurt is toegenomen (zie tevens de toelichting onder tabel 3.1.1). De overige voorzieningen zijn ongeveer gelijk gebleven. Wanneer ingezoomd wordt op de afzonderlijke stadsdelen, blijkt dat in Noordoost de beoordeling van een aantal voorzieningen is gestegen (namelijk voor winkelvoorzieningen, kinderopvang, speelmogelijkheden voor kinderen en jongerenvoorzieningen). Ook in Zuidoost is de waardering voor winkelvoorzieningen en kinderopvang gestegen, evenals de waardering voor basisonderwijs, wegenonderhoud en het schoonhouden van de buurt. Noordwest is het enige stadsdeel dat dalingen laat zien in het oordeel over voorzieningen; de beoordelingen van jongerenvoorzieningen en straatverlichting zijn namelijk dalend. In stadsdeel Zuidwest is de waarde- 4 * Op deze items wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar af. Respondenten van de aselecte steekproef waarderen de groenvoorzieningen, het wegenonderhoud en het schoonhouden van de buurt hoger dan de respondenten van het LelyStadsPanel. Aangezien bij de voorgaande onderzoeken gebruik is gemaakt van aselecte steekproeven uit de bevolking, zijn de resultaten van de aselecte respondenten op deze items weergegeven in de tabel. De gedachte hierachter is dat, bij verschillen in antwoorden tussen de panelleden en de aselecte respondenten, de waardering van de respondenten van de aselecte steekproef een zuiverdere vergelijking geeft. Een kanttekening hierbij is, dat de respondenten van de aselecte steekproef kleiner in aantal zijn (573) dan de totale groep respondenten (1.619), zodat opsplitsingen op stadsdeelniveau nog net verantwoord zijn, maar opsplitsingen op wijkniveau niet. Als er een verschil is tussen de antwoorden van de panelleden en de aselecte respondenten staan in de bijlage zowel de totale uitkomsten (panel + aselect) als de cursief weergegeven aselecte uitkomsten vermeld. ** Bron voor straatverlichting, openbaar vervoer en wegenonderhoud is bewerking vsonet benchmark gegevens : Vereniging voor Statistiek en Onderzoek (VSO) presenteert op www.vsonet.nl benchmark gegevens van en voor de leden-steden. Groenvoorziening is uit concept GSB jaarboek 2003. Het GSB jaarboek 2005 is op het moment van schrijven nog niet gepubliceerd. 10 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

ring voor kinderopvang, speelmogelijkheden voor kinderen en het openbaar vervoer gestegen. In stadsdeel Zuidwest is de waardering voor de buurtvoorzieningen 5 gedaald (van 6,7 in 2003 naar 6,2 in 2005). Dit geldt met name in Lelystad-Haven (van 5,8 naar 5,0 in 2005, zie grafiek 3.1.1). In de andere wijken, stadsdelen en in totaal Lelystad is het oordeel over buurtvoorzieningen sinds 2003 niet noemenswaardig veranderd. Ook zijn er in 2005 geen noemenswaardige verschillen tussen de stadsdelen. Het gemiddelde rapportcijfer dat respondenten hebben gegeven voor de buurtvoorzieningen (6,3) komt aardig overeen met het cijfer van 2003 (6,4). De enige wijk die een onvoldoende krijgt voor de buurtvoorzieningen is Lelystad-Haven (5,0), terwijl KeKoGoSc het hoogste rapportcijfer krijgt (6,9). Grafiek 3.1.1 Rapportcijfer buurtvoorzieningen* 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 6,4 6,4 6,5 6,6 6,2 6,2 6,2 5,9 6,8 6,9 6,3 6,1 7,0 6,7 5,8 5,0 6,4 6,3 2003 2005 Zuiderzeewijk Atolwijk Boswijk Waterwijk KeKoGoSc Kustwijk Havendiep L'stad-Haven Lelystad Totaal * Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 3.2 Oordeel van bewoners over hun woonomgeving Op tweeërlei wijze is het oordeel van bewoners met de leefbaarheidmonitor gepeild. Eerst zijn er enkele reeksen van stellingen voorgelegd, waarbij respondenten konden aangeven in welke mate ze met de stellingen instemmen. Aan het einde van het vragenblok konden ze vervolgens hun oordeel over de woonomgeving met rapportcijfers aangeven. Van beide methodes presenteren we hier een selectie van de bevindingen. 5 Aangezien panelleden een hoger rapportcijfer geven voor de buurtvoorzieningen (6,7) dan de aselecten (6,3), zijn voor de vergelijkbaarheid met 2003 alleen de cijfers van de aselecten opgenomen in de grafiek. Het probleem hierbij is dat er over kleine aantallen wordt gesproken, zodat de resultaten op wijkniveau indicatief zijn. Bij Lelystad-Haven gaat het over 62 mensen in 2003 en 42 mensen in 2005. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 11

Een viertal stellingen heeft betrekking op de sociale kwaliteit van de buurt: de mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks ; de mensen gaan in deze buurt op een prettige manier met elkaar om ; ik woon in een gezellige buurt met veel saamhorigheid en ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen. De mate van instemming met deze stellingen is overeenkomstig landelijke afspraken tot een schaal omgewerkt. Een schaalscore van tien betekent dat men veel sociale cohesie in de buurt beleeft, een score van nul betekent dat men geen sociale cohesie ziet. Landelijk onderzoek heeft het belang van deze schaal aangetoond: het levert een goede graadmeter of een wijk meer of minder leefbaar is geworden 6. In grafiek 3.2.1 zijn de gemiddelde scores weergegeven voor de vier stadsdelen en voor Lelystad totaal, alsmede voor alle 30 steden die bij het Grotestedenbeleid zijn betrokken. Sinds 2003 zijn de schaalscores niet noemenswaardig veranderd en ook tussen de stadsdelen zijn geen noemenswaardige verschillen te constateren. Lelystad scoort nu met 6,2 net onder het GSB-gemiddelde van 2003 (6,3) voor sociale cohesie in de wijken. Grafiek 3.2.1 Sociale kwaliteit van de buurt (schaalscores) 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 6,5 6,0 6,1 6,3 6,2 6,2 5,9 6,1 6,3 6,4 6,1 6,2 6,3 6,0 6,1 6,2 6,2 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal GSB-steden Sociale kwaliteit vd buurt 2001 2003 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek ; Jaarboek Grotestedenbeleid 2002/2003 De algemene evaluatie van de buurt (zie grafiek 3.2.2), is op vergelijkbare wijze uit de mate van instemming met vijf stellingen opgebouwd: de mensen in deze buurt blijven hier graag wonen ; het is vervelend om in deze buurt te wonen ; als het maar enigszins mogelijk is, ga ik uit deze buurt verhuizen ; als je in deze buurt woont, heb je het goed getroffen en deze buurt is prettig om in te wonen. Uit de antwoorden kan worden afgeleid dat bewoners hun buurt in het algemeen positief evalueren. De gemiddelde score op de schaal van tien 6 Zie Leefbaarheid- en Veiligheidsmonitor: secundaire analyse II en III, Intomart BV, 1998 resp. 2002. 12 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

