Beroep tegen overplaatsing en berisping wegens weglopen leerlingen gegrond. Beroep tegen schorsing niet-ontvankelijk.

Transcriptie

1 Beroep tegen overplaatsing en berisping wegens weglopen leerlingen gegrond. Beroep tegen schorsing niet-ontvankelijk. in het geding tussen: UITSPRAAK [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellante] gemachtigde: de heer mr. P.A.J.N. Damen en [bevoegd gezag], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. A.C.M. Ranke 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift van 12 juni 2018, ingekomen op 12 juni 2018 en aangevuld op 31 augustus 2018, heeft [appellante] beroep ingesteld tegen drie beslissingen van de werkgever. Het betreft de beslissing van 6 april 2018 om [appellante] te schorsen, de beslissing van 7 mei 2018 om [appellante] te berispen wegens plichtsverzuim en de beslissing van 9 mei 2018 om [appellante] over te plaatsen naar de vervangingspool. De werkgever heeft op 29 juni 2018 een verweerschrift ingediend. Het beroep is door de Commissie op 11 september 2018 behandeld te Utrecht. [appellante] was ter zitting aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De werkgever werd ter zitting vertegenwoordigd door [personeelsmanager], personeelsmanager, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN [appellante], geboren [geboortedatum], is sinds 1 januari 2018 benoemd bij de werkgever in een tijdelijk dienstverband tot en met 31 december 2018, met een betrekkingsomvang van 0,8 fte. [appellante] is werkzaam aan [school] te [vestigingsplaats] en geeft les aan kinderen van [groep]. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po. Op 6 april 2018 houdt [appellante] met de kinderen van haar klas pauze op het schoolplein. Na terugkeer in de klas, omstreeks uur, blijken drie kinderen te missen. [appellante] heeft een afspraak met een coach die om uur naar haar lokaal zou komen en zij besluit haar komst af te wachten. Als de coach om uur verschijnt overlegt [appellante] met haar en vervolgens gaat de coach op onderzoek uit. De kinderen worden uiteindelijk om gevonden buiten school in een woonwijk in de buurt. Het blijkt dat zij de school hebben verlaten om vervolgens in een supermarkt in de buurt snoep te kopen. De vermissing levert veel commotie op en is ook onderwerp in het nieuws op de [TV-zender]. Dezelfde dag zendt de directeur van de school [appellante] een waarin zij stelt: Het lijkt / uitspraak d.d. 15 oktober 2018 pagina 1 van 6

