de Centrale medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster

Vergelijkbare documenten
Interpretatiegeschil functiebouwwerk art WHW en reglementsbepaling HBO

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

in het geding tussen: het College van Bestuur van A, gevestigd te B verzoeker, hierna te noemen het College van Bestuur gemachtigde: mr. W.E.

de Hogeschoolmedezeggenschapsraad van A, verweerder, hierna te noemen de HMR

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder b WMS (beleid grondslag van de school)

Interpretatiegeschil bevoegdheid GV en SR m.b.t. toelatingseis aansluitende masteropleidingen in model-oer WO

SAMENVATTING. in het geding tussen: de medezeggenschapsraad van de Hogeschool A, verzoeker, hierna te noemen de MR

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad vana te B, verzoeker, hierna te noemen de PMR

SAMENVATTING UITSPRAAK. Interpretatiegeschil art WHW en reglementsbepaling HBO

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de PMR

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de Hogeschool A te C, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. L.C.J.

SAMENVATTING. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

Samenvatting. Interpretatiegeschil VO artikel 12 lid 1 onder h WMS (wijziging taakbelasting binnen het personeel)

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van de A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

SAMENVATTING. in het geding tussen: de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A, verzoeker, hierna te noemen de GMR

in het geschil tussen: de medezeggenschapsraad van het A College te B, verzoeker, hierna te noemen de MR gemachtigde: mr. E.J.M.

Interpretatiegeschil PO - artikel 13 onder k WMS (beleid t.a.v. uitwisseling van informatie tussen bevoegd gezag en ouders)

S A ME NV AT T I NG UIT S P R AA K

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

SAMENVATTING U I T S P R A AK

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

Samenvatting uitspraak. Interpretatiegeschil VO artikel 10 onder b WMS (wijziging onderwijs- en examenregeling)

UITSPRAAK. de Centrale Medezeggenschapsraad van het ROC Horizon College, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. W.

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 10 onder h WMS (overdracht van de school)

UITSPRAAK. de deelmedezeggenschapsraad van het A te B, verzoeker, hierna te noemen de DMR gemachtigde: mevrouw mr. J.M.M. Janssen

Sluiting dislocatie valt onder organisatiebeleid en op die grond heeft de MR adviesrecht; PO

SAMENVATTING. de Personeelsgeleding van de Medezeggenschapsraad van het B, hierna te noemen de PMR

De tijdelijke waarneming van de directiefunctie dient op verschillende gronden voor advies voorgelegd te worden aan de (P)MR.

SAMENVATTING Instemmingsgeschil instellen centrale stafeenheid; HBO

SAMENVATTING Adviesgeschil en interpretatiegeschil PO - artikel 11 onder h WMS (aanstelling of ontslag van de schoolleiding)

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

108477/ Nalevingsgeschil over verstrekken van informatie en instemmingsgeschil over invoering van de functie van hoofdconciërge.

Samenvatting. Interpretatiegeschil VO artikel 12 WMS (beleid met betrekking tot invoering LC-functies)

Instemmingsgeschil VO-artikel 12 lid 1 onder g WMS (toekenning generieke toelage teamleiders)

Het medezeggenschapsreglement mag het aantal aaneengesloten zittingsperiodes in de MR niet beperken. UITSPRAAK

SAMENVATTING Instemmingsgeschil VO - artikel 12 lid 1 onder o WMS (regeling aanstellingsbeleid)

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van A, gevestigd te C, verweerder, hierna te noemen het instellingsbestuur gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. de Ondersteuningsplanraad van de Stichting A te F, verzoeker, hierna te noemen de OPR gemachtigde: de heer mr. W.H.