(7,9) is sinds 2001 niet veranderd. De scores van de verschillende stadsdelen zijn niet noemenswaardig veranderd. Er zijn nog geen vergelijkende cijfers van andere GSB-steden voor 2005 beschikbaar, maar twee jaar daarvoor lag het GSB-gemiddelde voor deze schaal op 7,3. Grafiek 3.2.2 Algemene evaluatie van de buurt (schaalscores) 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 8,0 7,0 8,3 7,7 7,4 7,5 7,8 7,9 8,0 8,0 8,0 8,0 7,9 7,9 7,9 7,2 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal GSB-steden Algemene evaluatie vd buurt 2001 2003 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek ; Jaarboek Grotestedenbeleid 2002/2003 Naast de mate van instemming met stellingen is respondenten verzocht diverse rapportcijfers aan hun buurt toe te kennen. De gemiddelde cijfers naar buurtkenmerk en naar stadsdeel worden in grafiek 3.2.3 samengevat. Uit de vergelijkingen kunnen een paar kenmerken worden afgeleid die de schaalscores onderschrijven en daarmee als conclusies van deze paragraaf gelden: Bewoners zijn kritisch wat betreft de sociale kwaliteit van de buurt. Het rapportcijfer voor de sfeer is veelal lager dan het rapportcijfer voor de mensen en de leefbaarheid 7, terwijl het hoogste rapportcijfer gegeven wordt voor de woonomgeving in het algemeen. De bewoners in de westelijke stadsdelen zijn in het algemeen positiever in hun oordelen over de woonomgeving. Stadsdeel Zuidwest is het meest positief en stadsdeel Noordoost het minst. 7 Op het item leefbaarheid in de buurt wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar af (panelleden geven hiervoor een hoger rapportcijfer). Daarom zijn alleen de gegevens van de aselecte respondenten in de grafiek opgenomen. Dit geeft een zuiverdere vergelijking met voorgaande jaren, aangezien voorgaande onderzoeken ook onder een aselecte steekproef zijn uitgevoerd. Als er een verschil is tussen de antwoorden van de panelleden en de aselecte respondenten staan in de bijlage zowel de totale uitkomsten (panel + aselect) als de cursief weergegeven as electe uitkomsten vermeld. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 13

Grafiek 3.2.3 Rapportcijfers van de woonomgeving 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 7,0 6,8 7,3 7,3 7,5 7,2 7,2 7,3 7,3 6,9 7,1 7,2 7,3 7,1 7,1 6,8 6,9 7,0 7,1 7,0 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal De woonomgeving Leefbaarheid in de buurt* Mensen in de buurt Sfeer in de buurt * Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek De scores uit 2003 staan niet in de grafiek vermeld; er zijn namelijk geen belangrijke veranderingen in die twee jaar opgetreden. We beschikken slechts over landelijke gegevens voor het rapportcijfer van de woonomgeving : het gemiddelde cijfer voor GSB-steden was 7,2 in 2001 en 7,1 in 2003, voor Lelystad is dit 7,3 in 2005. 3.3 Buurtbinding en verwachtingen In welke mate voelen bewoners zich verbonden met hun buurt en hoe vinden ze dat de gemeente buurtproblemen aanpakt? Hierover zijn enkele vragen aan respondenten voorgelegd; hun antwoorden zijn in grafiek 3.3.1 samengevat. Grafiek 3.3.1 Binding met de buurt (in %) Is (zeer) gehecht aan de buurt 56 65 64 Vindt dat gemeente aandacht voor problemen heeft 42 49 48 Vindt dat gemeente burger bij veranderingen betrekt Voelt zich medeverantwoordelijk voor leefbaarheid* 43 65 64 78 88 92 Is afgelopen jaar actief om buurt te verbeteren* 24 20 17 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 * Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 2001 2003 2005 14 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Bijna een kwart (24%) van de respondenten geeft aan het afgelopen jaar actief te zijn geweest om zijn buurt te verbeteren. 8 Het aandeel bewoners dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid van de buurt ligt aanzienlijk hoger: 88%. De percentages actieve en betrokken buurtbewoners lopen in de verschillende stadsdelen nauwelijks uiteen. Ten opzichte van 2003 is er een lichte stijging van actieve buurtbewoners en een lichte daling van betrokken buurtbewoners. Vergeleken met 2003 zijn er nauwelijks verschillen wat betreft beoordelingen omtrent de rol van de gemeente. Zowel het betrekken van de burger bij veranderingen in de buurt (65% versus 64% in 2003) als de aandacht voor problemen in de buurt (49% versus 48% in 2003) zijn nagenoeg gelijk gebleven. Opmerkelijk is dat het percentage bewoners dat vindt dat de burger voldoende wordt betrokken bij veranderingen in de buurt behoorlijk laag is in de Waterwijk (58%), terwijl hier vier jaar geleden een van de destijds hoogste percentages (56%) werd genoteerd. Een mogelijke verklaring kan liggen in de groei sinds 2001 van de Landerijen, welke niet tot het GSBaandachtsgebied van de Waterwijk behoort. Een andere opvallende bevinding betreft het percentage stadbewoners dat vindt dat de gemeente genoeg aandacht heeft voor de problemen in de buurt. Op deze vraag is het juist in stadsdeel Noordwest daar waar de afgelopen jaren veel vernieuwingen in gang zijn gezet in het kader van het WijkOntwikkelingsPlan (WOP) waar een meerderheid van de bewoners (52%) vindt dat de gemeente te weinig aandacht voor de buurtproblemen heeft. Een meerderheid (65%) van de bewoners geeft aan (zeer) gehecht te zijn aan de buurt. Ook dit is ongeveer gelijk aan 2003. In KeKoGoSc (77%) is de binding het hoogst en in de Waterwijk (57%) het laagst. Dit relatieve gebrek aan buurtbinding geldt sterker voor bewoners van de oude buurten in de Waterwijk dan voor bewoners van de nieuwe buurten in de Landerijen. Over de ontwikkeling van hun eigen buurt zijn de Lelystedelingen gematigd positief: 19% vindt dat hun buurt er op vooruit is gegaan in het afgelopen jaar; 17% vindt dat hun buurt er juist op achteruit is gegaan (grafiek 3.3.2). Gevraagd naar de oorzaken, worden vaak dezelfde (groenvoorziening, bestrating) voor zowel voor- als achteruitgang gegeven. Bij vooruitgang worden verder met name fysieke factoren (renovatie, nieuwbouw) als oorzaak genoemd, bij achteruitgang sociale factoren (overlast buurtbewoners, zwerfafval, geluidsoverlast en hangjongeren). 8 Op de items Is afgelopen jaar actief om buurt te verbeteren en Voelt zich medeverantwoordelijk voor leefbaarheid wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselec te steekproef van elkaar af (panelleden zijn vaker actief en voelen zich vaker medeverantwoordelijk). Als er een verschil is tussen de antwoorden van de panelleden en de aselecte respondenten staan in de bijlage zowel de totale uitkomsten (panel + aselect) als de cursief weergegeven aselecte uitkomsten vermeld. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 15

100% 80% Grafiek 3.3.2 Beleving van buurt afgelopen jaar 15 18 19 15 17 15 19 15 11 7 13 21 15 14 17 60% 40% 65 63 67 67 54 57 70 71 65 61 75 71 66 66 64 20% 0% 20 18 15 19 29 28 11 14 14 28 18 16 19 20 19 2001 Noordoost 2003 2005 2001 Zuidoost 2003 2005 2001 Noordwest 2003 2005 2001 Zuidwest 2003 2005 Vooruit gegaan Gelijk gebleven Achteruit gegaan 2001 Lelystad 2003 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Het oordeel over de ontwikkeling van de buurten verschilt ook per stadsdeel. De stadsdelen Zuidoost en Zuidwest zijn uitgesproken positief over de buurtontwikkeling. In Zuidoost wonen de meeste bewoners die vinden dat de buurt het afgelopen jaar vooruit is gegaan en in Zuidwest wonen de meeste bewoners die zeggen dat de buurt op z n minst gelijk is gebleven. Hier worden als positieve punten respectievelijk groenvoorziening en nieuwbouw genoemd. De ontwikkelingen in stadsdeel Noordwest zijn iets negatiever beleefd; stadsdeel Noordoost is niet zozeer negatiever beleefd, maar wel minder vaak positief. Slechts 19% van de Lelystedelingen vindt dat hun buurt het afgelopen jaar vooruit is gegaan (zie grafiek 3.3.2), maar 27% denkt dat de buurt de komende jaren wel vooruit zal gaan (zie grafiek 3.3.3). De verwachtingen lijken sinds 2003 weer enigszins te zijn toegenomen, met name in stadsdeel Noordoost waar een WijkOntwikkelingsPlan is opgezet. In de stadsdelen Zuidoost en Noordwest lijkt het alsof het verwachtingspatroon lager is geworden. Dit geldt in Zuidoost met name voor bewoners van de Boswijk. In zowel de oude Waterwijk als de nieuwe Landerijen zijn er juist relatief veel bewoners optimistisch over de toekomst van de buurt. In Noordwest zijn vooral de bewoners van KeKoGoSc pessimistisch over de toekomst, met name de bewoners van de Gondel en Schouw. 16 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

