Handreikingen voor het bepalen van Omvang, Granulariteit en Context van leerobjecten Guus wijnaards Pieter Swager Maart 2006 Binnen de discussie over herbruikbaarheid van onderwijsmaterialen in het algemeen en Learning Objects (L.O.) in het bijzonder speelt de omvang, granulariteit en context ervan een grote rol. Deze notitie met handreikingen levert een bijdrage aan de discussie rond inzet en hergebruik van L.O. Uitgangspunt bij het formuleren van handreikingen voor het bepalen van de omvang en context van LO blijft de vraag: Waarom wil ik eigenlijk een LO gebruiken/maken? Antwoorden hierop zullen altijd te maken hebben met één of meer van de volgende behoeftes of wensen: de herbruikbaarheid van (delen van) een LO de hervindbaarheid ervan technische vereisten opgelegd door een instelling of organisatie. Daarna zullen nog andere keuzes moeten worden gemaakt die ieder op zich de grootte, de granulariteit van en de hoeveelheid context binnen de LO s beïnvloeden. Dit zijn vooral keuzes die te maken hebben met het type LO en het doel dat ermee wordt beoogd. Handreiking 1: Maak een keuze: Waarom wilt u een LO gebruiken/maken? a. Wilt u een LO gebruiken vanwege de herbruikbaarheid van (delen van) een leerobject? Voorbeeld. Bij het Du project 5053 Kennisbank kleine vakken Lerarenopleidingen 1 lag de prioriteit bij het samenstellen van de LO s bij de herbruikbaarheid ervan. De verschillende groepen gebruikers van diverse instellingen moeten binnen de verzameling nuttige LO's voor hergebruik kunnen vinden die zeer uiteenlopend van type zijn: theoretische verhandelingen, praktische opdrachten, ICT opdrachten, woordenlijsten, etc. Vanwege de grote verscheidenheid aan typen LO's verschillen de omvang, granulariteit en de hoeveelheid context ook heel duidelijk. Hoe omvangrijker het LO, des te moeilijker is hergebruik, maar des te beter ondersteunt het deep learning. 1 http://www.leroweb.nl/projecten/algemeen/783 Lectoraat elearning Hogeschool INHOLLAND 1
b. Gaat het u vooral om de hervindbaarheid ervan? Voorbeeld. Het MERLOT project 2 is een voor iedereen vrij toegankelijke verzameling LO's vooral bedoeld voor het hoger onderwijs. MERLOT onderscheidt negen standaardtypen van LO s: Simulation, Animation, Tutorial, Drill and Practice, Quiz/Test, Lecture/Presentation, Case Study, Collection en Reference Material. Niet alleen moet degene die een nieuw LO wil toevoegen een keuze maken uit deze categorieën, maar ook aangeven hoe de LO s moet worden gebruikt of voor welk doel de LO kan worden ingezet. Gebruikers treffen een grote verscheidenheid aan typen LO s aan die dan ook duidelijk verschillen in de omvang, granulariteit en de hoeveelheid context. c. Zijn er technische LO-vereisten opgelegd door een instelling of organisatie? Voorbeeld. Bij projecten wordt vaak, nog voor een inhoudelijke discussie over keuzes m.b.t. LO s kan plaatsvinden, voorgeschreven dat de content als LO s dienden te worden opgeslagen binnen een voorgeschreven (L)CMS. De technische keuzes m.b.t. het gebruik van een (L)CMS vooraf, bepaalt en beperkt uiteraard keuzes van de individuele samenstellers van LO s. Handreiking 2: Maak een keuze: Welk type LO wilt u gebruiken en met welk doel? Een ander uitgangspunt is de relatie tussen omvang, granulariteit en context enerzijds en anderzijds of een of andere vorm van leren wordt nagestreefd en zo ja, welke soort leren. Dat betekent dat keuzes worden gemaakt als: surface learning versus deep learning Bronnenmateriaal versus materiaal waarmee een leertraject moet worden doorlopen LO zonder veel contextuele lading versus LO inclusief die lading. Opmerkingen. Deze keuzes hebben uiteraard direct gevolgen voor de granulariteit en contextgebondenheid van de LO. 1. Het lijkt handig om als meetlatten voor de mate van granulariteit van een LO de aggregatieniveaus aan te houden die binnen de IEEE LOM zijn beschreven. Het zal duidelijk zijn dat deze indeling voorbij gaat aan de werkelijke omvang (kilo- of 2 http://www.merlot.org/home.po Lectoraat elearning Hogeschool INHOLLAND 2
