CONCEPT GEMEENTE OLDEBROEK RAADSGRIFFIE COMMISSIE FINANCIËN EN BEDRIJFSVOERING Verslag van de openbare vergadering van 1 december 2016. Aanwezig Leden : de heren H. van de Beek, H.W. van Bergeijk, G.J.L. Dokter, D.E. Doornwaard (voor W. Zoer), C. Spijkerboer en P.J. Wimmers. Voorzitter : de heer G. Evink. Commissiegriffier: : de heer J. Tabak. Notulist: : de heer H. Geertsma. College : wethouder mevrouw A.A.C. Groot. Ambt. onderst. : de heren P.K. Goedhart, S. Muiser en F.P. Witteveen. Insprekers : - Publiek : - Pers : - Afwezig Tijd : de heren W. Boer, D.E. Doornwaard. W. Roelofsen, H.A.M.H. Verberk, W.H.A.M. Vonk en W. Zoer. : 19.30 20.40 uur 01. Opening. De voorzitter opent de vergadering uur en heet iedereen welkom. 02. Vaststelling van de agenda. De agenda wordt vastgesteld conform het concept. 03. Raadsvoorstel vaststelling legesverordening 2017. De heer Van de Beek constateert dat het voorstel in de lijn van de verwachtingen ligt. Wat de doorberekening van de loontarieven betreft: in het BBV staat dat de methode daarvoor niet door de wetgever wordt voorgeschreven maar door de raad moet worden vastgesteld en opgenomen moet worden in de financiële verordening. De raad van Oldebroek heeft er echter nog niet over gesproken. Het gaat intussen wel om een belangrijke zaak: de keus van de methode is bepalend voor de hele verordening. De SGP stemt in met wat nu wordt voorgesteld omdat de verordening nu moet worden vastgesteld, maar wil er volgend jaar wel graag een discussie over voeren. De heer Van de Beek vraagt of de wethouder op dit punt een toezegging kan doen. De heer Doorneweerd heeft een vraag over het feit dat met de voorgestelde verhoging van 0,9% de kostendekkendheid niet wordt gehaald. Voor de vaststelling van een bestemmingsplan levert die verhoging een bedrag op van 7592 euro, terwijl de kostendekkendheid 11.000 euro is. ABO wil weten of het de bedoeling is dat die kostendekkendheid binnen een paar jaar wel wordt bereikt, of dat het tekort op de een of andere manier wordt gecompenseerd. De heer Spijkerboer sluit zich aan bij het betoog en de vraag van de heer Van de Beek. Hij wijst erop dat de Verklaring omtrent het Gedrag voor vrijwilligers gratis zou worden. Dat is in de begrotingsvergadering besloten. In de verordening wordt dat echter niet geregeld. De heer Van Bergeijk leest dat het college voorstelt het verschil tussen de opbrengst van de leges en de kostendekkendheid in 2017 kritisch te volgen, de raad erover te informeren en eventueel een voorstel met betrekking tot de kostendekkendheid van de tarieven aan te bieden. Hij vraagt of dat exact aansluit bij de manier waarop in de begrotingsvergadering over dit onderwerp is gesproken. Toen is de vraag aan de orde geweest of er niet een andere systematiek zou moeten komen waarbij
- 2 - het principe van een kostendekkendheid van 100% wordt losgelaten. Het was de bedoeling dat daar de komende tijd aan de hand van een paar voorbeelden over zou worden gesproken. Daar zouden dan ook ervaringen in andere gemeenten bij worden betrokken. De heer Van Bergeijk noemt zelf het voorbeeld van een horecavergunning voor een voetbalvereniging, die 640 euro kost, terwijl een commercieel bedrijf maar ruim 300 euro hoeft te betalen. In dat geval loopt de kostendekkendheid al behoorlijk uit elkaar. Het zou goed zijn om in het voorjaar van 2017 in een aantal sessies over dit onderwerp te spreken. De heer Wimmers constateert dat elke vergelijking met het verleden op dit moment onmogelijk is. De kolom die