SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

Transcriptie

1 SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO De werkgever heeft de in de CAO PO voorgeschreven procedure om tot een rddf plaatsing te besluiten op een juiste wijze gevolgd. Op grond van toepassing van de door de werkgever gehanteerde ontslagregeling komen de werkneemsters gezien hun positie op de afvloeiïngslijst en gezien de voorziene terugloop in formatie op termijn in aanmerking voor afvloeiïng zodat de plaatsing van hun functie in het rddf op deze grond niet onjuist is. De bezwaren die de werkneemsters hebben ingebracht tegen de rddf-plaatsing (school groeit en toekomstig vertrek van leerkrachten of leerkrachten die minder zullen gaan werken) zijn gericht op mogelijke toekomstige ontwikkelingen en hoeven vanwege de onzekerheid over de uitkomst en gezien de aard en omvang van de terugloop van de formatie, op dit ogenblik niet tot een andere beslissing voor de werkgever te leiden. Beroepen ongegrond in het geding tussen: UITSPRAAK mevrouw A, wonende te X, appellante, hierna te noemen A en het bestuur van de Stichting Islamitisch Onderwijs X, gevestigd te X, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 10 april 2012, ingekomen op 16 april 2012 en aangevuld op 30 mei 2012, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 4 april 2012, inhoudende plaatsing van de functie van A in het risicodragend deel van de formatie (rddf). De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 14 mei De mondelinge behandeling van het beroep vond, gevoegd met de behandeling van het beroep van een collega, mevrouw D (zaaknummer ), plaats op 13 juni 2012 te X. A verscheen in persoon. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer E, directeur van de Islamitische basisschool F, mevrouw G, stagaire H, bijgestaan door genoemde gemachtigde. 2. DE FEITEN A, geboren 12 december 1974, is sinds 1 augustus 2009 als leerkracht werkzaam bij de werkgever in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. A is werkzaam op de enige school van de werkgever, de Islamitische basisschool F. Pagina 1 van 6

2 Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO PO. Bij brief van 4 april 2012 heeft de werkgever A meegedeeld dat haar functie in verband met vermindering van de formatieruimte per 1 augustus 2013 voor het schooljaar in het rddf zou worden geplaatst. Tegen deze beslissing richt zich het beroep. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A voert aan dat de school groeit en dat enkele leerkrachten in de nabije toekomst zullen weggaan en/of minder zullen gaan werken zodat er voldoende formatieruimte is. Het betreft volgens haar vijf dagen vermindering van werkzaamheden, verdeeld over vier leraren. De werkgever voert aan dat er een forse terugloop van middelen is, hetgeen een tekort van euro oplevert. Om deze reden zijn elf werknemers zijn in het RDDF geplaatst. Bij afvloeiing vloeit degene met de minste diensttijd op basis van het toepasselijke afvloeiingscriterium het eerste af. Voor wat betreft de verwachtingen die A uitspreekt, stelt de werkgever dat de formatieruimte wordt bepaald door het leerlingaantal en dat voor bepaling hiervan de peildatum 1 oktober wordt gebruikt. De leerlingen die op deze datum de school bezoeken vormen basis voor de personele bekostiging. De groei die A noemt is geen groei in de zin van de 1 oktober telling maar betreft aanwas van leerlingen in de eerste groep. Deze aanwas wordt weer tenietgedaan door de uitstroom van groep 8. Voort is volgens de werkgever door A geen onderbouwing geleverd voor haar stelling dat er groei in de school zit. Tot slot voert de werkgever aan dat er een leraar is die met ontslag gaat. Ook zijn er inderdaad leraren die minder gaan werken. Dit is verwerkt in het formatieplan; van andere ontslagen of van minder werken van andere leraren is de werkgever niets bekend. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 60 WPO, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Hierbij constateert de Commissie dat in de brief van 4 april 2012 sprake is van een kennelijke verschrijving. De datum van plaatsing van de functie van D in het rddf van 1 augustus 2013 dient gelezen te worden als 1 augustus Voorts stelt de Commissie, naar aanleiding van het verhandelde ter zitting waarbij ter sprake kwam of de brief van de werkgever van 4 april 2012 louter een rddf-plaatsing inhoudt of dat ook sprake is van een ontslagbeslissing, vast dat de zinsnede in de brief dat op basis van eerder genoemde gegevens het dienstverband per 1 augustus 2013 zal worden beëindigd, slechts een aankondiging is van een nog te nemen besluit en derhalve in redelijkheid niet gezien kan worden als een ontslagbeslissing. De rddf-plaatsing De procedure rondom rddf-plaatsing is geregeld in artikel 2.8 en bijlage III van de CAO PO. De werkgever neemt in de structurele formatie de functies op van de werknemers die een dienstverband hebben voor onbepaalde tijd, tenzij dat in het licht van een goede en doelmatige uitvoering van de te verrichte werkzaamheden in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. In het laatste geval kan de werkgever besluiten de functie van een werknemer in het risicodragend deel van de formatie (rddf) te plaatsen. Pagina 2 van 6

