Bronnenboekje. Thema 5

Vergelijkbare documenten
U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 7 Werken

werkbladen thema 5 werk

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Thema Informatie vragen bij een instelling

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART.

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

2002/2003 SPREKEN EXAMEN I. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen. Staatsexamen Nederlands

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 2 Het lichaam

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon. SPREKEN NIVEAU A1

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 7 WERKEN

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Wat kan ik voor u doen?

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

NT /2004 SPREKEN EXAMEN. Voorbeeldexamen Tijdsduur ± 30 minuten. Opgavenboekje. Examennummer kandidaat: Aanwijzingen

Gezond thema: DE HUISARTS

gesprekspartner wil spreken pas over twee weken uit naar een andere dienst moet doorverwijzen? Wat zeg je wanneer de collega met wie je

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD

2014 FC-Sprint² Leerbedrijf Bronnen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

Les 4. De fysiotherapeut.

EXTRA SCHRIJFOPDRACHTEN

Praktijkinstructie Zakelijke communicatie 1 (CAL04.1/CREBO:50239)

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

dat ik als werkende in de zorg of welzijn ook veel praat met de mensen waarvoor ik werk.

Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam kom je vandaan? a Hoe b Waar

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Hotel Hallo - Thema 1 Hallo

Thema Kinderen en school

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Het thema van deze les is Gezondheid. Dit is Les 1 Beginners. Een afspraak maken

Thema 4 Communicatie. Taalhulp Telefoneren. Informele situaties - opbellen en opnemen. Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John.

Les 1. A Het alfabet. Rose Omar. Welkom! Welcome! Bienvenue! እንቛዕ ብደሓን መጻእኩም! Hallo, wat is jouw naam? Mijn naam is Rose. = ik mijn.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Taalklas.nl Plus Cursistenmateriaal

Voorwoord 6. Woordenlijst 283

ALTIJD IS KORTJAKJE ZIEK Door Tania Polak

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

EEN AFSPRAAK ANNULEREN

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

HOOFDSTUK 14. En wat doe jij? Lees de woorden. Hoort het bij een baan of bij werk zoeken?

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

blok 7 les 6 In elke zak 10 poffertjes In 1 zak 10. Lekker! Vul de open plaatsen in. borden glazen zakken dozen

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Nederlands in Uitvoering

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Weekschema maken. Je gaat praten over de dingen die jij in één week doet. Deze activiteiten ga je in een schema op de computer uitwerken.

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1

Cosis Begeleid Leren

Stagedagboek NAAM: BEDRIJF: PERIODE: TRAJECT:

Spreken - Telefoneren vmbo-kg12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

1. Telefoon! 1. Bekijk de foto. Praat met je begeleider.

Spreken. Les 5: Wat zeg je? Gezondheid OPDRACHTKAART.

Spreekopdrachten thema 5 Gemeente

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

VOORZETSEL. A) Vul in met een voorzetsel aan in met naast onder op uit. B) De klas : vul het juiste voorzetsel in. 1. Het boek ligt de tafel.

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Extra spreekopdrachten

Thema Kinderen en school. Lesbrief 18. Voor het eerst naar school

Anna en Noah starten met een opleiding in een avondschool. Ze doen een graduaat marketing. Tijdens de eerste pauze praten ze met elkaar.

werkbladen thema 4 gezondheid

Transcriptie:

Bronnenboekje Thema 5 Afspraken maken Afzeggen/afmelden Roosters Telefoneren Naam cursist:. Bronnenboekje 5 maandag 14 mei 2012

Afspraken maken, Afzeggen/afmelden, Boekje 5 Roosters, Telefoneren Inhoudsopgave Blz Getallen, dagen, maanden 3 Ja, ik leer het op school 4-6 Hieronder vind je de coupletten uit het lied 7 Luister nog een keer. 9 Hoe maak je een afspraak? 10 Iemand uitnodigen vragen stellen 11 Lees de zinnen 12 Is Piet er ook? 13 Maak een afspraak met iemand uit jouw groep 14 Interview iemand. 15 Interview iemand en vul de weekagenda in 16 Je ziet hier stukjes van een telefoongesprek 17 Wie belt? 18 Telefoneren 19 Luister weer naar de dialoog. 20 Gesprek 21 Gesprek 22 Gesprek 23 Het telefoonboek 24 Telefoneren: opdrachten 25 Welke lessen wil je volgen? 26 Noteer de lessen in de agenda. 27 Een boodschap doorgeven. 28 Woordenschatoefeningen boekje 5 29 Woordenlijst voor dictee deel 5 30 Dictee 31 Een boodschap doorgeven 32 Gesprek 2 33 Vragen: Bakkerij Hendriks 34 Spreek de boodschap in op een Voicemail 35 Het kopieerapparaat op je werk is kapot 36 Schrijfvaardigheid 37 Samenwerken (telefoonmemo) 38 Wat heeft cursist A gevraagd? 39 Het koude kopje koffie van mevrouw Verstappen 40 Meneer Bakema gaat naar de kapper 41 Hans en Hetty bezoeken de baby van de buren 42 Dit is een bladzijde uit de agenda van Sandra 43 11 januari, 12 januari, 13 januari 44 Beoordeling van een presentatie 45 Reflectieformulier boekje 7 46 Bronnenboekje 5 2