100% 80% Grafiek 3.3.3 Verwachting over buurt de komende jaren 19 19 15 13 20 16 17 17 13 8 13 16 15 19 25 60% 40% 56 67 55 62 50 52 61 63 50 45 73 65 57 62 55 20% 0% 25 14 25 24 36 32 22 20 24 42 19 22 27 23 27 2001 Noordoost 2003 2005 2001 Zuidoost 2003 2005 2001 Noordwest 2003 2005 2001 Zuidwest 2003 Zal vooruit gaan Zal gelijk blijven Zal achteruit gaan 2005 2001 Lelystad 2003 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Als gevraagd wordt naar de problemen in de buurt die met voorrang aangepakt moeten worden, nemen de meeste respondenten de moeite om bepaalde problemen aan te wijzen. Als aandachtsgebieden worden hoofdzakelijk fysieke zaken genoemd. Lelystedelingen lijken de meeste waarde te hechten aan verkeer en infrastructuur. Bestrating, parkeerproblemen, snelheidsoverlast en overige verkeersvoorzieningen / overlast voeren de boventoon. Ook de groenvoorzieningen en zwerfafval worden vaak genoemd. 3.4 Het oordeel over Lelystad Behalve met hun buurt hebben respondenten ook hun band met Lelystad kunnen aanduiden. Ook hier is het percentage dat (zeer) gehecht is aan Lelystad nauwelijks veranderd ten opzichte van 2003 (van 62% naar 59% 9 in 2005). Rondom dit gemiddelde is er relatief meer binding met de stad onder bewoners van stadsdeel Noordwest (65% gehecht). Over de ontwikkeling van Lelystad als geheel zijn de Lelystedelingen nog positiever: 53% vindt dat de stad er op vooruit is gegaan in het afgelopen jaar terwijl 13% vindt dat Lelystad er juist op achteruit is gegaan 10. Gevraagd naar positieve oorzaken wordt vooral het winkelaanbod genoemd, waaronder tevens de aanpak van het stadscentrum en de ontwikkeling bij de kust vallen. Daarnaast worden vaak dezelfde oorzaken (nieuwbouw, bestrating en renovatie) genoemd als bij de ontwikkeling van de buurt. Als oorzaak voor negatieve ontwikkeling worden met name verkeersoverlast / verkeersvoorziening, bestrating en groenvoorziening genoemd. 9 De antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef wijken van elkaar af (panelleden zijn meer gehecht aan Lelystad), daarom zijn de gegevens van de aselecte respondenten in de tekst weergegeven. 10 Ook hier wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar af (panelleden zijn optimistischer over de toekomst van Lelystad), daarom zijn de gegevens van de aselecte respondenten in de tekst weergegeven. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 17

De verwachtingen omtrent Lelystad de komende jaren zijn in het algemeen optimistisch: 68% denkt dat de stad vooruit zal gaan en slechts 12% dat de stad achteruit zal gaan. Het aandeel van stadsoptimisten en -pessimisten is vrij evenredig over alle delen van de stad verspreid. Aan een viertal aspecten van de stad hebben respondenten een rapportcijfer toegekend 11. De gemiddelde cijfers zijn in grafiek 3.4.1 in beeld gebracht. In plaats van een uitsplitsing naar stadsdeel is hier een uitsplitsing naar leeftijd weergegeven, omdat de toegekende cijfers meer met dit persoonskenmerk samenhangen. In de grafiek zijn een aantal tendensen zichtbaar: Over het algemeen geldt: hoe hoger de leeftijd van de beoordelende respondent, hoe hoger het toegekende rapportcijfer. Deze relatie geldt met name voor de beoordeling van de vrijetijdsvoorzieningen en het wonen in Lelystad in het algemeen, alsmede voor het cijfer voor de verkeersveiligheid. Bewoners hebben bij de omnibusenquête van 2003 ook rapportcijfers toegekend aan deze vier aspecten. De cijfers zijn gelijk gebleven of (licht) gedaald. Het gemiddelde rapportcijfer dat gegeven wordt voor het gemeentebestuur is net niet voldoende (5,9), de andere gemiddelde rapportcijfers zijn dat wél. Het wonen in Lelystad verdient van alle leeftijden een ruime voldoende en ook voor de verkeersveiligheid wordt een voldoende gegeven. De vrijetijdsvoorzieningen en het gemeentebestuur halen bij de verschillende leeftijdscategorieën de voldoendestreep net wel of net niet. Vooral de jongeren zijn kritisch wat betreft de laatstgenoemde punten. Grafiek 3.4.1 Rapportcijfers van de woonomgeving 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 7,1 7,3 7,3 7,5 7,3 7,3 6,7 6,8 6,9 6,9 6,6 6,8 6,8 7,1 6,2 6,2 6,1 6,1 6,3 5,9 6,0 5,9 6,1 6,0 5,5 5,5 18-29 jaar 30-39 jaar 40-54 jaar 55 jaar en ouder Lelystad Totaal Lelystad 2003 Lelystad 2001 Verkeersveiligheid ~Vrijetijdsvoorzieningen* ~Gemeentebestuur* ~Wonen in het algemeen ~ Relatie tussen leeftijd en rapportcijfer is statistisch significant. * Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 11 Op de items vrijetijdsvoorzieningen en gemeentebestuur wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar af (panelleden geven hiervoor hogere rapportcijfers). De gegevens van de aselecte respondenten zijn daarom in de tekst en in de grafiek weergegeven. 18 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Ten slotte konden respondenten op een tiental stellingen over Lelystad aangeven of ze daar al of niet mee instemden 12. Acht van de tien stellingen zijn reeds in 2000 en in 2002 aan een kleinere groep inwoners (en omwonenden) voorgelegd; twee stellingen zijn nogal negatief geformuleerd. Grafiek 3.4.2 toont voor alle vijf peilingen het percentage inwoners dat het met die stellingen eens is. Grafiek 3.4.2 Mate van instemming (% mee eens) met stellingen over Lelystad stad met veel ruimte met de auto makkelijk overal naar toe 81 82 87 91 87 90 86 88 ideaal wonen als je kinderen hebt* 72 71 78 83 met openbaar vervoer makkelijk overal naar toe* 38 groot aantal faciliteiten voor recreatie* 41 49 49 53 aantrekkelijke kust 38 goedkoop een huis kopen of huren 32 36 43 47 troosteloze stad 10 14 gezellig centrum 8 8 11 13 huizen zijn allemaal hetzelfde 2 2 3 3 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 * Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef ** Intomart, 200+ inwoners Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 2002** 2003 2004** 2005 Drie stellingen springen eruit als symbolisch voor aspecten van de stad waarover een meerderheid van de inwoners eens is: Lelystad is een stad met veel ruimte, waar je met de auto makkelijk overal naar toe kan en is ideaal wonen als je kinderen hebt. De mate van instemmingen hiermee lijkt af te nemen bij de stellingen Lelystad is een stad met veel ruimte en In Lelystad is het ideaal wonen als je kinderen hebt, terwijl deze lijkt toe te nemen 12 Op de stellingen groot aantal faciliteiten voor recreatie, met openbaar vervoer makkelijk overal naar toe en ideaal wonen als je kinderen hebt wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar af (panelleden zijn het vaker eens, behalve over het openbaar vervoer). Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 19

bij Vanuit Lelystad kan ik met de auto makkelijk overal naar toe. Andere stellingen verwijzen niet zozeer naar (een trendbreuk met) het verleden, eerder naar toekomstige ambities van de gemeente. Zo moeten, gezien de beleidsdoeleinden, op den duur aanzienlijk meer inwoners instemmen met: Lelystad heeft een gezellig centrum, Lelystad heeft een aantrekkelijke kust en vanuit Lelystad kan ik met het openbaar vervoer makkelijk overal naar toe. 20 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