3 Op grond van artikel 2.8 lid 1 CAO-PO en artikel 2 van bijlage III dient de beslissing van de werkgever om de functie van een werknemer in het rddf te plaatsen gemotiveerd en schriftelijk, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk vóór de zomervakantie aan de werknemer te worden meegedeeld. Hieraan heeft de werkgever voldaan. Uit het begrotingsplan blijkt dat in het schooljaar een tekort van is ontstaan terwijl voor de komende schooljaren een flinke terugloop van de beschikbare middelen is geprognosticeerd. Als gevolg hiervan heeft de werkgever elf werknemers in het rddf geplaatst, waarvan er acht leerkracht zijn. De MR heeft met het bestuursformatieplan ingestemd. De bestreden beslissing is gedateerd 4 april 2012 en is gebaseerd op de personele begroting en een document met betrekking tot de rddf-plaatsingen. In zoverre heeft de werkgever de in de CAO PO voorgeschreven procedure op een juiste wijze gevolgd. Op grond van artikel 10.1 CAO PO heeft de werkgever in geval van gedwongen ontslag de keuze uit twee regelingen, namelijk de regeling werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in de artikelen 10.2 en 10.3 CAO PO of de regeling ontslagbeleid als bedoeld in de artikelen 10.4 en 10.5 CAO PO. De werkgever heeft gekozen voor de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 CAO PO waardoor plaatsing in het rddf dient te gebeuren op basis van het toepasselijke afvloeiingscriterium, inhoudende dat de werknemers met de minste diensttijd bij het bestuur als eerste afvloeien. Op grond van toepassing van deze regeling komt A gezien haar positie op de afvloeiingslijst en gezien de voorziene terugloop in formatie op termijn in aanmerking voor afvloeiing zodat de plaatsing van haar functie in het rddf op deze grond niet onjuist is. De bezwaren die A heeft ingebracht tegen de rddf-plaatsing zijn gericht op mogelijke toekomstige ontwikkelingen die vanwege de onzekerheid over de uitkomst en die, gezien de aard en omvang van de terugloop van de formatie, op dit ogenblik niet tot een andere beslissing voor de werkgever hoeven te leiden. De Commissie merkt hierbij wel op dat indien sprake zal zijn van bijstelling van de cijfers op grond waarvan besloten is tot de rddf-plaatsing, de werkgever ertoe gehouden zal zijn de rddfplaatsing met in acht neming van de omgekeerde afvloeiingsvolgorde in te trekken dan wel het geplande ontslag niet te doen plaats vinden. Het geheel overziend oordeelt de Commissie het beroep van A ongegrond. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 1 september 2012 door mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar, voorzitter, mr. J.M. de Kooning, mr. A. Cinar, mr. B. Euser en C.G. van de Griendt, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Pagina 3 van 6

4 UITSPRAAK in het geding tussen: mevrouw D, wonende te H, appellante, hierna te noemen D en het bestuur van de Stichting Islamitisch Onderwijs X, gevestigd te X, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C 6. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 20 april 2012, ingekomen op 27 april 2012, heeft D beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever d.d. 4 april 2012, inhoudende plaatsing van de functie van D in het risicodragend deel van de formatie (rddf). De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 7 juni De mondelinge behandeling van het beroep vond, gevoegd met de behandeling van het beroep van een collega, mevrouw A (zaaknummer ), plaats op 13 juni 2012 te X. D verscheen in persoon. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer E, directeur van de Islamitische basisschool F, mevrouw G, stagiaire H, bijgestaan door genoemde gemachtigde. 7. DE FEITEN D, geboren 2 november 1979, is sinds 1 augustus 2008 als leerkracht werkzaam bij de werkgever in een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. D is werkzaam op de enige school van de werkgever, de Islamitische basisschool F. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO PO. Bij brief van 4 april 2012 heeft de werkgever D meegedeeld dat haar functie in verband met vermindering van de formatieruimte per 1 augustus 2013 voor het schooljaar in het rddf zal worden geplaatst. Tegen deze beslissing richt zich het beroep. 8. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN D voert aan dat de school groeit en dat enkele leerkrachten in de nabije toekomst zullen weggaan en/of minder zullen gaan werken zodat er voldoende formatieruimte is. Het betreft volgens haar vijf dagen vermindering van werkzaamheden, verdeeld over vier leraren. De werkgever voert aan dat er een forse terugloop van middelen is, hetgeen een tekort van euro oplevert. Om deze reden zijn elf werknemers in het rddf geplaatst. Bij afvloeiïng vloeit degene met de minste diensttijd op basis van het toepasselijke afvloeiïngscriterium het eerste af. Voor wat betreft de verwachtingen die D uitspreekt, stelt de werkgever dat de formatieruimte wordt bepaald door het leerlingaantal en dat voor bepaling hiervan de peildatum 1 oktober wordt gebruikt. Pagina 4 van 6