2 me daarom goed dat je maandag en dinsdag niet op school aanwezig bent. Op 10 april 2018 heeft [appellante] een gesprek met [personeelsmanager] op het bestuurskantoor van de werkgever. Bij van 11 april 2018 zendt de werkgever [appellante] een brief van de directeur van de school met daarin een officiële berisping. Bij van 12 april 2018 bericht de werkgever [appellante] dat deze berisping niet juist is en daarom wordt ingetrokken. Bij brief van dezelfde datum deelt de werkgever [appellante] mee voornemens te zijn om haar te berispen wegens plichtsverzuim. Bij met bijlagen van 15 april 2018 stelt [appellante] de werkgever op de hoogte van haar visie op het incident met de drie kinderen. Op 7 mei 2018 vindt een gesprek plaats tussen partijen. Hierop deelt de werkgever bij brief van 7 mei 2018 [appellante] mee dat hij haar een berisping oplegt. Bij brief van 9 mei 2018 bericht de werkgever [appellante] dat zij op haar wens zal worden overgeplaatst. De overplaatsing is naar de vervangingspool. In deze brief deelt de werkgever voorts [appellante] mee dat haar dienstverband na 1 januari 2019 niet zal worden voortgezet wegens ongeschiktheid voor de functie. Op 13 mei 2018 meldt [appellante] zich ziek. Op 12 juni 2018 heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Commissie. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN [appellante] Berisping [appellante] voert aan dat zij (ook) mondeling verweer heeft gevoerd tegen het voornemen haar een berisping op te leggen. In strijd met de bepalingen hierover in de cao po is hiervan geen verslag gemaakt door de werkgever. Voorts zijn de feiten die ten grondslag worden gelegd aan de berisping onjuist weergegeven door de werkgever. De werkgever stelt dat zij kinderen vergeten is maar dat is niet het geval. De kinderen zijn weggelopen. [appellante] is niet tekortgeschoten in het toezicht op de leerlingen. Om in de klas te komen moest zij een stuk door de school lopen en met de kinderen onder meer een trap nemen naar de eerste verdieping. Geen enkele leerkracht kan alle leerlingen van zijn groep voortdurend in de gaten houden. [appellante] heeft, zodra zij de vermissing merkte, geïnformeerd bij de leerlingen van haar klas of zij wisten waar de kinderen waren. Deze vertelden haar over een speurtocht in school waar de drie leerlingen aan mee zouden doen. [appellante] heeft toen even gewacht. Daarbij nam zij in overweging dat de betrokken kinderen nooit eerder problemen hadden opgeleverd. Zij had een afspraak met haar coach die bij haar in de klas zou komen en toen de coach na zo n tien minuten kwam, is het zoeken naar de leerlingen gestart. Dat er ophef onder ouders over de vermissing is ontstaan, is aan de school te wijten en is ten onrechte door de werkgever aangevoerd als verzwarende omstandigheid. Overplaatsing [appellante] heeft aan de werkgever verklaard dat zij niet meer kon terugkeren naar [school]. Dat is wat anders dan om een overplaatsing vragen. Daar is ook geen sprake van geweest. Bovendien heeft de werkgever nagelaten met [appellante] overleg te voeren over de overplaatsing. Ook is deze overplaatsing tezamen met de mededeling dat het dienstverband van [appellante] niet wordt verlengd gepresenteerd als extra strafmaatregel, hetgeen niet is toegestaan / uitspraak d.d. 15 oktober 2018 pagina 2 van 6

3 Schorsing De directeur van de school heeft zich laten meeslepen door de paniek van de ouders en heeft [appellante] naar huis gestuurd. Dit was feitelijk een schorsing en hierover is geen overleg met [appellante] gevoerd. Ouders hebben dit besluit mogen opvatten (en hebben dat ook gedaan) als een schorsing. Ook voor de tv in een uitzending van [TV-zender] heeft de directeur gesuggereerd dat [appellante] is vervangen door andere leerkrachten. [appellante] stelt dat de werkgever haar dient te rehabiliteren. De schorsing die aan [appellante] is opgelegd, is door velen gezien als straf. Daarmee is [appellante] twee maal gestraft voor hetzelfde feit en dat is niet toegestaan. Daar komt nog eens bij dat [appellante] ook is overgeplaatst, zodat zij eigenlijk drie maal is gestraft. De werkgever Berisping De werkgever stelt dat [appellante] door op weg naar het leslokaal achter de rij leerlingen te gaan lopen een onoverzichtelijke situatie heeft gecreëerd. Zij had moeten zien dat de leerlingen hun eigen weg gingen. In de klas gekomen had [appellante] ook meteen moeten zien dat de leerlingen misten. Het heeft wel tien minuten geduurd totdat actie door [appellante] werd ondernomen. [appellante] vertrouwde erop dat de leerlingen een speurtocht zouden lopen, maar dit vertrouwen was nergens op gebaseerd. Het is kwalijk dat het aan toezicht heeft ontbroken. Verweerder verwijst naar een uitspraak van het gerechtshof Den Haag waarbij het gerechtshof het de begeleider van kinderen bijzonder kwalijk nam dat het aan toezicht op kinderen heeft ontbroken. Tot slot stelt de werkgever over de berisping dat hij de in de cao po voorgeschreven formaliteiten in acht heeft genomen. Overplaatsing [appellante] heeft aan de werkgever te kennen gegeven dat zij op een andere school wilde werken. Verweerder heeft dit opgevat als instemming met overplaatsing naar de vervangingspool. Schorsing Verweerder heeft geen schorsingsbesluit genomen. [appellante] was op 7 april 2018 aangedaan door de emoties van de ouders. De directeur heeft haar toen aangeraden thuis te blijven. Het was een advies en niet meer dan dat. De directeur heeft tegen het personeel van de school wel gezegd dat [appellante] niet meer terugkeert naar haar groep, maar dit is geen schorsing. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid Voor de bevoegdheid van de Commissie is bepalend hetgeen appellant aanvoert over de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld. Aangezien het beroep van [appellante] is gericht tegen beslissingen, genoemd in artikel 12.1 cao po, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen / uitspraak d.d. 15 oktober 2018 pagina 3 van 6