4. VEILIGHEID De vragen over veiligheid in het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 zijn in een drietal categorieën te verdelen. Eerst is het oordeel van bewoners gevraagd over de mate waarin bepaalde problemen in hun woonomgeving voorkomen. Daarna zijn er enkele vragen gesteld waarmee de veiligheidsbeleving van bewoners is gepeild. Het derde thema wordt gevormd door een vragenreeks waarin bewoners konden aangeven of ze het afgelopen jaar slachtoffer zijn geweest van diverse voorvallen. Deze drie thema s worden achtereenvolgens besproken. De vragen zijn integraal onderdeel van de Leefbaarheid en Veiligheid Monitor, die aan bewoners in vele Nederlandse steden wordt voorgelegd. Evenals de bevindingen over leefbaarheid (zie hoofdstuk 3) zullen hier ter vergelijking bevindingen uit andere steden worden vermeld die bij het Grotestedenbeleid (GSB) worden betrokken. Tevens worden bij sommige bevindingen de resultaten van de Politiemonitor Flevoland ernaast gezet. Die monitor berust op een enquête die begin 2005 onder 806 Lelystedelingen is gehouden. Hoewel de veiligheids vragen op dezelfde wijze in deze twee enquêtes zijn gesteld, is voorzichtigheid bij de interpretaties geboden 13. 4.1 Buurtproblemen Inwoners konden voor een reeks problemen aangeven in welke mate deze in hun buurt voorkomen. Deze problemen zijn onder vier algemene thema s te brengen: vermogensdelicten, dreiging, overlast en verloedering. Hieronder zal het oordeel van bewoners volgens deze vierdeling besproken worden. In tabel 4.1.1 is het oordeel van bewoners samengevat over een viertal problemen die als vermogensdelicten worden beschouwd. Uit de tabel en de resultaten waarop deze gebaseerd is kan het volgende worden afgeleid: De problemen worden over het algemeen vaker door bewoners gesignaleerd die woonachtig zijn in oostelijke buurten. Bij de omnibusenquête 2003 is ook het oordeel van bewoners gevraagd omtrent de vier onderscheiden buurtproblemen. Voor de eerste drie problemen (fietsendiefstal, diefstal uit auto en vernieling van / diefstal vanaf auto) lijkt een verbetering te zijn opgetreden in het oordeel van bewoners. In 2003 vond 8-12% van de respondenten dat een probleem groot was, nu vindt 5-8% van de respondenten dat een probleem vaak voorkomt. Zo n 4% van de bewoners vindt dat woninginbraak een probleem is dat vaak voorkomt. 13 Landelijk onderzoek heeft aangetoond dat metingen van feitelijke slachtofferschap door de Politiemonitor en door de door ons gebruikte Veiligheid Monitor nagenoeg overeenstemmen. De metingen van subjectieve veiligheid daarentegen zijn minder goed vergelijkbaar. Al worden vragen over percepties (zie 3.3.1) en gevoelens van onveiligheid op dezelfde wijze gesteld, men reageert er kennelijk wisselend op (zie RIGO, 2002). Vermoedelijke verklaring voor de verschillen heeft deels te maken met afwijkende interviewtechnieken: bij de Politiemonitor telefonisch, bij ons schriftelijk of via Internet. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 21

Tabel 4.1.1 % bewoners dat vermogensdelicten als 'vaak' voorkomende buurtprobleem beschouwt Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad totaal 2005 Lelystad totaal 2003 Fietsendiefstal 11 8 7 4 8 12 Diefstal uit auto 7 5 6 2 5 8 Vernieling van / diefstal 12 8 7 4 8 10 vanaf auto Inbraak in woningen 4 8 3 2 4 3 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek De antwoorden op de vier vragen zijn tot een totale schaal om te vormen. Daarbij geldt een score van 0 wanneer men vindt dat geen van de problemen in de buurt (soms) voorkomen en een maximale score van 10 wanneer men vindt dat alle vier problemen vaak in de buurt voorkomen. Kort gezegd: hoe lager de score, hoe beter. In grafiek 4.1.1 worden de gemiddelde scores voor respondenten uit de vier stadsdelen gepresenteerd. Het voordeel van die schaal is dat vergelijkingen door de tijd en tussen locaties overzichtelijker worden gemaakt. Ook kunnen de resultaten worden vergeleken met de schaalscores die de Politie heeft berekend. De gemiddelde score is voor Lelystad in het geheel in 2005 lager (2,6) dan de score voor de referentiesteden (3,6) en ook lager dan de score in 2003 (2,7). De gemiddelde schaalscore is in Zuidwest het laagst. Verder blijkt uit de grafiek dat de gemiddelde schaalscore in Noordoost tussen 2003 en 2005 het meest verschilt. 5,0 Grafiek 4.1.1 Schaalscores perceptie vermogensdelicten 4,0 3,0 3,5 3,5 2,9 2,9 2,8 2,9 2,6 2,6 3,2 3,1 3,2 3,1 2,8 2,7 3,3 3,0 2,7 2,6 4,0 3,6 2,0 2,1 2,0 1,0 0,0 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal Referentiesteden Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek ** Politie Flevoland, inclusief berekening referentiesteden Politiemonitor 2003** 2003 Politiemonitor 2005** 2005 Een zestal buurtproblemen is in de vragenreeks opgenomen die onder het thema dreiging kunnen worden gebracht. Bij respondenten is gepeild hoe vaak dergelijke problemen in hun buurt voorkomen. Het percentage dat vindt dat het probleem vaak of soms voorkomt is in tabel 4.1.2 vermeld. Er zijn duidelijke verschillen te zien tussen de stadsdelen. Alle genoemde proble- 22 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

men worden in de oostelijke delen vaker waargenomen dan in de westelijke. Vergeleken met 2003 zijn er nauwelijks verschillen te zien in de mate waarin men dreiging ervaart. Tabel 4.1.2 Percentage bewoners dat 'dreigingen' als 'vaak' of soms voorkomende buurtproblemen beschouwt Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Lelystad 2005 2003 Bedreiging 17 19 15 9 16 15 Dronken mensen op straat 26 23 17 15 21 20 Mensen die op straat worden lastiggevallen 15 14 10 5 12 12 Geweldsdelicten 19 17 14 10 16 18 Drugsoverlast 28 24 14 10 19 18 Tasjesroof 12 9 8 6 9 9 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek In navolging van landelijke richtlijnen zijn de antwoorden op de zes vragen tot een schaal omgevormd. Een score van nul hebben bewoners die geen van alle dreigingen beschouwen als een probleem dat in hun buurt voorkomt; een score van tien hebben bewoners die vinden dat alle zes vaak in hun buurt voorkomen. In grafiek 4.1.2 zijn de gemiddelde scores voor de vier stadsdelen te zien. Zoals gezien tabel 4.1.2 verwacht kan worden, zijn deze vrij laag: tussen de 0,4 (in het zuidwestelijke stadsdeel) en de 0,9 (in het noordoostelijke stadsdeel). Ook hier zijn de gegevens van de Politiemonitor meegenomen. De gemiddelde score voor Lelystad in het geheel (0,7) is aanzienlijk lager dan het gemiddelde van alle GSB-steden (1,2 in 2003). In vergelijking met 2003 zijn de schaalscores nagenoeg gelijk gebleven. 5,0 Grafiek 4.1.2 Schaalscores perceptie dreiging 4,0 3,0 2,0 2,2 2,2 2,0 2,0 2,1 2,2 2,0 2,0 2,0 2,0 2,0 2,1 1,0 0,8 0,9 0,8 0,8 0,5 0,6 0,5 0,4 0,7 0,7 1,2 0,0 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal GSB-steden* Politiemonitor 2003** 2003 Politiemonitor 2005** 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek * GSB-jaarboek 2003, ** Politie Flevoland incl. 'referentiesteden' i.p.v. GSB-steden Drie andere items in de vragenreeks gaan om problemen van overlast. Het percentage bewoners dat vindt dat deze problemen vaak voorkomen in de buurt is in tabel 4.1.3 weergegeven. Geluidsoverlast scoort relatief hoog; Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 23

