Verwijzing naar leerplan

Vergelijkbare documenten
Benodigdheden onderzoek 1. Onderzoek 1 Horizonlijn Helling Hoogteverschil

Landschapskenmerken met de Augmented Reality Sandbox

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Reliëf THEMA 2 INHOUD

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Hoogtelijnen en doorsnedes tekenen. Introductie. Hoe werk je met hoogtelijnen?

Opdracht 1: rivieren het stroomgebied en kanalen van in Vlaanderen

Differentiatie in de lessen aardrijkskunde

Saint-Quentin (Frankrijk) Frankrijk. België. Nederland. in de Noordzee (Nederland) Vlaams Gewest. Waals Gewest

Saint-Quentin (Frankrijk) Frankrijk. België. Nederland. in de Noordzee (Nederland) Vlaams Gewest. Waals Gewest

Naam: Sara Michels. Vakkencombinatie: Wiskunde Aardrijkskunde. Stagebegeleider: Mevr. Ann Schellemans

a. vakgebonden eindtermen p. 2 b. leerplandoelstelllingen in het vrij onderwijs (VSKO) p. 3

Saint-Quentin (Frankrijk) Frankrijk. België. Nederland. in de Noordzee (Nederland) Vlaams Gewest. Waals Gewest

Opdracht 1: rivieren het stroomgebied en kanalen van in Vlaanderen

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Lesonderwerpen Excursie-items Kennismaking, overzicht leerstof en afspraken

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Aan de slag met geografische werkbladen

VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 6 WISKUNDE

Grafix. Arschoot Elien. Herhaling grafieken. 4 de jaar ASO. D hauwers Fien. Lerarenhandleiding. Instructieboekje Grafix.

Les 11. Meetkundige begrippen. Lijnen. een gebogen lijn een gebroken lijn een rechte. Een rechte benoemen we met een kleine letter.

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

LEERJAAR 3 WERELDORIËNTATIE

VOETen Leerinhouden Leermiddelen Taken / zelfstandige opdrachten 01-02/ Kennismaking + overzicht leerstof

Rekenoefening groep 5 Doel

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Verval en verhang van een rivier. Matthijs Admiraal. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Stelsels van eerstegraadsvergelijkingen met DERIVE of de TI-89/92

Rekenoefening groep 7 Doel

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Workshop Studio Globo + Bezoek Open Veld

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

Docentenhandleiding Wiskonopoly

Observeren van een demoles. Kelsey Fripont, Jolien Felis, Eline Seldeslachts en Tessa Bogaerts

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Grafieken jaar. Rekenles over het maken van grafieken. Rekenen. 60 minuten. Weerstation, data, grafieken

Les 3 Toppen, passen, dalen

Rekenoefening groep 8 Doel

WETENSCHAPPELIJK TEKENEN

Voorbereiding post 5. Bochten in beken Groep 1-2-3

GEBRUIK VAN WERKBLADEN

Vak : LO- Zwemmen. Tijdstip: Lestype: Doestage

Steekkaart: nummer 5W

Rekenoefening groep 4 Doel

12. Leerstof samenvatten

Handleiding voor leerkracht:

Onderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn?

Inhoud Voor de leerling Voor de leraar Algemeen

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Binair rekenen. unplugged

Het meten met Multimeters.

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Doelgroep. Lesdoelen. Materialen. Biochemie / Streekkaas maken. De leerlingen hebben al kennis van biochemie. De leerlingen kunnen

Voorbereiding post 5. Bochten in beken Groep 7-8

Prof. Margriet Van Bael STUDENTNR:... Conceptuele Natuurkunde met technische toepassingen. Deel OEFENINGEN

Kijken naar de sterren

Lesonderwerpen leerboek / Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking) De grote wereldblokken en staten. Lesopvraging +remediëring (september)

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

44 De stelling van Pythagoras

Aardrijkskunde. Thema / onderwerp Aardrijkskundeles met gebruikmaking van de geografische vierslag. Betekenis. Bedoeling

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Welke soorten huistaken geven we aan onze leerlingen?

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Eindexamen wiskunde B havo I

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Op verkenning in het Hageland!

