Blz. Inhoud VII DEEL I HET VOORDEEL VAN ALLE AARD VOOR DE BEDRIJFSWAGEN SINDS DI RUPO I Wim Van Kerchove 1 Inhoud 3 1. Inleiding 7 2. Geviseerde voertuigen 8 2.1. Personenwagens, auto s dubbel gebruik en minibussen 8 2.2. Niet voor een lichte vrachtwagen 8 2.2.1. Begrip lichte vrachtwagen 8 2.2.2. Voordeel van alle aard voor een lichte vrachtwagen 9 3. Wanneer is er sprake van privégebruik? 11 3.1. Zuivere privéverplaatsingen 11 3.2. Woon-werkverplaatsingen 12 3.2.1. Vaste plaats van tewerkstelling 13 3.2.2. Twee vaste plaatsen van tewerkstelling 14 3.3. Rechtspraak over privégebruik 15 3.4. De administratieve 40-dagen regel 16 3.5. Het door de werkgever georganiseerd woon-werkverkeer 17 3.5.1. Voorwaarden 17 3.5.2. Vrijgesteld sociaal voordeel 18 3.5.3. Voordeel van alle aard 18 4. De berekeningsformule voor het voordeel van alle aard 20 4.1. Wettelijk kader 20 4.2. Cataloguswaarde 22 4.2.1. Catalogusprijs 23 4.2.2. Werkelijk betaalde btw 29 4.2.3. Aankoop in onverdeeldheid 31 4.3. Leeftijdsfactor 32 4.3.1. Eerste inschrijving in het buitenland 33 4.3.2. Eerste inschrijving van directie- of demonstratiewagens in het bijzonder btw-register 33 4.3.3. Ouderdomspercentages in de bedrijfsvoorheffing 33 4.4. CO 2 -gekoppeld percentage 34 Fiscaal Praktijkboek 2012-2013 Directe Belastingen VII
4.5. Minimumvoordeel 35 4.6. Cijfervoorbeelden 36 4.7. Pro rateringen 39 4.7.1. Beschikking over de wagen gedurende een gedeelte van het jaar 39 4.7.2. Verandering van firmawagen 42 4.7.3. Tijdelijke beschikking over een aanloopwagen 43 4.8. Tijdelijk niet-gebruikte wagen 45 4.8.1. Firmawagen tijdelijk in de garage voor onderhoud en herstelling 46 4.8.2. Normale afwezigheden zoals vakantiedagen, compensatiedagen, recuperatiedagen, omstandigheidsverlof, ziekteverlof, 46 4.8.3. Langdurige afwezigheid van de werknemer ingevolge ernstige ziekte 47 4.9. Ter beschikking gestelde poolwagen 47 4.9.1. Uitzonderlijk en louter toevallig een korte verplaatsing verricht met een poolwagen 48 4.9.2. Afwisselend gebruik maken van verschillende wagens van een garagebedrijf 48 4.10. Meerdere wagens tezelfdertijd ter beschikking 49 4.11. Eigen bijdrage 49 4.11.1. Concept eigen bijdrage 51 4.11.2. Bijdragen voor het brandstofverbruik 51 4.11.3. Betalingen naar aanleiding van schade of ongeval 52 4.11.4. Eigen financiering voor duurdere wagen of luxe-uitrusting 52 4.11.5. Zelf bekostigde opties 53 4.11.6. Uitgesloten als eigen bijdrage 53 4.12. Beperkt privégebruik met kilometervergoeding boven de opgelegde grens 54 4.13. 6 wielen leasingcontract 55 4.14. Salary split 55 5. Vermelding van het voordeel op de fiscale fiches 57 5.1. Vermelding van het voordeel op de fiche 281.10 57 5.1.1. Voertuig uitsluitend gebruikt voor eigenlijke privéverplaatsingen 57 5.1.2. Voertuig uitsluitend gebruikt voor individuele woon-werkverplaatsingen 57 5.1.3. Voertuig gemengd gebruikt (voor eigenlijke privéverplaatsingen en voor individuele woon-werkverplaatsingen) 58 5.1.4. 300 % sanctie 60 5.2. Vermelding van het voordeel op de fiche 281.20 60 6. Verband tussen het voordeel firmawagen en de bewezen beroepskosten 62 7. Het voordeel uit een gratis tankkaart 64 7.1. Wagen zonder tankkaart 64 VIII Kluwer