ruim een op de zeven bewoners beschouwt het als een vaak voorkomend probleem. Met name in de oostelijke stadsdelen zijn er veel bewoners die geluidsoverlast signaleren. De andere overlast problemen van groepen jongeren en van omwonenden komen ook het meest voor in de oostelijke stadsdelen. Overlast van groepen jongeren komt het meest voor in stadsdeel Noordoost, terwijl overlast door omwonenden het meest voorkomt in stadsdeel Zuidoost. Tabel 4.1.3 Percentage bewoners dat 'overlast' als 'vaak' voorkomend buurtprobleem beschouwt Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad 2005 Lelystad 2003 Geluidsoverlast 19 19 12 11 16 13 Overlast van groepen jongeren' 11 7 7 5 8 8 Overlast door omwonenden 8 11 6 7 8 6 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Stati stiek De antwoorden op deze drie items zijn ook tot een totale schaalscore samengevoegd. Hier krijgt men een score van tien wanneer men vindt dat alledrie de problemen vaak in de buurt voorkomen. Uit de scores voor hele stadsdelen, die in grafiek 4.1.3 worden gepresenteerd, is te zien dat bewoners van stadsdeel Noordoost gemiddeld het meest overlast ondervinden en van Zuidwest het minst. De gemiddelde score voor Lelystad (2,8) ligt boven de score van 2003 (2,5). Vooral de bewoners uit de westelijke stadsdelen lijken nu meer buurtoverlast te ondervinden dan in 2003. 5,0 Grafiek 4.1.3 Schaalscores perceptie buurtoverlast 4,0 3,0 2,0 3,3 2,9 3,1 3,4 2,8 2,9 2,1 2,2 2,6 2,2 2,1 2,4 2,7 2,5 2,8 1,0 0,0 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal 2001 2003 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Een viertal items is in de vragenlijst opgenomen die onder het thema verloedering kunnen worden gebracht. Bij respondenten is gepeild hoe vaak dergelijke problemen in hun buurt voorkomen. Het percentage dat vindt dat het probleem vaak voorkomt is in tabel 4.1.4 vermeld. Net als in voorgaande jaren ergert men zich het meest aan hondenpoep op straat, terwijl bekladding van muren en / of gebouwen het minst vaak wordt gemerkt. Vernie- 24 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

lingen van straatmeubilair komt het vaakst voor in stadsdeel Noordwest. Stadsdeel Zuidwest lijkt het minst last te hebben van verloedering. Tabel 4.1.4 Percentage bewoners dat 'verloedering' in de buurt 'vaak' waarneemt Bekladding van muren en/of gebouwen Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad 2005 Lelystad 2003 8 6 5 2 6 5 Rommel op straat 22 22 21 10 20 23 Hondenpoep op straat 29 29 30 28 29 30 Vernielingen van straatmeubilair 20 12 27 8 17 22 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Een cijfermatige bewerking van de antwoorden op de vier items levert een verloederingschaal, waarvan de gemiddelde scores in grafiek 4.1.4 zijn weergegeven. Net als bij de drie voorgaande schalen symboliseert een maximale score van tien een buurt waar iedereen vindt dat alle genoemde problemen vaak voorkomen. Voor Lelystad geldt een gemiddelde score van 3,8, met stadsdeel Noordwest (4,2) als uitschieter in negatieve zin (tevens in vergelijking met 2003) en stadsdeel Zuidwest (3,1) als positieve uitschieter. De gemiddelde score voor alle GSB-steden was 4,4 in 2003. 5,0 4,0 3,0 4,1 Grafiek 4.1.4 Schaalscores perceptie verloedering 4,2 3,8 3,8 3,1 2,0 1,0 0,0 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal GSB-steden* Politiemonitor 2003** 2003 Politiemonitor 2005** 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek * GSB-jaarboek 2003, ** Politie Flevoland incl. 'referenti esteden' i.p.v. GSB-steden 4.2 Onveiligheidsgevoelens Na een aantal vragen waarin bewoners hun oordeel over hun buurt konden aankruisen, volgde de vrij algemene vraag of men zich wel eens onveilig voelt. Hierop heeft 28% ja aangekruist 14. Zoals in grafiek 4.2.1 is weerge- 14 Aangezien op dit item de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar afwijken (panelleden voelen zich minder vaak wel eens onveilig, 23%), zijn de gegevens van de aselecte respondenten in de tekst opgenomen. Dit geeft een zuiverdere vergelijking met voorgaande jaren, aangezien voorgaande onderzoeken ook onder een aselecte steekproef zijn uitgevoerd.. Als er een verschil is tussen de antwoorden van de panelleden en de ase- Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 25

geven, loopt het percentage in belangrijke mate uiteen, afhankelijk van het stadsdeel waar men woont. In stadsdeel Zuidwest voelt slechts een op de vijf bewoners zich wel eens onveilig, terwijl dit in stadsdeel Zuidoost geldt voor een op de drie. Vooral in stadsdeel Noordwest is het percentage mensen dat zich wel eens onveilig voelt toegenomen (van 21% in 2003 naar 32% in 2005). Het stadsgemiddelde van 28% is overigens minder dan de 36% die voor alle GSB-steden in 2003 is berekend. 40 Grafiek 4.2.1 Percentage inwoners dat zich onveilig voelt 34 32 30 28 28 20 18 21 18 20 18 12 10 0 Noordoost Zuidoost Noordwest Zuidwest Lelystad Totaal GSB-steden Wel eens in het algemeen 2001 Wel eens in het algemeen 2003 Wel eens in het algemeen 2005 Wel eens in eigen buurt 2001 Wel eens in eigen buurt 2003 Wel eens in eigen buurt 2005 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek / GSB jaarboek 2001 en 2003 Vervolgens konden bewoners aangeven in welke mate men zich in de eigen buurt onveilig voelde: 18% geeft aan dat men zich soms of vaak in de eigen buurt onveilig voelt; dit percentage is lager dan het gemiddelde uit 2003 voor de GSB-steden (26%). Verder zijn ook hier aanzienlijke verschillen tussen bewoners van stadsdeel Zuidwest (12%) en stadsdeel Zuidoost (21%). Het lijkt erop dat twee jaar geleden iets meer mensen zich in de eigen buurt onveilig voelden dan nu. Dit geldt met name voor bewoners van de oostelijke stadsdelen en in het bijzonder voor het stadsdeel Noordoost. Tevens is gevraagd of men zich wel eens elders in Lelystad onveilig voelt. Hierop heeft 57% bevestigend beantwoord; in 2003 gaf 69% aan zich wel eens elders in Lelystad dat wil zeggen buiten hun eigen buurt onveilig te voelen. 4.3 Slachtofferschap Naast meningen omtrent problemen en onveiligheid in de buurt, konden bewoners aangeven of ze zelf slachtoffer van specifieke delicten zijn geweest. Voor elf delicten is in tabel 4.3.1 het percentage slachtoffers per stadsdeel gegeven. lecte respondenten staan in de bijlage zowel de totale uitkomsten (panel + aselect) als de cursief weergegeven aselecte uitkomsten vermeld. 26 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Tabel 4.3.1 Percentage bewoners dat slachtoffer van een specifiek delict is geweest Zuidoost Totaal 2005 Lelystad 2003 Noordoost Noordwest Zuidwest Referentie 2005** Poging tot inbraak 4 4 4 4 4 3 2 Woninginbraak 1 4 3 2 3 3 2 Beroving met geweld 0 1 1 0 1 1 0 Zakkenrollen 1 2 2 1 2 1 3 Overige diefstal 12 10 13 11 11 7 7 Overige vernieling*** 12 10 8 10 9 8 7 Bedreiging 7 7 3 5 5 2 5 Mishandeling 1 1 1 2 1 1 1 Diefstal van auto * 5 3 4 2 4 3 1 Diefstal uit auto * 11 8 12 4 9 9 5 Vernieling aan auto 15 * 55 46 35 21 38 22 20 Diefstal van fiets * 7 10 5 6 5 4 4 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek * Percentages zijn per 100 auto s resp. per 100 fietsen gerekend ** Referentiesteden zijn ter vergelijking door Politie Flevoland opgesteld *** Bevindingen van de respondenten uit de aselecte steekproef 16 Een aantal tendensen valt op wanneer de percentages vergeleken worden met resultaten uit 2003. 'Vernieling aan auto' sinds jaren de meest voorkomende vorm van slachtofferschap in Lelystad is behoorlijk gestegen; door maar liefst 38% van de autobezitters wordt dit vermeld. Ook het percentage slachtoffers van bedreiging en van overige vernielingen is gestegen ten opzichte van 2003. Onder de andere delictensoorten zijn geen duidelijke tendensen te bespeuren naar meer of minder slachtofferschap. De resultaten uit tabel 4.3.1 hebben we in grafiek 4.3.1 samengevat. Daarin zijn vijf soorten delicten van elkaar onderscheiden. Hiermee kan men het percentage slachtoffers vergelijken met het gemiddelde percentage van de GSB-steden. Lelystad wijkt, met uitzondering van het aantal autodelicten, niet noemenswaardig af wat betreft het percentage bewoners dat het afgelopen jaar slachtoffer is geweest van deze delicten. 15 Er waren vier respondenten die extreem hoge aantallen noemden (twee noemden 31 en tw ee noemden 20 keer vernieling aan hun auto). Mede door deze extremen zijn de gemiddelden erg gestegen. Zonder deze extremen zou Lelystad 34% i.p.v. 38% vernieling aan auto hebben. 16 Panelleden geven vaker aan slachtoffer te zijn geweest van overige vernieling dan aselecte respondenten. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 27