UITSPRAAK. de medezeggenschapsraad van [de school], te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de MR

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

SAMENVATTING Klacht over onzorgvuldig handelen directie en MR bij invoering continue rooster; PO

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. in het geding tussen: de Centrale Medezeggenschapsraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van de regionale scholengemeenschap A te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Interpretatiegeschil cao vo. Niet vastgesteld kan worden dat de werkgever artikel 8.1 lid 5 cao vo onjuist heeft toegepast.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Jaarverslag 2011/2012 1

SAMENVATTING. Instemmingsgeschil VO - artikel 12 onder b WMS (vaststelling of wijziging van de samenstelling van de formatie)

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder c WMS (beëindiging werkzaamheden belangrijk deel van de school)

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Adviesgeschil over het ontslag van een schoolleider, na mediation. UITSPRAAK

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

Commissie van Beroep PO

Inleiding Samenstelling van de Commissie Aangesloten scholen en instellingen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - Artikel 11 onder h Wms (benoeming schoolleiding)

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

SAMENVATTING Adviesgeschil PO - artikel 11 onder f WMS ( vaststelling of wijziging beleid m.b.t. organisatie van de school)

UITSPRAAK. de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van A te B, verzoeker, hierna te noemen de GMR gemachtigde: mevrouw mr. M. van Leeuwen-Scheltema

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. in het geschil tussen: het College van bestuur van het ROC A te B, hierna te noemen het bevoegd gezag

Samenvatting. Interpretatiegeschil PO artikel 11 onder j WMS (beleid m.b.t. toelating van leerlingen)

Inleiding Samenstelling van de Commissie

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

UITSPRAAK. de deelraad van [school], gevestigd te [vestigingsplaats], verzoeker, hierna te noemen de DR gemachtigde: de heer mr. M.H.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

UITSPRAAK. het bestuur van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

SAMENVATTING. het bestuur van de A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de werkgever

Adviesgeschil en instemmingsgeschillen PO - artikel 11 onder c WMS (beëindiging werkzaamheden belangrijk deel van de school)

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Inleiding Universiteiten Hogescholen Beroep bij de Ondernemingskamer

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING UITSPRAAK

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK

Inleiding Samenstelling van de Commissie

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK / uitspraak d.d. 26 februari 2018 pagina 1 van 6

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. M.J.A. de Bruijn

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Bezwaarde benoemd in de functie van onderwijsassistent schaal 5: bezwaar gegrond

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van A gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING. de medezeggenschapsraad van het X College te B, verzoeker, hierna te noemen de MR

Transcriptie:

103530 S AMENV ATTING Interpretatiegeschil functiebouwwerk art. 10-24 WHW. HBO Partijen verschillen van mening over de bevoegdheid van de CMR-P ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen aan het functiebouwwerk. Eerder heeft de Commissie reeds gemotiveerd uitgesproken welke bevoegdheden aan de (P)CMR toekomen ten aanzien van de besluitvorming over de nieuwe functieordening. De Commissie is van oordeel dat de PMR van een hogeschool instemmingsrecht heeft bij het vaststellen van het functiebouwwerk. De Commissie overweegt dat het functiebouwwerk een samenstel van functies is. Het wijzigen van een functie of het toevoegen van een functie aan het functiebouwwerk is van invloed op de rechtspositie van alle in die functie benoemde medewerkers en raakt mogelijk de onderlinge verhouding tussen verschillende in het functiebouwwerk opgenomen functies. De Commissie is daarom van oordeel dat het aanbrengen van wijzigingen in het functiehuis van algemeen belang is voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel en onder het instemmingsrecht van de CMR-P valt. De Commissie overweegt dat in het srecht wijziging en vaststelling van een aangelegenheid doorgaans hand in hand gaan. Het ligt dan ook in de rede dat instemmingsrecht ten aanzien van de vaststelling van het functiebouwwerk gepaard gaat met instemming met de wijziging daarvan. Dat het CvB voor het aanbrengen van wijzigingen in het functiehuis instemming van het lokale overleg nastreeft, doet aan het instemmingsrecht van de (P)CMR niet af. Oordeel: de CMR-P heeft op grond van artikel 10.24 lid 1 WHW instemmingsrecht ten aanzien van de wijziging van het functiebouwwerk. 103530 in het geding tussen: UITSPRAAK de Centrale sraad van A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen de CMR gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster en het College van Bestuur van A, verweerder, hierna te noemen het CvB 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift met bijlagen van 03-07-2007, ingekomen op 04-07-2007 en aangevuld d.d. 27-09- 2007, heeft de CMR een interpretatiegeschil aan de Commissie voorgelegd. Het verzoek betreft de vraag of de personeelsgeleding van de CMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in het bestaande functiebouwwerk. Het CvB heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 11-09-2007. De mondelinge behandeling vond plaats op 04-10-2007. De CMR werd ter zitting vertegenwoordigd door C, voorzitter, D, lid en E, ambtelijk secretaris, daartoe bijgestaan door zijn gemachtigde. Het CvB werd ter zitting vertegenwoordigd door F, secretaris CvB, G, hoofd P&O en H, juridisch medewerker. De CMR heeft een pleitnotitie overgelegd. Het CvB heeft een pleitnotitie overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. Pagina 1 van 5

