Handleiding Reflectie

Vergelijkbare documenten
LEIDRAAD VOOR HET LEREN REFLECTEREN

LEIDRAAD VOOR HET LEREN REFLECTEREN

In de praktijk (en later in projectgroepen) leer je op een andere manier dan op school.

Reflectie-opdrachten

Werkplekboek. Kinderbegeleider duaal Baby s en peuters (0-3 jaar)

Werkplekboek. Kinderbegeleider duaal Het schoolgaande kind (3-12jaar)

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Begaafde leerlingen komen er vanzelf... Implementatie van een verandering van de pedagogische beroepspraktijk op basis van praktijkgericht onderzoek.

Studenten handleiding Competentie Ontwikkel Moment

REFLECTIEVERSLAG POP ANIO Afdeling Cardiologie

Hoe kan je breed en permanent evalueren?

ECTS-fiche. Opleiding. Geïntegreerde competentieverwerving 2. Lestijden. Ingeschatte totale studiebelasting (in uren) 1 Mogelijkheid tot

Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie

Reflectieopdracht. 1 Inhoud. Wat is het nut van reflecteren? Hoe ga ik aan de slag?

Welkom! Reflectiestimuli in een ontwikkelingsportfolio. Wendy Kicken & José Janssen. ELOS Netwerkvergadering

10/05/2012. Project evalueren studenten in het UZA. Hoe is dit gegroeid?? Wat is de achtergrond en het doel van evalueren

Competentieprofiel Praktijkdocent Duaal Leren

PSYCHOLOGIE IN COACHING compacte introductie van actuele inzichten met focus op praktische toepassing vanuit eigen casuïstiek

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3. Lestijden 40

STARR-interview in theorie & praktijk

ONTWIKKELINGSSCHALEN ONDERWIJSLEERPRAKTIJK

Reflecteren. Uit: Intrapersoonlijk Vaardigheden leraren en competenties. Hoofdstuk 2 Vaardigheden. Inleiding

STAGES IN ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE: FEEDBACKINSTRUMENT

kempelscan P2-fase Studentversie

Reflectiegesprekken met kinderen

2.3 HET STARR-INTERVIEW IN THEORIE & PRAKTIJK

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 5 Persoonlijke ontwikkeling Reflecteren

De mentor als coach. Piet BUYSE

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Opleiding Module Didactische competentie stage 3

Spel: Wat heb ik geleerd dit jaar?

POENS.NL. Onomatopeespel. Spelvarianten deel 1. Onomatopeespel - spelvarianten deel Jeroen Knevel

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK

Intervisie Wat is het? Wanneer kun je het gebruiken?

Intervisie: de 10-stappenmethode

Onderwerp Opdracht. 1. Competentiescan. Ondersteun een cursist bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan voor de opleiding.

Examen -Voorbereiding- Cynthia Jhinnoe

Beeldcoaching in de. kinderopvang. Visie In Beeld. Leren coachen met video

Module 1 Zelfkennis en zelfontwikkeling

kempelscan K1-fase Eerste semester

Serie handleidingen. "LbD4All" ("Leren door Ontwikkeling voor iedereen ") Evaluatie. Door Kristina Henriksson, Päivi Mantere & Irma Manti

ONTWIKKELINGSSCHALEN ONDERWIJSLEERPRAKTIJK

Versterking Samenwerking. Ik-doelen De reflectietaart

Teamevaluatie. Klantendag OR-ondersteuning 2019

ONTWIKKELINGSSCHALEN ONDERWIJSLEERPRAKTIJK

2 Stappen en fasen bw.indd :35

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Eindverslag SLB module 12

Beeldcoaching in de. kinderopvang. Visie In Beeld. Leren coachen met video

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Opleiding Didactische Competentie algemeen. Lestijden 80 Studiepunten 6 Ingeschatte totale

Inhoud: Opdracht 1 pagina 2 Opdracht 2 pagina 3 Opdracht 3 pagina 4 Opdracht 4 pagina 5 Opdracht 5 pagina 6

C.1 Delen en deelnemen

Voor elke competentie dient u ten eerste aan te geven in welke mate deze vereist is om het stageproject succesvol te (kunnen) beëindigen.

Voorbeelden compententieprofiel mentor

PEDAGOGISCHE OPLEIDING THEORIE

Sollicitatiegesprekken volgens de STAR methode

Verantwoordelijke opleidingsonderdeel

SOCIALE VAARDIGHEDEN: contactsleutels

Intervisie. Helpende Z&W versnelde leerroute. ROC Mondriaan, School voor Zorg en Welzijn, Leiden

Thermometer leerkrachthandelen

Gedifferentieerde leertrajecten

Zelf- en peerevaluatie gip ( juni 2017)

Specifieke lerarenopleiding ECTS-fiches. ECTS-Fiche Vakdidactische oefeningen 1 Code: Academiejaar: Aantal studiepunten: 6

Aandachtspunt

INFO - Alternatieve stage - Over de grenzen. 3 BaKO

Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

Welkom! Workshop portfolio ontwikkeling. Wendy Kicken & José Janssen Open Universiteit, CELSTEC

Zelfevaluatie. Inleiding:

360 FEEDBACKRAPPORT. Jan Jansen 1 maart 2016

Aanwijzingen voor de deelnemer

WERKBLAD LEIDERSCHAPSSTIJL

De competenties die prioritair aan bod komen tijdens dit opleidingsonderdeel zijn:

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

kempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7

Lesvoorbereidingsmodel

Sport en Gezondheid Hoe fit ben ik? Inleiding

Aanvraagprocedure Erkenning Supervisorschap Versie: 20 juni 2012 AANVRAAGPROCEDURE ERKENNING SUPERVISORSCHAP

Persoonlijk Ontwikkelplan Fase 1 - portfolio Opleiding tot hooggevoeligheidsdeskundige

MICROTEACHING: een kort lesfragment door een student gegeven aan medestudenten.

