SAMENVATTING U I T S P R A AK

Transcriptie

1 SAMENVATTING / Twee Beroepen tegen ontslag wegens reorganisatie BVE Het dienstverband is opgezegd tijdens ziekte van de werknemer. De Commissie overweegt dat de werkgever ingevolge artikel 7:670 lid 1 BW niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, tenzij de ongeschiktheid tenminste twee jaren heeft geduurd. De werknemer, van wie het dienstverband tijdens ziekte is opgezegd, kan op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 5 BW een beroep doen op het opzegverbod als vernietigingsgrond voor het ontslag. De werknemer dient dit te doen binnen twee maanden na de opzegging, door middel van een kennisgeving aan de werkgever. De werknemer heeft tijdig een beroep gedaan op de vernietigingsgrond. Beroep gegrond. in het geding tussen: A, wonende te Z, verzoekster, hierna te noemen A gemachtigde: mr. F. Griffioen en U I T S P R A AK het College van Bestuur van de Stichting B e.o., h.o.d.n. B, gevestigd te Z, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. M.J. Keuss 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van , ingekomen op en nader aangevuld bij brieven met bijlagen d.d en , heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d inhoudende ontslag op grond van artikel H-57 onder c CAO-BVE, wegens opheffing van de betrekking. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, gedateerd , ingekomen op Het beroep werd, met instemming van partijen, gevoegd behandeld met de beroepen inzake , , en De mondelinge behandeling vond plaats te Utrecht op A verscheen in persoon en werd vertegenwoordigd door gemachtigde. De werkgever werd bijgestaan door gemachtigde. De werkgever werd bijgestaan door C, beleidsmedewerker werkgeverszaken en D, Voorzitter domein Educatie, bijgestaan door genoemde gemachtigde. A heeft een pleitnotitie overgelegd. De werkgever heeft een pleitnotitie met bijlagen overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. 2. DE FEITEN A, geboren , is sinds als docent werkzaam bij de productgroep Laaggeletterden van de unit Educatie van de Stichting B e.o. in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,6930 FTE. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-BVE. Pagina 1 van 6

2 Als gevolg van een aantal ontwikkelingen heeft de werkgever zich in de loop van 2004 genoodzaakt gezien om de Unit Educatie te reorganiseren en in overleg met de Centrales in het Instellings Georganiseerd Overleg (IGO) een sociaal plan vast te stellen. Genoemde ontwikkelingen betreffen volgens de werkgever, kort samengevat, enerzijds bezuinigingen van overheidswege en anderzijds veranderde regelgeving op het terrein van de inburgering waardoor het aanbod van cursisten drastisch is gedaald. Daarbij heeft de gemeente Z aangekondigd dat ingevolge de nieuwe Wet Inburgering (WI), die per van kracht is geworden, openbare aanbestedingsprocedures zullen volgen hetgeen ook tot druk op de formatie heeft geleid. Een en ander heeft kostenbesparingen tot gevolg. In uitvoering van artikel K-1 CAO-BVE hebben de werkgever en de Centrales in het IGO een Sociaal Plan Educatie vastgesteld, waarin de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de reorganisatie, waaronder de afvloeiingsregeling, zijn vastgesteld. Het Sociaal Plan Educatie dateert van en was specifiek van toepassing op de Unit Educatie. Het Sociaal Plan, dat een looptijd heeft van tot , voorziet in een aantal ontslagbeperkende en mobiliteitsbevorderende maatregelen en uiteindelijk in gedwongen ontslag per indien herplaatsing niet mogelijk is. Afvloeiing vindt plaats per compartiment en per functiecategorie, en wel op basis van het afspiegelingsbeginsel waarbij per leeftijdsgroep voor de volgorde bepalend is de lengte van het dienstverband bij de werkgever. Naast het Sociaal Plan heeft de werkgever met de Centrales een convenant opgesteld, getiteld Taakbeleid Domein Educatie van de B. Het convenant kent een aantal regelingen met betrekking tot werkdagen, inzetbare dagen, vakantieverlof etc. en is bedoeld om maximale flexibiliteit te realiseren binnen de ruimte van de CAO-BVE en stemt de rechtspositie van de betrokken werknemers af binnen de context van deze CAO. Voorts is de werkgever met de Centrales op een Plan van aanpak bij het Sociaal Plan overeengekomen. Dit Plan van Aanpak geeft een nadere invulling aan het Sociaal Plan en beoogt door een aantal maatregelen de omvang van het gedwongen ontslag te verminderen. Per brief van heeft de werkgever A, die met ingang van arbeidsongeschikt is, meegedeeld dat haar arbeidsplaats op basis van de geldende afvloeiingslijst en op basis van de beschikbare formatie is komen te vervallen en dat haar derhalve ontslag wordt aangezegd per wegens opheffing van de betrekking ex artikel H-57 onder c CAO-BVE. Per van heeft de werkgever de met ontslag bedreigde werknemers, waaronder A, benaderd met een aanbod van tijdelijk werk en wel van tot Het betreft volgens de werkgever in totaal 17 FTE. Tegen voormelde ontslagbeslissing is het beroep gericht. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A is sinds met ziekteverlof. Mitsdien is er sprake van een opzegverbod en geldt er een ontslagbescherming van 2 jaar wegens ziekte. Bij brief van heeft A de werkgever hierop gewezen en heeft zij de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen. Op is er in het kader van de reïntegratie nog een plan van aanpak opgesteld; vervolgens kwam ruim een week later de ontslagbeslissing volkomen onverwacht. A voert tevens aan dat er op dit moment sprake is van een toename van het aantal cursisten. B maakt gebruik van flexwerkers om deze toestroom van werk te kunnen opvangen. Er is derhalve nog voldoende werk voorhanden waardoor het ontslag niet noodzakelijk is. De werkgever voert aan dat A arbeidsongeschikt is geworden nadat zij op de afvloeiingslijst van 2005 is komen te staan. Hierdoor kan zij geen beroep doen op het opzegverbod tijdens ziekte. De werkgever stelt dat sprake is van een bedrijfseconomische omstandigheid waardoor 37,2 fte gedwongen ontslagen zijn gevallen. De werkgever beaamt dat er thans flexwerkers worden ingezet. Deze flexwerkers, die in dienst zijn van een uitzendbureau of van de B BV, worden betaald uit een budget dat de werkgever tijdelijk dat wil zeggen tussen de 1 en 3 maanden - beschikbaar heeft gekregen van haar opdrachtgevers voor het verrichten van tijdelijke educatieactiviteiten. Deze inkomsten kunnen niet worden aangewend voor werknemers in vaste dienst. Voorts worden er flexwerkers ingezet voor de vervanging van zieke docenten. Dit is noodzakelijk omdat na de Pagina 2 van 6