Taak 1 opdracht 1. Taak 1 opdracht 2. Taak 2. Groot-Brittannië en Frankrijk s E 16/17. de bevolkingsdichtheid in de Ardennen t B 7

Lesonderwerpen leerboek / Excursie-items (+ voorbereiding en naverwerking) De wereldkaart:continenten en oceanen. De grote wereldblokken en staten

DIDACTISCHE OPDRACHT AARDRIJKSKUNDE 3

FRUIT VAN BIJ ONS! LEKKER BEZIG. Kort lesoverzicht

LESONDERWERP IN CONTEXT

Naam: Succes! 1 Geef bij elke berekening het antwoord met de juiste nauwkeurigheid en met de juiste. Antwoorden: Eenheid. 0,6 : 2 s s.

Eenparig rechtlijnige beweging met de NXT

Boekverslag door Mart 1381 woorden 28 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. H2 Landschappen in beweging (BuiteNLand 2Havo/Vwo 3 e druk)

De Zeeschelde: varen tussen Temse en Antwerpen

Opgave 3 Opbouw en afbraak van de Schotse Hooglanden

Homogene groepen, de balk

Vingertwister. Spelvariant met twee vingers

Namur - Beauraing : van de kathedraal naar OLV met het gouden hart via de ravel (fietsweg)

LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING

Benodigdheden: een ringmap, atlas, woordenboek Nedl-Nedl, papier A4 formaat voor nota s, pen, lat, potlood, gom, markeerstift.

Verkeersborden. Doelgroep. Lesdoel. Materiaal. Lesfiche verkeers- en mobiliteitseducatie BASISONDERWIJS

Algemeen. Aansluitend bij dit doel, volgt het Wis & Co project de ontwikkeling van een grote groep 4-5-jarigen op gedurende een periode van 5 jaar.

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2005-I

PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN MET

Logisch toch / Groen transport

Steekkaart: nummer 5Wi

klas: toezicht: lokaal: vakleerkracht: 3 STWB BELLM 3 STWC BELLM Vraag 1: Vul de letters aan van dit éénvoudig kaartje ( noteer ze rechts )

Steekkaart: nummer 1N

Bij voorkeur hebben de lln het onderzoek transportmiddelen uitgevoerd. De leerlingen hebben ervaring met het ontwerpend en onderzoekend leren.

Hoofdstuk 4: HOEKEN. 4.5 Overstaande hoeken, aanliggende hoeken en nevenhoeken

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

MUZO AD 19 Genoegen beleven aan muzisch bezig zijn.

Transcriptie:

Titel Verwijzing naar leerplan Opdrachten et de Augented Reality Sandbox (ARS) VOOR DE LEERKRACHT Er wordt via de ARS oefeningen gewerkt aan volgende eindteren aardrijkskunde (bron: http://www.ond.vlaanderen.be/ geraadpleegd op 08/02/2016) 1 e graad 1. Landschap en kaart De leerlingen kunnen ET 1: een reëel landschap en beelden ervan et eleentaire geografische teren beschrijven en deze op een overeensteende kaart aanwijzen. ET 4: op werkkaarten van Vlaanderen of België en van andere bestudeerde gebieden diverse landschapscoponenten benoeen, zijnde reliëfgebieden, rivieren, landbouwgebieden, industriegebieden, aggloeraties en steden, zeehavens, transportassen, toeristische streken en toeristische centra. 3. Het natuurlijk ilieu 3.2 Reliëf De leerlingen kunnen ET 12: in een landschap en op beeld de belangrijkste eleenten van het reliëf aanwijzen alsook reliëfvoren herkennen en benoeen. ET 13: in een landschap en op beeld de werking van stroend water verwoorden. ET 14: op kaarten hoogten en hoogtezones aflezen aan de hand van hoogtepunten, hoogtelijnen en kleuren. Benodigdheden - De ARS - Een aantal touwtjes: zwart, rood, groen en blauw. - Een sartphone, pc en beaer zodat genoen foto s oniddellijk getoond kunnen worden voor de klas. - Kaartjes in de bijlage uitknippen en laineren - Kleurpotloden - Atlas TIP: zet de projectie even af o de reliëfvoren te construeren, terug aan wanneer de reliëfvor af is. Didactisch kader en doelstellingen Met behulp van de ARS kunnen verschillende thea s aangebracht worden. Deze worden hier opgedeeld in verschillende onderzoekjes. Het is wenselijk de verschillende onderzoeken in volgorde te doorlopen, aar afhankelijk van de tijd, klasgroep en gewenste aanpak kan ook een selectie geaakt worden. Elk onderzoekje bestaat uit een klassikaal gedeelte, waarbij de nieuwe leerinhouden aangebracht worden. Hierbij gaat de leerkracht aan de hand van een actief onderwijsleergesprek de leerstof deonstreren. Vervolgens worden de leerlingen zelf aan het werk gezet o et behulp van de ARS de leerinhouden vast te zetten. Er kunnen axiaal 6-8 leerlingen actief aan het werk gezet worden aan de zandbak. Het is dus een ust dat de leerkracht een parallelle opdracht voorziet voor de andere lln van de klas. Dit kan eventueel et afzonderlijke bakjes kinetisch zand. Voorbereiding onderzoek 1 Schik het zand in de zandbak als volgt: - Een stukje rechte horizon, een stukje golvende horizon en een stukje gekante horizon. - Er oet instens één steile, één atige en één zwakke helling aanwezig zijn. - Er oet een kalijn, een dallijn en een gewone kniklijn aanwezig zijn.

Leerkracht schrijft op bord volgende begrippen horizonlijn: recht - golvend - kantig. Helling: steil - atig - zwak. Hoogteverschil: groot - atig klein Volgende instructies koen ook aan bord: Kalijn: rood Dallijn: blauw Kniklijn: groen Horizonlijn: zwart Onderzoek 1 Horizonlijn Helling Hoogteverschil Aan de hand van deze oefening gaan we na hoe we het reliëf in het landschap aflezen. We vertrekken van de drie zichtbare reliëfeleenten, de 3 H s: horizon, helling en hoogteverschil. 1) Klassikaal gedeelte: De horizonlijn is recht, golvend of kantig. De leerkracht legt een touwtje op de horizon. Vanuit de zandbak wordt een foto genoen. Aan de hand van deze foto s wordt het begrip horizonlijn aangebracht. De helling is steil, atig of zwak. Water stroot steeds langs een helling naar beneden. De leerkracht laat het even regenen door de hand over een bepaalde zone te houden en er wordt besproken hoe het water stroot. De leerkracht legt saen et de leerlingen pijltjes op de steile, atige en zwakke hellingen. Waar hellingen veranderen heb je kniklijnen. Op de plaatsen van de dallijnen wordt een blauw touwtje gelegd, op de plaats van de kalijn een rood touwtje en op de plaats van een gewone kniklijn een groen touwtje. Bij de rode touwtjes, de kalijnen kan ook het begrip waterscheidingslijn uitgelegd worden. Het hoogteverschil is groot, atig of klein. De leerkracht legt saen et de leerlingen stippen op hoger en lager gelegen plaatsen. Er wordt besproken of het hoogteverschil er groot, atig op klein is. 1) Groepswerk, inoefenen

