Verslag Expertmeeting Eindhoven 14 april 2015 Inleiding Bedenkelijke titel heeft deze bijeenkomst, begon wethouder Yasin Torunoglu zijn inleiding. Waarom? De doe-democratie is nu juist niet iets van experts, betoogde hij, maar van amateurs. De gemeente Eindhoven kent al een lange traditie van participatie door burgers die geen experts zijn. Dat noemen ze daar samenspraak of co-creatie. En waarom moest hij, de wethouder, eigenlijk deze inleiding verzorgen? Meer in het algemeen: welke rol moet de overheid innemen in de doedemocratie? Volgens hem minder als een initiator, en meer als een partij die dingen mogelijk kan maken die door inwoners worden bedacht en uitgevoerd. Dat ligt niet in de aard van bestuurders, want die willen juist graag veel doen. Doe-democratie vereist echter dat we goed gaan nadenken over de rol van bewoners, bedrijven en organisaties, en dat we deze groepen met de gemeente proberen te verbinden, in plaats van dat we ze regels opleggen. Die kunst van het loslaten en geven van ruimte moeten we als overheid leren, want doe-democratie, zo stelde Torunoglu, is geen karaoke, maar een open podium. Na de toespraak van Yasin Torunoglu nam Kars Veling, directeur van ProDemos, het woord. Hier zitten de experts, zei hij, hier zitten ervaringsdeskundigen, betrokken politici, en ambtenaren en bewoners die kennis van zaken hebben. Bij ProDemos hebben we al een tijdje de ontwikkelingen rondom de doe-democratie gevolgd, en we zien dat deze steeds sterker wordt. Steeds meer proberen burgers de touwtjes in handen te nemen. Dit wordt door ProDemos heel serieus genomen. De bedoeling van deze expertmeeting is om de achtergronden en valkuilen binnen deze ontwikkeling te bespreken en te testen. Als ervaringsdeskundigen hebben de deelnemers van de expertmeeting hier veel over te zeggen. Op die manier hoopt ProDemos, samen met andere betrokkenen, een bijdrage te leveren aan de doe-democratie. Kars gaf hierna een samenvatting van de lezingen van vijf prominente sprekers over de doedemocratie: historicus Pieter de Rooy, politicoloog Paul Dekker, bestuurskundige Paul Frissen, rechtsgeleerde Joop van den Berg en minister Ronald Plasterk. Het verhaal maakte duidelijk hoeveel boeiende thema s er bestudeerd kunnen worden binnen de doe-democratie. Veel van die thema s zijn ook belangrijk voor de mensen die in de praktijk met de doe-democratie aan de slag zullen gaan. We hebben daar vier van uitgekozen: de noodzaak van helderheid in de spelregels van de democratie draagvlak in het bestuur en in de samenleving voor initiatieven de toenemende maatschappelijke ongelijkheid het belang van verankering in de doe-democratie Kars nodigde de deelnemers daarop uit om te bedenken welke tips, succesfactoren en adviezen ze konden bedenken voor raadsleden, wethouders, ambtenaren en betrokken burgers om ze te helpen om met deze vier thema s aan de slag te gaan. 1
Aan het werk! Hierna gingen alle deelnemers aan de slag. Ze werden verdeeld in vier groepjes, die elk over een ander thema in discussie gingen. Samen bedachten ze originele oplossingen en tips die burgers, raadsleden, wethouders en ambtenaren kunnen gebruiken in de dagelijkse praktijk. (Tafel 1) Helderheid over de spelregels De doe-democratie wordt een succes als de relatie tussen de representatieve democratie en de doedemocratie helder is. Wie gaat waarover? Zijn de verwachtingen helder? Hoe zijn de verschillende spelers betrokken bij activiteiten? De deelnemers benaderden deze vragen aan de hand van een casus die handelde over het wel of niet verwijderen van een bussluis in een woonwijk. Hieronder volgt een lijst met hun opmerkingen aanbevelingen voor de verschillende actoren: Raadsleden moeten scherp zijn richting het college met betrekking tot burgerparticipatie. Raadsleden moeten vooraf actief zijn om duidelijkheid te scheppen. Ze moeten bijvoorbeeld kaders aangeven waarover meebeslist kan worden, vooraf goed de uitgangspunten bespreken en de criteria helder stellen. Veiligheid is belangrijk: raadsleden moeten de kaders vaststellen, zodat ze geen ruimte laten voor onveilige situaties in de gemeente. Er moet meer dialoog zijn - niet een enquête zoals in de casus wordt