4 De ontvankelijkheid De beroepen tegen de beslissing van 7 mei 2018 om [appellante] te berispen wegens plichtsverzuim en de beslissing van 9 mei 2018 om [appellante] over te plaatsen naar de vervangingspool zijn tijdig ingesteld en daarmee ook ontvankelijk. Het beroep tegen de beslissing van de werkgever van 6 april 2018 inhoudende schorsing van [appellante], is niet tijdig ingesteld. Daarenboven heeft de werkgever weersproken dat sprake is van een schorsing. De Commissie overweegt hierover dat, daargelaten of [appellante] verschoonbaar te laat beroep heeft ingesteld, redelijkerwijze niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een schorsing. In de van 6 april 2018 spreekt de directeur uit begrip te hebben voor de situatie waarin [appellante] is beland. Zij geeft aan dat zij [appellante] gezegd heeft s middags niet meer voor de klas te gaan staan en dat het haar (de directeur) goed lijkt dat [appellante] maandag en dinsdag niet op school aanwezig is. De bewoordingen gelezen in de context van de gebeurtenissen die dag kunnen niet anders worden gelezen als een handreiking van de school aan [appellante], bedoeld om haar rust te gunnen. Omdat geen sprake is van een schorsing oordeelt de Commissie het beroep in zoverre niet-ontvankelijk. Berisping Verweerprocedure Voor het treffen van een disciplinaire maatregel geldt de verweerprocedure, beschreven in artikel 4.18 cao po. Deze procedure is door de werkgever juist gevolgd. Weliswaar heeft de werkgever, in strijd met artikel 4.18 lid 2 cao po verzuimd een verslag te maken van het gesprek met [appellante] op 7 mei 2018, maar mede gezien de uitgebreide schriftelijke toelichting die [appellante] op 15 april 2018 aan de werkgever heeft verstrekt is de Commissie van oordeel dat voldoende vaststaat wat [appellante] heeft ingebracht tegen de voorgenomen berisping. Door het niet opmaken van het verslag is [appellante] niet zodanig in haar belang getroffen, dat reeds hierdoor het beroep tegen de opgelegde berisping gegrond is. Toetsingskader De Commissie toetst of de werkgever in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om [appellante] een disciplinaire maatregel op te leggen. De Commissie toetst dat als volgt: - Staan de feiten waarop de beslissing is gebaseerd vast? - Zo ja, kan het handelen of nalaten van de werknemer worden aangemerkt als plichtsverzuim als bedoeld in artikel 4.16 lid 2 cao po? - Als dat het geval is, is het opleggen van een disciplinaire maatregel daarop een passende reactie? - Is de opgelegde maatregel in juiste verhouding tot het vastgestelde plichtsverzuim? De feiten Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat [appellante] met 24 kinderen door de school is gelopen waarbij zij gezamenlijk een trap naar een volgende verdieping op zijn gegaan. Tijdens deze verplaatsing zijn drie kinderen hun eigen weg gegaan en niet naar de klas gelopen. Weliswaar is [appellante] niet vergeten de kinderen mee te nemen, zoals in (het voornemen tot) de berisping is aangegeven maar duidelijk is dat de werkgever [appellante] verwijt onvoldoende toezicht op de drie kinderen te hebben gehouden waardoor zij kwijt zijn geraakt. Dit feit staat gezien de vermissing van de drie kinderen voldoende vast / uitspraak d.d. 15 oktober 2018 pagina 4 van 6

