Deeltoets micro-economie propedeuse. 19 november Versie 1

Vergelijkbare documenten
Deeltoets micro-economie propedeuse

Tentamen micro-economie propedeuse 3 juli Versie 1. Versie met antwoorden

Eindtoets micro-economie propedeuse

Tentamen micro-economie propedeuse 2 juli Lees onderstaande informatie goed door voordat je begint

Tentamen micro-economie propedeuse

A ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.

Samenvatting Economie Module 2

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november

Tentamen micro-economie propedeuse 20 December Lees onderstaande informatie goed door voordat je begint

HOOFDSTUK 4: DE CONSUMENT 1. BEPALENDE FACTOREN VAN DE INDIVIDUELE VRAAG

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Tentamen micro-economie propedeuse 4 juli Lees onderstaande informatie goed door voordat je begint

Vraag 1 CORRECT Vraag 2 Stelling I JUIST Stelling II ONJUIST CORRECT Vraag 3 A B C CORRECT Vraag 4 CORRECT Vraag 5 CORRECT Vraag 6 CORRECT

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

Extra opgaven hoofdstuk 7

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Domein D: markt (module 3) havo 5

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod

Extra opgaven hoofdstuk 17

WAARDOOR NEEMT DE VRAAG TOE OF AF?

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

Samenvatting economie

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

HOOFDSTUK 4: OEFENINGEN

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Economie Module 2 & Module 3 H1

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 4

Hoofdstuk 4: Elasticiteiten en Schokken

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Hoofdstuk 5: De Consument

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

Statische markttheorie. College 4, spm 1212

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Oefeningen Producentengedrag

2de bach TEW / HI. Micro Economie. Samenvatting boek. uickprinter Koningstraat Antwerpen ,00

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

HET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE. 1. Inleiding

2de bach TEW. Micro Economie. Smvt Boek. uickprinter Koningstraat Antwerpen EUR

Economie (TEW) - Formule blad

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Inleiding Wiskundige Economie (Volledig tentamen incl. Deel 2) Dr. Rene van den Brink en Dr. Harold Houba

Domein Markt. Uitwerking. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. Frans Etman

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Extra opgaven hoofdstuk 11

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Katern 2 Markten en welvaart

Extra opgaven hoofdstuk 10

Vraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST

HT1: Vraag en aanbod - marktevenwicht

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Micro-economie. Samenvatting UNIVERSITEIT ANTWERPEN. Sven Buyle

Samenvatting Economie Module 1 + 2

De mate waarin de gevraagde hoeveelheid van een product(qv) gevoelig is voor een verandering van de prijs van het product (p).

Vraag 1: PRIJSVORMING

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Samenvatting Economie Vervoer

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

Oefeningen vraag en aanbod

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

2de bach TEW. Micro Economie. Smvt Boek. uickprinter Koningstraat Antwerpen EUR

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Domein markt: volkomen concurrentie

Samenvatting Economie Rekonomie

De fabricant TV Rama verlaagt de P van zijn kleuren TV s, hun zwart-wit TV s blijven hetzelfde. De prijselasticiteit van TV s is 0.8.

Domein D: markt (module 3) vwo 4

PW EXTRA: Remediëringstaak

UIT deel 2 elasticiteiten. H2 elasticiteiten. H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden)

H3 Hoe werken markten

Kaarten module 4 derde klas

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

ALGEMENE ECONOMIE /02

HOOFDSTUK 2: OEFENINGEN

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

HT3: Vraag en aanbod

I. Vraag en aanbod. Grafisch denken over micro-economische onderwerpen 1 / 6. fig. 1a. fig. 1c. fig. 1b P 4 P 1 P 2 P 3. Q a Q 1 Q 2.

5,5. Samenvatting door een scholier 2992 woorden 20 oktober keer beoordeeld

Een keuze maken uit het grote aanbod van consumptiegoederen is steeds moeilijker.

Samenvatting Economie. Hoofdstuk 00: inleiding.

Ruilen over de tijd (havo)

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Transcriptie:

Deeltoets micro-economie propedeuse 19 november 2013 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept. ü De tijdsduur voor het tentamen is 1.5 uur. ü Tenzij anders vermeld hebben de symbolen die in de toets worden gebruikt dezelfde betekenis als in het boek van Pindyck and Rubinfeld. ü Vergeet niet de versiecode op het antwoordformulier aan te strepen! ü Op Blackboard onder information kan je de relatie zien tussen aantal vragen juist en het cijfer ü Vanavond verschijnen de juiste antwoorden op Blackboard.