Kalender - getallen - dagen van de week - maanden van het jaar januari februari maart wk 1 2 3 4 5 5 6 7 8 9 9 10 11 12 13 ma 7 14 21 28 ma 4 11 18 25 ma 4 11 18 25 di 1 8 15 22 29 di 5 12 19 26 di 5 12 19 26 wo 2 9 16 23 30 wo 6 13 20 27 wo 6 13 20 27 do 3 10 17 24 31 do 7 14 21 28 do 7 14 21 28 vr 4 11 18 25 vr 1 8 15 22 vr 1 8 15 22 29 za 5 12 19 26 za 2 9 16 23 za 2 9 16 23 30 zo 6 13 20 27 zo 3 10 17 24 zo 3 10 17 24 31 april mei juni wk 14 15 16 17 18 18 19 20 21 22 22 23 24 25 26 ma 1 8 15 22 29 ma 6 13 20 27 ma 3 10 17 24 di 2 9 16 23 30 di 7 14 21 28 di 4 11 18 25 wo 3 10 17 24 wo 1 8 15 22 29 wo 5 12 19 26 do 4 11 18 25 do 2 9 16 23 30 do 6 13 20 27 vr 5 12 19 26 vr 3 10 17 24 31 vr 7 14 21 28 za 6 13 20 27 za 4 11 18 25 za 1 8 15 22 29 zo 7 14 21 28 zo 5 12 19 26 zo 2 9 16 23 30 juli augustus september wk 27 28 29 30 31 31 32 33 34 35 35 36 37 38 39 40 ma 1 8 15 22 29 ma 5 12 19 26 ma 2 9 16 23 30 di 2 9 16 23 30 di 6 13 20 27 di 3 10 17 24 wo 3 10 17 24 31 wo 7 14 21 28 wo 4 11 18 25 do 4 11 18 25 do 1 8 15 22 29 do 5 12 19 26 vr 5 12 19 26 vr 2 9 16 23 30 vr 6 13 20 27 za 6 13 20 27 za 3 10 17 24 31 za 7 14 21 28 zo 7 14 21 28 zo 4 11 18 25 zo 1 8 15 22 29 oktober november december wk 40 41 42 43 44 44 45 46 47 48 48 49 50 51 52 1 ma 7 14 21 28 ma 4 11 18 25 ma 2 9 16 23 30 di 1 8 15 22 29 di 5 12 19 26 di 3 10 17 24 31 wo 2 9 16 23 30 wo 6 13 20 27 wo 4 11 18 25 do 3 10 17 24 31 do 7 14 21 28 do 5 12 19 26 vr 4 11 18 25 vr 1 8 15 22 29 vr 6 13 20 27 za 5 12 19 26 za 2 9 16 23 30 za 7 14 21 28 zo 6 13 20 27 zo 3 10 17 24 zo 1 8 15 22 29 Bronnenboekje 5 3

Ja, ik leer het op school. 1. Stel de volgende vragen aan je klasgenoten. Ga je graag naar school? Wat leer je allemaal op school? Welke lessen vind je leuk en interessant? Welke niet? Wat doe je in de pauze? Vind je de pauzes leuker dan de lessen? Wat vind je van je leraar of lerares? Wat staat, ligt of hangt er allemaal in je klas? Bronnenboekje 5 4

2. Schrijf de woorden op de juiste plaats in de puzzel. Kies uit: grond, lamp, bord, raam, klas, map, pen, papier, potlood, tas, muur. Bronnenboekje 5 5

Ja, ik leer het op school Ik zit in de klas. Ik pak een papier, een potlood en een pen, een boek en een map uit mijn tas. Ik kijk in het rond. Ik wijs naar de muur, het bord en het raam, de deur en de lamp en de grond. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ik zit in de klas. Ik ben niet alleen. Achter me zit Ruth. Naast me zit Ling, voor Heleen. ik zit in de klas. De leraar zegt: klaar, het einde van de les. De pauze begint, pak je tas. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. De leraar zegt: Kom, ga staan en let op. Loop naar het bord. De leraar zegt: stop, draai je om. De leraar zegt: Kom, let op en ga staan. Loop naar het bord. Schrijf op je naam, en kruis aan. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Ja, ik leer het op school, op school, let op de les begint. Bronnenboekje 5 6

