Commissie van beroep vo

Vergelijkbare documenten
het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Commissie van Beroep VO

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep voor het VO en HBO ingesteld door de Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

SAMENVATTING UITSPRAAK

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

1.2 Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 juni 2014 beroep bij de Commissie ingesteld.

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

UITSPRAAK. de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van [de school], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de PMR.

SAMENVATTING Beroep tegen mededeling einde tijdelijk dienstverband van rechtswege; PO

Commissie van Beroep BVE

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS EN HOGER BEROEPSONDERWIJS UITSPRAAK. CvB VO-HBO U

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET PROTESTANTS CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS EN HOGER BEROEPSONDERWIJS. UITSPRAAK CvB.VO-HBO U.2015.

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK VOORTGEZET ONDERWIJS EN HOGER BEROEPSONDERWIJS UITSPRAAK. CvB.VO-HBO U

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK. A, B, C, D, E, F, G, werknemers van ROC H, gevestigd te I, verzoekers, hierna te noemen de werknemers gemachtigde: de heer J

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

de Personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad van C, te B, verweerder, hierna te noemen de PMR

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

Commissie van Beroep PO

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING ADVIES. de bestuurscommissie van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. K.A.P. Moonen

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

SAMENVATTING U I T S P R A AK

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. [Verweerder] het College van Bestuur van [Stichting], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

het College van Bestuur van Stichting B, gevestigd te F, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. A.H.

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

Commissie van Beroep HBO

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep VO

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK. het bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

LANDELIJKE BEZWARENCOMMISSIE FUNCTIEWAARDERING VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de functie van werkneemster is vervallen en er geen andere passende functie voor haar is.

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden en tegen vrijstelling van werkzaamheden; HBO

Nalevingsgeschil; als MR-leden weigeren af te treden, kan een bevoegd gezag niet de MR ontbinden en eigenmachtig MR-verkiezingen organiseren.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. E.M. Kauffman

Commissie van Beroep PO

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

Transcriptie:

107458 - Een zij-instromer die per eerste schooldag ná 1-8-2014 is benoemd en het hele schooljaar les gaf, heeft redelijkerwijze recht op het entreerecht. in het geding tussen: UITSPRAAK de heer A, wonende te D, appellant, hierna te noemen A en het College van Bestuur van B, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. M. Rietbergen 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 14 oktober 2016, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 7 september 2016 om hem niet op grond van het entreerecht een LD-functie toe te kennen. De werkgever heeft op 15 november 2016 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep nd plaats op 9 december 2016 te Utrecht. A verscheen in persoon. De werkgever werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer F, adjunct directeur C, en de heer G, manager stafdienst, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. 2. DE FEITEN A, geboren 17 november 1964, is sinds 25 augustus 2014 werkzaam als docent Scheikunde bij C van B. A had aanvankelijk een dienstverband or bepaalde tijd wegens onbeegdheid. Op 7 maart 2016 heeft A de opleiding Science Education and Communication afgerond en is daarmee eerstegraads beegd geworden. Per 1 april 2016 is A or onbepaalde tijd benoemd in de functie van docent LB met een betrekkingsomvang van laatstelijk 0,8 fte. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao. A heeft vanaf de datum van indiensttreding, 25 augustus 2014, al zijn lessen gegeven binnen de structurele formatie in de bovenbouw van ha en vwo. Na het behalen van zijn eerstegraads beegdheid op 7 maart 2016 heeft A de werkgever verzocht om toekenning van het entreerecht. Bij brief van 7 september 2016 heeft de werkgever dit verzoek afgewezen en A bericht dat hij heeft besloten hem geen LD-benoeming toe te kennen op grond van het entreerecht. Tegen deze beslissing heeft A beroep ingesteld. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN 107458/ uitspraak d.d. 21 december 2016 pagina 1 van 5

