SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

Transcriptie

1 SAMENVATTING Instemmingsgeschil PO - artikel 12 lid 1 onder i WMS (vaststelling of wijziging beleid personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie) De PGMR heeft instemming onthouden aan het plan van aanpak invoering functiemix omdat het bevoegd gezag geen rol voor de MR weggelegd ziet in de interne sollicitatieprocedure. Het bevoegd gezag acht betrokkenheid van een MR-lid niet noodzakelijk omdat een interne kandidaat reeds bekend is binnen de organisatie. Ook kan de vertrouwelijkheid geschonden worden als een interne sollicitant zijn sollicitatie als vertrouwelijk wil beschouwen. De Commissie acht dit op zich onvoldoende reden om in het voorgenomen besluit de deelname van een MR-lid in de sollicitatiecommissie uit te sluiten. Dat de kandidaat reeds binnen de organisatie bekend is, doet niet af aan het feit dat een afweging gemaakt dient te worden tussen verschillende kandidaten of, bij gebrek aan meerdere kandidaten, een oordeel gegeven moet worden over één kandidaat, waarbij ook het MR-lid vanuit zijn functionele betrokkenheid bij de organisatie van toegevoegde waarde kan zijn. Voor de vertrouwelijkheid geldt dat voor MR-leden, evenals voor de overige personeelsleden in de sollicitatiecommissie, geheimhoudingsverplichtingen gelden, die voortvloeien uit artikel 3 van de sollicitatiecode, die als bijlage XII deel uitmaakt van de cao po. Bovendien is de Commissie uit het verhandelde ter zitting gebleken dat het bevoegd gezag geen of onvoldoende bereidheid heeft getoond om tot een compromis met de PGMR te komen. De Commissie oordeelt dat de PGMR in redelijkheid zijn instemming aan het voorgestelde plan heeft kunnen onthouden en voorts dat er geen sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen. in het geding tussen: UITSPRAAK het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr. C en de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad primair onderwijs van de Stichting A, verweerder, hierna te noemen de PGMR 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij verzoekschrift met bijlagen van 2 december 2012, ingekomen op 4 december 2012 en aangevuld d.d. 6 december 2012, heeft het bevoegd gezag een instemmingsgeschil aan de Commissie voorgelegd over een voorgenomen besluit van het bevoegd gezag tot vaststelling van het plan van aanpak invoering functiemix De PGMR heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 11 januari De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats te Utrecht op 5 februari Het bevoegd gezag werd vertegenwoordigd door de heer D, directeur van de school voor speciaal onderwijs E, tevens lid Raad van Bestuur en de heer F, directeur van de school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs G, tevens lid Raad van Bestuur, bijgestaan door de gemachtigde. Pagina 1 van 5

2 De PGMR werd vertegenwoordigd door mevrouw H, GMR-lid en de heer I, GMR lid. De PGMR heeft een pleitnota overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. 2. DE FEITEN Het bevoegd gezag voert het gezag over de volgende drie scholen: - E; een school voor speciaal basisonderwijs, met leerlingen van 4 tot 13 jaar, - G; een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, cluster 3, met zeer moeilijk lerende kinderen van 4 tot 20 jaar en - J; een school voor praktijkonderwijs met leerlingen van 12 tot 18 jaar. Het onderhavige geschil betreft de invoering van de functiemix op de twee scholen voor primair onderwijs, E en G. De minister van OCW en de sociale partners hebben op 1 juli 2008 het Convenant Leerkracht van Nederland gesloten. Doel van het convenant is om het beroep van leraar aantrekkelijker te maken. Hiervoor is het volgens het convenant nodig om de positie van de leraar in de school nader te regelen, om de beloning van de leraar te verbeteren door onder andere een sterkere koppeling te leggen tussen opleiding en carrièremogelijkheden en om de inzetbaarheid van de leraar in het onderwijsproces te optimaliseren. Hiertoe zijn per onderwijssector door de minister van OCW gelden beschikbaar gesteld. Een van de maatregelen die deel uitmaakt van het Convenant Leerkracht van Nederland, betreft het verbeteren van de loopbaanmogelijkheden door het invoeren van de zogenoemde functiemix. Hierbij worden lerarenfuncties op meerdere niveaus ingevoerd. Voor het primair onderwijs houdt dat met name in functies met schaal LA, LB en LC. Het bevoegd gezag heeft een plan van aanpak opgesteld voor het stichtingbreed invoeren van de functiemix. Omdat binnen het bevoegd gezag sprake is van zowel primair als voortgezet onderwijs heeft het bevoegd gezag in het verleden een GMR-platform in het leven geroepen dat is samengesteld uit leden van de GMR PO en de MR VO. Aan het personeelsdeel van dit platform is het plan van aanpak ter instemming voorgelegd. Het VO-personeelsdeel van het platform heeft instemming aan het voorgenomen besluit verleend. De personeelsgeleding van de GMR PO heeft op 1 november 2012 schriftelijk bericht niet in te stemmen met het voorgenomen besluit. De reden hiervoor is dat de PGMR, in tegenstelling tot het bevoegd gezag, in de beoogde interne sollicitatiecommissie voor de vacante LC-functies een vertegenwoordiger van de betrokken MR wil laten plaatsnemen. Daarop heeft het bevoegd gezag het instemmingsgeschil op 2 december 2012 bij de Commissie aanhangig gemaakt. 3. HET STANDPUNT VAN HET BEVOEGD GEZAG Het bevoegd gezag stelt zich op het standpunt dat de PGMR niet in redelijkheid zijn instemming aan het voorgenomen besluit heeft onthouden. Weliswaar is het bij werving van externe kandidaten zinvol om een vertegenwoordiger van de MR van de desbetreffende school in de sollicitatiecommissie te benoemen, maar bij interne kandidaten is dat niet nodig. De sollicitant is bekend bij de collega s en het is ongewenst om bij een sollicitatie geconfronteerd te worden met een directe collega. Hieraan doet de geheimhoudingsplicht van het MR-lid niet af. Daarenboven is het niet denkbeeldig dat één van de leden van de PMR zelf solliciteert. Het is dan uiteraard ongewenst dat een MR-lid deelneemt aan de sollicitatiecommissie. Dat er mogelijk willekeur kan optreden bij sollicitaties zonder aanwezigheid van een MR-lid werpt het bevoegd gezag verre van zich. Pagina 2 van 5