1. In een experimentele markt zijn 4 kopers (consumenten) en 4 verkopers (producenten) actief. Ze hebben de volgende waarden gekregen: Eenheid Koper 1 Koper 2 Koper 3 Koper 4 er 1 er 2 er 3 er 4 1 19.60 11.18 19.34 13.96 8.49 12.88 2.02 6.27 2 15.57 10.13 18.59 12.08 9.24 13.60 8.34 7.57 3 13.52 5.90 16.65 7.19 11.42 14.53 13.61 11.78 4 9.47 3.15 6.47 6.36 16.50 14.95 14.50 14.81 5 2.07 2.61 5.21 5.24 17.10 16.11 16.19 17.52 Hoeveel eenheden verhandelt verkoper 2 in het marktevenwicht? 1. 0 2. 1 3. 2 4. 3 Antwoord 1: verkoper 2 heeft zo n hoge waardes dat hij voor de evenwichtsprijs (tussen 11.78 en 12.08) niet kan handelen. Eenheid Vraag Aanbod 1 19.60 2.02 2 19.34 6.27 3 18.59 7.57 4 16.65 8.34 5 15.57 8.49 6 13.96 9.24 7 13.52 11.42 8 12.08 11.78 9 11.18 12.88 10 10.13 13.60 11 9.47 13.61 12 7.19 14.50 13 6.47 14.53 14 6.36 14.81 15 5.90 14.95 16 5.24 16.11 17 5.21 16.19 18 3.15 16.50 19 2.61 17.10 20 2.07 17.52

2. Jan heeft convexe nutsindifferentiecurven en heeft een budget van 15 euro per week die hij (nutsmaximaliserend) besteedt aan chocolade en drop. Wanneer een zak drop 3 euro en een reep chocolade 2 euro kost, koopt hij 3 zakken drop en 3 repen chocolade. De prijzen van snoepgoed veranderen en een zak drop kost nu 2 euro en een reep chocolade 3 euro. Het budget van Jan blijft gelijk. Gaat Jan er door de prijsveranderingen op voor of achteruit? (Tip: teken!) 1. Achteruit 2. Blijft gelijk 3. Op basis van deze informatie weten we niet of hij erop vooruit gaat of gelijk blijft 4. Vooruit Antwoord 4: Jan gaat er niet op achteruit, want hij kan altijd nog hetzelfde mandje aanschaffen. De nutsindifferentiecurve door het punt (3,3) raakte de oude budgetlijn en zal de nieuwe budgetlijn dus snijden: dezelfde consumptie houden kan dus niet weer nutsmaximaliserend zijn en hij zal meer drop en minder chocolade gaan eten en een hoger nut bereiken. 3. Voor een bepaald goed gelden de volgende vraag- en aanbodcurven: Q D = 160 4P Q S = 60 + 6P Welke waarde heeft de prijselasticiteit van de vraag in het marktevenwicht (afgerond op twee decimalen)? 1. 48.00 2. 3.00 3. 0.33 4. 0.50 Solution: 3 Q D =Q S gives P=10, Q=120. Then E D,P =dq/dp*p/q= 4*10/120=-0.33. 4. Beschouw onderstaande mandjes: Mandje Voedsel Kleren A 4 15 B 12 12 C 20 9 Thomas heeft convexe nutsindifferentiecurven. Hij waardeert A even hoog als B. Wat kunnen we zeggen over zijn waarderen voor mandje C? (Tip: teken!) 1. C wordt even hoog gewaardeerd als A en B 2. C wordt minder hoog gewaardeerd dan A en B 3. C wordt hoger gewaardeerd dan A en B 4. Kunnen we niets over zeggen

Antwoord 2 C ligt op de rechte lijn door A en B. De convexe indifferentiecurve door A en B loopt dus noodzakelijkerwijs boven C door. 5. Welke van onderstaande stellingen is waar? I. Bij perfecte substituten zijn de indifferentiecurven rechte lijnen II. Hoekoplossingen (corner solutions) kunnen voorkomen bij perfecte complementen en een positief budget 1. Zowel I als II zijn waar 2. Zowel I en II zijn niet waar 3. Stelling I is waar en stelling II is niet waar 4. Stelling I is niet waar en stelling II is waar Antwoord 3. Stelling I: blz 76. Stelling 2: een hoekoplossing (blz 89) is wanneer de consument maar 1 van de 2 goederen consumeert. Dat is niet het geval bij perfecte complementen 6. De vraag naar vliegtickets Amsterdam-Berlijn wordt gegeven door Q D =800-2P. Door een hogere olieprijs stijgt de marktprijs van 150 euro naar 200 euro. Wat gebeurt er met het consumentensurplus? 1. Blijft gelijk 2. Daalt met 50 euro 3. Daalt met 20.000 euro 4. Daalt met 22.500 euro Antwoord 4 Als P=150 is Q 500 en het consumentensurplus is 0.5(400-150)500= 62500 en bij P=200 is Q 400. En het CS is dan 0.5(400-200)400=40000. Het CS daalt dus met 22.500 7. Boris heeft de nutsfunctie U(X,Y)=X+2Y en een inkomen 20. De prijs van Y is 4. Wat is de elasticiteit van de vraagfunctie naar X, wanneer de prijs van X kleiner dan 2 is? 1. -1/2 2. -1 3. -2 4. die zal afhangen van de prijs Antwoord 2 Boris consumeert dan alleen X en dus Q X =20/P X. Omdat hij zijn hele inkomen dan uitgeeft aan X is de elasticiteit dan -1. Als je de formule gebruikt (P/Q)*(dQ/dP)=(P/(20/P))*(-20/P 2 )=(P 2 /20)*(-20/P 2 )=-1 8. In het basisjaar is de prijs van bier gelijk aan 2.5 en de prijs van boeken gelijk aan 25. Een student kocht 20 eenheden bier en 3 boeken per maand. Daarna stijgt de prijs van