Praktisch: - deel de klas op in groepen van 3 à 4 leerlingen. Een 8-tal leerlingen doen de oefeningen aan de zandbak, de andere leerlingen werken zelfstandig aan een opdracht (aan te raden is o een opdracht de voorzien waarbij de leerlingen bovenstaande 3 H s op foto s oeten herkennen en aanduiden). - Deel de zandbak in in 2 delen, elk groepje leerlingen werkt op zijn deel. Opdrachten: Pas het reliëf in de zandbak zo aan dat je volgende kenerken kan zien. Duid de horizonlijn steeds aan et een zwart touwtje. Op de helling leg je het juiste pijltje. Duid de kniklijnen aan et de juiste touwtjes: - Blauw voor een dallijn - Rood voor een kalijn - Groen voor een gewone kniklijn Leg stip H op het hoogste punt en stip L op het laagste punt. Ligt alles goed? Nee dan een foto van je creatie en roep de leerkracht. Die geeft je dan de volgende opdracht. Opdracht 1 Maak een reliëf dat: - Een rechte horizonlijn heeft - Zwakke hellingen heeft - Een klein hoogteverschil heeft Zijn er kniklijnen in dit reliëf? Opdracht 2 Maak een reliëf dat: - Een golvende horizonlijn heeft - Minstens één zwakke en één atige helling heeft - Een atig hoogteverschil heeft Zijn er kniklijnen in dit reliëf? Opdracht 3 Maak een reliëf dat: - Een kantige horizonlijn heeft - Steile hellingen heeft - Een groot hoogteverschil heeft Zijn er kniklijnen in dit reliëf? Opdracht 4 Maak een reliëf dat: - Een recht horizonlijn heeft - Minstens één steile helling heeft - Een groot hoogteverschil heeft Zijn er kniklijnen in dit reliëf?

Voorbereiding onderzoek 2 Schik het zand in de zandbak als volgt: - Start et het eindresultaat van het vorige groepswerk. (Corrigeer indien nodig) Onderzoek 2 Reliëfvoren Aan de hand van deze oefening onderzoeken we verschillende reliëfvoren. 1) Klassikaal gedeelte: In de vorige oefening hebben we verschillende soorten reliëf geaakt. Dit zijn de reliëfvoren. De 3 H s: horizonlijn, helling en hoogteverschil, bepalen et welke reliëfvor we te aken hebben. Horizonlijn Helling Hoogteverschil reliëfvor Recht zwak klein VLAKTE Golvend atig atig HEUVEL(LAND) Kantig steil groot (GE)BERG(TE) Recht Steil en/of zwak groot PLATEAU De leerkracht bepaalt saen et de leerlingen welke reliëfvor ze geaakt hebben. 2) Groepswerk, inoefenen Praktisch: - deel de klas op in groepen van 3 à 4 leerlingen. Een 8-tal leerlingen doen de oefeningen aan de zandbak, de andere leerlingen werken zelfstandig aan een opdracht (aan te raden is o een opdracht te voorzien waarbij de leerlingen de reliëfvor oeten bepalen aan de hand van enkele foto s). - Deel de zandbak in in 2 delen, elk groepje leerlingen werkt op zijn deel. Opdrachten: Maak de reliëfvor na die op de foto wordt weergegeven. Bespreek de 3 H s van je reliëfvor: Duid de horizonlijn aan et een zwart touwtje. Op de helling leg je het juiste pijltje. Leg stip H op het hoogste punt en stip L op het laagste punt. Vul de tabel in en benoe de reliëfvor. Ligt alles goed? Nee dan een foto van je creatie en roep de leerkracht. Die geeft je dan de volgende opdracht.

Opdracht 1: Horizonlijn Helling Hoogteverschil Reliëfvor Opdracht 2: Horizonlijn Helling Hoogteverschil reliëfvor

Opdracht 3: Horizonlijn Helling Hoogteverschil reliëfvor Opdracht 4: Horizonlijn Helling Hoogteverschil reliëfvor Voorbereiding onderzoek 3 Schik het zand in de zandbak als volgt: - Zee, laagland, iddelland - Aan de oostkant van de zandbak voorzie je een bergtop