2. DE FEITEN Op grond van de CAO-HBO 2002-2003 en haar opvolgers dienden alle hogescholen met ingang van uiterlijk 21-12-2005 een nieuwe functieordening in te voeren aan de hand van een op te stellen Plan van Aanpak. De CMR en het CvB verschilden van mening over de instemmingsbevoegdheid van de CMR ten aanzien van de invoering van het Plan van Aanpak. Partijen hebben indertijd besloten dit verschil van mening voor te leggen aan de Interpretatiecommissie CAO-HBO en afgesproken zich neer te leggen bij de uitspraak van die commissie. Op 12-11-2004 heeft de Interpretatiecommissie uitgesproken dat aan de CMR ten aanzien van het Plan van Aanpak geen instemmingsrecht toekomt aangezien, kort weergegeven, alle in de CAO ten aanzien van de functieordening vermelde punten waren geregeld in het lokaal overleg tussen werkgever en vakorganisaties. Bij schrijven van 09-12- 2004 deelde de CMR aan het College van Bestuur mee zich conform de gemaakte afspraak neer te leggen bij deze uitkomst. In haar uitspraak 102930 d.d. 26-09-2005 heeft de Commissie uitgesproken dat de personeelsgeleding van de (C)MR instemmingsrecht heeft ten aanzien van de besluitvorming over de nieuwe functieordening. In het geschil 103244 heeft de Commissie op 06-12-2006 uitgesproken dat de personeelsgeleding van de (C)MR instemmingsrecht heeft ten aanzien van de vaststelling van het nieuwe functiebouwwerk. In het voorjaar van 2006 hebben partijen overleg gevoerd over de rechten van de CMR ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in het bestaande functiebouwwerk. Het CvB heeft aangeboden de CMR ter zake dit onderhoud van het functiebouwwerk adviesrecht te verlenen. De CMR heeft zich met een beroep op de wet en de uitspraak 103244 van de Commissie op het standpunt gesteld dat de CMR ter zake instemmingsrecht heeft. Toen bleek dat partijen in overleg niet nader tot elkaar konden komen, heeft de CMR de kwestie als interpretatiegeschil voorgelegd aan de Commissie. 3. KERNPUNTEN STANDPUNTEN VAN PARTIJEN De CMR stelt zich op het standpunt dat sinds de uitspraak van deze Commissie van 06-12-2006 (kenmerk 103244) vaststaat dat de CMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van de vaststelling van het functiebouwwerk. Voor zover de CMR dat recht zou hebben verwerkt door met het CvB overeen te komen dat partijen zich neer zouden leggen bij de uitspraak van de CAO-Interpretatiecommissie, geldt dat uitsluitend ten aanzien van de beslissingen in het kader van de nieuwe functieordening, genomen tot en met 21-12-2005, de datum waarop de nieuwe functieordening binnen de hogeschool werd geïmplementeerd. Voor beslissingen betreffende functieordening van na die datum stelt de CMR in ieder geval instemmingsrecht te hebben. Overigens is de CMR van mening dat hij niet zijn recht heeft verwerkt om ter zake van de nieuwe functieordening zijn instemmingsrecht uit te oefenen, inclusief het voorleggen van een geschil aan de Commissie. Niet alleen blijkt uit eerdere uitspraken van de Commissie dat er voor het indienen van een interpretatiegeschil geen termijn geldt, maar ook heeft de CMR zich richting CvB steeds op het standpunt gesteld dat er sprake is van instemmingsrecht van de (P)CMR ten aanzien van het proces van functieordenen. Wijzigingen en aanpassingen van het functiebouwwerk zijn volgens de CMR beslissingen met betrekking tot aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de hogeschool en derhalve onderworpen aan instemmingsrecht van de personeelsgeleding van de CMR (artikel 10.24 lid 1 WHW). De CMR stelt dat het CvB sinds de invoering van de nieuwe functieordening zodanige wijzigingen in het functiebouwwerk heeft aangebracht dat het bouwwerk er inmiddels heel anders uitziet dan ten tijde van de invoering. Ook op grond van het sreglement (verder mzr te noemen) kan worden vastgesteld dat aan de (P)CMR instemmingsrecht ten aanzien van deze wijzigingen toekomt. Het betreft immers, aldus de CMR, een aangelegenheid waarvan in de CAO HBO is bepaald dat deze nader dient te worden geregeld in onderling overleg tussen CvB en (P)CMR (27 onder b mzr), een fundamentele wijziging in de organisatie van de hogeschool (27a onder 6 mzr), vaststelling of wijziging van de taakverdeling binnen het personeel voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden (27a onder 24) of de vaststelling of wijziging van het formatie-, personeel- of loopbaanbeleid (27a onder 25 mzr). Het CvB stelt daarentegen dat aan de (P)CMR geen instemmingsrecht toekomt ten aanzien van zaken betreffende functieordening. Aanvullende CAO-afspraken, vastgelegd in Bijlage XIV CAO-HBO 2005- Pagina 2 van 5