de kostendekkendheid aangeeft is in feite buitengewoon suggestief. Met deze methodiek is niets meer kostendekkend. Hij had liever een kolom gezien waarin de kostendekkendheid op basis van de oude systematiek van 2016 werd aangegeven. Dan zou de raad misschien per onderdeel kunnen bekijken of iets aan het tarief gedaan moet worden. Nu weet de raad niet per onderdeel in hoeverre het afgelopen jaar sprake is geweest van kostendekkendheid. Met de kolom die nu is opgenomen, wordt iedereen op het verkeerde been gezet en ontstaat er te vroeg een discussie die nog gevoerd moet worden. Hij stelt voor die kolom te verwijderen, de tarieven van 2016 en 2017 naast elkaar te zetten en verder alleen het percentage te noemen waarmee het tarief wordt verhoogd. De heer Van Bergeijk vraagt of het college volgens de heer Wimmers de toerekening van de overhead nog maar een keer op de oude manier zou moeten doen. De afspraak was juist dat voortaan op deze nieuwe manier zou worden gewerkt. De heer Wimmers antwoordt dat daarbij ook is vastgesteld dat de kostendekkendheid bij deze nieuwe systematiek geen issue meer is. Het is suggestief om dan toch in een kolom te vermelden wat het kostendekkende tarief zou zijn. Wethouder Groot bevestigt dat in de begrotingsraad is afgesproken dat het college nog met de raad in gesprek gaat over de systematiek. Dat zal vóór april 2017 moeten gebeuren, voordat de begroting en de perspectievennota worden opgesteld. Dan zal bekeken worden of aan de kostendekkendheid moet worden vastgehouden en zo ja, welke methoden kunnen worden gebruikt om die kostendekkendheid te bereiken. Voor dit jaar heeft het college, om de begroting op tijd te kunnen aanbieden, voor een bepaalde methode gekozen. Het was praktisch niet mogelijk om het gesprek met de raad nog voor die tijd te organiseren. De gemaakte keus heeft zijn weerslag op de tarieven. In de begrotingsraad bleek de raad het met het college eens te zijn dat de tarieven niet ineens fors konden worden verhoogd. Daarom heeft het college besloten alleen een inflatiecorrectie van 0,9% toe te passen. De extra kolom is toegevoegd om duidelijk te maken wat het zou betekenen als de nieuwe methode wel volledig zou worden toegepast, uitgaande van een kostendekkendheid van 100%. Die kolom is dus niet suggestief bedoeld en wil niemand op het verkeerde been zetten. Ze is puur informatief, om een effect te laten zien dat niemand wil. De tarieven van 2016 en 2015 waren met de methode die toen gehanteerd werd, kostendekkend. Als gevolg van de nieuwe regelgeving is een vergelijking met die beide jaren inderdaad niet meer goed mogelijk. Dat betekent niet dat het in het verleden verkeerd is gegaan. Het ging alleen anders: de regelgeving was anders en het tarief werd op een andere manier berekend. De heer Goedhart vult aan dat de Verklaring omtrent het Gedrag onder de subsidieregeling valt. Tweede termijn De heer Wimmers begrijpt dat de toegevoegde kolom interessant is voor raads- en commissieleden, met het oog op de te voeren discussie; dat vindt hij ook prima. De tarievenlijst wordt echter wel gepubliceerd en hij wil voorkomen dat mensen de indruk krijgen dat hun enorme tariefsverhogingen boven het hoofd hangen. Men zou kunnen denken dat het belangrijk is om allerlei dingen snel te regelen omdat het over een jaar een heel stuk duurder wordt. De heer Van de Beek is blij met de toezegging van de wethouder. Wethouder Groot geeft aan dat het niet de bedoeling is dat de lijst zo gepubliceerd wordt. Ze zal ervoor zorgen dat de bewuste kolom er in ieder geval uit wordt gehaald. Conclusie: Het voorstel gaat als B-stuk naar de raadsvergadering. 04. Raadsvoorstel vaststelling financiële verordeningen 2016 en 2017.