7.2. Wagen met tankkaart 64 7.3. Tankkaart zonder wagen 64 7.4. Sociale zekerheidsbijdragen op gratis tankkaart? 66 7.5. Aftrek van btw op brandstoffacturen? 66 8. Bedrijfsvoorheffing over het voordeel 67 9. CO 2 -taks op bedrijfswagens 69 9.1. Algemeen 69 9.2. Welke wagens? 70 9.3. Privégebruik 70 9.4. Uitzondering: collectief vervoer van werknemers 71 9.5. Fiscale aftrekbaarheid 71 10. Denkpistes ter vermijding van het voordeel 72 10.1. Geen enkel privégebruik 72 10.2. Boeking van het voordeel op de lopende rekening in de vennootschap 72 10.2.1. Wanneer moet het bedrag van het voordeel op RC ingeschreven zijn? 73 10.2.2. Btw-gevolgen van de boeking op rekening-courant 74 10.3. Wagen verkopen aan de bedrijfsleider 74 10.3.1. Wat kost het voor de bedrijfsleider? 75 10.3.2. Wat kost het voor de vennootschap? 75 10.4. Wagen verkopen aan een derde 76 10.4.1. Gerealiseerde meerwaarden op personenwagens 76 10.4.2. Gerealiseerde minderwaarden op personenwagens 79 10.5. Wagen uitkeren als dividend in natura 81 10.5.1. Wat kost het voor de bedrijfsleider? 81 10.5.2. Voorbeeld 82 10.5.3. Wat kost het voor de vennootschap? 82 10.6. Kilometervergoeding aanrekenen 82 10.6.1. Vergoedingen voor meer dan 24 000 km/jaar 83 10.6.2. Mate van aftrekbaarheid van de kilometervergoeding 84 10.6.3. Vermelding op de fiscale fiches 84 10.7. Wagen verhuren 85 10.8. Wagen laten aankopen door een buitenlandse vennootschap 86 10.8.1. Inschrijving van de wagen 86 10.8.2. Voordeel van alle aard 87 10.8.3. Aftrekbaarheid van de autokosten 87 10.8.4. Sociaal zekerheidsstelsel 87 10.8.5. Welke btw? 87 10.9. Firmawagen inleveren in ruil voor loonsverhoging 88 10.9.1. Kost voor de werkgever 88 10.9.2. Werknemers 89 Fiscaal Praktijkboek 2012-2013 Directe Belastingen IX
11. Fiscale gevolgen voor de vennootschap die de wagen ter beschikking stelt 90 11.1. Mate van fiscale aftrekbaarheid 90 11.1.1. Algemeen 90 11.1.2. Aftrekbaarheid t/m 31 december 2009 90 11.1.3. Aftrekbaarheid sinds 1 januari 2010 91 11.1.4. Waar is de CO 2 -uitstoot te vinden? 91 11.1.5. Wagens zonder gekende CO 2 uitstoot 92 11.1.6. Lpg-voertuigen 92 11.2. Door aftrekbeperking beoogde kosten 92 11.2.1. Algemeen 92 11.2.2. Brandstofkosten 93 11.2.3. Financieringskosten 93 11.2.4. Mobilofoonkosten 94 11.2.5. Parkeergelegenheid voor klanten en personeel 94 11.3. Invloed van het voordeel van alle aard op de niet-aftrekbare autokosten 94 11.3.1. Theoretische methode: berekening van verworpen uitgaven volgens het werkelijke gebruik van de wagen 95 11.3.2. Pragmatische methode: berekening van verworpen uitgaven met correctie van het forfaitair bepaalde voordeel van alle aard 95 11.4. Invloed van eigen bijdrage voor het privégebruik firmawagen op de niet-aftrekbare autokosten 99 11.5. Vennootschapsbelasting op 17 % van het voordeel van alle aard 102 11.5.1. Algemeen 102 11.5.2 Voorbeeld 103 11.5.3. Ook in de rechtspersonenbelasting en BNI/venn 104 12. Besluit 105 DEEL II NIEUW FISCAAL REGIME VAN BELEGGINGSINKOMSTEN Dirk Coveliers 107 Inhoud 111 1. Inleiding 113 2. Nieuwe tarieven van roerende voorheffing 116 2.1. Wettelijke wijzigingen van het tarief naar 21 % 118 2.2. Inkomsten waarvoor het tarief van 15 % behouden blijft 118 2.3. Toepassing 119 3. Nieuwe bijkomende heffing 4 % 120 3.1. Toepassing 120 X Kluwer