2006) gelden uitsluitend voor hogescholen die op 25-12-2005 het proces van functieordenen nog niet hadden afgerond. A had op dat tijdstip de nieuwe functieordening afgerond en geïmplementeerd. Voorts horen regelingen, die voortvloeien uit de CAO, thuis in het lokale overleg met de vakorganisaties. Het lokale overleg is gericht op instemming. Het CvB acht het niet voor de hand liggen daarnaast ook nog op instemming gericht overleg met de (P)CMR te (moeten) voeren. Een en ander betekent volgens het CvB dat ook het onderhoud aan het functiebouwwerk, door het wijzigen van bestaande of het vaststellen van nieuwe functies, geen kwestie is die ter instemming behoort te worden voorgelegd aan de (P)CMR. Vervolgens stelt het CvB dat de CMR door de afspraak zich neer te zullen leggen bij de uitspraak van de Interpretatiecommissie het recht heeft verwerkt een geschil aanhangig te maken over het instemmingsrecht ten aanzien van de functieordening. Dit temeer daar de CMR ten tijde van het maken van de desbetreffende afspraak op de hoogte was van de mogelijkheid om een interpretatiegeschil aanhangig te maken. Het alsnog uitoefenen van instemmingsrecht ten aanzien van de functieordening zou de hogeschool voor grote problemen plaatsen. De implementatie is immers twee jaar geleden afgerond en aansluitend is een groot aantal interne en externe bezwaarprocedures gevoerd, waaraan de CMR overigens, bijvoorbeeld door het voordragen van een lid van de interne bezwarencommissie, zijn bijdrage heeft geleverd. Onder die omstandigheden mocht het CvB er naar eigen zeggen op vertrouwen dat de CMR niet alsnog na afronding van de implementatie van de nieuwe functieordening een geschil over de interpretatie van artikel 10:24 lid 1 WHW aanhangig zou maken. Het CvB ziet voorts geen rechtsgrond voor het uitoefenen van instemmingsrecht ten aanzien van de wijziging van bestaande of de invoering van nieuwe functies. Wijziging of invoering van nieuwe functies zijn volgens het CvB niet van algemeen belang voor de bijzondere rechtspositie van het personeel: daarbij dient te worden gedacht aan arbeidsvoorwaarden en rechtspositie, arbeidsomstandigheden, personele aspecten van organisatieveranderingen en regels volgens welke personeelsbeleid wordt gevoerd. Instemmingsrecht ten aanzien van onderhoud en aanpassing van het functiebouwwerk vloeit volgens het CvB evenmin voort uit de uitspraak van de Commissie van 06-12-2006. Wel is het zo dat nieuw beleid, dat mogelijk basis is voor nieuwe functies en personeelsplannen wordt voorgelegd aan de CMR of de deelraden. Ten slotte stelt het CvB dat de bepalingen in het sreglement, waarnaar de CMR verwijst, geen betrekking hebben op onderhoud van het functiebouwwerk zodat de CMR aan die bepalingen geen instemmingsrecht ten aanzien van het functiebouwwerk kan ontlenen. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid A is aangesloten bij deze Commissie. Het geschil heeft betrekking op de bevoegdheid van de personeelsgeleding van de CMR ten aanzien van het aanbrengen van wijzigingen in het functiebouwwerk van de hogeschool. Aangezien de bevoegdheden van de (P)CMR zijn geregeld in titel 3 van Hoofdstuk 10 WHW en in het sreglement, is er sprake van een verschil van mening over het bepaalde bij of krachtens genoemde titel 3 dan wel het bepaalde in het sreglement. Derhalve is de Commissie bevoegd van het geschil kennis te nemen. Met betrekking tot de beweerde verwerking van het recht tot het aanhangig maken van het interpretatiegeschil overweegt de Commissie dat de WHW daarvoor geen termijn stelt en instellingsbesturen en MR-en zich te allen tijde tot de Commissie moeten kunnen wenden bij verschil van mening over de uitleg van de wet of het sreglement. Dientengevolge is de CMR ontvankelijk in zijn verzoek aan de Commissie. Toetsingskader Op grond van artikel 10.31 WHW dient de Commissie bindend uit te spreken welke interpretatie dient te worden gegeven aan de bepalingen waarover partijen van mening verschillen. Het geschil Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de Commissie gebleken dat het verschil van mening over de bevoegdheid van de CMR-P neerkomt op een verschil van mening over de interpretatie van artikel 10.24 leden 1 en 3 WHW en artikel 27 lid a onder 6, 24 en 25 van het sreglement. Genoemde bepalingen luiden als volgt. Pagina 3 van 5