- 3 - De heer Van Bergeijk vraagt of de verordeningen vooraf aan de accountant zijn voorgelegd, om na te gaan of die er geen dingen in mist. Zelf miste hij de perspectievennota. Hij weet alleen niet of de accountant dat erg vindt. Wethouder Groot antwoordt dat de verordeningen niet expliciet met de accountant besproken zijn. Het gaat in feite om een reparatie-actie, waarin ook alvast een beetje vooruitgelopen is op de nieuwe BBV-richtlijnen. De ervaring is dat de accountant alleen maar blij is met zo n reparatie. De heer Muiser beantwoordt de vraag over de perspectievennota. In de verordening staat dat het college twee tussentijdse rapportages zal aanleveren. Die rapportages zijn niet specifiek benoemd. Het is de bedoeling dat de perspectievennota gecombineerd wordt met de eerste bestuursrapportage. Conclusie: Het voorstel gaat als B-stuk naar de raadsvergadering. 05. Raadsvoorstel vaststelling kaders personeelsbeheerplan. De heer Wimmers constateert dat het verschil met wat in 2015 voorlag niet al te groot is. Er is in 2015 wel gesproken over nieuwe kaders voor het HR-beleid. De heer Wimmers wil graag weten of de verbeteringen die toen genoemd werden ook werkelijk zijn doorgevoerd. Hij noemt de kwaliteit van de regievoering en het opdrachtgeverschap, de interne mobiliteit en de beleidsmatige communicatievaardigheden. Verder waren er verbeterplannen voor kwetsbare processen, bijvoorbeeld met betrekking tot de financiën. In het voorstel dat nu voorligt, zitten wat de heer Wimmers betreft twee discussiepunten: 4.2.3, de inhuur voor tijdelijke projecten en werkzaamheden en 4.2.4, de inhuur voor specialistische adviezen. In eerdere discussies is gesteld dat het voor de hand ligt om bij projectmatig werken, bijvoorbeeld met betrekking tot grondexploitaties, de kosten te financieren vanuit de opbrengsten die aan het project gekoppeld zijn. Uit wat nu voorligt valt op te maken dat de raad daarbuiten wordt gelaten. Als er volgens het college of het managementteam (voortaan: MT) financiële ruimte is binnen het beheersplan, wordt het intern opgelost. De heer Wimmers vindt dat over dit soort projecten minimaal in de commissie gesproken moet kunnen worden. Als de raad in het ene geval wel een besluit moet nemen en in het andere geval niet, leidt dat tot onduidelijkheid. De raad heeft dan ook te weinig zicht op het geld dat in het beheersplan zit. Voor de transparantie zou het goed zijn om op dit punt een duidelijke regel vast te leggen. Verder heeft de raad op 2 juli 2015 een besluit genomen over een frictiebudget voor de verdere ontwikkeling van de organisatie en het uitwerken van de kerntaken. In 2015 is daar 200.000 euro voor gereserveerd en in 2016 125.000 euro. Dat geld is ook in het personeelsbeheerfonds gestopt. De heer Wimmers vraagt of dat proces nu is afgerond. Is de organisatie zover doorontwikkeld dat ze toekomstbestendig is? De heer Van Bergeijk vraagt of ergens is vastgelegd hoelang de vacatureruimte mag duren (4.2.2). Het inhuren van tijdelijke krachten kan immers niet eindeloos doorgaan. Bij de tijdelijke projecten of werkzaamheden (4.2.3) staat niet alleen de raad voor een deel buiten spel maar kennelijk ook het college. Het MT bepaalt immers of een tijdelijke klus wel of niet onder regulier werk valt. De heer Van Bergeijk vraagt of zijn conclusie