3. Welke zin is de beste denk je? 1. Ik sta in de klas. 7. Ik schrijf je lamp op. Ik hang in de klas. Ik hang in de klas. Ik zit in de klas. Ik zit in de klas. 2. Ik schrijf met een potlood. 8. Kruis aan. Ik schrijf met een papier. Kruis op. Ik schrijf met een map. Kruis af. 3. Ik pak een bord uit mijn tas. 9. Ik ben alleen niet. Ik pak een blad papier uit mijn tas. Ik ben geen alleen. Ik pak een raam uit mijn tas. Ik ben niet alleen. 4. De leraar zegt: Let op, de les begint. 10. Naast mij zit Ling. De leraar zegt: Ga staan, de les begint. Onder mij zit Ling. De leraar zegt: Draai je om, de les begint. Aan mij zit Ling. 5. Ik wijs op de muur. 11. De leraar zegt: de pauze begint, pak je pen. Ik wijs in de muur. De leraar zegt: de pauze begint, pak je tas. Ik wijs naar de muur. De leraar zegt: de pauze begint, pak je tas. 6. Ik loop naar het bord. Ik sta naar het bord. Ik schrijf naar het bord. 4. Luister een keer naar het lied. Je hoort het refrein drie keer. Kun je het opschrijven?...... Bronnenboekje 5 7

5 Hieronder vind je de coupletten uit het lied. Welk couplet hoort bij welke tekening? Ik zit in de klas. Ik pak een papier. Een potlood en een pen. 1. Een boek en een map uit mijn tas. Ik kijk in het rond. Ik wijs naar de muur, het bord en het raam, 2. de deur en de lamp en de grond. De leraar zegt: Kom, ga staan en let op. Loop naar het bord. De leraar zegt: stop, draai je om. 3. De leraar zegt: Kom, let op en ga staan. Loop naar het bord. Schrijf op je naam, en kruis aan. 4. Ik zit in de klas. Ik ben niet alleen. Achter me zit Ruth. Naast me zit Ling, voor Heleen. Ik zit in de klas. De leraar zegt: klaar, het einde van de les. De pauze begint, pak je tas. 5. 6. Bronnenboekje 5 8

Luister nog een keer. Vind je ook het antwoord op de vragen hieronder? Je mag niet naar de tekst op de vorige pagina kijken! 1. Wat moet de zanger uit zijn tas. pakken bij het begin van de les?... Schrijf minstens twee dingen op.. 2. Waar moet hij naar wijzen in de. klas? Noem minstens drie dingen. 3. Wat zegt de leraar als de les begint?. 4. Wie zit achter de zanger in de klas?. 5. Waar zit Ling in de klas? 6. Wat moet de zanger doen van de. leraar als de pauze begint?. 7. Heb je een muur, een bord, een raam, een deur en een lamp in de klas? Dan kun je nog een keer naar het lied luisteren en de instructies uit het lied volgen (op het juiste moment!). Leg alles klaar wat je nodig hebt (een tas met daarin een papier, een potlood, een pen, een boek, een map). Probeer het eerst eens zonder de muziek met de instructies hieronder. 1. Pak een papier uit je tas. 2. Pak een potlood en een pen uit je tas. 3. Pak een boek en een map uit je tas. 4. Kijk in het rond. 5. Wijs naar de muur. 6. Wijs naar het bord. 7. Wijs naar het raam. 8. Wijs naar de deur. 9. Wijs naar de lamp. 10. Wijs naar de grond. 11. Ga staan. 12. Draai je om. 13. Loop naar het bord. 14. Schrijf je naam op het bord. 15. Pak je tas. Bronnenboekje 5 9

Hoe maak je een afspraak? Doel van de oefening: de cursist kan telefonisch een afspraak maken. Werkwijze: Verdeel de cursisten in tweetallen en zet ze tegenover elkaar. Er zijn twee verschillende agenda s. Elke cursist krijgt een agenda. De cursisten moeten telefonisch een afspraak maken. Als de cursisten een afspraak gemaakt hebben zoeken ze een andere cursist op om ook een afspraak mee te maken. De agenda wordt steeds voller. Taal die nodig is voor deze oefening: Voorstel doen: Heb je zin om.. Zullen we naar gaan? Vind je het leuk om.. Voorstel accepteren Hé ja, leuk. Een goed idee. Ja, graag. Voorstel afwijzen Nee, dat vind ik niet leuk. Nee, liever niet. Nee, ik kan niet. Dag en tijd afspreken Wanneer ga je met mij.. Wanneer kun je Op welke dag kun je? Hoe laat kan je? Hoe laat zullen we? Akkoord gaan Ja hoor, dan kan ik. Maandag is goed. Tien uur is prima. Voorstel afslaan Nee, dan kan ik niet. Ik kan niet op maandag. Ik kan niet om tien uur. Bronnenboekje 5 10

Iemand uitnodigen vragen stellen Kopieer een blad per tweetal. Knip de strookjes los. 1. Ga je mee naar het zwembad? - Morgen 2. Ga je mee naar de kantine? - In de pauze 3. Ga je mee naar de markt? - Zaterdag 4. Ga je mee naar de disco? - Vanavond 5. Ga je mee naar het park? - Zondag 6. Ga je mee naar Amsterdam - In de vakantie 7. Ga je mee naar mijn huis? - Nu 8. Ga je mee naar mijn zus? - Om 4 uur 9. Ga je mee naar - Bronnenboekje 5 11

