De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Transcriptie

1 De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden. in het geding tussen: UITSPRAAK de heer [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. S.E.M. Meijer en het College van Bestuur van [school], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. I.O.D.V. Wetzels 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 26 maart 2018, ingekomen op 27 maart 2018, heeft [appellant] beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 6 maart 2018 om hem een schriftelijke berisping op te leggen wegens plichtsverzuim. De werkgever heeft op 25 april 2018 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 24 mei 2018 te Utrecht. Verweerder verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de werkgever is ter zitting verschenen [algemeen directeur vmbo], algemeen directeur vmbo, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. 2. DE FEITEN [school] is een mbo-instelling met een vmbo-tak, te weten de vmbo-entiteit. [appellant], geboren [datum] 1956, is sinds [datum] 2009 als docent werkzaam op de vmboschool [school 1]. Hij heeft een vast dienstverband met een volledige betrekkingsomvang. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao vo. Op de medezeggenschap is sinds 2011 de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) van toepassing. [appellant] is lid van de Ondernemingsraad (OR). Daarnaast is hij lid van Onderdeelcommissie van het vmbo (OC). De OC is ingesteld door de OR (artikel 15 lid 3 WOR). De OC bestaat uit personeelsleden van de verschillende vmbo-scholen. Sommige leden van de OC zitten ook in de OR. De OC voert regelmatig overleg met de directie van de vmbo-entiteit. In de overlegvergadering op 14 september 2017 kondigt de directie aan dat er voor de herfstvakantie een zogenoemde Position Paper komt, bestemd voor de Raad van Bestuur, met daarin de positionering van het vmbo en de nieuw uit te zetten koers en toekomststrategie. Op 5 november 2017 mailt de secretaris van de directie de agenda voor het overleg van 9 november Op de agenda staat als punt 5 de presentatie van de Position Paper door de / uitspraak d.d. 28 juni 2018 pagina 1 van 5

2 directeur. Diezelfde dag stuurt de secretaris op verzoek van de directeur via WhatsApp het volgende bericht aan de leden van de OC: Er zit vanwege zwaarwegende redenen een embargo op.. Op 7 november 2017 stuurt [appellant] een bericht aan de OR met daarin de volgende tekst: Het geval wil dat a.s. donderdag het Position statement voor het VMBO door de Algemeen Directeur VMBO entiteit met de betreffende OC wordt besproken. Ik lees in een groeps-app van de OC dat bovengenoemd document onder embargo is. Mijn interpretatie is dat er iets fundamenteels voorgelegd gaat worden met bijzondere gevolgen voor organisatie en personeel. In de notulen van het overleg op 9 november 2017 is vermeld ten aanzien van de presentatie van de directeur:. Valt hetgeen hier is verteld onder een embargo tot een nader te bepalen tijdstip. Op 13 november 2017 ontvangt de directeur een bericht van de secretaris van de OR waarin deze verzoekt om het Position Statement ter kennisname toe te sturen. Het desbetreffende bericht begint met de volgende zin: Van onze vertegenwoordiger in het OC vmbo weten we dat je het Position statement (PS) donderdag jl. onder embargo hebt besproken in de OC vmbo. Op 15 november 2017 verzoekt het Dagelijks Bestuur van de OC, het Dagelijks Bestuur van de OR schriftelijk om [appellant] als toegevoegd lid in de OC vanuit de OR terug te trekken, omdat [appellant], door het embargo willens en wetens te schenden, het de OC VMBO entiteit in diskrediet zou hebben gebracht en het vertrouwen tussen de OC en de algemeen directeur zou hebben geschonden. In deze brief wordt aangekondigd dat in de eerstvolgende vergadering van de OC een motie van wantrouwen tegen [appellant] in stemming wordt gebracht. Dat is gebeurd en [appellant] is inmiddels geen lid meer van de OC. Bij brief van 20 december 2017 deelt de werkgever [appellant] mee voornemens te zijn om hem schriftelijk te berispen wegens plichtsverzuim, bestaande uit het zich niet houden aan de opgelegde geheimhoudingsplicht ten aanzien van de Position Paper. Op verzoek van de gemachtigde van [appellant] geeft de werkgever in zijn brief van 17 januari 2018 een nadere toelichting op het voornemen tot het opleggen van een berisping. Bij brief van 2 februari 2018 voert [appellant] verweer tegen dit voornemen. Vervolgens deelt de werkgever [appellant], bij besluit van 6 maart 2018, mee hem een schriftelijke berisping op te leggen wegens plichtsverzuim, bestaande uit het schenden van de geheimhoudingsplicht. Tegen dit besluit is het beroep gericht. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt [appellant] [appellant] stelt dat het door de werkgever genoemde feitencomplex geen berisping rechtvaardigt. Hij heeft zijn geheimhouding nimmer geschonden. Dat kon ook niet omdat hij ten tijde van het informeren van de OR op 5 november 2017 zelf nog geen kennis had van de inhoud van de Position Paper, die immers pas op 9 november 2017 is gepresenteerd. Bovendien zag de geheimhoudingsplicht op de inhoud van de Position Paper en niet zozeer op het bestaan van deze Paper. Het enkele feit dat [appellant] naar aanleiding van het aankondigen van een embargo op een bepaald stuk in een overlegvergadering de vraag stelt hoe het zit met de geheimhoudingsplicht ten opzichte van de OR, kan geen plichtsverzuim opleveren. De presentatie van de Position Paper stond al op de agenda en die agenda is / uitspraak d.d. 28 juni 2018 pagina 2 van 5