juist is en zo ja, of dat niet een vreemde manier van werken is. Er staat ook dat het college de bevoegdheid heeft de algemeen directeur te vragen om te kijken of er mogelijkheden zijn om de kosten binnen de bestaande budgetten te betalen. Is dat sowieso niet de taak van de algemeen directeur? Bij 4.2.4 (inhuur voor specialistische adviezen) vraagt de heer Van Bergeijk zich af of het voor de raad nu helderder is geworden. Het is voor de raad heel moeilijk te beoordelen wanneer kennis zo specialistisch is dat ze moet worden ingehuurd en wanneer de organisatie geacht mag worden zelf over de vereiste kennis te beschikken. Wellicht zijn in NEOen/of H2O-verband de mogelijkheden straks groter om bij elkaar kennis te halen, zodat de kosten binnen de perken blijven. Ten slotte wil hij weten of er een HR-visie of een personeelsbeleidsplan is. Volgens hem zou dat document in 2015 naar de raad worden gestuurd. Op zo n document kan de raad sturen; bij wat nu voorligt komt de raad alleen in beeld als er extra budget moet komen. De heer Van de Beek kan zich volledig aansluiten bij wat de vorige sprekers gezegd hebben over de paragrafen 4.2.3 en 4.2.4. De heer Spijkerboer geeft aan dat voor hem hetzelfde geldt. Hij begrijpt ook niet goed dat in een budget voor loonkosten ruimte kan zitten voor een tijdelijk project. Als die ruimte er is, is er kennelijk te veel begroot. De loonkosten voor het aantal personeelsleden dat in functie is, liggen immers vast. Het CDA heeft al vaker gezegd dat voor zijn gevoel de gemeente op dit punt ruim in haar jasje zit. Verder vraagt hij of de besparing die de samenwerking in NEO- en H2O-verband kan
- 4 - opleveren hier ook niet verwerkt had moeten worden. De raad kan op dit moment nergens uit opmaken welke financiële voordelen die samenwerking oplevert. De heer Dokter vraagt naar de invloed van de ontwikkelingen betrekking tot ZZP-ers (DPA) op het personeelsbeheerplan. Wethouder Groot begint met erop te wijzen dat de vacatureruimte flexibel kan zijn. Zo is de vacature voor gemeentesecretaris dit jaar door interne verschuivingen opgelost. Het MT is er vrij in om dat te organiseren. Dat gebeurt wel degelijk in overleg met het college. Het college spreekt ook met de algemeen directeur over de vraag of een tijdelijke klus onder regulier werk valt en over de vraag of kennis moet worden ingehuurd dan wel in de organisatie aanwezig moet zijn. Tegelijk moeten de verschillende rollen wel helder zijn. Het college moet de eigen taak en verantwoordelijkheid van de directeur respecteren. Die directeur weet wat er allemaal moet gebeuren en wat de personeelsleden aan kennis en vaardigheden in huis hebben. Het college moet ook niet steeds in discussie gaan met het MT over de vraag of iemand een bepaalde klus er nog bij kan doen. Dat neemt niet weg dat het college bij een budgetvraag standaard zegt dat men eerst moet nagaan of er nog ruimte zit in het personeelsbeheerplan en of er nog iets te regelen valt met efficiënter werken en prioritering. Het voorleggen van een budgetvraag aan de raad is de laatste optie. De inhuur van specialistische kennis en adviezen valt niet vooraf te begroten. De noodzaak van die inhuur doet zich namelijk voor in onvoorziene situaties, zoals het ongeluk in Oosterwolde en het belastingonderzoek. Wat in zulke gevallen aan kennis nodig is, kan een gemeente als Oldebroek niet in huis hebben. Uiteraard hoopt het college in de toekomst via NEO wel meer kennis en expertise beschikbaar te hebben. Nunspeet en Elburg zijn echter