Lees de zinnen Zet de zinnen op de goede plaats Weet je nog meer zinnen? Schrijf ze op Hè, wat vervelend, ik moet werken. Ja, dat is leuk. Ach, wat jammer, mijn moeder is jarig en daar ga ik naar toe. Sorry, dan kan ik niet. Oké, dat is goed. Ja, ik kan vanavond. Dat lijkt me een goed idee. Ik heb geen zin om naar de film te gaan. Sorry, ik voel me niet zo lekker. O, ja, gezellig! Zullen we vanavond naar de film gaan? Je kunt wel meegaan........ Je kunt niet meegaan....... Bronnenboekje 5 12

Is Piet er ook? Met Julia. Met Julia. Dag Julia, met Fred. Dag Julia, met Fred. Is Piet er ook? Is Piet er ook? Ja hoor, ogenblikje. Ja, hoor ogenblikje. Okee. Okee. Piet, het is Fred voor jou. Piet, het is Fred voor jou. Moment nog, hij komt zo. Moment nog, hij komt zo. Mhhhmmm. Mhhhmmm. Hier is Piet. Hier is Piet. Tot gauw hè? Tot gauw hè? Ja, dag. Ja, dag. Bronnenboekje 5 13

Maak een afspraak met iemand uit jouw groep. Maak 7 afspraken (met 7 personen) Bronnenboekje 5 14

Interview iemand. Wat doet hij/zij de hele week? Noteer alles. Bronnenboekje 5 15

Interview iemand en vul de weekagenda in. Bronnenboekje 5 16

Je ziet hier stukjes van een telefoongesprek. De stukjes staan door elkaar. Wat zegt A? Wat zegt B? Wat is de goede volgorde? * Goed, ik geef de boodschap door. * Goedemorgen, u spreekt met meneer Idrissi. Mag ik meneer Eling van u? * Dank u wel. Tot ziens. * Meneer Eling is niet aanwezig vandaag. Kan ik een boodschap doorgeven? * Ja, ik kom dan om half twaalf. * Trrrrrrrrrrrrrrrring * U komt dus een uur later op de afspraak? * Ja graag, ik heb morgen een afspraak met meneer Eling om half elf, maar ik kom een uur later. * Goedemorgen, ROC Utrecht, u spreekt met Ans van Ingen. Bronnenboekje 5 17

Wie belt? Wie neemt de telefoon aan?. Wat zegt meneer Idrissi? Wat zegt Ans van Ingen? 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 Luister naar het gesprek. Heb je de goede volgorde? Bronnenboekje 5 18

Telefoneren A. Luister naar de dialoog. Hoort u deze zin? Zet een + als u de zin hoort. Zet een als u de zin niet hoort. 1. ( ) Goedemiddag. De Taalschool. 2. ( ) Sorry, met wie spreek ik? 3. ( ) Kunt u uw naam spellen? 4. ( ) Wie is je docent? B. Luister naar de dialoog. Zet een + als de zin waar is. Zet een als de zin niet waar is. 1. ( ) Tenzile zegt: Goedemiddag, met Tenzile. 2. ( ) Tenzile komt naar school. 3. ( ) Tenzile spelt haar naam. C. Luister naar de dialoog. Welk antwoord past bij de vraag. Schrijf de letter. 1. Goedemorgen, De Taalschool, met Gerard.. a. Ja. T-E-N-Z-I-L-E. 2. Kunt u uw naam spellen?. b. Kees de Boer. 3. Wie is je docent?... c. Goedemorgen, Met Tenzile Slevi Bronnenboekje 5 19

D. Luister weer naar de dialoog. Kruis het antwoord aan. 1. Tenzile zegt: Ik kom niet naar school. a. Ik geef het door. Wat zegt Gerard? 2. Gerard vraagt: Kunt u uw naamspellen? Wat antwoord Tenzile? b. Sorry, met wie spreek ik? c. Dank je wel. a. Oh, ja, natuurlijk. b. Ja, T-E-N-Z-I-L-E. c. Met Tenzile Slevi. 3. Gerard vraagt: Sorry met wie spreek ik? a. Ik geef het door. Tenzile antwoord: Tenzile Slevi. b. Goedemorgen, met Gerard. Wat zegt Gerard? c. Sorry, ik versta u niet. E. Luister weer naar de dialoog. Maak de zinnen af. 1. Goedemorgen,.. Tenzile Selvi. 2.. ik versta u niet. 3.. is je docent? Bronnenboekje 5 20

Gesprek Illustratie Is dit waar of niet waar? 1. De cursist gaat vandaag naar de les. 2. Ze heeft iedere ochtend les. 3. Ze komt niet naar de les. Ze heeft een afspraak met de Sociale Dienst. 4. Ze praat met haar lerares door de telefoon. 5. Morgen komt ze misschien weer. 6. Ze heeft koorts. 7. De secretaresse is boos op de cursist. Bronnenboekje 5 21