5 De leerlingen die op deze datum de school bezoeken vormen de basis voor de personele bekostiging. De groei die D noemt is geen groei in de zin van de 1 oktober telling maar betreft aanwas van leerlingen in de eerste groep. Deze aanwas wordt weer tenietgedaan door de uitstroom van groep 8. Voorts is volgens de werkgever door D geen onderbouwing geleverd voor haar stelling dat er groei in de school zit. Tot slot voert de werkgever aan dat er een leraar is die met ontslag gaat. Ook zijn er inderdaad leraren die minder gaan werken. Dit is verwerkt in het formatieplan; van andere ontslagen of van minder werken van andere leraren is de werkgever niets bekend. 9. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 60 WPO, en binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. Hierbij constateert de Commissie dat in de brief van 4 april 2012 sprake is van een kennelijke verschrijving. De datum van plaatsing van de functie van D in het rddf van 1 augustus 2013 dient gelezen te worden als 1 augustus Voorts stelt de Commissie, naar aanleiding van het verhandelde ter zitting waarbij ter sprake kwam of de brief van de werkgever van 4 april 2012 louter een rddf-plaatsing inhoudt of dat ook sprake is van een ontslagbeslissing, vast dat de zinsnede in de brief dat op basis van eerder genoemde gegevens het dienstverband per 1 augustus 2013 zal worden beëindigd, slechts een aankondiging is van een nog te nemen besluit en derhalve in redelijkheid niet gezien kan worden als een ontslagbeslissing. De rddf-plaatsing De procedure rondom rddf-plaatsing is geregeld in artikel 2.8 en bijlage III van de CAO PO. De werkgever neemt in de structurele formatie de functies op van de werknemers die een dienstverband hebben voor onbepaalde tijd, tenzij dat in het licht van een goede en doelmatige uitvoering van de te verrichten werkzaamheden in redelijkheid niet van de werkgever kan worden gevergd. In het laatste geval kan de werkgever besluiten de functie van een werknemer in het risicodragend deel van de formatie (rddf) te plaatsen. Op grond van artikel 2.8 lid 1 CAO-PO en artikel 2 van bijlage III dient de beslissing van de werkgever om de functie van een werknemer in het rddf te plaatsen gemotiveerd en schriftelijk, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk vóór de zomervakantie aan de werknemer te worden meegedeeld. Hieraan heeft de werkgever voldaan. Uit het begrotingsplan blijkt dat in het schooljaar een tekort van is ontstaan terwijl voor de komende schooljaren een flinke terugloop van de beschikbare middelen is geprognosticeerd. Als gevolg hiervan heeft de werkgever elf werknemers in het rddf geplaatst, waarvan er acht leerkracht zijn. De MR heeft met het bestuursformatieplan ingestemd. De bestreden beslissing is gedateerd 4 april 2012 en is gebaseerd op de personele begroting en een document met betrekking tot de rddf-plaatsingen. In zoverre heeft de werkgever de in de CAO PO voorgeschreven procedure op een juiste wijze gevolgd. Op grond van artikel 10.1 CAO PO heeft de werkgever in geval van gedwongen ontslag de keuze uit twee regelingen, namelijk de regeling werkgelegenheidsbeleid als bedoeld in de artikelen 10.2 en 10.3 CAO PO of de regeling ontslagbeleid als bedoeld in de artikelen 10.4 en 10.5 CAO PO. De werkgever heeft gekozen voor de regeling ontslagbeleid als bedoeld in artikel 10.4 CAO PO waardoor plaatsing in het rddf dient te gebeuren op basis van het toepasselijke afvloeiïngscriterium, inhoudende dat de werknemers met de minste diensttijd bij het bestuur als eerste afvloeien. Op grond Pagina 5 van 6

6 van toepassing van deze regeling komt D gezien haar positie op de afvloeiïngslijst en gezien de voorziene terugloop in formatie op termijn in aanmerking voor afvloeiïng zodat de plaatsing van haar functie in het rddf op deze grond niet onjuist is. De bezwaren die D heeft ingebracht tegen de rddf-plaatsing zijn gericht op mogelijke toekomstige ontwikkelingen die vanwege de onzekerheid over de uitkomst en die, gezien de aard en omvang van de terugloop van de formatie, op dit ogenblik niet tot een andere beslissing voor de werkgever hoeven te leiden. De Commissie merkt hierbij wel op dat indien sprake zal zijn van bijstelling van de cijfers op grond waarvan besloten is tot de rddf-plaatsing, de werkgever ertoe gehouden zal zijn de rddfplaatsing met in acht neming van de omgekeerde afvloeiïngsvolgorde in te trekken dan wel het geplande ontslag niet te doen plaatsvinden. Het geheel overziend oordeelt de Commissie het beroep van D ongegrond. 10. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 31 augustus 2012 door mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar, voorzitter, mr. J.M. de Kooning, mr. A. Cinar, mr. B. Euser en C.G. van de Griendt, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. M.S.F. Ilahibaks-Gulzar voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris Pagina 6 van 6