ook geen grote gemeenten en hebben dus in principe niet meer specialisten in huis dan Oldebroek. Wel is het misschien mogelijk dat een medewerker in een van de drie gemeenten zich tot bijvoorbeeld juridisch specialist kan ontwikkelen. Wellicht kan het NEO-verband ook een eigen advocaat in dienst hebben voor een aantal uren per week. Wat de samenwerking aan voordelen oplevert, kan heel lastig in euro s worden uitgedrukt. De samenwerking wordt vooral aangegaan om de kwetsbaarheid van de eigen organisatie te verminderen. Wat wel gezegd kan worden, is dat bijvoorbeeld de I-dienst een stuk duurder zou zijn als de gemeente die in haar eentje zou moeten bemensen. De kosten van projecten drukken inderdaad op die projecten. Dat was al zo en dat blijft zo. Af en toe vraagt het college de raad wel om een krediet, maar dan wordt erbij gezegd dat het geld in het project wordt terugverdiend. Het HR-beleid staat voor het college bovenaan het lijstje, maar moet nog worden opgepakt, inclusief wat de komende tijd nodig is aan cursussen en opleidingen. Met name door het vertrek van de gemeentesecretaris heeft dit proces een tijd stil gelegen. Het zou goed zijn om in een raadsgesprek wat over dit beleid en over de dynamiek van het werken bij de gemeente te vertellen. Overigens is het niet de taak van de raad om daarop te sturen. Die verantwoordelijkheid ligt bij het college. Wat het frictiebudget betreft: de reorganisatie is bijna twee jaar geleden financieel afgehandeld. Er was toen nog een budget nodig van ruim 300.000 euro. Dat was minder dan aanvankelijk was begroot. Het frictiebudget was nodig omdat ook een paar mensen uit de organisatie zijn geplaatst. Wat de financiële ruimte betreft: die ontstaat bijvoorbeeld door vacatureruimte of doordat iemand die met pensioen gaat een jongere opvolger krijgt. Die ruimte is overigens beperkt. Het verbaast de wethouder dat het CDA denkt dat de gemeente ruim in haar jasje zit. Elk jaar is het weer een hele opgave om binnen het budget te blijven, zeker als het om het continuïteitsbudget gaat. De heer Witteveen beantwoordt de vraag over de ZZP-ers. Aan de voorkant, bij de inhuur, wordt scherp gelet op een goede constructie. De belastingdienst zit daar ook bovenop. Begrotingstechnisch is echter nog geen rekening gehouden met de nieuwe ontwikkelingen. Tweede termijn De heer Van de Beek begrijpt het antwoord van de wethouder op de vragen over tijdelijke inhuur volledig, maar hij blijft het onbevredigend vinden dat de raad alleen een rol speelt als het spannend wordt. Wat dat betreft kan de raad zijn controlerende taak dus maar beperkt vervullen. De heer Spijkerboer ziet het niet als taak van de raad om zich te bemoeien met de manier waarop het college het personeel aanstuurt. De raad heeft vooral als taak het budget goed te beheren. Als het college binnen het bestaande budget ruimte ziet, is er geen bezwaar tegen dat het college dat regelt met het MT. Hij blijft echter moeite houden met het feit dat er kennelijk ruimte is binnen het budget. Hij kan zich niet voorstellen dat bij de opvolging van een gepensioneerde medewerker door