Gesprek nr. 3 Vragen Is dit waar of niet waar? 1. De cursist belt omdat ze ziek in bed ligt. 2. Morgen komt ze weer. 3. Ze heeft om half 10 les. 4. De secretaresse weet meteen in welke groep Fahima les heeft. 5. De voornaam van de cursist is genoeg. 6. De specialist heeft iedere dag spreekuur in het ziekenhuis. 7. Fahima belt pas om 12 uur op. 8. De secretaresse heeft het lesmateriaal voor Fahima bewaard. 9. Fahima heeft gisteren al tegen de docent gezegd dat ze niet kan komen. Wat is het antwoord op de volgende vragen? 1. Waarom belt de cursist op? 2. Hoe vaak heeft de specialist spreekuur? 3. Hoe laat belt de cursist? 4. Hoe laat begint de les eigenlijk? 5. Wat vraagt de secretaresse allemaal aan Fahima? Bronnenboekje 5 22

Gesprek nr. 3 Tekst Een telefoongesprek : een cursiste meldt zich ziek. Secretaresse : Goedemorgen, met de Taalschool. Cursist : Goedemorgen met Fahima. Ik kan niet komen vandaag. Secretaresse : In welke groep heb jij altijd les? Cursist : Ik zit in groep A. Secretaresse : O ja, je hebt iedere ochtend les. Cursist : Ja, dat klopt. Om 9 uur begint de les. Secretaresse : Fahima, wat is jouw achternaam? Cursist : Ik heet Fahima El Fahiti. Secretaresse : Even wachten, ik schrijf het op. Fahima El Fahiti. Ik zal het tegen jouw lerares zeggen. Kom je morgen wel weer? Cursist : Ik weet het niet. Ik heb nu koorts. Als ik morgen geen koorts heb, kom ik. Secretaresse : Goed, Ik zal vragen of je lerares de lessen voor jou bewaart. Cursist : Oh, graag. Secretaresse : Beterschap Fahima en tot ziens. Cursist : Ja, tot ziens. Bronnenboekje 5 23

Het telefoonboek. 1. Wat is het netnummer van Mildam?. 2. Waar woont Wietze Jan Balstra?. 3. Wat is het telefoonnummer van Sietze van Dijk?. 4. Hoe heet de man van Manuela Akkerman?. 5. Wat is het nummer van de ambulance?. Bronnenboekje 5 24

Telefoneren: opdrachten Werk samen met een andere cursist. Lees uw opdracht. Bespreek wat u gaat vragen. Schrijf de vragen op. Zoek het telefoonnummer op. Voor de opdracht uit. Maak aantekeningen terwijl u belt. 1. Opdracht Zoek het telefoonnummer op van restaurant/hotel: Hanenburg in Sneek. 2. Opdracht Bel naar een sportschool en vraag op welke dagdelen je gebruik kunt maken van de fitness zaal. Vraag ook hoeveel een lidmaatschap kost. 3. Opdracht Bel naar de bibliotheek. Je wilt weten tot hoe laat de bibliotheek vandaag open is. 4. Opdracht Bel naar een bioscoop. Je wilt weten welke films zaterdag draaien. 5. Opdracht Bel een zwembad. Je wilt weten op welke avonden zij open zijn voor volwassenen. 6. Opdracht Bel een restaurant. Je wilt weten of zij op maandagavond open zijn. Noteer hieronder je aantekeningen. Wat is het telefoonnummer? Wat ga je vragen? Wat is het antwoord? Bronnenboekje 5 25

Welke lessen wil je volgen? Kies elke dag een of meer lessen. Maandag Cursus lokaal 12.00-14.00 fotograferen 4 en 5 12.00-15.00 zingen voor beginners 3 15.00-17.00 zingen voor gevorderden 3 15.00-17.00 yoga voor beginners 2 17.00-19.00 yoga voor gevorderden 2 19.00-21.00 koken voor twee 105 Dinsdag cursus lokaal 12.00-14.00 houtbewerken 101 12.00-15.00 bloemschikken 102 15.00-17.00 bewegen op muziek 103 15.00-17.00 musical zingen 3 17.00-19.00 aerobics 103 19.00-21.00 Arabisch koken 104 19.15-21.15 schilderen 106 Woensdag Cursus lokaal 12.00-14.00 poëzie lezen bibliotheek 12.00-15.00 yoga voor beginners 2 15.00-17.00 close- harmony zingen 3 15.00-17.00 fotograferen 4 en 5 15.00-17.00 koken voor 2 104 17.00-19.00 dans 3 19.00-21.00 koken voor twee 105 19.00-21.00 dans 104 19.15-21.15 portrettekenen 106 Donderdag cursus lokaal 12.00-14.00 houtbewerken 101 12.00-15.00 bloemschikken 102 15.00-17.00 bewegen op muziek 103 15.00-17.00 musical zingen 3 17.00-19.00 aerobics 103 19.00-21.00 Arabisch koken 104 19.15-21.15 schilderen 106 Vrijdag cursus lokaal 12.00-14.00 fotograferen 4 en 5 12.00-15.00 zingen voor beginners 3 15.00-17.00 zingen voor gevorderden 3 15.00-17.00 yoga voor beginners 2 17.00-19.00 yoga voor gevorderden 2 19.00-21.00 koken voor twee 104 19.15-21.15 portrettekenen 106 Zaterdag cursus lokaal 12.00-14.00 poëzie lezen bibliotheek 12.00-15.00 yoga voor beginners 2 15.00-17.00 close harmony zingen 3 15.00-17.00 fotograferen 4 en 5 15.00-17.00 koken voor twee 104 17.00-19.00 dans 3 19.00-21.00 koken voor twee 104 19.00-21.00 dans 103 19.15-21.15 portrettekenen 101 19.15-21.15 schilderen 106 Bronnenboekje 5 26