3 aanzeggingen tot ontslag het ziekteverzuim is gestegen tot ongeveer 12,7%. Voorts is het zo dat, ook in overleg met de Centrales, besloten is de dat ingrijpen noodzakelijk was en dat de zogeheten gedwongen fase van de reorganisatie diende in te gaan. Het ter beschikking gestelde budget voor de nog wel bestaande werkzaamheden is niet structureel maar tijdelijk, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel WEB, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. De ontslagbeslissing A heeft primair aangevoerd dat zij sedert ziek is en dat zij zich bij faxbericht d.d jegens haar werkgever heeft beroepen op de vernietigbaarheid van de ontslagbeslissing omdat zij nog geen twee jaar ziek is. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is verhandeld, blijkt dat A inderdaad sedert arbeidsongeschikt is. De Commissie overweegt dienaangaande dat de werkgever ingevolge artikel 7:670 lid 1 BW niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, tenzij de ongeschiktheid tenminste twee jaren heeft geduurd. De werknemer, van wie het dienstverband tijdens ziekte is opgezegd, kan op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 5 BW een beroep doen op het opzegverbod als vernietigingsgrond voor het ontslag. De werknemer dient dit te doen binnen twee maanden na de opzegging, door middel van een kennisgeving aan de werkgever. Aangezien de ontslagbeslissing dateert van concludeert de Commissie dat A op tijdig een beroep heeft gedaan op de vernietigingsgrond. Het standpunt van de werkgever dat de Commissie het beroep op het opzegverbod niet dient te honoreren omdat A niet arbeidsongeschikt was ten tijde van het opstellen van de afvloeiingslijst in 2005, acht de Commissie niet juist. Doorslaggevend is de vraag of de werknemer ten tijde van de opzegging arbeidsongeschikt is, hetgeen immers volgt uit de bewoordingen van artikel 7:670 lid 1 BW. Dit geldt temeer nu uit de wetsgeschiedenis bij voormeld artikel (Kamerstukken I 1997/1998, , nr 132d, p 14) blijkt dat ook een werknemer die ziek wordt op de dag van ontvangst van de opzegging, zich nog kan beroepen op het opzegverbod. Derhalve is de bestreden ontslagbeslissing in strijd met het ingeroepen opzegverbod tijdens ziekte zodat het beroep reeds om deze reden gegrond is. De overige stellingen en weren kunnen derhalve onbesproken blijven. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 30 juni 2008 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mr. E.M.W.P. Hermans, mr. T.M.J. Smits, mr. drs. B.H. van Velzen en mr. drs. W.G.A.M. Veugelers, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. W.H.B. den Hartog Jager voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris Pagina 3 van 6