Onderzoek 3 Hoogte Aan de hand van deze oefening onderzoeken we hoe de hoogtes in een landschap op de kaart voorgesteld worden. 2) Klassikaal gedeelte: De hoogte van een plaats is het hoogteverschil uitgedrukt in eter, ten opzichte van het zeepeil. We lezen de hoogte af op een kaart. Leerkracht legt het kaartje 0 op het zeeniveau (grens water/land) en het kaartje 50 op de grens tussen Laag- en Midden-België. Het hoogteverschil tussen deze twee plaatsen in 50. Nu kan ook afgeleid worden waar de 25 zich zal bevinden. De hoogte kan worden voorgesteld door iddel van: - Hoogtepunten Zoals het kaartje van 50. Deze plaats is 50 hoog ten opzichte van het zeeniveau. We gebruiken vaak de aanduiding van hoogtepunten op de kaart o heuvels / toppen in het landschap aan te duiden. De hoogste top in België is Signal de Botrange deze bevindt zich op 694 hoogte. We duiden deze aan in de zandbak. - Hoogtelijnen Op de kaart wordt de hoogte ook vaak aangeduid door iddel van hoogtelijnen. Dit zijn lijnen die de hoogtepunten et eenzelfde waarde aanduiden. Leerkracht legt hoogtekaartjes van 50 op dezelfde hoogte en verbindt deze et een touwtje. Dit touwtje is de hoogtelijn van 50. De leerkracht neet de kaartjes van de hoogtepunten weg en legt één kaartje van 50 correct op het touwtje (et de kop van het getal naar de hoger gelegen zones). De ARS heeft deze hoogtelijnen al voor ons getekend, kan je uitrekenen wat het hoogteverschil is tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen? Leerkracht vraag aan de leerlingen o de andere kaartjes, tot 200, correct in de zandbak op de hoogtelijnen te plaatsen. - Hoogtezones In de zandbak zien we dat het gebied tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen telkens in één

kleur werd ingekleurd. Dit zijn de hoogtezones. Alle punten die zich in dergelijke kleur bevinden, kennen een hoogte et een waarde die tussen deze van de opeenvolgende hoogtelijnen ligt. Leerkracht legt een aantal kaartjes (nuers) willekeurig op het zand en vraagt aan de leerlingen op welke hoogte deze punten zich bevinden. 3) Groepswerk, inoefenen Praktisch: - deel de klas op in groepen van 3 à 4 leerlingen. Een 8-tal leerlingen doen de oefeningen aan de zandbak, de andere leerlingen werken zelfstandig aan een opdracht (aan te raden is o een opdracht de voorzien waarbij de leerlingen de hoogte oeten afleiden van een topokaart). - Deel de zandbak in in 2 delen, elk groepje leerlingen werkt op zijn deel. - Nadat de leerlingen de heuvel geaakt hebben, geeft de leerkracht het hoogtelijneninterval op (vb 5 of 10 ). Opdrachten: Maak een heuvel in de zandbak. Leg stip H op het hoogste punt en stip L op het laagste punt. Ligt alles goed? Nee dan een foto van je creatie en roep de leerkracht. Die geeft je dan de volgende opdracht. Opdracht 1: hoogtepunten Leg volgende hoogtepunten op de juiste plaats op en o de heuvel: - Drie fiches van 0 - Eén fiche van 20 - Twee fiches van 50 - Eén fiche van 100 Bereken het hoogteverschil tussen H en L. Opdracht 2: hoogtelijnen Leg volgende hoogtepunten op de juiste plaats op en o de heuvel: - Op dezelfde hoogte als de L leg je drie kaartjes van 0 - Op het hoogste punt van je heuvel leg je het kaartje van 100 Duid de hoogtelijn van 0 aan door iddel van een touwtje. Leg de kaartjes correct op het touwtje. Leg een touwtje op de hoogtelijn van 50. Plaats op die hoogtelijn het juiste kaartje. Wat is het hoogteverschil tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen? Opdracht 3: hoogtezones ENKEL WANNEER DE KLEUREN VOLDOENDE DUIDELIJK ZIJN Kleur deze heuvel zoals je ze ziet in de zandbak, zowel het zijaanzicht als het bovenaanzicht.

Wat heb je nu ingekleurd? De hoogtepunten, de hoogtelijnen of de hoogtezones? Plaats volgende hoogtecijfers op de juiste plaats op je heuvel in de zandbak: 0, 7, 10, 28, 35, 44, 50, 61. Opdracht 4: cobinatieoefening Duid de hoogtelijnen aan door het juiste hoogtecijfer op elke hoogtelijn te plaatsen. Start et 0 aan de voet van de heuvel. Leg het kaartje 0 aan de voet van de heuvel. Het hoogtelijneninterval, dit is het hoogteverschil tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen, is 10. Hoe hoog is de top van de heuvel? Duid de hoogte van de heuveltop aan op de best geschikte anier: et een hoogtepunt, et een hoogtelijn of door iddel van een hoogtezone? Duid volgende zaken op de eest gepaste anier aan: - De hoogtelijn van 20 - De hoogtepunten van 47 en 5 Hoe wordt het gebied weergegeven dat een hoogte heeft tussen de 20 en de 30 eter?