A stelt aanspraak te hebben op het entreerecht omdat hij vanaf het schooljaar 2014-2015 100% van zijn lessen in de bovenbouw geeft en inmiddels ook eerstegraadsbeegd is. Omdat hij or 1 augustus 2014 al was gestart met zijn masteropleiding, heeft hij tot en met 31 juli 2017 nog aanspraak op het entreerecht. In de cao staat nergens dat leraren op 1 augustus 2014 al in dienst moeten zijn; het woord vanaf betekent vanaf die datum, dus vanaf 1 augustus 2014. A had or de zomervakantie 2014 al gesolliciteerd en ook de arbeidsovereenkomst was al opgesteld. Het leek hem destijds logisch dat de datum indiensttreding gelijk was aan die van de eerste schooldag. Pas later begreep hij dat het schooljaar formeel begint op 1 augustus van het desbetreffende jaar. A heeft de akte van benoeming ingaande 1 april 2016, waarin sprake was benoeming als docent LB, getekend op uitdrukkelijk verzoek van de directeur, omdat de school dan was verzekerd van een vaste docent Scheikunde. A heeft toen ook al aangegeven dat hij aanspraak maakte op het entreerecht. A vindt het ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat hij, bij een indiensttreding op 1 augustus 2014, wel aanspraak had kunnen maken op het entreerecht en dat hij enkel en alleen door de indiensttreding op de eerste schooldag, deze aanspraak niet heeft. Daar komt bij dat hij in de schoolvakantie al is begonnen met het orbereiden van zijn lessen. Verder zijn al zijn collega s in de bovenbouw door de werkgever aangespoord om het entreerecht te verkrijgen, aldus A. De werkgever ert aan dat A niet ldoet aan de in artikel 5.2 cao gestelde eisen, omdat hij op 1 augustus 2014 niet in dienst was van B noch elders was benoemd als docent. Desgevraagd geeft de werkgever aan dat, als A op 1 augustus 2014 in dienst was getreden, hij aanspraak zou hebben gemaakt op het entreerecht. De werkgever heeft echter het beleid dat zij-instromers per datum eerste schooldag in dienst treden. Uit de betekenis van het woord vanaf lgt ook dat het moet gaan om de docent die op 1 augustus 2014 benoemd was. De grote Van Dale zegt over het woord vanaf immers: van de te noemen plaats, tijd of prijs af. Het toekennen van het entreerecht is niet de goede manier om personeelsbeleid te eren. Daarom ert de werkgever het entreerecht strikt uit, dat wil zeggen dat een benoeming als docent LD betekent dat deze docent ook moet (gaan) ldoen aan het vereiste niveau van functioneren van een docent LD. Op 1 augustus 2014 hebben 15 docenten gebruik gemaakt van het entreerecht en daarvan zijn er per 1 augustus 2016 twee teruggeplaatst in hun oude functie. Ook zijn er docenten geweest die bewust geen gebruik hebben gemaakt van het entreerecht. A heeft orts in april 2016 zijn akte van benoeming or onbepaalde tijd getekend en daarmee te kennen gegeven dat hij het eens was met de benoeming als docent LB, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De beegdheid en de ontvankelijkheid De instelling is aangesloten bij deze Commissie. Naar het oordeel van de Commissie dient de beslissing dat A niet op grond van het entreerecht in aanmerking komt or een LD-functie te worden aangemerkt als een beslissing waarbij aan A promotie wordt onthouden. Tegen een dergelijke beslissing staat ingelge het bepaalde in artikel 20 lid 1 cao beroep open bij de 107458/ uitspraak d.d. 21 december 2016 pagina 2 van 5

Commissie. Nu het beroep orts binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is A ontvankelijk in zijn beroep. Het onthouden van promotie Tot 1 augustus 2014 bepaalde artikel 5.2 cao dat elke docent met een eerstegraads beegdheid, die structureel 50% of meer van zijn lessen geeft in een of meer jaren 4 en 5 ha en/of 4, 5 en 6 vwo, vanaf 1 augustus 2014 recht heeft op een LD-functie. Artikel 5.2 lid 1 cao 2014-2015 luidt als lgt: Vanaf 1 augustus 2014 heeft elke leraar met een eerstegraads beegdheid die 50% of meer van zijn lessen binnen de structurele formatie geeft in een of meer van de jaren 4 en 5 ha en/of 4, 5 en 6 vwo recht op een LD-functie. De cao 2014-2015 bevat de lgende toelichting op artikel 5.2: Indien een leraar die benoemd is op basis van het entreerecht uiterlijk op 1 augustus 2016 niet ldoet aan de functievereisten van de functiebeschrijving die de werkgever op grond van artikel 12.4 CAO-VO heeft vastgesteld, kan hij teruggeplaatst worden in zijn oude functie. De inschaling geschiedt op het laatstelijk genoten salaris of het naast hogere bedrag, niet hoger dan het maximum behorende bij het carrièrepatroon van de oude functie. De etnoot bij artikel 5.2 lid 1 cao 2014-2015 luidt : Onder structurele formatie wordt verstaan formatie niet zijnde projectformatie en kortdurende vervanging minder dan een jaar. Artikel 5.2 cao 2016-2017, welke cao op 1 juli 2016 in werking is getreden, luidt: 5.2. Entreerecht LD 1. De leraar die or 1 augustus 2014 is gestart met een opleiding or een master/ eerstegraadsbeegdheid en ldoet aan de vereisten van het entreerecht (zie toelichting), heeft tot en met 31 juli 2017 recht op het entreerecht. 2. De leraar die or 1 augustus 2015 benoemd is op basis van het entreerecht en uiterlijk op 1 augustus 2016 niet ldoet aan de functievereisten van de functiebeschrijving die de werkgever op grond van artikel 12.4 cao heeft vastgesteld, kan teruggeplaatst worden in de oude functie. De inschaling geschiedt op het laatstelijk genoten salaris of het naasthogere bedrag, niet hoger dan het maximum behorende bij het carrièrepatroon van de oude functie. Toelichting Tot 31 juli 2015 was sprake van het entreerecht. Het entreerecht hield in dat elke leraar met een eerstegraadsbeegdheid die 50% of meer van zijn lessen binnen structurele formatie gaf in een of meer van de jaren 4 en 5 ha en/of 4, 5 en 6 vwo, recht op een LD-functie had. Onder structurele formatie wordt verstaan formatie niet zijnde projectformatie en kortdurende vervanging minder dan een jaar 107458/ uitspraak d.d. 21 december 2016 pagina 3 van 5