Grafiek 4.3.1 Slachtofferschap vergeleken met G26-steden (in %) 30 25 20 21 26 20 26 15 10 5 6 7 5 14 12 12 10 10 9 7 7 7 7 8 7 6 6 6 6 3 11 0 Inbraak Autodelict Fietsendiefstal Geweld Vernielingen Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 2001 GSB 2001 2003 GSB 2003 2005 4.4 Rapportcijfer De respondenten kregen de gelegenheid om, naast vijf andere kwaliteiten van hun buurt, voor de veiligheid een rapportcijfer tussen één en tien te geven. De gemiddelde cijfers voor de afzonderlijke wijken en voor de stad als geheel, worden in grafiek 4.4.1 weergegeven 17. Grafiek 4.4.1 Rapportcijfer buurtveiligheid 10,0 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0 7,2 7,1 7,2 7,3 7,5 7,3 6,6 6,9 7,1 6,7 7,0 7,1 7,2 7,3 7,4 7,1 7,1 6,6 2003 2005 Zuiderzeewijk Atolwijk Boswijk Waterwijk KeKoGoSc Kustwijk Botter L'stad Haven Lelystad Totaal Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 17 Aangezien panelleden een hoger rapportcijfer geven voor de buurtveiligheid (7,3) dan de aselecten (7,1), zijn voor de vergelijkbaarheid met 2003 alleen de cijfers van de aselecten opgenomen in de grafiek. Een probleem hierbij is dat er met kleinere aantallen wordt gerekend, zodat de resultaten op wijkniveau minder nauwkeurig zijn. 28 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

5. VERHUISWENSEN Mensen verhuizen om verschillende redenen. Er is daarbij een belangrijk eerste onderscheid te maken tussen verhuizingen die worden ingegeven door privé-factoren, zoals het krijgen van een baan elders of gezinsontwikkelingen en omgevingsfactoren, zoals de woonkwaliteit van de woning of van de buurt. Omgevingsfactoren zijn voor beleidsmakers belangrijker, omdat deze mogelijk positief beïnvloed kunnen worden door het gemeentelijk beleid. Dit zijn met name de factoren zoals in de hoofdstukken 2, 3 en 4 zijn behandeld: de woontevredenheid, leefbaarheid en veiligheid in de woonomgeving. In dit hoofdstuk worden wensen tot verhuizing en redenen daarvoor gepresenteerd. 5.1 Verhuisplannen In de enquête is gevraagd naar de plannen om binnen afzienbare tijd te verhuizen. Men kon vervolgens de keuze maken uit vier perioden, waarvan de langste binnen vier jaar is. In totaal geeft ongeveer eenderde van de respondenten aan te willen verhuizen 18. Twee jaar eerder (Omnibusenquête 2003) was dit slechts een kwart; twee jaar daarvoor maten wij 31%. Lelystedelingen zijn weer iets meer verhuisgeneigd. Huurders zijn meer verhuisgeneigd (39%) dan kopers (25%). In grafiek 5.1.1 is weergegeven binnen welke periode de respondenten met verhuisplannen denken te gaan verhuizen. Van degenen met verhuisplannen, denkt ongeveer 31% binnen een jaar te verhuizen en 54% binnen twee jaar. Twee jaar geleden dacht 30% binnen een jaar en ongeveer 55% binnen twee jaar te verhuizen. 18 Op het item verhuisgeneigdheid wijken de antwoorden van respondenten van het LelyStadsPanel en respondenten van de aselecte steekproef van elkaar af (panelleden zijn minder verhuisgeneigd). Daarom zijn alleen de gegevens van de aselecte respondenten in de tekst beschreven. Dit geeft een zuiverdere vergelijking met voorgaande jaren, aangezien voorgaande onderzoeken ook onder een aselecte steekproef zijn uitgevoerd. Als er een verschil is tussen de antwoorden van de panelleden en de aselecte respondenten staan in de bijlage zowel de totale uitkomsten (panel + aselect) als de cursief weergegeven aselecte uitkomsten vermeld. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 29