Voorbereiding onderzoek 4 Schik het zand in de zandbak als volgt: - Maak de oost-west doorsnede van België: Zee Laag-België (0-50) Midden-België (50-200) Hoog-België (+200) Onderzoek 4 Hoogtezones en reliëfeenheden in België Aan de hand van deze oefening onderzoeken we de hoogtezones in België. 3) Klassikaal gedeelte: Het reliëf kan worden opgedeeld in drie grote hoogtezones: het laagland (het gebied tussen de zeespiegel en de 200 ), het iddelland (tussen 200 en 2000) en alles wat zich boven de 2000 bevindt: het hoogland, aar dit vinden we in België niet terug. Leerkracht duidt de zones aan in de zandbak en bakent ze af door iddel van een touwtje. België delen we vervolgens verder op in drie reliëfeenheden. Leerkracht bakent deze af et een ander kleur touw. Via een OLG worden de juiste begrippen op de juiste plaats gelegd: LAAG-BELGIE; MIDDEN-BELGIE en HOOG-BELGIE. 4) Groepswerk, inoefenen Praktisch: - deel de klas op in groepen van 3 à 4 leerlingen. Een 8-tal leerlingen doen de oefeningen aan de zandbak, de andere leerlingen werken zelfstandig aan een opdracht (aan te raden is o een opdracht de voorzien waarbij de leerlingen de

hoogtezones en reliëfeenheden van België oeten benoeen op de kaart). - Deel de zandbak in in 2 delen, elk groepje leerlingen werkt op zijn deel. Opdrachten: Het zand in de zandbak blijft onaangeroerd. Leg de pijltjes et steden in de juiste hoogtezone in de zandbak. Maak gebruik van je atlas o de hoogtezone te bepalen. Vul de tabel in en nee een foto van je eindresultaat. Groep 1: Stad Blankenberge Libraont Genk Chiay Hoogtezone in eter - - - - Hoogtezone Reliëfeenheid Groep 2: Stad Oostende Loel Spa Philippeville Hoogtezone in eter - - - - Hoogtezone Reliëfeenheid Groep 3: Stad Bastogne Veurne Zottege Mol Hoogtezone in eter - - - - Hoogtezone Reliëfeenheid Groep 4: Stad Landen Menen Andenne Bouillon Hoogtezone in eter - - - - Hoogtezone Reliëfeenheid Voorbereiding onderzoek 5 UITBREIDING Schik het zand in de zandbak naar keuze en volgens de sterkte van je klasgroep. Veel reliëf voor een sterke groep, weinig reliëfvariatie voor een inder sterke klasgroep. Het zand kan ook zodanig geschikt worden dat een oost-west hoogteprofiel eenvoudig te tekenen is en een noord-zuid profiel een stuk oeilijker is.

Onderzoek 5 Reliëfprofiel Aan de hand van deze oefening leren we een reliëfprofiel tekenen. 1) Klassikaal gedeelte: Een reliëfprofiel is een doorsnede van een bepaald gebied, hierbij wordt voor een bepaalde lijn in het landschap een grafiek getekend waarbij de hoogtes op de verticale as worden uitgezet. De hellingen en het hoogteverschil wordt goed zichtbaar op dergelijk profiel. De leerkracht geeft de waarde op van de zichtbare hoogtelijnen door de nuerkaartjes op de juiste plaats te leggen. Vervolgens legt de leerkracht een touwtje op de zandbak en toont voor hoe de leerlingen een reliëfprofiel langs deze lijn kunnen bekoen.