Vast staat dat A op 25 augustus 2014 is benoemd als docent LB, dat zijn functie deel uitmaakt van de structurele formatie en dat hij sinds 7 maart 2016 eerstegraadsbeegd is. Voorts staat vast dat A al zijn lessen, derhalve 50% of meer van zijn lessen, verzorgt in de bovenbouw van de ha/vwo. Op het moment dat A zijn beegdheid haalde en de werkgever verzocht om in aanmerking te komen or het entreerecht gold nog de cao 2014-2015 waarin vermeld staat dat vanaf 1 augustus 2014 de leraar die eerstegraads beegd is en meer dan 50% werkzaam is in de bovenbouw, recht heeft op het entreerecht. Ten tijde van het op schrift stellen van de weigering door de werkgever, op 7 september 2016, gold de nieuwe cao waarin is gesteld dat De leraar die or 1 augustus 2014 is gestart met een opleiding or een master/eerstegraadsbeegdheid en ldoet aan de vereisten van het entreerecht heeft tot en met 31 juli 2017 recht op het entreerecht. Hetgeen partijen verdeeld houdt, is de vraag of A op 1 augustus 2014 in dienst moest zijn van de werkgever om aanspraak te kunnen maken op het entreerecht of dat dit ook bij een latere datum van indiensttreding mogelijk was geweest, ervan uitgaande dat hij dan aan alle overige vereisten ldeed. De Commissie overweegt dienaangaande als lgt. De uitleg van een cao-bepaling geschiedt lgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad lgens de zogeheten cao-norm. Deze norm houdt in dat aan de bepalingen van de cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven. Het komt niet aan op bedoelingen van partijen omdat deze bedoelingen niet kenbaar zijn or de niet bij de onderhandelingen over de cao betrokken partijen. Daarbij zijn de bewoordingen van de cao, inclusief de eventueel daaraan toegeegde schriftelijke toelichting, in beginsel van doorslaggevende betekenis en komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven lgt uit deze bewoordingen. Bij de uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgelgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. De Commissie constateert dat cao-partijen geen toelichting hebben gegeven over hetgeen zij met de woorden vanaf 1 augustus 2014 precies hebben beoogd. Tevens constateert de Commissie dat de werkgever aangeeft dat A bij een indiensttreding op 1 augustus 2014 wel aanspraak zou hebben gemaakt op het entreerecht. A is echter, vanwege het feit dat hij zij-instromer is, conform vast beleid van de werkgever, niet per 1 augustus 2014 in dienst genomen maar per 25 augustus 2014. Daarmee heeft A wel gedurende het gehele schooljaar les gegeven. Gezien deze feiten, daarmee in het midden latend hoe de uitleg van de cao-bepaling overigens dient te zijn, is de Commissie van oordeel dat de werkgever niet in redelijkheid A het entreerecht kan onthouden. Voor de interpretatie van de bepaling over het entreerecht is zijn positie gelijk te stellen met een docent die op 1 augustus 2014 al in dienst was, omdat hij dezelfde werkzaamheden gedurende het gehele schooljaar aanvangend op 25 augustus 2014 heeft verricht. Daarom is de Commissie van oordeel dat A ldoet aan de vereisten van artikel 5.2 cao. Dat A de akte van benoeming in de functie van docent LB ingaande 1 april 2016 heeft ondertekend, betekent naar het oordeel van de Commissie niet dat hij daarmee afstand heeft gedaan van de aanspraak op grond van het entreerecht van een LD-functie. De door A ter 107458/ uitspraak d.d. 21 december 2016 pagina 4 van 5

zitting gegeven -en niet door de werkgever weersproken- toelichting, dat hij op uitdrukkelijk verzoek van zijn directeur tot ondertekening is overgegaan, alsook het gegeven dat hij direct na het behalen van zijn beegdheid, de werkgever heeft verzocht om gebruik te mogen maken van het entreerecht, maken dat het de werkgever duidelijk moet zijn geweest dat A aanspraak wilde maken op de functie van docent LD. Het tekenen van de akte van benoeming staat daaraan niet in de weg. Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de werkgever niet in redelijkheid het entreerecht heeft kunnen onthouden door hem niet te benoemen in de functie van docent LD. De Commissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Vastgesteld te Utrecht op 21 december 2016 door mr. L.C.J. Sprengers, orzitter, drs. K.A. Kool en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. L.C.J. Sprengers orzitter mr. R.M. de Bekker secretaris 107458/ uitspraak d.d. 21 december 2016 pagina 5 van 5