Noteer de lessen in de agenda Bronnenboekje 5 27

Een boodschap doorgeven De tekst Dit is de voice-mail van Trudy van Hees, spreek een bericht in na de toon. Vragen: 1. Wat is een voice-mail?.. 2. Is Trudy thuis? ja/nee 3. Wat moet je doen? De tekst Hoi Trudy, met Kees. Ik wil even doorgeven dat onze afspraak morgenochtend niet door kan gaan. Ik ben ziek. Groetjes! Wat is het belangrijkste in de boodschap van Kees? o De afspraak gaat niet door o Kees is ziek De tekst Hallo Trudy. Met meneer Van Schoten van het uitzendbureau Vooruit. Je moet je morgen melden bij het gemeentehuis te Houten. Je gaat daar drie maanden werken bij de afdeling bevolking. Laat het me even weten als je niet kunt. a. Wie heeft gebeld?... b. Waar werkt die meneer?... c. Wat moet Trudy doen?... d. Wat moet Trudy doen als ze niet kan?... Bronnenboekje 5 28

Woordenschatoefeningen Vul in: Noteren afspraak volgende u boodschap rooster agenda - jij 1. Kan ik zaterdagmiddag met jou een.. maken? 2. Deze week kan ik niet, maar de. week kan ik wel. 3. De cursist koopt elk jaar een nieuwe.. 4. Wilt. deze afspraak noteren? 5. Op het.. kun je zien in welk lokaal je moet zijn. 6. Alle cursisten de afspraak in hun agenda. 7. Geef je aan mijn moeder de. door dat ik niet kom? 8. Tegen Mevrouw Jansen zeg ik u, maar tegen een vriend zeg ik.. Vul in: Voicemail - zin informatie gesprek doorverbinden bericht inspreken ophangen 1. Kunt u mij.. geven over de vertrektijden van de bus? 2. Als ik niet thuis ben, kun je een inspreken op de voicemail. 3. Heb je om vanavond naar de film te gaan? 4. Mijn vriendin is nooit thuis als ik haar opbel, ik moet altijd de voicemail 5. Niet alle mensen hebben een.. 6. Vanmiddag om 14.00 uur heb ik een. met mijn docent. 7. Ik.. u even.., zei de receptioniste. 8. Ik moet.. want ik moet m n kind uit school halen. Bronnenboekje 5 29

Woordenlijst voor dictee 1. Ogenblik 2. De koorts 3. De boodschap 4. Noteren 5. Prima 6. Leuk 7. Jarig 8. Het idee 9. Gezellig 10. Spellen 11. De lerares 12. Tot gauw hè! 13. Melden 14. Doorgeven 15. Ziek 16. De volgorde 17. De voicemail 18. Versta 19. Spreken 20. Telefoneren 21. Goedemiddag 22. De meneer 23. De mevrouw 24. Het feestje 25. De kapper 26. De cursist 27. De achternaam 28. Schrijven 29. Elkaar 30. Aanwezig 31. Misschien 32. Geven 33. Vaak 34. Juni 35. Tachtig 36. Achter 37. Zeventien 38. Derde 39. Veertien 40. Volgende Bronnenboekje 5 30

Dictee 1. 21. 2. 22. 3. 23. 4. 24. 5. 25. 6. 26. 7. 27. 8. 28. 9. 29. 10. 30. 11. 31. 12. 32. 13. 33. 14. 34. 15. 35. 16. 36. 17. 37. 18. 38. 19. 39. 20 40. Bronnenboekje 5 31

Een boodschap doorgeven Gesprek 1 Luister naar het gesprek. Geef antwoord op de vragen. 1. Wie belt op? 0 Mohamed van Schuren 0 Mevrouw Doelman 0 Meneer Stok 2. Wie neemt de telefoon aan?. 3. Hoe neemt Mohamed de telefoon aan? 0 namens zichzelf 0 namens het bedrijf waar hij werkt 0 formeel 0 informeel 4. Bij welk bedrijf werkt mevrouw Bakker?. 5. Bij welk bedrijf werkt Mohamed van Schuren?. 6. Met wie wil mevrouw Bakker spreken? 0 Mohamed van Schuren 0 Meneer Stok 7. Wat moet meneer Stok doen?.. 8. Wat is het nummer van mevrouw Bakker?. bronnenboekje 5 32

Gesprek 2. Luistertekst Schikt dat? Luisteren naar de tekst en geef antwoord op de vragen. Vergelijk de antwoorden met een andere cursist. 1. Wie belt op? mevrouw Karam Parvin meneer Pieterse Het Boven-IJ ziekenhuis 2. Wie neemt de telefoon aan? mevrouw Karam meneer Pieterse de receptioniste van het ziekenhuis 3. Welke informatie wil Parvin? Zij wil werken in het ziekenhuis Zij wil op bezoek komen in het ziekenhuis Zij wil informatie over de opleiding voor verpleegkundigen 4. Voor welke dag maakt zij een afspraak? donderdag vrijdag bronnenboekje 5 33