Artikel 10.24 lid 1 WHW: Het instellingsbestuur behoeft de voorafgaande instemming van het deel van de sraad dat uit en door het personeel is gekozen voor elke door het instellingsbestuur te nemen beslissing met betrekking tot aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel in de hogeschool. Artikel 10.24 lid 3 WHW: Het instemmingsrecht of adviesrecht in de aangelegenheden als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt niet uitgeoefend voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor de hogeschool reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens de wet gegeven voorschrift of een collectieve arbeidsovereenkomst. Artikel 27 sreglement: a. Het College van Bestuur behoeft voorafgaande instemming van de Raad inzake elk voorgenomen besluit met betrekking tot: 6. fundamentele wijzigingen in de organisatie van de hogeschool 24. vaststelling of wijziging van de taakverdeling binnen het personeel voorzover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden 25. vaststelling of wijziging van het formatie-, personeels- en loopbaanbeleid en van de regeling van de gevolgen voor het personeel in geval van beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de hogeschool of van een belangrijk onderdeel en ingeval van fusie van de hogeschool met een andere instelling In haar uitspraak van 26-09-2005 heeft de Commissie reeds gemotiveerd uitgesproken welke bevoegdheden aan de (P)CMR toekomen ten aanzien van de besluitvorming over de nieuwe functieordening. Samengevat houdt de uitspraak van de Commissie in dat de nieuwe functieordening een aangelegenheid is die van algemeen belang is voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de hogeschool. De (P)CMR heeft derhalve instemmingsrecht ten aanzien van de besluitvorming over de functieordening. Vervolgens heeft de Commissie in haar uitspraak van 06-12- 2006 uitgesproken dat de (P)CMR op grond van artikel 10.24 lid 1 WHW eveneens instemmingsrecht heeft ten aanzien van het functiebouwwerk. De Commissie ging er daarbij van uit dat in de uitwerking van het ter zake van de invoering van de nieuwe functieordening opgestelde plan van aanpak keuzes konden worden gemaakt waarbij ruimte was voor beleid. Derhalve is de Commissie van oordeel dat de PMR van een hogeschool op grond van artikel 10.24 lid 1 WHW instemmingsrecht heeft bij het vaststellen van het functiebouwwerk. In het geval van A hebben het CvB en de CMR zich destijds, voor wat betreft de bevoegdheid van de PCMR ten aanzien van de invoering van de nieuwe functieordening, geconformeerd aan de hierboven genoemde uitspraak van de Interpretatiecommissie CAO-HBO. In dit geschil is niet de vraag aan de orde of dit destijds rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. De CMR heeft ter zitting aangegeven die afspraak niet ongedaan te willen maken. Thans dient de Commissie zich uit te spreken over de vraag of de (P)CMR instemmingsrecht heeft ten aanzien van wijzigingen in het functiebouwwerk die na de invoering van de nieuwe functieordening plaatsvinden, met andere woorden of dergelijke beslissingen zijn te kenmerken als beslissingen met betrekking tot aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel van de hogeschool. De Commissie overweegt dienaangaande dat het functiebouwwerk een samenstel van functies is. Het wijzigen van een functie of het toevoegen van een functie aan het functiebouwwerk is, tenzij het een strikt persoonsgebonden functie betreft, van invloed op de rechtspositie van alle in die functie benoemde medewerkers en raakt mogelijk de onderlinge verhouding tussen verschillende in het functiebouwwerk opgenomen functies. Ook kunnen er wijzigingen uit voortvloeien op het gebied van taken, inschaling, mobiliteitseisen en dergelijke. De Commissie is daarom van oordeel dat het aanbrengen van wijzigingen in het functiehuis van algemeen belang is voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel en derhalve ingevolge artikel 10.24 lid 1 WHW onder het instemmingsrecht van de (P)CMR valt. De Commissie overweegt daarbij dat in het srecht zoals neergelegd in de WHW en het sreglement de wijziging en de vaststelling van een aangelegenheid doorgaans hand in hand gaan. Het ligt dan ook in de rede dat instemmingsrecht ten aanzien van de vaststelling Pagina 4 van 5