3.2. Berekening 121 3.3. Bijzondere gevallen 122 3.3.1. Minderjarigen 122 3.3.2. Onverdeeldheden 123 3.3.3. Feitelijke vereniging 125 3.3.4. Uitkeringen in natura 126 3.4. Manieren van inning van de heffing van 4 % 127 3.4.1. Via de persoonlijke aangifte in de personenbelasting 127 3.4.2. Via de financiële tussenpersoon 128 3.5. Modaliteiten voor de uitoefening van de keuze 129 4. Onmiddellijke inning 4 % 131 4.1. Kinderziektes definitie schuldenaar van 4 % heffing 131 4.1.1. Wet 28 december 2011 131 4.1.2. Programmawet 29 maart 2012 132 4.1.3. Programmawet 22 juni 2012 132 4.2. Karakteristieken van de onmiddellijke heffing van 4 % 133 4.3. Enkele probleemsituaties: 133 4.3.1. de toepassing op inkomsten die vrijgesteld worden van roerende voorheffing 133 4.3.2. Toepassing op de inkomsten verkregen bij verhandeling voor vervaldag 134 4.4. Aangifte door de schuldenaars van de 4 % 135 5. Opheffing van het bevrijdend karakter van de roerende voorheffing 136 5.1. De ommekeer 136 5.2. Enkele eigenaardige gevolgen van de wijziging van artikel 313 WIB92 137 5.3. Oplossing voor de herinvoering van het algemeen bevrijdend karakter van roerende voorheffing 138 6. Uitwisseling van interesten en dividenden aan CAP 140 6.1. Toepassingsgebied 140 6.2. Uit te wisselen info 141 6.3. Informatieplichtigen 141 6.4. Raadpleging van de uitgewisselde informatie 141 Bijlage 1 143 Bijlage 2 148 Fiscaal Praktijkboek 2012-2013 Directe Belastingen XI
DEEL III DE NIEUWE BELGISCHE THIN CAP-REGEL: EEN KRITISCHE ANALYSE David Ledure, Evi Geerts, Jelle Loos en David Ledure 153 Inhoud 157 1. Inleiding 159 2. Een nieuwe algemene thin cap-regel in België 161 2.1. Debt/equity -verhouding 5:1 161 2.1.1. De begrippen eigen vermogen en lening 161 2.1.2. Belastingparadijzen 165 2.1.3. Leningen toegestaan door groepsvennootschappen 169 2.1.4. De problematiek van de negatieve belaste reserves 171 2.2. Uitgesloten leningen en entiteiten 172 2.2.1. Openbaar beroep op het spaarwezen 172 2.2.2. Leningen toegestaan door financiële instellingen 174 2.2.3. Publiek-private samenwerking 174 2.2.4. Leasing en factoring 176 2.3. Antimisbruikbepaling 177 2.3.1. Het begrip werkelijke verkrijger 177 2.3.2. De antimisbruikbepaling in artikel 198, 11 WIB92 180 3. Uitzondering voor activiteiten van dagelijks thesauriebeheer 181 3.1. Het systeem van netting 181 3.2. Uitgesloten interestbetalingen 182 3.2.1. Interest ontvangen van bepaalde (financiële) instellingen 182 3.2.2. Interest ontvangen van belastingparadijzen 183 3.3. Gecentraliseerd thesauriebeheer 184 3.4. Raamovereenkomst 185 3.5. Referentietijdstip 185 4. Impact van de SIAT-zaak op de nieuwe thin cap-regel 187 4.1. Feiten 187 4.2. Uitspraak door het Hof van Justitie 188 4.3. Impact SIAT op artikel 198, 1, 11 WIB92 189 5. Conclusie 191 XII Kluwer
DEEL IV DE NIEUWE ALGEMENE ANTIMISBRUIKBEPALING IN FISCALE ZAKEN Henk Verstraete 193 Inhoud 195 1. Inleiding 197 2. Vergelijking tussen de oude en de nieuwe tekst 200 3. Detailbespreking 203 3.1. Vertrekpunt: het grondwettelijk legaliteitsprincipe en doelstelling van een bepaling 203 3.2. Doelstelling van een bepaling: bijkomende verduidelijkingen 207 3.3. Het tegenbewijs 208 3.4. Ook in het kader van de privésfeer 209 3.5. Louter bewijsmiddel? Rol van de rulingcommissie en bevoegde wetgever 209 3.6. Specifieke antimisbruikbepalingen 210 3.7. Geen fraude 210 3.8. Relatie met het Europees recht 211 3.9. Inwerkingtreding 211 3.10. Voorbeelden 212 4. Besluit 216 DEEL V UNA VIA: DE GULDEN MIDDENWEG OF DE WEG ZOEK? EEN ANALYSE VAN DE WET TOT INSTELLING VAN UNA VIA IN DE VERVOLGING VAN OVERTREDINGEN VAN DE FISCALE WETGEVING Méhdi Zagheden 217 Inhoud 221 1. Inleiding 223 2. Het una via-beginsel in fiscalibus 226 2.1. Parlementaire onderzoekscommissie naar de grote fiscale fraude-dossiers 226 2.2. Verslag werkgroep actualisering van het charter van de belastingplichtige ( werkgroep Clerfayt ) 228 Fiscaal Praktijkboek 2012-2013 Directe Belastingen XIII