3 openbaar. Bovendien stond dit ook al in de notulen van het overleg op 14 november 2017 vermeld. [appellant] vraagt zich af hoe hij had moeten of kunnen weten dat hij niet met de overige OR-leden mocht delen dat er een Position Paper was. In de WOR is bepaald aan welke regels het op te leggen embargo moet voldoen. Daar is niet aan voldaan. [appellant] is op geen enkele manier vooraf gewaarschuwd dat het enkel spreken over het embargo al een schending van de geheimhouding oplevert. Dat is ook geen gebruikelijke gang van zaken. Er zijn in het verleden meer embargo s opgelegd maar daarbij is niet op deze manier gehandeld. Evenmin is gesteld dat het embargo ook onverkort geldt voor leden van de OR. Door de aantijgingen van de werkgever is [appellant] ernstig beschadigd als lid van de OR en onderdelencommissie. [appellant] voert ten aanzien van de procedure nog aan dat de uiteindelijke berisping op andere feiten is gestoeld dan het voornemen daartoe. Eerst werd [appellant] verweten de geheimhoudingsplicht na de bijeenkomst van 9 november 2017 te hebben geschonden. Vervolgens richtte het verwijt zich op een vermeende schending van de geheimhouding voorafgaand en tijdens de bijeenkomst van 9 november Standpunt werkgever De werkgever stelt dat de berisping terecht is gegeven. [appellant] is er uitdrukkelijk op gewezen dat er een embargo rustte op de Position Paper. Dat is zowel voorafgaande als tijdens de vergadering van 9 november 2017 gebeurd. Reeds enkele dagen later blijkt dat [appellant] op 7 november 2017 de OR van het bestaan van de Position Paper op de hoogte heeft gebracht. Dit heeft hij tijdens de OC-vergadering van 9 november 2017 niet gezegd, terwijl hij toen uitdrukkelijk heeft gevraagd hoe het met de geheimhoudingsplicht ten opzichte van de OR zat. De werkgever acht dit verwijtbaar. [appellant] heeft een algemene geheimhoudingsplicht als lid van de OR en de OC. Daarnaast is er het embargo en ten slotte het goed werknemerschap. [appellant] had in de vergadering van 9 november 2017 moeten zeggen dat hij op 7 november 2017 al een mail aan de OR had gestuurd. Er is nergens aangegeven dat het embargo alleen op de inhoud van de Position Paper betrekking had; het betrof ook het bestaan van deze Paper. Juist van [appellant], als zeer ervaren OR (en daarvoor MR-lid), mag verwacht worden dat hij dit begrijpt. Als hij al enigszins twijfels had gehad, had hij niets moeten delen met derden of verduidelijking moeten vragen aan de directie. Voor de overige OC-leden was het embargo volstrekt duidelijk. Door de schending van de geheimhouding heeft [appellant] de VMBO entiteit in diskrediet gebracht. De werkgever betwist dat de agenda voor een OC-overleg openbaar is. De notulen van de vergadering van 14 september 2017 zijn pas in december 2017 vastgesteld en waren daarvoor dus nog niet gepubliceerd. Ook de procedure is juist gevolgd. Zowel in het voornemen als in het definitieve besluit is vermeld dat de werkgever [appellant] verwijt dat hij de geheimhouding heeft geschonden door zich niet aan het hem opgelegde embargo te houden. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Het beroep is gericht tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 20 lid 1 cao vo / uitspraak d.d. 28 juni 2018 pagina 3 van 5