bier naar 3 en daalt de prijs van boeken naar 20. Bij die prijzen koopt de student 15 bier en 3 boeken per maand. Hoe groot is (afgerond op gehele getallen) in dit geval het prijsindexcijfer van Laspeyres (LI)? 1. 92 2. 96 3. 100 4. 103 Antwoord 2 In the base year, 20*2.5+3*25 = 125 is spent on books and beer. If 20 beer and 3 books were consumed now, they would cost 20*3+3*20=120. The Laspeyres index is therefore (120/125)*100=96 9. Welke van onderstaande stellingen is waar? I. Elk Giffen goed is tevens een inferieur goed. II. De Engel curve voor een inferieur goed verloopt dalend. 1. Zowel I als II zijn waar 2. Zowel I en II zijn niet waar 3. Stelling I is waar en stelling II is niet waar 4. Stelling I is niet waar en stelling II is waar Antwoord 1 Giffen goed: blz 122, Engel curve inferieur goed: figuur 4.4b, blz 116 10. Hoeveelheid van variabele input Totale output Marginaal product 0 0 - - 1 70 2 138 3 63 4 51 Y 5 56 6 300 Z Door welke getallen kunnen de letters Y en Z in bovenstaande tabel worden vervangen? 1. Y=60; Z= 20 2. Y=63; Z= 20 3. Y=60; Z= 50 4. Y=63; Z= 50 Antwoord 1 Gemiddeld product

Hoeveelheid van variabele input Totale output Marginaal product Gemiddeld product 0 0 - - 1 70 2 138 3 189 63 4 240 51 Y=60 5 280 56 6 300 Z=20 Y=800/4=200; totale output bij een input van 5 is 5*160=800 en bij input van 6 is dat 6*130=780, Z is dus 800-780=-20 11. Welke van onderstaande productiefuncties kenmerkt zich door een afnemend marginaal product van arbeid en kapitaal en toenemende schaalopbrengsten? 1. Q = 0.01K 0,50 L 0,50 2. Q = 100K 0,75 L 0,50 3. Q = KL 4. Q = K + L Antwoord 2 (1) en (4) hebben constante schaalopbrengsten en (2) en (3) toenemende schaalopbrengsten. (1) en (2) hebben afnemende marginale producten en (3) toenemend en (4) constant. 12. Van een fabriek zijn de volgende gegevens bekend: de kosten van een eenheid arbeid bedragen 30, en die van een eenheid kapitaal 5. De productiefunctie is Q = K+4L. Er geldt K=3. Hoeveel bedragen de marginale kosten op korte termijn? 1. 15Q -0.5 2. 4 3. 7.5 4. 10.5 Antwoord 3 Iedere eenheid arbeid levert 4 producten op; de kosten van een extra eenheid op korte termijn zijn dus 30/4=7.5 13. Berend vult vakken bij de Albert Heijn voor 8 euro per uur en hij kan zoveel uren maken als hij zelf wilt. Hij heeft een lekke band; het laten plakken door de fietsenmaker kost 15 euro. Berend besluit de band zelf te plakken en daar doet hij een half uur over. Wat zijn de gelegenheidskosten van het zelf plakken? 1. -11 euro 2. 11 euro 3. 15 euro 4. 4 euro

Antwoord 4; in dat half uur had hij 4 euro kunnen verdienen. 14. Van een fabriek zijn de volgende gegevens bekend: de kosten van een eenheid arbeid bedragen 2, en die van een eenheid kapitaal 10. De productiefunctie is Q = 4K 0.75 L 0.25. Wat is op lange termijn de verhouding van het aantal eenheden kapitaal en arbeid dat wordt ingezet? 1. K=L 2. K=5/3 L 3. K=0.6L 4. K=3L Antwoord 3. MP K /P K =MP L /P L. MP K =3K -0.25 L 0.25 MP L = K 0.75 L -0.75 dus 0.3K -0.25 L 0.25 = 0.5K 0.75 L -0.75 dus 0.3L=0.5K dus K=0.6L