4 U I T S P R A AK in het geding tussen: A, wonende te Z, verzoekster, hierna te noemen A gemachtigde: mr. F. Griffioen en het College van Bestuur van de Stichting B e.o., h.o.d.n. B, gevestigd te Z, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. M.J. Keuss 6. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlage van , ingekomen op en nader aangevuld bij brieven van , en , heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d inhoudende ontslag op grond van artikel H-57 onder c CAO-BVE, wegens opheffing van de betrekking. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, gedateerd , ingekomen op Het beroep werd, met instemming van partijen, gevoegd behandeld met de beroepen inzake , , en De mondelinge behandeling vond plaats te Utrecht op A verscheen in persoon en werd vertegenwoordigd door gemachtigde. De werkgever werd bijgestaan door gemachtigde. De werkgever werd bijgestaan door C, beleidsmedewerker werkgeverszaken en D, Voorzitter domein Educatie, bijgestaan door genoemde gemachtigde. A heeft een pleitnotitie overgelegd. De werkgever heeft een pleitnotitie met bijlagen overgelegd. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast. 7. DE FEITEN A, geboren , is sinds als docent werkzaam bij de productgroep Laaggeletterden van de unit Educatie van de Stichting B e.o. in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,5544 FTE. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO-BVE. Als gevolg van een aantal ontwikkelingen heeft de werkgever zich in de loop van 2004 genoodzaakt gezien om de Unit Educatie te reorganiseren en in overleg met de Centrales in het Instellings Georganiseerd Overleg (IGO) een sociaal plan vast te stellen. Genoemde ontwikkelingen betreffen volgens de werkgever, kort samengevat, enerzijds bezuinigingen van overheidswege en anderzijds veranderde regelgeving op het terrein van de inburgering waardoor het aanbod van cursisten drastisch is gedaald. Daarbij heeft de gemeente Z aangekondigd dat ingevolge de nieuwe Wet Inburgering (WI), die per van kracht is geworden, openbare aanbestedingsprocedures zullen volgen hetgeen ook tot druk op de formatie heeft geleid. Een en ander heeft kostenbesparingen tot gevolg. In uitvoering van artikel K-1 CAO-BVE hebben de werkgever en de Centrales in het IGO een Sociaal Plan Educatie vastgesteld, waarin de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen van de reorganisatie, waaronder de afvloeiingsregeling, zijn vastgesteld. Het Sociaal Plan Educatie dateert van en was specifiek van toepassing op de Unit Educatie. Het Sociaal Plan, dat een looptijd heeft van 01- Pagina 4 van 6