3 Tot slot stelt het bevoegd gezag dat de benoeming van een interne kandidaat behoort tot de discretionaire bevoegdheid van de schoolleiding en het bevoegd gezag. 4. HET STANDPUNT VAN DE PGMR De PGMR voert aan dat oorspronkelijk het bevoegd gezag interne kandidaten wilde benoemen op basis van gevoerde beoordelingsgesprekken. Dit is inmiddels echter losgelaten hetgeen de PGMR een hele verbetering acht. Het is bestaande praktijk dat een MR-lid in voorkomende gevallen zitting heeft in de sollicitatiecommissie. Voor het bezwaar als een lid van de PMR zelf op een vacature solliciteert, kan een praktische oplossing gevonden worden. Artikel 11.8 cao po geeft ook aan dat vertegenwoordigers van geledingen die voor de functie en functievervulling relevant zijn, betrokken worden in de sollicitatieprocedure. De PGMR concludeert dat zij in redelijkheid instemming heeft onthouden, omdat de MR onvoldoende wordt betrokken bij de interne sollicitatieprocedure. Voorts is het bereiken van consensus door het bevoegd gezag geblokkeerd, omdat aangegeven is dat er geen onderhandelingsruimte meer is. 5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid van de Commissie en de ontvankelijkheid van het verzoek Op grond van artikel 31 aanhef en onder a WMS is de Commissie bevoegd van het geschil kennis te nemen indien het bevoegd gezag ten aanzien van een te nemen besluit dat ingevolge de WMS dan wel het geldende medezeggenschapsreglement instemming behoeft, de vereiste instemming niet heeft verworven en het bevoegd gezag zijn voorstel wenst te handhaven. Het voorgenomen plan van aanpak invoering functiemix valt onder de aangelegenheid als genoemd in artikel 12 lid onder i WMS: vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie. Ten aanzien van deze aangelegenheid heeft de PGMR op grond van artikel 23 aanhef en onder i van het medezeggenschapsreglement van de GMR instemmingsrecht. Het bevoegd gezag heeft de vereiste instemming van de PGMR niet verworven en wenst zijn voorstel te handhaven. Voorts heeft het bevoegd gezag het geschil binnen de in artikel 32 lid 1 WMS gestelde termijn bij de Commissie ingediend. Op grond van het bovenstaande is de Commissie bevoegd kennis te nemen van het geschil en is het bevoegd gezag ontvankelijk in het verzoek. Het toetsingskader Op grond van artikel 32 lid 3 WMS dient de Commissie te beoordelen of de PGMR in redelijkheid tot het onthouden van instemming heeft kunnen komen of dat sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen. Het geschil De Commissie stelt voorop dat zij er begrip voor heeft dat de MR vanuit zijn functionele betrokkenheid bij de organisatie op enige wijze onderdeel wil uitmaken van de sollicitatieprocedure. Pagina 3 van 5