Vragen: Bakkerij Hendriks 1. Hoe praten de mensen met elkaar? formeel/ informeel 2. Wie belt op? 3. Wie neemt de telefoon aan? Bakkerij Hendriks/ Anna van Dam 4. Luister naar het eerste stukje van het gesprek. Hoe begroeten zij elkaar?. 5. Meneer Jansen zegt: Mag ik meneer Hendriks van u? Wat bedoelt hij?.. 6. Met wie wil meneer Jansen spreken? 7. Waarom belt meneer Jansen?.. 8. Wat schrijft Anna van Dam op? 9. Wat moet meneer Hendriks doen?. 10. Hoe sluiten ze het gesprek af? Meneer Jansen zegt:. Anna van Dam zegt:... bronnenboekje 5 34

Spreek de boodschap in op een Voicemail Een boodschap doorgeven Werk samen met een andere cursist. Je krijgt een cassette-recorder met een cassette. INSTRUCTIE: 1. Doe de stekker in het stopcontact. 2. Doe de cassette in de recorder. 3. Lees de opdracht. 4. Bespreek samen wat je gaat inspreken. 5. Druk de playtoets en de REC knop tegelijk (in één keer) in. 6. Spreek nu duidelijk de boodschap in. A. Je belt naar je werk. Je wilt doorgeven dat je later op je werk komt. Je moet eerst naar het ziekenhuis voor bloedonderzoek. Je weet niet precies hoe lang dat duurt. B. Je auto is kapot. Hij moet naar de garage. Je wilt daarom morgen met een collega meerijden naar je werk. Vraag of dat kan en hoe laat hij jou komt ophalen. C. Je hebt in de krant een advertentie gezien over een baan bij TPG post. Je kunt een informatiepakket bestellen. Je belt op en hoort het antwoordapparaat. Bestel het pakket via het antwoordapparaat. bronnenboekje 5 35

D. Het kopieerapparaat op je werk is kapot. Je moet van je chef de monteur opbellen op het te laten repareren. Het moet zo snel mogelijk. Spreek een bericht in op het antwoordapparaat van de monteur. E. Je werkt in een restaurant. Je moet de bestelling doorgeven aan de groothandel. Dat gaat via het antwoordapparaat. Je bestelt: 7 kratten cola, 20 kratten Heineken bier, 8 kratten chocomel,10 kratten Spa rood, 20 kilo biefstuk van de haas, 5 kilo verse zalm, 3 emmers mayonaise en 10 pakken koffie. Bedenk zelf een andere opdracht. F. bronnenboekje 5 36

Schrijfvaardigheid: Telefoonmemo Op vrijdagmorgen om half een krijgt de telefoniste een telefoontje voor Piet van der Kam. Klaas de Vries wil Piet graag spreken over het lenen van de vrachtauto. Het maakt niet uit wat het kost, maar het heeft haast. Hij moet het voor 6 uur weten want anders moet hij ergens anders een vrachtauto lenen. Hij zal zelf voor 5 uur terugbellen. Opdracht: Vul het telefoonmemo in: TELEFOONMEMO Datum: Tijd: Van: Voor: dringend terugbellen wachten tot nader bericht Boodschap: bronnenboekje 5 37

Samenwerken (telefoonmemo) Bedenk beiden (cursist A en cursist B) een boodschap die je telefonisch wilt doorgeven. Kijk naar de telefoonmemo, welke informatie is belangrijk? Schrijf het voor jezelf op. Cursist A begint en spreekt de voicemail in. Cursist B luistert naar jou en vult de memo in. Bespreek samen of de boodschap ( voicemail ) en de memo duidelijk zijn. Daarna spreekt cursist B de voicemail in en noteert cursist A. Bespreek weer samen of de boodschap ( voicemail ) en de memo duidelijk zijn. TELEFOONMEMO Datum: Tijd: Van: Voor: dringend terugbellen wachten tot nader bericht Boodschap: bronnenboekje 5 38

Wat heeft cursist A gevraagd? Voorbeeld: Cursist B: Ik verbind u door. Cursist A heeft gevraagd: Mag ik meneer Jansen van u? Cursist A Cursist B 1.. het telefoonnummer van ROC Utrecht? 1. Ja hoor. Momentje, dat is 0302541666. 2..... over het museum. 2. Zal ik u een folder toesturen? 3.... het informatieloket. 3. Rechtdoor, aan het eind rechts en dan de tweede deur links. 4..... een folder toe..? 4. Natuurlijk, wat is uw adres? 5. Is mevrouw Klaassen...? 5. Nee, die is vandaag niet aanwezig, kunt u morgen terugbellen? 6. met meneer Bronk? 6. Ja hoor, ik verbind u met hem door. 7.. hoe laat het bezoekuur is? 7. Van twee tot drie en van zeven tot acht. 8... naar maandag? 8. Ja hoor, dat kan. Wilt u de afspraak op dezelfde tijd? 9. Ik wil een tafel reserveren voor 4 personen? 9. Ik heb nog een tafel vrij, om acht uur. Schikt dat? 10.... voor de cursus lassen? 10. Nee sorry, de cursus is vol. bronnenboekje 5 39