5 tot , voorziet in een aantal ontslagbeperkende en mobiliteitsbevorderende maatregelen en uiteindelijk in gedwongen ontslag per indien herplaatsing niet mogelijk is. Afvloeiing vindt plaats per compartiment en per functiecategorie, en wel op basis van het afspiegelingsbeginsel waarbij per leeftijdsgroep voor de volgorde bepalend is de lengte van het dienstverband bij de werkgever. Naast het Sociaal Plan heeft de werkgever met de Centrales een convenant opgesteld, getiteld Taakbeleid Domein Educatie van de B. Het convenant kent een aantal regelingen met betrekking tot werkdagen, inzetbare dagen, vakantieverlof etc. en is bedoeld om maximale flexibiliteit te realiseren binnen de ruimte van de CAO-BVE en stemt de rechtspositie van de betrokken werknemers af binnen de context van deze CAO. Voorts is de werkgever met de Centrales op een Plan van aanpak bij het Sociaal Plan overeengekomen. Dit Plan van Aanpak geeft een nadere invulling aan het Sociaal Plan en beoogt door een aantal maatregelen de omvang van het gedwongen ontslag te verminderen. Per brief van heeft de werkgever A, die sedert arbeidsongeschikt was, meegedeeld dat haar arbeidsplaats op basis van de geldende afvloeiingslijst en op basis van de beschikbare formatie is komen te vervallen en dat haar derhalve ontslag wordt aangezegd per wegens opheffing van de betrekking ex artikel H-57 onder c CAO-BVE. Per van heeft de werkgever de met ontslag bedreigde werknemers, waaronder A, benaderd met een aanbod van tijdelijk werk en wel van tot Het betreft volgens de werkgever in totaal 17 FTE. Tegen voormelde ontslagbeslissing is het beroep gericht. Met ingang van is A arbeidsgeschikt. 8. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A is vanaf tot arbeidsongeschikt geweest. Mitsdien is er sprake van een opzegverbod en geldt er een ontslagbescherming van 2 jaar wegens ziekte. Bij brief van heeft A de werkgever hierop gewezen en heeft zij de vernietigbaarheid van het ontslag ingeroepen. A voert tevens aan dat er op dit moment sprake is van een toename van het aantal cursisten. B maakt gebruik van flexwerkers om deze toestroom van werk te kunnen opvangen. Er is derhalve nog voldoende werk voorhanden waardoor het ontslag niet noodzakelijk is. De werkgever voert aan dat A arbeidsongeschikt is geworden nadat zij op de afvloeiingslijst van 2005 is komen te staan. Hierdoor kan zij geen beroep doen op het opzegverbod tijdens ziekte. De werkgever stelt dat sprake is van een bedrijfseconomische omstandigheid waardoor 37,2 fte gedwongen ontslagen zijn gevallen. De werkgever beaamt dat er thans flexwerkers worden ingezet. Deze flexwerkers, die in dienst zijn van een uitzendbureau of van de B BV, worden betaald uit een budget dat de werkgever tijdelijk dat wil zeggen tussen de 1 en 3 maanden - beschikbaar heeft gekregen van haar opdrachtgevers voor het verrichten van tijdelijke educatieactiviteiten. Deze inkomsten kunnen niet worden aangewend voor werknemers in vaste dienst. Voorts worden er flexwerkers ingezet voor de vervanging van zieke docenten. Dit is noodzakelijk omdat na de aanzeggingen tot ontslag het ziekteverzuim is gestegen tot ongeveer 12,7%. Voorts is het zo dat, ook in overleg met de Centrales, besloten is de dat ingrijpen noodzakelijk was en dat de zogeheten gedwongen fase van de reorganisatie diende in te gaan. Het ter beschikking gestelde budget voor de nog wel bestaande werkzaamheden is niet structureel maar tijdelijk, aldus de werkgever. 9. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel WEB, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. De ontslagbeslissing Pagina 5 van 6

6 A heeft primair aangevoerd dat zij sedert ziek is en dat zij zich bij faxbericht d.d jegens haar werkgever heeft beroepen op de vernietigbaarheid van de ontslagbeslissing omdat zij ten tijde van het nemen van de ontslagbeslissing nog geen twee jaar ziek was. De Commissie overweegt dienaangaande dat de werkgever ingevolge artikel 7:670 lid 1 BW niet kan opzeggen gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, tenzij de ongeschiktheid tenminste twee jaren heeft geduurd. De werknemer, van wie het dienstverband tijdens ziekte is opgezegd, kan op grond van het bepaalde in artikel 7:677 lid 5 BW een beroep doen op het opzegverbod als vernietigingsgrond voor het ontslag. De werknemer dient dit te doen binnen twee maanden na de opzegging, door middel van een kennisgeving aan de werkgever. Aangezien de ontslagbeslissing dateert van concludeert de Commissie dat A op tijdig een beroep heeft gedaan op de vernietigingsgrond. Het standpunt van de werkgever dat de Commissie het beroep op het opzegverbod niet dient te honoreren omdat A niet arbeidsongeschikt was ten tijde van het opstellen van de afvloeiingslijst in 2005, acht de Commissie niet juist. Doorslaggevend is de vraag of de werknemer ten tijde van de opzegging arbeidsongeschikt is, hetgeen immers volgt uit de bewoordingen van artikel 7:670 lid 1 BW. Dit geldt temeer nu uit de wetsgeschiedenis bij voormeld artikel (Kamerstukken I 1997/1998, , nr 132d, p 14) blijkt dat ook een werknemer die ziek wordt op de dag van ontvangst van de opzegging, zich nog kan beroepen op het opzegverbod. Derhalve is de bestreden ontslagbeslissing in strijd met het ingeroepen opzegverbod tijdens ziekte zodat het beroep reeds om deze reden gegrond is. De overige stellingen en weren kunnen derhalve onbesproken blijven. 10. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 30 juni 2008 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mr. E.M.W.P. Hermans, mr. T.M.J. Smits, mr. drs. B.H. van Velzen en mr. drs. W.G.A.M. Veugelers, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. W.H.B. den Hartog Jager voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris Pagina 6 van 6