megabytes) van een LO, omdat een enkel asset een filmfragment kan zijn van behoorlijke grootte. Aan de hand een enkel concreet LO uit de praktijk kan duidelijk worden gemaakt op welke gronden de keuze voor een bepaald niveau wordt gemaakt en wat dan de bijbehorende inhoud is. Binnen de School of Health van Hogeschool INHOLLAND is een casus Hematologie beschreven binnen de Opleiding Biologie & Medisch Laboratoriumonderzoek 3. Het gaat om LOM niveau 4 cursussen met veel materiaal in de vorm van foto s en beschrijvingen van bloed(monsters), ziekten etc. met daarbij behorende opdrachten. De studenten doorlopen de cursus in groepjes. De geplande doorlooptijd is twintig weken en de cursus bevat ook praktijkelementen. Binnen deze cursussen kan op grond van de hier verder beschreven keuzemogelijkheden worden besloten kleinere LO s te maken. Dit zou binnen deze casus betekenen: Zie de gebruikte plaatjes als aparte assets) die worden gekenmerkt en met metadata voorzien. (LOM niveau 1) Kenmerk de bijbehorende opdrachten als Information objects (LOM niveau 2) die al met kleine aanpassingen herbruikbaar zijn in andere onderwijssituaties. Beschouw de readers hier als application objects ; het gaat om teksten en plaatjes die gebundeld zijn aan de hand van één thema (LOM-niveau 3). 2. De keuze voor LOM niveau 1-4 kan ook afhankelijk zijn van gebruik binnen WO en HBO: LO s binnen WO kunnen aan minder regels gebonden zijn in vergelijking met HBO (binnen HBO meer niveau 3 en 4, binnen WO meer niveau 1 en 2). Ook de keuze voor de mate van contextualisering kan afhankelijk zijn van gebruik LO binnen WO en HBO: gezien de aard van het onderwijs kan binnen het HBO meer sprake zijn van gecontextualiseerde LO s dan binnen het WO. 3. Keuzes spelen ook een rol m.b.t. optimaal leereffect versus optimaal hergebruik: optimaal leereffect wordt bereikt door maximale inbedding d.m.v contextualisering en optimaal hergebruik wordt bereikt door minimale contextualisering. 4. Een andere keuze: hoe minder specifiek de context, des te beter past deze in verschillende onderwijskundige omgevingen en omgekeerd. 5. Andere keuzes: gedecontextualiseerde LO leveren per definitie geen betekenisvolle context, maar zijn wel in meer verschillende situatie te gebruiken en beter herbruikbaar. 3 Publicaties Onderzoekstraject Learning Objects (INHOLLAND Lectoraat elearning - September 2005) zie op http://www.inholland.nl/index.html?sid=f956d045-45fe-47a9-b067-115fed4ffde9&folder=1585&page=2422 Lectoraat elearning Hogeschool INHOLLAND 3
6. Ten slotte deze keuze: LO met ingesloten context versus generieker bruikbaar LO met context toegevoegd als atachment a. Gebruikt u een LO ten behoeve van surface learning of deep learning [niveau leren]? b. Gebruikt u een LO als Bronnenmateriaal of als materiaal waarmee een leertraject moet worden doorlopen [Rol van LO in het leerproces]? c. Wilt u een LO maken zonder veel contextuele lading of inclusief die lading? [Wat wil je binnen en wat buiten de LO brengen aan betekenisvolle eenheden die in leerafspraken worden vertaald?] Opmerkingen. Een keuze uit de drie bovenstaande mogelijkheden, beïnvloedt niet alleen de omvang van de LO, maar ook de mate van homogeniteit van een verzameling LO s [Moeten alle LO s van hetzelfde type zijn en hetzelfde format kennen?] de toepassing van Rasenberg s law [LO s moeten zo groot mogelijk zijn. Delen die altijd met elkaar worden gebruikt, moeten apart worden gehouden. Alleen als delen apart worden gebruikt moeten ze als aparte LO s worden ontwikkeld.] De granulariteit van het te maken/gebruiken LO wordt dus mede bepaald door het soort leren dat wordt nagestreefd. De onderwijskundige sturing zal er anders uitzien