beschreven. Raadsleden moeten meer op de handen zitten : luisteren, echt in dialoog gaan en mensen stimuleren om zelf met een voorstel komen. Raadsleden moeten kaders aangeven waarover meebeslist kan worden. Raadsleden moeten blijven controleren op inhoud. Het college moet besturen op inhoud. Het coalitieakkoord zou beperkt moeten zijn, waardoor de wethouder zelf nog ruimte heeft om inhoudelijke afwegingen te maken bij besluiten. moeten de gemeentelijke organisatie faciliteren. moeten meer in de praktijk gaan kijken en het gemeentehuis uit komen. en de overheid moeten in dialoog blijven. Ook wethouders hebben daar een rol bij, om dat te stimuleren. Er werd in de groep gesproken over een cyclus: luisteren, uitleggen, afwegen, beslissen, luisteren etc. hebben de verantwoordelijkheid om een duidelijke visie over participatie uit te dragen. moeten er in hun dialoog en gesprek met bewoners voor zorgen dat ze geen overgespannen verwachtingen wekken. Het College moet wijzen op de wenselijkheid om bij beleidsterreinen in de besluitvorming te toetsen of burgers goed worden betrokken. moeten goed luisteren. 2
De rol van ambtenaren is ook om alle stakeholders bij elkaar te brengen. Ze moeten goed uitleggen aan bewoners hoe de procedures binnen de gemeente werken: hoe kunnen bewoners ondersteuning krijgen van de gemeente? moeten een dienstbare opstelling hebben: vragen van bewoners luisteren en meenemen, de kaders uitleggen, improviseren en creatief interpreteren van de vraag. Van de bewoners wordt verwacht dat ze vooral innovatief denken, een soort ideeënfabriek creëren. Ook de bewoners moeten, net als de ambtenaren en wethouders, de verwachtingen managen. moeten leren en accepteren dat er meer belangen spelen. Ook onderling. moeten kritisch en actief zijn, en mee willen doen. Ook burgers moeten leren omgaan met verschillen. Zowel burgers als raadsleden moeten door dialoog elkaars belangen beter begrijpen. moeten in samenspraak met het ambtelijk apparaat werken. (Tafel 2) Draagvlak in bestuur en in de samenleving Is er voldoende draagvlak bij het bestuur, en hoe vertaalt zich dat in de ondersteuning van initiatieven? Hoe zit het met draagvlak in de samenleving? In hoeverre moeten initiatieven gedragen worden door buurtgenoten? Wie ziet erop toe dat er voldoende draagvlak is? Hoe wordt geld en of ambtelijke ondersteuning verdeeld? Een van de aanwezigen opperde dat democratische spelregels ook hier toegepast kunnen worden: als de helft +1 voor het voorstel is, dan kan het doorgaan. Maar wie mogen daarover meestemmen? En bij wie ligt de verantwoordelijkheid om het draagvlak voor een initiatief te peilen? Initiatiefnemers zouden dit zelf op zich kunnen nemen: zij vinden het vaak leuk om aan de slag te gaan en met hun idee onder de arm hun buurtgenoten op te zoeken (ervaring van een aanwezige ambtenaar). Een andere aanwezige (voormalige raadslid) leek het een goed idee om een inspraakavond te organiseren; wie erbij is mag meebeslissen. Een Somalische dame zei dat sommige bewoners in de gemeente zich buitengesloten voelen en de indruk hebben dat ze niet evenveel kans krijgen om initiatieven op te starten. Haar pogingen om te koken voor buurtgenoten waren mislukt omdat de publieke ruimte die ze daarvoor wilde gebruiken werd toegewezen aan een andere stichting. Hoe worden middelen eerlijk verdeeld over initiatieven? En wie bepaalt of die democratische aanpak (helft +1) inderdaad geschikt is? Zijn er regels nodig om het uitsluiten van individuen en of groepen tegen te gaan? Een andere vraag is hoe ver de verantwoordelijkheid van burgers gaat voor wat betreft beheer en veiligheid. De deelnemers vonden het wenselijk om een aantal spelregels te bepalen (wie mag waarover meebeslissen, en hoe?), maar daar moet volgens hen wel ontspannen mee worden omgegaan. Hieronder volgens hun opmerkingen en aanbevelingen voor de verschillende actoren: 3