4 Het beroep is binnen de daartoe geldende termijn ingesteld. Daarom is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen en is het beroep ontvankelijk. De berisping Verweerprocedure Voor het treffen van een disciplinaire maatregel geldt de verweerprocedure, beschreven in artikel 10.a.9 cao vo. Deze procedure is door de werkgever juist gevolgd, in die zin dat de werkgever het voornemen-besluit van 20 december 2017 op verzoek van [appellant] nader onderbouwd heeft bij brief van 17 januari Vervolgens heeft [appellant] daartegen op 2 februari 2018 verweer ingediend, waarna het bestreden besluit van 6 maart 2018 volgde. Toetsingskader De Commissie toetst of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om [appellant] een disciplinaire maatregel op te leggen. De Commissie toetst dat als volgt: - Staan de feiten waarop de beslissing is gebaseerd vast? - Zo ja, kan het handelen of nalaten van de werknemer worden aangemerkt als plichtsverzuim als bedoeld in artikel 10.a.8 lid 1 cao vo? - Als dat het geval is, is het opleggen van een disciplinaire maatregel daarop een passende reactie? - Is de opgelegde maatregel in juiste verhouding tot het vastgestelde plichtsverzuim? Feiten De reden voor het opleggen van de schriftelijke berisping is dat [appellant] de geheimhoudingsverplichting heeft geschonden. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] zich niet over de inhoud van de Position Paper heeft uitgelaten. De vraag waarvoor de Commissie zich gesteld ziet, is of het [appellant] duidelijk was, dan wel had moeten zijn, dat het op 5 november 2017 via de WhatsApp opgelegde embargo niet alleen betrekking had op de inhoud van deze Paper, maar ook op het bestaan daarvan. Voorop staat dat de OR, evenals de OC, op grond van artikel 20 WOR een geheimhoudingsplicht heeft. Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit voornoemd WhatsAppbericht uitsluitend dat er een embargo rust op de Position Paper. Er wordt niet aangegeven dat het embargo naast de inhoud ook betrekking heeft op het bestaan van de Position Paper. [appellant] had dat uit de inhoud van dit bericht niet kunnen opmaken. Daarbij komt nog dat er reeds in een eerdere vergadering van de OC, op 14 september 2017, is gesproken over het opstellen van een Position Paper ten behoeve van de Raad van Bestuur en dat het onderwerp als zodanig ook op de rondgezonden agenda voor de agenda van 9 november 2017 was vermeld. Dat [appellant] op 7 november 2017 de overige OR-leden op de hoogte heeft gebracht van het feit dat er op 9 november 2017 een presentatie gegeven zou worden over de Position Paper levert dan ook geen schending van de geheimhouding op. Dat [appellant] tijdens de OC / uitspraak d.d. 28 juni 2018 pagina 4 van 5

5 vergadering van 9 november 2017 niet heeft gezegd dat hij de OR reeds op de hoogte had gebracht van het bestaan van de Position Paper, is evenmin verwijtbaar en te billijken vanuit de veronderstelling dat [appellant] zich niet bewust was van een schending van de geheimhoudingsplicht. Het aan het plichtsverzuim ten grondslag gelegde feit is daarmee niet komen vast te staan. Conclusie De Commissie is daarom van oordeel dat de werkgever [appellant] niet in redelijkheid de disciplinaire maatregel heeft kunnen opleggen. Het beroep van [appellant] tegen de berisping wordt dan ook gegrond verklaard. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep gegrond. Vastgesteld te Utrecht op 28 juni 2018 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, mr. D. Vergunst en mr. E. van Vliet, leden, in aanwezigheid van mr. R.M. de Bekker, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. R.M. de Bekker secretaris / uitspraak d.d. 28 juni 2018 pagina 5 van 5