Figuur 1: Tekenen van een reliëfprofiel (bron: aardrijkskunde..hoe? WDM) 2) Inoefenen Praktisch: - Leg een aantal touwtjes in de zandbak waarvoor de leerlingen een reliëfprofiel oeten tekenen. - Laat de leerlingen per twee aan één profiel werken, zodat ze saen overleggen o tot de juiste aanpak te koen. - Tracht te differentiëren door de touwtjes zo te plaatsen dat sterkere leerlingen voldoende uitdaging krijgen en zwakkere leerlingen niet gefrustreerd raken en toch de basisprincipes ee hebben (het is iers uitbreidingsleerstof). - Niet alle leerlingen kunnen gezaenlijk aan de zandbak staan, deel de klas in in twee groepen en laat de andere groep een gelijkaardige kaartoefening doen. Nadien kunnen de groepen gewisseld worden. Opdracht: Het zand in de zandbak blijft onaangeroerd. Maak een reliëfprofiel voor het lijnstuk dat de leerkracht je opgeeft. Werk netjes op dit illieterpapier. Benoe de assen!

Voorbereiding onderzoek 6 UITBREIDING Schik het zand in de zandbak zodat volgende zaken goed aan te tonen zijn: - Twee afzonderlijke rivieren et een duidelijke stroorichting (dus helling zichtbaar). - Waterscheidingska oet duidelijk zijn.

Onderzoek 6 Rivieren Aan de hand van deze oefening leren we de juiste begrippen die betrekking hebben op rivieren en hun loop. 1) Klassikaal gedeelte: De leerkracht brengt geleidelijk volgende begrippen aan door ze telkens op de zandbak aan te tonen. Begrip Hoofdrivier Stroorichting Bron Monding Bijrivieren Stroobekken Waterscheidingslijn Hoe aantonen op de ARS? Leerkracht legt de juiste woorden op de plaats van de hoofdrivier. Via OLG legt de leerkracht de pijlen die de stroorichting van het water in de hoofdrivier weergeven. De leerkracht laat het even regenen zodat de leerlingen zien waar het water naartoe stroot. Bij het begrip stroorichting worden best ook de begrippen bron en onding eegegeven. Leerkracht legt bronnen 1 te 4 (hoeven niet alle 4 de bronnen te zijn) op de zandbak en vraagt aan de leerlingen hoe het water vanuit deze bronnen zal stroen. Hiervoor laat de leerkracht het nog even regenen boven de bronnen. Leerlingen leggen eerst een blauw touwtje. Leerkracht toont saen et de leerlingen wat het stroend water et het oppervlak zal doen, er wordt een vallei gevord vanaf de bron tot aan de onding in de hoofdrivier. Leerkracht legt de juiste fiches bij de ondingen Leerkracht legt, via OLG, de pijltjes et bijrivieren op de juiste plaats. Leerkracht legt uit dat alle rivieren die uitonden in één hoofdrivier (= de stroo) saen een stroobekken voren. Beide stroobekkens worden afgebakend in de zandbak et behulp van een rood en groen touw en de fiches stroobekken 1/stroobekken 2 worden in het juiste stroobekken gelegd. Waar de twee stroobekkens elkaar raken kennen we de

Linker- en rechteroever Meander waterscheidingslijn. Op deze plaats legt de leerkracht de fiche waterscheidingslijn. Kijkend van bron naar onding is de oever aan de linker kant de linkeroever, de oever aan de rechterkant de rechteroever. Leerkracht legt, via OLG, de letter L en R op de juister oever. Een eander in de rivier is een bocht in de rivier. Leerkracht toont aan de leerlingen hoe de eander gevord wordt in het zand en toont daarbij de bolle (aanslibbingsoever) en de holle oever (stootoever). 2) Inoefenen Praktisch: - deel de klas op in groepen van 3 à 4 leerlingen. Een 8-tal leerlingen doen de oefeningen aan de zandbak, de andere leerlingen werken zelfstandig aan een opdracht (aan te raden is o een opdracht de voorzien waarbij de leerlingen bovenstaande begrippen op foto s oeten herkennen en aanduiden). - Deel de zandbak in in 2 delen, elk groepje leerlingen werkt op zijn deel. Opdracht: Maak het reliëf op de schets zo nauwkeurig ogelijk na in de zandbak en plaats volgende kaartjes op de juiste plaats. Kaartjes Hoofdrivier Stroorichting Bron Monding Bijrivieren Stroobekken Waterscheidingslijn Linker- en rechteroever Ligt alles goed? Nee dan een foto van je creatie en roep de leerkracht. Die geeft je dan de volgende opdracht. Schets 1:

Schets 2: Voorbereiding onderzoek 7 UITBREIDING Onderzoek 7 dalvoren Geen voorbereidende schikking van het zand nodig. Aan de hand van deze oefening leren we de juiste naen van de dalvoren. 3) Klassikaal gedeelte: De leerkracht toont de verschillende dalvoren door ze achtereenvolgens te aken en de kenerken ervan te duiden. Dalvor Vlakdal V-dal U-dal Hoe aantonen op de ARS? Hellingen: zwak Hoogteverschil: klein Kot voor in een vlakte. Veel eanders, trage stroosneheid. Hellingen: atig tot steil langs de oevers Hoogteverschil: atig tot groot Minder eanders, hogere stroosneheid. Hellingen: steil aan de oevers de oevers Hoogteverschil: groot Als gevolg van afgesolten gletsjers Vlakbodedal Kloofdal Hellingen: zwak in de dalbode, atig tot steil aan de flanken. Hoogteverschil: zwak, atig en groot Veel eanders in de dalbode. Hellingen: steil Hoogteverschil: groot Snel stroende rivier, weinig eanders.

4) Inoefenen Praktisch: - deel de klas op in groepen van 3 à 4 leerlingen. Een 8-tal leerlingen doen de oefeningen aan de zandbak, de andere leerlingen werken zelfstandig aan een opdracht (aan te raden is o een opdracht de voorzien waarbij de leerlingen bovenstaande dalvoren op foto s oeten herkennen en aanduiden). - Deel de zandbak in in 2 delen, elk groepje leerlingen werkt op zijn deel. Opdracht: Maak volgende dalvoren. Plaats de juiste kaartjes van de hellingen, kniklijnen en stroorichting op je odel. Vul de tabel aan. Na elke geaakte dalvor trek je een foto en roep je de leerkracht alvorens aan een nieuwe te beginnen. Naa dalvor Schets Hellingen hoogteverschil Vlakdal V-dal U-dal Vlakbodedal Kloofdal

BIJLAGEN Uit te knippen pijltjes, eventueel laineren stroorichting bijrivier STEIL stroorichting bijrivier stroorichting bijrivier stroorichting bijrivier stroorichting bijrivier bijrivier STEIL STEIL ZWAK ZWAK

30 20 10 0 MATIG MATIG H L H L ZWAK H L H L ZWAK H L 3 2 ZWAK H L 1 9 MATIG 8 7 8 7 MATIG 6 5 6 5 MATIG 4 3 4 3 STEIL 1 1 STEIL 2 1 LAAGLAND

HOOGLAND HOOGLAND HOOGLAND 200 175 150 100 30 20 10 0 694 600 HOOGLAND 500 400 300 250 MIDDELLAND MIDDELLAND MIDDELLAND 200 175 150 100 80 60 50 40 30 20 10 0 MIDDELLAND LAAGLAND LAAGLAND LAAGLAND 694 600 500 400 300 250 200 175 150 100 80 60 50 40

Bron 4 Bron 3 Bron 2 Landen Loel Bastogne Bouillon Andenne Zottege Veurne Philippeville Chiay Blankenberge Spa Mol Genk Menen Libraont Midden-België Midden-België Midden-België Midden-België Hoog-België Oostende Hoog-België Hoog-België 44 7 61 50 47 47 5 5 Hoog-België 35 28 10 0 Laag-België Laag-België Laag-België 694 600 500 400 300 250 Laag-België 80 60 50 40 Bron 1

hoofdrivier Bron 1 Bron 2 Bron 3 Bron 4 hoofdrivier Monding 1 Monding 2 Monding 3 Monding 4 Stroobekken 1 L R L R Stroobekken 2 L R L R W a t e r s c heidingslijn