Grafiek 5.1.1 Verhuisgeneigdheid naar periode waarbinnen men denkt te verhuizen Ja, binnen zes maanden; 13% Ja, binnen vier jaar; 46% Ja, binnen een jaar; 18% Ja, binnen twee jaar; 23% Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek Wie zijn er verhuisgeneigd? Kijken we naar de verhuisgeneigde respondenten dan zien we dat deze groep voor 11% uit mensen bestaat die (nog) niet zelfstandig wonen. Zo n 60% van deze groep denkt binnen vier jaar een start te maken op de woningmarkt. De groep doorstromers is relatief kleiner; slechts 26% van de respondenten die reeds zelfstandig wonen, denkt binnen vier jaar door te stromen naar een andere woning. Verder is er nog gekeken of de mate van verhuisgeneigdheid verschilt tussen bewoners uit de verschillende stadsdelen en wijken. Op basis van deze analyse kunnen we concluderen dat er op stadsdeelniveau en op wijkniveau geen noemenswaardige verschillen zijn wat betreft de verhuisgeneigdheid van bewoners. Verder blijkt dat bewoners uit de nieuwe wijken niet minder of meer verhuisgeneigd zijn dan bewoners uit bestaande wijken. 5.2 Verhuisredenen Waarom zijn mensen van plan te gaan verhuizen? Indien het gaat om redenen als ik wil een kleiner/ groter/ luxer huis, kan in het woningbouwprogramma van de gemeente met dergelijke wensen rekening worden gehouden. Als men wil verhuizen omdat de buurt niet bevalt, kan nader worden onderzocht wat hiervan de achterliggende oorzaken zijn en kunnen maatregelen worden voorgesteld om die situatie te verbeteren. Als iemand bijvoorbeeld gaat verhuizen omdat hij of zij een andere baan heeft gekregen elders in het land, is er geen mogelijkheid tot planmatig ingrijpen. Zoals reeds vermeld is in totaal eenderde van de respondenten van plan om binnen vier jaar te verhuizen. Voor een meerderheid van deze respondenten is de wens tot een grotere, duurdere of luxere woning een aanleiding om te willen verhuizen (zie tabel 5.2.1). Vooral in Zuidoost wordt deze reden vaak genoemd. Voor een op de vijf van de verhuisgeneigde respondenten geldt dat onvrede met de buurt of de buren reden is om te willen verhuizen. Onevenredig veel van deze mensen komen uit de oostelijke wijken: 30% uit 30 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Tabel 5.2.1 Belangrijkste verhuisredenen* stadsdeel Noordoost en 25% uit stadsdeel Zuidoost zijn de buurt en/of de buren (een van) de reden waarom men wil ve rhuizen. In Zuidwest is dit in 14% van de gevallen zo en in Noordwest is dit 13%. 2005 2003 % % Wens tot grotere / duurdere / luxere woning 61 59 Verandering privé-omstandigheden 21 24 Wens tot kleinere / goedkopere woning 20 15 Omgeving (buurt / buren) 19 17 Wens tot grotere tuin 16 21 Werkgerelateerd 10 8 Liever dichter bij familie / vrienden 3 6 * Meerdere antwoorden waren mogelijk, waardoor de percentages optellen tot boven 100%. 5.2 Verhuisvoorkeuren Een volgend aspect is naar wat voor type woning men het liefst wil verhuizen. Men kon bij deze vraag meerdere gewenste typen woningen opgeven. Bijna viervijfde van de mensen die willen verhuizen is geïnteresseerd in een rij-, hoek- of twee-onder-een-kap-woning, eenderde zoekt (ook) in de categorie vrijstaande woningen (23% kavel kleiner dan en 11% kavel groter dan 700 m 2 ) en eenvijfde zoekt een meergezinswoning (flat, appartement). In 2003 was ruim viervijfde van de verhuisgeneigden geïnteresseerd in een rij-, hoek- of twee-onder-een-kap-woning, tweevijfde zocht (ook) in de categorie vrijstaande woningen of bouwkavels, en nog eens eenderde zocht een meergezinswoning (flat, appartement). Zoals in paragraaf 5.1 is aangegeven, bestaat de groep verhuisgeneigde respondenten voor 11% uit starters en voor 89% uit doorstromers. We hebben deze groepen gescheiden om beter inzicht te krijgen in de gewenste woningtypen (=vraag). Van de starters blijkt de ene helft op zoek te zijn naar een meergezinswoning en de andere helft naar een eengezinswoning. Van de doorstromers is 89% op zoek naar een eengezinswoning. In 2003 bestond de groep verhuisgeneigde respondenten uit meer starters (16%) en minder doorstromers (84%). Destijds waren meer starters op zoek naar een meergezinswoning (60%) en minder (40%) naar een eengezinswoning. Van de doorstromers was 90% op zoek naar een eengezinswoning, wat aardig overeenkomt met de 89% in 2005. Willen de mensen die naar een andere woning gaan liever een woning (of kavel) kopen of huren? Ruim een kwart van alle verhuisgeneigde respondenten is op zoek naar een huurwoning; van de starters is dat echter 63% en van de doorstromers 22%. Dit betekent dat ruim eenderde van de starters de intentie heeft een woning te kopen; van de doorstromers is dat bijna viervijfde. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 31

Bij verhuizing laat een starter geen woning achter; een doorstromer wel. Om beter inzicht te krijgen in de vraag en het potentiële aanbod in Lelystad hebben we gekeken naar de eigendomsverhouding van de gewenste woning (van doorstromers en starters) en huidige woning (van doorstromers). In grafiek 5.2.1 is weergegeven welke (mogelijke) verschuivingen zich voordoen van huur naar koop of omgekeerd. Hierbij zijn de mensen die op zoek zijn naar een bouwkavel opgeteld bij de mensen die een koopwoning zoek en. Uit deze grafiek kan onder meer worden afgeleid dat het merendeel van de verhuisgeneigde Lelystedelingen uit doorstromers (89%, 84% in 2003) bestaat, dat het merendeel een koopwoning of kavel wenst (74%, 62% in 2003) en dat meer dan de helft van de verhuisgeneigde Lelystedelingen (63%, 53% in 2003) al in een koopwoning woont. Grafiek 5.2.1 Huidige en gewenste eigendomsverhouding onbekend; 0% starter >> huur; 7% starter >> koop; 4% huur >> huur; 14% koop >> koop; 58% huur >> koop; 12% koop >> huur; 5% Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 32 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

6. TECHNISCHE TOELICHTING 6.1 Vragenlijst en steekproef De vragenlijst van het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 sluit voor een deel aan op vragenblokken die zijn opgenomen in de Omnibusenquête 2003. Het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 is gehouden in oktober 2005 onder inwoners van 18 jaar en ouder van de gemeente Lelystad. Het onderzoek is uitgevoerd onder leden van het Lely- StadsPanel en aangevuld met een willekeurige (aselecte) steekproef. De betrokkenheid onder de leden van het panel is zeer groot, want maar liefst 89% heeft de enquête ingevuld en geretourneerd. Op het moment van het onderzoek bestond het panel uit 1.177 panelleden. Aangezien we ook de mening van niet-panelleden wilden weten, mede om hun betrokkenheid met panelleden te vergelijken, zijn de vragen tevens aan een steekproef uit de rest van de bevolking voorgelegd. Daarop kwamen 573 reacties binnen (44% respons), waardoor het totale aantal respondenten op 1.619 uitkwam. Er is gebruik gemaakt van een vragenlijst via Internet voor de Internetpanelleden en van een schriftelijke vragenlijst die per post is verstuurd naar de personen uit de steekproef en de schriftelijke panelleden, zie ook de bijlage. De ingevulde lijsten zijn in de meeste gevallen door de respondenten teruggestuurd, maar kon ook worden afgegeven op het stadhuis. Er is eenmaal schriftelijk gerappelleerd. 6.2 Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid De uitkomsten van deze enquête kennen een bepaalde mate van onzekerheid, vanwege het feit dat er met een steekproef uit de bevolking wordt gewerkt waarvan tevens niet iedereen aan het onderzoek meewerkt. De mate waarop het werkelijke getal kan afwijken van de steekproefschatting (het in de uitkomsten gevonden getal) is afhankelijk van het aantal respondenten in de steekproef. De mogelijke afwijking wordt groter en dus minder nauwkeurig naarmate de steekproef kleiner is en/of de schatting de 50% nadert, zoals in tabel 6.2.1 wordt weergegeven. Tabel 6.2.1 Afwijkingsmarges rondom schattingen naar steekproefgrootte (95% betrouwbaarheid) Steekproefgrootte 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50% 50 6,0 8,3 9,9 11,1 12,0 12,7 13,2 13,6 13,8 13,9 100 4,3 5,9 7,0 7,8 8,5 9,0 9,3 9,6 9,8 9,8 200 3,0 4,2 4,9 5,5 6,0 6,4 6,6 6,8 6,9 6,9 400 2,1 2,9 3,5 3,9 4,2 4,5 4,7 4,8 4,9 4,9 800 1,5 2,1 2,5 2,8 3,0 3,2 3,3 3,4 3,4 3,5 1.000 1,4 1,9 2,2 2,5 2,7 2,8 3,0 3,0 3,1 3,1 3.000 0,8 1,1 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,8 1,8 Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 33