bij surface learning waarbij het vooral gaat over het opdoen van kennis en feiten dan bij deeper learning die een verandering in gedrag en personaliteit bij een onderwerp voorstaat. In principe geldt: hoe omvangrijker het LO, des te beter ondersteunt het deep learning. Het project LCMS Psychology bewijst echter dat relatief kleine LO wel degelijk ook kunnen aanzetten tot deeper learning. Voorbeelden van LO s die bestaan uit cursussen zonder leerdoelen, -activiteiten en assessment zijn: LCMS Psychology, Com2Know en de Image Bank 4. SPINE en LOK zijn daarentegen voorbeelden van complexe LOs met duidelijke didactische lagen. 4 De hier vermelde voorbeelden komen uit het artikel A Model for Determining the Size of learning objects (Judith Schoonenboom, University of Amsterdam, SCO-Kohnstamm Instituut, 2006) Lectoraat elearning Hogeschool INHOLLAND 4
Bijlage: Een voorbeeld uit de praktijk DU project materiaal in LCMS Learn Exact (de on line etutoring course van de Digitale Universiteit) Het betreft hier een professionaliseringstool: een on line course etutoring. De course staat op hiervoor ingerichte website: www.du.nl/etutoring. Het is de bedoeling dat de gebruiker binnen zijn/haar eigen elektrische leeromgeving een elektronische werkruimte inricht. In deze ruimte wordt de ontwikkelde course geïmporteerd. (dit kan door de als scormpakket verpakte course te importeren of via een hyperlink door te linken naar de content die op een server is geplaatst). De LO s zijn geplaatst in het Learning Content Management System (LCMS) Learn Exact. De course bestaat uit 15 omvangrijke leerobjecten. Waarom LO s? Omdat bij de start van het project was afgesproken het aangeboden Learn Exact als LCMS te gebruiken, is hiervoor om pragmatische redenen gekozen. Er heeft vooraf (helaas) geen inhoudelijke discussie plaatsgevonden waarom (delen van de) course als LO zouden worden samengesteld. De technische vereisten opgelegd door het systeem bepaalden daarna de te maken keuzes. Vanwege het gering aantal LO s was hervindbaarheid niet het belangrijkste motief bij het samenstellen van de LO s. Herbruikbaarheid speelde wel een rol. Omvang De LO s zijn van grotere omvang omdat ze naast teksten en afbeeldingen ook andere materialen bevatten: Ppt presentaties, videofragmenten, webfilmpjes, e.d. De doorlooptijd voor de LO s waarvoor gekozen is bedraagt 10 uur. Context Omdat de course ontwikkeld is voor docenten in het algemeen) en niet voor die in specifieke sector, is gekozen voor generieke opdrachten die pas zinvol worden als ze door de docent zelf in de eigen situatie worden gecontextualiseerd. M.a.w. het leerobject heeft zo weinig mogelijk context, maar omdat volgens de makers betekenisvol leren alleen mogelijk is in een zinvolle context, moet de context door de cursist zelf worden vormgegeven/toegevoegd. Granulariteit De LO s bevatten alle een aantal vaste elementen: de mate van granulariteit is bewust beperkt gehouden. De LO s zijn onder te verdelen in deelobjecten die feitelijk alle gemetadateerd en als separaat LO zouden kunnen worden gedefinieerd. Hier is niet voor gekozen omdat dit geen voordeel opleverde voor de course en te veel werk met zich mee zou brengen. Onderwijskundige visie en de didactische uitgangspunten Er is gekozen voor grote LO s met alle een didactische component. De LO s worden aangeboden binnen het onderwijskundige principe van competentiegericht onderwijs. De LO s zijn steeds op de zelfde wijze opgebouwd: 1. benoemen deelcompetentie; 2. theorie; 3. opdracht; 4. aanwijzingen voor verwerking opdracht. Lectoraat elearning Hogeschool INHOLLAND 5
De LO s moeten binnen de course aanzetten tot deep learning. De LO s zijn zelfstandige delen van de course die door de cursisten zelfstandig gekozen en doorlopen worden. Het leerobject vervangt de begeleiders echter niet. Lectoraat elearning Hogeschool INHOLLAND 6