Het koude kopje koffie van mevrouw Verstappen. bronnenboekje 5 40

Meneer Bakema gaat naar de kapper. bronnenboekje 5 41

Hans en Hetty bezoeken de baby van de buren bronnenboekje 5 42

Dit is een bladzijde uit de agenda van Sandra. Sandra haar man heet Hans. Sandra en Hans hebben twee kinderen. 11 januari 12 januari 13 januari maandag dinsdag woensdag 08.00 08.00 08.00 09.00 naar oma 09.00 tandarts 09.00 computercursus 10.00 10.00 10.00 11.00 11.00 11.00 12.00 12.00 12.00 13.00 13.00 kapper 13.00 14.00 pianoles 14.00 14.00 voetbalwedstrijd 15.00 15.00 winkelen met Susan 15.00 16.00 afspraak school 16.00 16.00 17.00 17.00 17.00 Mc Donalds 18.00 18.00 18.00 19.00 19.00 19.00 20.00 20.00 film met Hans 20.00 14 januari 15 januari 16 januari donderdag vrijdag zaterdag 08.00 auto naar garage 08.00 08.00 09.00 09.00 computercursus 09.00 10.00 10.00 10.00 11.00 11.00 11.00 12.00 12.00 12.00 13.00 schoenen ophalen 13.00 13.00 14.00 zwemles 14.00 14.00 15.00 15.00 15.00 schoonheidspecialiste 16.00 16.00 16.00 17.00 17.00 17.00 18.00 auto ophalen 18.00 18.00 kinderen naar oma 19.00 19.00 19.00 20.00 20.00 eten bij Anne 20.00 feestje bronnenboekje 5 43

Weet je het antwoord op de vragen? Je moet ook vertellen of het s morgens, s middags, s avonds of s nachts is. 1. Sandra heeft op maandag drie afspraken. Waar moet ze naar toe? 2. Eet Sandra de hele week s avonds thuis? 3. Sandra brengt de kinderen op woensdag naar voetbal. Hoe laat moet ze de kinderen weer ophalen? 4. Waar gaat Sandra maandagmorgen naar toe? 5. Wanneer gaat Sandra naar de kapper? 6. Wanneer gaat Sandra naar een feest? 7. Welke avonden is Sandra niet thuis? 8. Wanneer gaat Sandra naar pianoles? 9. Doet Sandra ook aan sport? 10. Welke cursus volgt Sandra? 11. Wanneer doet ze dat? 12. Gaat Sandra gaat deze week twee keer naar oma? 13. Op woensdag eet Sandra met de kinderen niet thuis, is dat waar? 14. Hoe vaak gaat Anne per week naar computerles? 15. Hoelang duurt de computerles? 16. Wanneer heeft Sandra een afspraak met Susan? Wat gaan ze doen? 17. Sandra gaat 1x per maand naar de film met Hans. Op welke avond? 18. Sandra heeft deze week een afspraak op de school van de kinderen. Wanneer? 19. Op welke dag gaat Sandra naar de schoonheidsspecialiste? bronnenboekje 5 44

Beoordeling van een presentatie Van:... 1 2 3 4 5 Begrijp je alles? 0 0 0 0 0 Spreekt hij/zij duidelijk? 0 0 0 0 0 Kun je ook vragen stellen? 0 0 0 0 0 Krijg je ook antwoord? 0 0 0 0 0 Wat vind je van de presentatie? 0 0 0 0 0 Beoordeling van een presentatie Van:... 1 2 3 4 5 Begrijp je alles? 0 0 0 0 0 Spreekt hij/zij duidelijk? 0 0 0 0 0 Kun je ook vragen stellen? 0 0 0 0 0 Krijg je ook antwoord? 0 0 0 0 0 Wat vind je van de presentatie? 0 0 0 0 0 bronnenboekje 5 45

Reflectieformulier boekje 5 ik Ik gebruik dat ook docent Boekje 5 goed redelijk niet goed redelijk niet Ik kan een afspraak maken.(ook telefonisch) Ik kan een afspraak afzeggen. (ook telefonisch) Ik kan me afmelden op school. (ook telefonisch) Ik kan een boodschap doorgeven. (ook telefonisch) Ik kan een agenda invullen. Ik kan een rooster lezen/invullen. Ik kan een telefoonnummer opzoeken. Ik kan iemand vragen om iets te herhalen als ik het niet begrijp. Ik ken de gewoonten rondom afspraken maken, op tijd komen. Ik ken de belangrijkste woorden uit dit boekje. Ik kan de belangrijkste woorden uit dit boekje ook schrijven. Ik kan de docent vragen stellen en doe dat ook. bronnenboekje 5 46