2.3. Wet tot instelling van het una via-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale boetes 230 2.3.1. Het subsidiariteitsbeginsel 230 2.3.2. Het non bis in idem-beginsel 237 2.3.3. Strengere sanctionering fiscale misdrijven 250 3. Conclusie 253 DEEL VI DE HOOFDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR FISCALE, SOCIALE EN LOONSCHULDEN VAN (ONDER)AANNEMERS Dieter Dejonghe 255 Inhoud 259 1. Inleiding 261 2. De hoofdelijke aansprakelijkheid voor fiscale en sociale schulden 262 2.1. Toepassingsgebied 262 2.2. Begrippen 263 2.2.1. Opdrachtgever Aannemer Onderaannemer 263 2.2.2. Fiscale schulden 263 2.2.3. Sociale schulden 264 2.3. Ontstaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid 265 2.3.1. Algemeen stelsel 265 2.3.2. Subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid 266 2.4. Omvang van de hoofdelijke aansprakelijkheid 267 2.5. De inhoudings- en doorstortplicht 268 2.5.1. Omvang 268 2.5.2. Verband tussen de inhoudings- en doorstortplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid 269 2.5.3. Sanctie bij niet-naleving van de inhoudings- en doorstortplicht 270 3. De hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden 271 3.1. Toepassingsgebied 271 3.2. Ontstaan van de hoofdelijke aansprakelijkheid 271 3.3. Draagwijdte van de hoofdelijke aansprakelijkheid 272 3.4. Beperking van de hoofdelijke aansprakelijkheid 274 4. Conclusie 276 XIV Kluwer
DEEL VII AANVULLENDE PENSIOENEN DE MAATREGELEN VAN DE PROGRAMMAWET VAN 22 JUNI 2012 Wim De Buyser 279 Inhoud 281 1. Inleiding 283 2. Van een aftopping van de 80 %-grens naar een bijzondere bijdrage op aanvullende pensioenen 284 2.1. Algemeen 284 2.2. Een nieuwe bijzondere sociale bijdrage op hoge pensioenpremies (de zgn. Wyninckx-bijdrage) 286 2.2.1. Overgangsregeling 286 2.2.2. Definitieve regeling 293 3. Externalisering van interne pensioenvoorzieningen 299 3.1. Situering 299 3.2. De WAP Verbod voor werknemers en bepaalde bedrijfsleiders 300 3.3. Programmawet van 22 juni 2012 Algemeen verbod om intern aan pensioenopbouw te doen 301 3.3.1. Algemene uitbreiding externe financieringsplicht 301 3.3.2. Overgangsregeling voor bestaande onderhandse pensioenovereenkomsten 302 3.3.3. Mogelijkheid tot overdracht bestaande provisies 303 3.3.4. Aanpassen pensioenovereenkomst 307 3.3.5. Waarom externaliseren? 308 3.3.6. Eenmalige bijzondere aanslag van 1,75 % 310 4. Verhoging tarieven taxatie aanvullend pensioenkapitaal 312 4.1. Situering 312 4.2. Fiscaal regime van pensioenuitkeringen 312 4.2.1. Persoonlijke bijdragen 313 4.2.2. Patronale of vennootschapsbijdragen 313 4.2.3. Wat in geval van pensionering voor 62 jaar? 314 4.2.4. Interne pensioentoezeggingen 315 4.2.5. Zijn er alternatieven? 315 5. Databank aanvullende pensioenen 318 5.1. Uitbreiding toepassingsgebied databank aanvullende pensioenen 318 5.2. Sanctie 318 6. Taks op het lange termijnsparen 321 6.1. Algemeen 321 6.2. Taxatie van de uitkeringen 322 Fiscaal Praktijkboek 2012-2013 Directe Belastingen XV
6.3. Regeerakkoord vervroegde anticipatieve heffing 322 6.3.1. Principe 322 6.3.2. Uitwerking 323 7. Besluit 327 Inhoud jaargang 2005-2006 329 Inhoud jaargang 2006-2007 333 Inhoud jaargang 2007-2008 337 Inhoud jaargang 2008-2009 341 Inhoud jaargang 2009-2010 349 Inhoud jaargang 2010-2011 358 Inhoud jaargang 2011-2012 366 XVI Kluwer