- 5 - een jongere collega voldoende geld overblijft om een project te kunnen financieren. Hij kan zich wel voorstellen dat er ruimte ontstaat als een klus waar 250 uur voor staat in 150 uur wordt uitgevoerd. Dan zou het in dit stuk echter anders geformuleerd moeten worden. De heer Spijkerboer begrijpt het antwoord van de wethouder over de NEO-samenwerking, maar vindt het wel jammer dat de winst van die samenwerking zo moeilijk inzichtelijk gemaakt kan worden. Als het kan, zou hij toch iets meer concrete informatie willen hebben over de efficiencyvoordelen. De heer Van Bergeijk begrijpt uit het antwoord van de wethouder dat de vacatureruimte niet vaak wordt gebruikt, maar dat per geval wordt bekeken of de vacature nog wel moet worden ingevuld. Wat het personeelsbeleidsplan betreft: als de raad daar inzicht in heeft zou hij bijvoorbeeld kunnen besluiten extra geld beschikbaar te stellen voor scholing. In die zin heeft hij dus wel mogelijkheden om te sturen. Verder ziet de heer Van Bergeijk het risico dat het college in januari nog ruimte ziet, maar in december ontdekt dat het budget is overschreden. Hij vraagt hoe zoiets wordt opgelost. Krijgt de raad dan na twaalf maanden alsnog een budgetvraag voorgelegd? De heer Wimmers vindt het een verkeerd uitgangspunt als de wethouder zo weinig mogelijk naar de raad toe wil als het om inhuur voor tijdelijke projecten gaat. Volgens hem moet het college met projecten per definitie bij de raad komen. Blijkt dan dat het project gefinancierd kan worden uit de bestaande budgetten, dan wordt het een gemakkelijk raadsbesluit. Zoals het nu ligt, ontstaat er echter een diffuse situatie. De heer Spijkerboer vraagt wat voor voordeel de raad ervan heeft als hij over alle projecten een uitspraak moet doen. Waarom zou de raad moeten weten dat het college iets binnen het budget heeft geregeld? De heer Wimmers vindt dat het de duidelijkheid dient. In het stuk staat trouwens ook als uitgangspunt dat voor tijdelijke klussen in principe de raad om een budget moet worden gevraagd. De wethouder laat echter blijken dat het college daar het liefst onderuit wil komen. Als de raad aan het eind van het jaar met een overschrijding geconfronteerd wordt, kan hij geen afweging meer maken en staat hij voor het blok. Hij kan dan niet meer besluiten een of twee projecten door te schuiven of te schrappen. De heer Doorneweerd vraagt of het college volgens de VVD ook voor een klein project bij de raad moet komen, of dat de heer Wimmers aan een budgetdrempel denkt. De heer Wimmers antwoordt dat het bij tijdelijke projecten per definitie om kleine projecten gaat. Overigens wil niemand dat een project een onverantwoorde vertraging oploopt doordat het via de raad moet. Verder is het personeelsbeheerplan juist opgesteld omdat de raad niet over alle mogelijke kleine projecten een uitspraak wil doen. Nu dreigt het echter de andere kant op te gaan. Op die manier wordt het principe dat in het stuk geformuleerd is, uitgehold. De heer Wimmers is blij met het idee van een raadsgesprek over het HR-beleid. Wat het frictiebudget betreft wijst hij erop dat dat niet bedoeld was voor het financieren van wachtgeldverplichtingen. De heer Spijkerboer heeft er moeite mee dat het college ook met een budgetvraag kan komen via een vermelding in de reguliere P&C-producten. Die laatste woorden onder 4.2.3 zouden wat het CDA betreft geschrapt moeten worden. Een vermelding in een P&C-product kan zomaar door de raad over het hoofd worden gezien. De heer Wimmers geeft aan dat zijn fractie voor de raadsvergadering gaat nadenken over een andere formulering. Hij denkt dat iedereen toch wel wat meer grip op de zaak wil hebben. Wethouder Groot ontkent dat het college alleen naar de raad toe komt als het fout gaat. Er is bijvoorbeeld al een afspraak gemaakt voor het geval er sprake is van erg veel ziekteverzuim. Dan krijgt de raad vroegtijdig te horen dat het continuïteitsbudget