5 Plichtsverzuim Artikel 4.16 cao po bepaalt dat onder plichtsverzuim wordt verstaan: zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. De Commissie oordeelt dat het gezien de verplaatsing van de klas door de school waarbij onder meer een trap naar de eerste verdieping wordt genomen en gezien het aantal hierbij betrokken kinderen (24) begrijpelijk is dat [appellante] niet meteen heeft opgemerkt dat drie kinderen weggelopen zijn. Omdat klasgenootjes zeiden dat de kinderen de speurtocht in school zijn gaan lopen, mocht [appellante] er in redelijkheid vanuit gaan dat zij snel zouden terugkeren. Daarmee is het begrijpelijk dat zij niet onmiddellijk alarm heeft geslagen, dit temeer daar zij de betrokken kinderen goed kende en deze niet als probleemkinderen bij haar bekend stonden. Toen vervolgens de coach na tien minuten in de klas kwam heeft [appellante] actie doen ondernemen om de kinderen te zoeken. De Commissie is van oordeel dat [appellante] aldus voldoende adequaat heeft gehandeld. Daarmee heeft zij geen plichtsverzuim gepleegd. De Commissie komt temeer tot dit oordeel nu uit het verhandelde ter zitting gebleken is dat, nadat de kinderen hun eigen weg gingen binnen school, twee collega s hen gezien hebben en hen hebben aangesproken. Daarbij is de kinderen te verstaan gegeven terug te gaan naar de klas. De collega s hebben hierop verder geen actie ondernomen. Niet valt in te zien dat [appellante] in de gegeven omstandigheden door de werkgever plichtsverzuim wordt verweten, terwijl de betreffende collega s dit verwijt niet door de werkgever is gemaakt. Het voorgaande betekent dat, omdat geen sprake is van plichtverzuim het beroep van [appellante] tegen de haar opgelegde berisping gegrond is. Overplaatsing Dat, zoals de werkgever heeft gesteld, sprake is van een vrijwillige overplaatsing blijkt uit de stukken noch anderszins. [appellante] heeft in een gesprek met de werkgever op 7 mei 2018 aangegeven dat gezien ontstane situatie, waarbij de houding van de ouders van de kinderen een rol speelde, zij terugkeer op de school niet wenste. De werkgever heeft hieraan de conclusie verbonden dat [appellante] overplaatsing wenste. Hoewel dit niet geheel onbegrijpelijk is, had de werkgever dit uitdrukkelijk met [appellante] moeten bespreken. Niet alleen is het voor te stellen dat [appellante] andere oplossingen zag, zoals bijvoorbeeld detachering of beëindiging van het dienstverband, zodat dit ook in een eventueel overleg zou kunnen worden betrokken, maar bovendien zou een overplaatsing met instemming van [appellante], ook voor zover het zou gaan om de school waar zij naar zou worden overgeplaatst en de voorwaarden waaronder dit zou moeten gebeuren, moeten plaatsvinden. Omdat aldus geen sprake is van een vrijwillige overplaatsing is het beroep van [appellante] tegen de overplaatsing gegrond. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep voor zover het is gericht tegen de opgelegde schorsing niet-ontvankelijk en voor zover het is gericht tegen de aan [appellante] opgelegde berisping en overplaatsing gegrond / uitspraak d.d. 15 oktober 2018 pagina 5 van 6

6 Vastgesteld te Utrecht op 15 oktober 2018 door mr. C.H. Kemp-Randewijk, voorzitter, mr. drs. G.W. van der Brugge MA en mr. M.J. van Dasselaar, leden, in aanwezigheid van mr. J.A. Breunesse, secretaris. mr. C.H. Kemp-Randewijk voorzitter mr. J.A. Breunesse secretaris / uitspraak d.d. 15 oktober 2018 pagina 6 van 6