Raadsleden Raadsleden zouden de globale spelregels voor de doe-democratie kunnen vaststellen. Raadsleden kunnen ook de communicatie met inwoners bevorderen. Ook wordt verwacht van raadsleden dat ze de bestaande regels aan kunnen passen om initiatieven en dingen die burgers willen doen mogelijk te maken. De deelnemers verwachten van wethouders dat ze aanwezig zijn bij startmomenten van nieuwe initiatieven en de openingshandeling verrichten. zouden de globale spelregels voor de doe-democratie vast kunnen stellen. zouden meer moeten doen om kansen te geven aan actieve burgers. moeten kaders stellen en zorgen dat hun ambtenaren de initiatieven en plannen van burgers toetsen op deze kaders en op de regels. De deelnemers vinden dat ambtenaren een grote rol moeten hebben bij het onderzoeken naar de mate van draagvlak voor een initiatief: zij zouden de handtekeningen met namen en adressen kunnen verzamelen. moeten in de gaten houden en mogelijk maken dat de spelregels worden uitgevoerd. Een mogelijke spelregel voor het beslissen over een initiatief is bijvoorbeeld: de helft plus één bepaalt. moeten goed naar burgers luisteren. De spelregels zouden zowel zich moeten richten op de inhoud (op welke beleidsterreinen kunnen initiatieven genomen worden) als op het proces (welke stappen moet je nemen wil de gemeente een initiatief ondersteunen). De communicatie met burgers moet ook door de ambtenaren bevorderd worden. moeten controleren of gemaakte afspraken worden nageleefd. De deelnemers zien burgers in eerste instantie als de aandragers van initiatieven. De rol van burgers kan ook zijn dat ze zelf op onderzoek gaan naar draagvlak voor hun initiatief. Bij onenigheid, of als ze er zelf niet uitkomen bij een probleem, moeten burgers terug kunnen vallen op de gemeente. zouden hun eigen spelregels moeten kunnen bepalen (binnen het project of initiatief) en daarna deze laten toetsen door de gemeente. moeten ook accepteren dat er verschillen tussen wijken zullen ontstaan. Tip voor initiatiefnemers: maak gebruik van kennis van diverse netwerken in je buurt. 4
(Tafel 3) Maatschappelijke ongelijkheid Maatschappelijke initiatieven kunnen ongelijkheid vergroten, dat moeten we onder ogen zien. Hoever mag die ongelijkheid gaan? Zijn regels op te schorten? Welke nieuwe vormen van ongelijkheid kunnen ontstaan? Ter illustratie kregen de deelnemers een casus waarin de maatschappelijke ongelijkheid tussen twee wijken toeneemt als gevolg van een succesvol initiatief in de welvarende wijk. Raadsleden Raadsleden moeten een olifantshuid hebben. Het kan zijn dat burgers ontevreden zijn over een besluit als dat leidt tot verschillen tussen twee of meer buurten. Deze bewoners kunnen raadsleden hier dan op aanspreken. Raadsleden moeten niet te gevoelig zijn voor dat soort kritiek. Ze moeten besluiten durven nemen, en daar achter blijven staan. Hier hoort bij dat raadsleden leren nee te zeggen, maar dan wel op een beargumenteerde manier. Als er verschillen ontstaan tussen wijken, is het aan raadsleden om dit goed uit te leggen. Tegelijkertijd moeten raadsleden ook zien te voorkomen dat burgers zich benadeeld voelen, door bepaalde voorzieningen voor deze burgers te treffen. Raadsleden moeten vooral actief mee participeren in wijken! Ze hoeven niet langs de zijlijn te staan. Tip: de raad zou moeten besluiten om minder jaarlijkse subsidies toe te kennen, en meer projectmatige hulp. Op deze manier kan worden voorkomen dat bewoners uit een wijk afhankelijk worden van de financiële hulp die ze uit de gemeente ontvangen. Door ze op projectbasis te helpen, worden de bewoners initiatiefrijk en krijgen ze meer zeggenschap over waar de hulp van de gemeente het beste naartoe kan gaan. Tip: maak een voor burgers toegankelijk overzicht van normale wijken en actiewijken, en geef inzicht in de criteria die worden gebruikt bij dat onderscheid. Dit is belangrijk, omdat bewoners van actiewijken soms onvoldoende beseffen dat de hulp die ze krijgen niet permanent is, maar verbonden aan hun status van actiewijk. Als bewoners zelf bij kunnen houden of hun buurt vooruitgaat en in hoeverre, zijn ze zich hier misschien meer van bewust. Dan zijn ze goed voorbereid op het stopzetten van steun uit de gemeente, en begrijpen ze ook dat dat goed en wenselijk is. Tip: bied in alle wijken ontmoetingsplekken aan alle inwoners. Zo kunnen bewoners elkaar ontmoeten en samen dingen ondernemen. Tot slot krijgen raadsleden het advies om ongelijkheid in sommige gevallen te accepteren en los te laten. De gemeente heeft volgens deelnemers de verantwoordelijkheid om de belangen van minder sterke groepen te beschermen. moeten erop toe zien dat dit gebeurt. Net als raadsleden worden wethouders aangemoedigd om actief mee te werken aan projecten in de wijken. Ook wethouders moeten een olifantshuid hebben. Als een initiatief leidt tot meer verschillen tussen wijken, moeten wethouders dit kunnen verdedigen tegenover ontevreden burgers. moeten het vertrouwen van de inwoners van de stad in de gemeente opbouwen. 5