4 Zoals de PGMR ter zitting heeft aangegeven kan de betrokkenheid van een MR-lid in de sollicitatieprocedure toegevoegde waarde hebben omdat het MR-lid qualitate qua een eigen invalshoek bij de beoordeling van een kandidaat kan hebben die een andere is, of kan zijn, dan de invalshoek van een collega-personeelslid of leidinggevende. Het is in het algemeen ook niet ongebruikelijk dat een lid van de MR deel uitmaakt van de sollicitatiecommissie. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat de MR in beginsel wel betrokken wordt bij sollicitatieprocedures bij vacatures op scholen van het bevoegd gezag, maar dat betreft alleen zogenoemde externe sollicitaties, waarbij alleen externe kandidaten op een functie solliciteren. Bij interne vacatures, waarop alleen werknemers van de school kunnen reflecteren, wordt door het bevoegd gezag in het plan van aanpak geen rol voor de MR weggelegd. Desgevraagd door de Commissie heeft het bevoegd gezag als rechtvaardiging voor dit onderscheid gegeven dat een interne kandidaat reeds bekend is binnen de organisatie zodat betrokkenheid van een MR-lid niet noodzakelijk is en dat vertrouwelijkheid geschonden zou kunnen worden indien een interne sollicitant zijn sollicitatie als vertrouwelijk wil beschouwen. De Commissie acht dit op zich onvoldoende reden om in het voorgenomen besluit met betrekking tot de invoering van de functiemix de deelname van een MR-lid in de sollicitatiecommissie uit te sluiten. Immers, het gegeven dat de kandidaat reeds binnen de organisatie bekend is, doet niet af aan het feit dat een afweging gemaakt dient te worden tussen verschillende kandidaten of, bij gebrek aan meerdere kandidaten, een oordeel gegeven moet worden over één kandidaat, waarbij ook het MR-lid vanuit de eerder genoemde betrokkenheid van toegevoegde waarde kan zijn. Aangaande de vertrouwelijkheid overweegt de Commissie dat voor MR-leden, evenals voor de overige personeelsleden in de sollicitatiecommissie, geheimhoudingsverplichtingen gelden, die voortvloeien uit artikel 3 van de sollicitatiecode, die als bijlage XII deel uitmaakt van de cao po. Bovendien is de Commissie uit het verhandelde ter zitting gebleken dat het bevoegd gezag geen of onvoldoende bereidheid heeft getoond om tot een compromis met de PGMR te komen. Immers, de PGMR heeft aangeboden overleg te voeren over oplossingen waarbij het betrokken MR-lid in een andere fase van de sollicitatie bij de procedure betrokken zou kunnen worden; ook heeft de PGMR aangeboden om overleg te voeren over hoe te handelen als een MR-lid op een vacature zou solliciteren. Hierop is het bevoegd gezag in het geheel niet ingegaan. De Commissie acht dit niet redelijk, te meer omdat gebleken is dat de rol van de sollicitatiecommissie (en dus indirect ook die van het MR-lid) louter adviserend is. Uiteindelijk beslist volgens de geldende procedure het bevoegd gezag wie benoemd wordt in de vacature. In redelijkheid valt daarom niet in te zien waarom verder overleg over mogelijke oplossingen door het bevoegd gezag afgehouden is. Omdat er geen goede reden is om in het voorgelegde plan van aanpak niet op te nemen dat een MRlid deel uitmaakt van de sollicitatiecommissie en het op de weg van het bevoegd gezag lag om daarover verder overleg te voeren met de PGMR, is de Commissie van oordeel dat de PGMR in redelijkheid zijn instemming aan het voorgestelde plan van aanpak invoering functiemix heeft kunnen onthouden. Bepaalde zwaarwegende omstandigheden die dit voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen zijn gesteld noch gebleken. 6. UITSPRAAK Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat de PGMR in redelijkheid zijn instemming aan het voorgenomen plan van aanpak invoering functiemix heeft kunnen onthouden en voorts dat er geen sprake is van bepaalde zwaarwegende omstandigheden die het voorstel van het bevoegd gezag rechtvaardigen. Pagina 4 van 5

5 Aldus gedaan te Utrecht op 20 maart 2013 door prof. mr. I.P. Asscher-Vonk, voorzitter, drs. K.A. Kool en mr. J.M. Vrakking, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. prof. mr. I.P. Asscher-Vonk voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Tegen deze uitspraak staat op grond van artikel 36 lid 3 WMS beroep open bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroep wordt ingediend binnen een maand nadat het bevoegd gezag dan wel de PGMR van de uitspraak op de hoogte is gesteld. Op grond van artikel 36 lid 4 WMS kan het beroep uitsluitend worden ingesteld ter zake dat de Commissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de wet. Pagina 5 van 5