De kans bestaat dat het werkelijke getal ook buiten de marges van tabel 6.2.1 valt. Die marges zijn zo berekend dat 95% van de steekproefschattingen wél binnen de afwijkingsmarge vallen. Wil men echter 99% zekerheid, dan worden de afwijkingsmarges groter. Deze zekerheid noemt men de betrouwbaarheid. Overeenkomstig de landelijke richtlijnen voor beleidsonderzoek worden de schattingen in dit onderzoek met de afwijkingsmarges van een 95% betrouwbaarheid geïnterpreteerd. Verder wordt er bij de analyses, waarin het mogelijke verband tussen twee variabelen onderzocht wordt, een significantieniveau van 5% toegepast. Hiermee verwijzen wij naar de kans dat een verband dat wij tussen variabelen in de steekproef constateren, niet voor de hele populatie geldt. Met andere woorden: wij spreken in dit rapport van een relatie (bijvoorbeeld tussen leeftijd en waardering voor vrijetijdsvoorzieningen) als de kans dat deze relatie aan toevalfluctuaties in de steekproef kan worden toegeschreven, minder dan 5% is. Ook dit is het meest gebruikte significantieniveau in beleidsonderzoek. In deze rapportage wordt gesproken in termen als aanzienlijk, behoorlijk, in belangrijke mate of noemenswaardig wanneer een significant verband of verschil tussen twee kenmerken is waargenomen. 6.3 Weging Voor bepaalde resultaten zijn landelijke afspraken gemaakt over de wijze waarop antwoorden worden herwogen. Deze afspraken komen er op neer dat in alle (4) stadsdelen (plus het centrum /overig gebied) bevolkingsgroepen zijn onderscheiden naar sekse (2) en leeftijdscategorie (4) 19. Op basis van deze drie kenmerken zijn de respondenten herwogen, om te zorgen dat alle (5 x 2 x 4 =) 40 bevolkingsgroepen evenredig zijn vertegenwoordigd. 6.4 Vergelijking met 2003 Waar mogelijk en interessant is een vergelijking gemaakt met de uitkomsten van de Omnibusenquête 2003. In bepaalde gevallen komt het voor dat de nu genoemde uitkomsten van 2003 afwijken van de cijfers in de rapportage van 2003. Dat wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld een licht gewijzigde vraagstelling, een andere manier van weging of omgaan met ontbrekende respons. De basisgegevens uit 2003 zijn in die gevallen anders bewerkt dan voor de toenmalige eindrapportage, maar wel geheel gelijk aan de manier van bewerken van de uitkomsten 2005. Alleen op deze manier wordt een zuiverder vergelijking tussen deze beide jaren mogelijk. 6.5 Wijkindeling Waar in deze publicatie een onderscheid naar wijk is gemaakt, betreft dit in de meeste gevallen de wijkindeling welke bij het Wijkgericht Werken wordt gehanteerd. In het navolgende overzicht is voor deze indeling vermeld op welke buurten de WgW-namen betrekking hebben. Zie ook figuur 6.5.1. 19 De leeftijdscategorieën zijn 18-29, 30-39, 40-54 en 55+. 34 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

A. Zuiderzeewijk Zuiderzeewijk, Lelycentre, Groene Velden, Jagersveld B. Atolwijk Atol-West, Atol-Oost, Archipel-Rozengaard, Oostrandpark C. Boswijk Wold, Horst, Kamp, Griend, Zoom D. Waterwijk Waterwijk, Landerijen E. KeKoGoSc Kempenaar, Kogge, Gondel, Schouw F. Kustwijk Punter, Jol, Galjoen, Kuststrook, Karveel, Boeier, Golfpark, Golfresort, Parkhaven G. Botter Botter, Tjalk, Schoener, Landstrekenwijk H. Haven Lelystad-Haven, Hollandse Hout Overig L. (incl. Stadshart) Stadshart, Industrie, Buitengebied Figuur 6.5.1 Indeling Wijkgericht Werken-wijken Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 35

6.6 Achtergrondkenmerken De respondenten uit het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 kunnen worden ingedeeld op basis van een aantal persoons- en gezinskenmerken. In de volgende paragrafen worden deze verschillende kenmerken nader belicht. 6.7 Geslacht Net als in de rest van Nederland ligt de verhouding tussen mannen en vrouwen in de totale bevolking in Lelystad rond de verdeling 50%-50%. In de steekproef van het onderzoek Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 zijn 1.224 mannen en 1.253 vrouwen terecht gekomen, oftewel een verhouding van 49,4% -50,6. De respons van de mannen is echter lager: 47,0% van de respondenten waren mannen tegen 53,0% vrouwen. Wanneer we de respons wegen met dezelfde factor die wordt gebruikt bij de weging van de andere variabelen (zie voor uitleg hierover paragraaf 6.3 Weging) komen we vrijwel uit op de verhouding uit de populatie en steekproef. Tabel 6.7.1 Responsverdeling Enquête Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 naar geslacht Totaal waarvan mannen vrouwen abs. abs. % abs. % Steekproef 2.477 1.224 49,4 1.253 50,6 Respons (ongewogen) 1.619 761 47,0 858 53,0 Respons (gewogen) 1.619 805 49,8 814 50,2 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek & Statistiek 6.8 Leeftijd Jongeren hebben beduidend minder goed op de enquête gerespondeerd dan ouderen. In tabel 6.8.1 is te zien dat van de jongeren onder de 20 jaar ongeveer een op de zes de enquête heeft ingevuld. De hoogste respons werd bereikt in de groep 80 jaar en ouder en de groep tussen 50 en 70 jaar: respectievelijk 100% en ruim acht van de tien (82%) heeft de enquête ingevuld. De oudste respondent is 83 jaar, de gemiddelde leeftijd van alle respondenten is 48,2 jaar. 36 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005

Tabel 6.8.1 Responsverdeling Enquête Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005 naar leeftijdsgroep Steekproef (panelleden + aselect) Respons abs. % 18-19 jaar 78 13 17 20-29 jaar 409 175 43 30-39 jaar 483 286 59 40-49 jaar 493 328 67 50-59 jaar 601 480 80 60-69 jaar 281 240 85 70-79 jaar 128 93 73 80 jaar en ouder 4 4 100 Totaal 2.477 1.619 65 Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek & Statistiek 6.9 Herkomst Een volgend kenmerk van de respondenten is de herkomst. Deze is vastgesteld volgens de definitie zoals ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gehanteerd. Hierbij is het geboorteland van de persoon zelf slechts in bepaalde gevallen van belang, veel vaker is het geboorteland van zijn of haar ouders bepalend. Zo kan een man in Nederland zijn geboren, maar indien bijvoorbeeld zijn moeder in Nederland is geboren en zijn vader in Marokko, wordt hij als Marokkaan gerekend. Wanneer dan echter zijn moeder niet in Nederland, maar in België zou zijn geboren, wordt hij als Belg geteld (het geboorteland van de moeder prevaleert boven dat van de vader). Indien in deze situatie hijzelf niet in Nederland, maar in Zweden zou zijn geboren, is hij geen Belg, maar Zweeds. Als beide ouders in Nederland zijn geboren en de man zelf in Zweden is hij gewoon Nederlander en is het geboorteland van zijn ouders, en dan met name de moeder, dus weer bepalend. In tabel 6.9.1 staan de respondenten naar herkomst weergegeven. Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 37

Tabel 6.9.1 Respondenten naar herkomst herkomst abs. % Nederland 1.392 86 Ned. -Indië/Indonesië 62 4 Ned.Antillen/Aruba 11 1 Marokko 9 1 Suriname 26 2 Turkije 5 0 Ov. Westerse landen 82 5 Ov. Niet-Westerse landen 32 2 Totaal 1.619 100 * Afbakening volgens de officiële (CBS-)definitie. Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 6.10 Huishoudensituatie In grafiek 6.10.1 valt te zien hoe de verschillende samenlevings vormen in de enquête zijn vertegenwoordigd. Ruim één op de acht respondenten is alleenstaand, ongeveer viervijfde leeft samen met een partner, al dan niet met kinderen. Grafiek 6.10.1 Respondenten naar huishoudensituatie Bij ouders / familie; 3% Kind(eren), geen partner; 3% Anders; 1% Alleenstaand; 13% Partner en kinderen; 36% Partner, geen kinderen; 43% Bron: Gemeente Lelystad, Onderzoek en Statistiek 38 Wonen, Leefbaarheid en Veiligheid 2005