moeten vooral ook niet te veel te doen; ze moeten zich er soms gewoon niet mee bemoeien. De belangrijkste taak van ambtenaren is misschien wel om bewoners de informatie te geven die ze nodig hebben. Bij samenwerking met bewoners is het bovendien van belang dat ze goed naar deze bewoners luisteren. moeten nadenken over hoe ze initiatieven bij bewoners kunnen stimuleren. Daarnaast kunnen ze, in samenwerking met de wethouder, bewoners helpen die wel initiatieven willen ondernemen, maar dit niet kunnen. Tip over het probleem van actiewijken die afhankelijk worden van subsidies van de gemeente: om te voorkomen dat inwoners voor het functioneren van hun wijk en hun projecten afhankelijk worden van deze subsidies, moeten ambtenaren de bewoners voorbereiden op het feit dat deze subsidies op een gegeven moment worden stopgezet. Dit kan door ze hier regelmatig aan te herinneren, bijvoorbeeld door het periodiek melden van de spelregels voor dergelijke subsidies. moeten zich niet opstellen als consumenten. Hoewel het soms lastig kan zijn, moeten ze blijven participeren. moeten innovatief proberen te zijn bij het vormgeven van projecten. Dit hoeven ze niet alleen te doen; ze kunnen zich daarbij laten helpen door experts. Bewoners moeten geduld hebben. Zet je actief in en neem de tijd, zo klonk het aan de tafel. (Tafel 4) Verankering De doe-democratie kan een succes worden als je ervoor zorgt dat burgerinitiatieven ook op langere termijn vruchtbaar zijn. Dit roept vragen op. Is verankering altijd mogelijk? En is verankering altijd noodzakelijk? Wie is verantwoordelijk en wie is eindverantwoordelijk voor een initiatief? Tot slot: hoe is schade door conflicten te voorkomen of te beperken? Raadsleden De raad stelt de kaders en houdt in het oog of hiervan wordt afgeweken. De raad spreekt veel inwoners. Zij kunnen/moeten zich betrokken tonen en mensen enthousiasmeren en inspireren. Raadsleden moeten eerst luisteren en vragen wat er speelt. De raad kan initiatieven verbinden. Als raadslid moet je ook zelf meehelpen met zaken als onderhoud. Raadsleden moeten ervoor zorgen dat initiatieven worden beloond en ervoor zorgen dat er menskracht is om te faciliteren. De raad moet belemmerende regelgeving aanpassen of opheffen. Raadsleden moeten zorgen voor verankering van initiatieven. De wethouder is bestuurlijk verantwoordelijk. Het zou goed zijn indien er een spreekuur is. 6
De wethouder moet het nemen van initiatieven promoten, hier reclame voor maken. De wethouder moet initiatiefnemers enthousiasmeren en aanmoedigen. Een belangrijke taak is ruimte scheppen en ontregelen. De ambtelijke organisatie faciliteert burgers vanuit de kaders. Initiatiefnemers enthousiasmeren. Eerst vanuit alle invalshoeken inventariseren en analyseren. Helpt met deskundigheid. De ambtenaar denkt mee, reikt mogelijkheden aan, wijst de weg. moet het niet zelf willen overnemen, niet het project afpakken. Niet voor maar met de burger werken, en zoveel mogelijk loslaten. Verschillende initiatieven met elkaar verbinden. Er zou een databank moeten zijn met goede ideeën en tips. moeten kansen pakken, initiatief nemen, durven. Just do it! De positie van de burger moet gelijkwaardig zijn. nemen het initiatief. Zij moeten erbovenop zitten. De bewoners zorgen voor bestendigheid. Zij moeten verantwoordelijkheid nemen en houden. De bewoners onderhouden het bankje en zijn de eigenaren. Als het bakje instort is dat hun zaak. Kennelijk is de eerder gevoelde behoeft dan niet langer aanwezig. (Ook) bewoners moeten elkaar opzoeken en samenwerken. Leer van elkaar. moeten de andere actoren vertellen wat er speelt. Maak het de gemeente duidelijk! 7