overschreden zal worden. Het is dan aan de raad om extra geld beschikbaar te stellen of een andere oplossing te bedenken. Wat betreft het risico dat er in december een tekort is omdat in januari de ruimte die er toen was, is ingevuld: zo werkt het college niet en zo wordt het MT ook niet aangestuurd. Het MT moet kunnen inschatten hoeveel geld in het budget moet blijven zitten om een overschrijding te voorkomen. Dat is een kwestie van goede bedrijfsvoering. Wat betreft de stelling dat alle projecten via de raad zouden moeten: dat vraagt allereerst al om een discussie wat precies een project is. Vorig jaar zijn de beheerplannen opnieuw doorgerekend. Dat was een grote (extra) klus waar ook speciale expertise voor moest worden ingehuurd maar die goede resultaten opleverde. De wethouder dacht toen dat de raad het geen probleem zou vinden om daar extra geld voor beschikbaar te stellen. Ze heeft toen ook gezegd dat ze niet naar de raad gekomen zou zijn als het niet nodig was. Toch zei de raad toen dat het maar binnen het personeelsbeheerbudget moest worden opgelost. Vanaf dat moment is het college nog sterker op de lijn gaan zitten dat projecten zoveel mogelijk vanuit dat beheerbudget moeten worden
- 6 - gefinancierd. De wethouder begrijpt uit de woorden van de heer Spijkerboer dat het CDA dat ook waardeert. De griffier wijst erop, met het oog op een eventuele amendering van het plan, dat de raad niet over het personeel gaat en dus ook niet over zaken als opleiding en inhuur. Die bevoegdheid is door de Gemeentewet aan het college toegekend. De raad gaat in dezen alleen over geld. De heer Wimmers vult aan dat de raad ook gaat over de spelregels met betrekking tot het geld. Conclusie: Het voorstel gaat als A-onderwerp naar de raadsvergadering. 06. Mededelingen college. Wethouder Groot heeft gehoord dat de rechtszitting over de precariobelasting voor de gemeente Oldebroek gepland staat voor februari 2017. De uitspraak is meestal zes weken later. Dat wordt dus uiterlijk medio april. 07. Rondvraag. Er zijn geen vragen ingediend. 08. Verslag vergadering 27 oktober 2016 en actiepunten. Het verslag wordt vastgesteld conform het concept. Naar aanleiding van het verslag: De heer Van Bergeijk refereert aan een vraag die hij de vorige keer stelde: of het niet vreemd is dat de tweede gft-container duurder wordt gemaakt. In de vergadering van de commissie Ruimtegebruik en Leefomgeving van gisteravond lag een voorstel om die tweede container gratis te maken. Hij vindt het vreemd dat dat in de vergadering van 27 oktober niet gezegd is. Het moet toen ook al bekend zijn geweest. Actiepunten De punten 56, 58, 60 en 62 worden van de lijst afgevoerd. Actiepunt 59: de notitie Begraaf- en onderhoudsrechten komt begin volgend jaar. Actiepunt 61: het raadsgesprek over bezuinigingssporen is gepland op 9 februari 2017. 09. Afronding en sluiting. De voorzitter dankt alle deelnemers aan de vergadering voor hun inbreng en sluit de vergadering om 20.40 uur. Verslag ongewijzigd/gewijzigd (zie het verslag van ) vastgesteld op, commissiegriffier. Actiepuntenlijst: Nr.: Actiepunt, toezegging, etc.: Pfh.: Uit verg.: Agendapunt: Planning 59. Er komt in 2016 nog een notitie over de Weth. 27-10- 16 04 Begin 2017 begraaf- en onderhoudsrechten. Groot 61. Eind 2016 of begin 2017 een raadsgesprek houden over bezuinigingssporen. Weth. Groot 27-10- 16 07 Raadsgesprek 9 feb. 17 63. Gesprek met de raad over nieuwe systematiek tarievenberekening leges. Weth. Groot 01-12-2016 03 Vóór april 2017.