van het functiebouwwerk gepaard gaat met instemming met de wijziging daarvan. Dat het CvB voor het aanbrengen van wijzigingen in het functiehuis instemming van het lokale overleg nastreeft, hetgeen overigens door de CMR ter zitting in zijn algemeenheid is weersproken, doet aan het instemmingsrecht van de (P)CMR niet af. Zoals de Commissie eerder heeft uitgesproken, betekent instemming van de vakorganisaties niet dat de aangelegenheid reeds inhoudelijk is geregeld in een CAO zoals in artikel 10.24 lid 3 WHW aangegeven. Bovenstaande leidt de Commissie tot het oordeel dat de (P)CMR ten aanzien van beslissingen over het aanbrengen van wijzigingen in het functiehuis instemmingsrecht heeft. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat de personeelsgeleding van de Centrale sraad op grond van artikel 10.24 lid 1 WHW instemmingsrecht heeft ten aanzien van de wijziging van het functiebouwwerk. Aldus gedaan te Utrecht op 13 november 2007 door mr. Chr.H. Stokman-Prins, voorzitter, mr. ing. A.J.J. Megens en mr. G.J. Wubs-Postma, leden, in aanwezigheid van mr. M. Smulders, secretaris. mr. Chr.H. Stokman-Prins voorzitter mr. M. Smulders secretaris Pagina 5 van 5