Leertrajecten Het nieuwe veehouden voorjaar 2011 Samenvatting evaluatie

De kracht van jouw gedachten en hoe jij daar invloed op hebt

Aan het bestuur van de Sociale Dienst NW Fryslân.

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

Handleiding Opleidingsproducten Portogewoon voor de kerninstructeur

Handleiding Functioneren en Beoordelen Traineepool Metropoolregio Amsterdam

Handleiding Coaching/stagereflectie

De IMS-cirkel. Themamiddag Reflectie, 24 november 2015 Cathy Ververda & Tess van der Hulst

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

BUE Feedbackgevers LK

Opleiding Verzorgende IG PROEVE

Anders kijken, anders leren

LANGE KLINISCHE BEOORDELING

Handleiding bij het opstellen van een Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

Kies Actief Rapportage van Femke Peeters

Persoonlijk ontwikkelingsplan (POP)

Heikamperweg AZ Asten-Heusden

Het meesterstuk binnen de Jenaplan opleiding

COACHINGSVAARDIGHEDEN. Maarten Van de Broek

Reflectie #Zo dus! Hieronder vind je een aantal oefeningen om te leren reflecteren waar je zelf mee aan de slag kunt.

Uitwerking workshop Creatief reflecteren met kinderen

Transcriptie:

Handleiding Reflectie 1. Wat is reflecteren? Reflecteren is kritisch blijven op eigen leren. De cursist moet leren bewust te reflecteren, zodat reflecteren een attitude wordt om zo nodig het eigen didactisch en pedagogisch handelen bij te sturen. Begripsomschrijving De reflecterende handeling staat tegenover de routinehandeling. Reflecteren heeft te maken met het nadenken over jezelf, over je handelen. Doel van het reflecteren is te komen tot een ander handelen. Zie de volgende omschrijving: "Reflecteren is een vorm van oriëntering achteraf, dat wil zeggen nadat een handeling (of reeks van handelingen) voltrokken is, bezint de handelende persoon zich op die handeling(en) en de resultaten daarvan, om daardoor in het vervolg beter beslagen ten ijs te komen. Belang van reflecteren De professionele ontwikkeling van trainers is dus een proces van voortdurende groei. De opleiding kan slechts een startcompetentie bijbrengen. Reflectieve (metacognitieve) vaardigheden zijn een voorwaarde om te kunnen groeien tot een volwaardige trainer die de opleiding en trainingssituatie kan analyseren en hieruit consequenties kan trekken voor het eigen didactisch en pedagogisch handelen. Zij zijn een voorwaarde om de eigen opvattingen, opleiding en trainingsconcepten te onderkennen en ze te relateren aan de wetenschappelijke theorievorming, om een eigen stijl te kunnen ontwikkelen en te werken aan de eigen professionele ontwikkeling. Trainers moeten, overeenkomstig het beroepsprofiel, hun trainingsprincipes ook kunnen verantwoorden tegenover anderen (ouders, collega's, atleten,...). Door het reflecteren wordt het eigen handelen meer doorzichtig, wat overleg en verantwoording mogelijk maakt. Trainers getuigen hierdoor van een meer open en uitgebreide professionaliteit. In een opleidingsvisie die nadruk legt op actief en zelfstandig optreden en de ontwikkeling van verantwoordelijkheid en kritische zin bij atleten, mag verwacht worden dat de trainer een voorbeeldfunctie heeft wat betreft een reflecterende, kritische houding. Trainers die de attitude bezitten te reflecteren over het eigen gedrag staan meer open voor vernieuwing. Ze lopen minder het gevaar te verstarren. Bedoeling van deze leidraad en handleiding bij het gebruik Reflecteren over het eigen handelen betekent dat je terugblikt op voorbije praktijkervaringen. Je wordt je bewust van het eigen handelen, kan algemene indrukken concretiseren, kan essentiële aspecten van een situatie onderscheiden en hierin een samenhang zoeken en kan tenslotte alternatieven ontwikkelen voor toekomstige situaties. Dit proces wordt in het schema (naar Korthagen, 1993) op de volgende pagina uitgedrukt. 1

Uit het bovenstaande blijkt dat reflecteren iets is dat systematisch dient te gebeuren (attitude!). Het is dus aan te bevelen dat het reflecteren gebeurt op regelmatige en voor jou zinvolle momenten, liefst vóór de nabespreking met de praktijkbegeleider / leercoach. Uiteraard hangt dit alles een beetje af van de beschikbare tijd van jezelf en de begeleiders. Er wordt een schriftelijk verslag gemaakt van de activiteit. Aldus kan een logboek aangelegd worden waarin de praktijkervaringen worden genoteerd. Oriënterende vragen We geven hierbij enkele oriënterende vragen die de hierboven staande fasen in het reflectieproces concretiseren en een eerste aangrijpingspunt zijn om een zinvol reflectieproces op gang te brengen (Korthagen, 1993). Fase 5 en fase 1 Wat wilde ik bereiken? Waar wilde ik op letten? Wat wilde ik uitproberen? (vragen sluiten aan bij de (trainings)voorbereiding) Fase 2 (terugblikken) Wat gebeurde er concreet? Wat wilde ik, wat deed ik, wat dacht ik, wat voelde ik? Wat deden de atleten? Wat denk ik dat ze wilden, dachten, voelden? Fase 3 (analyse) Wat is de samenhang tussen de antwoorden? Wat is het verband met de invloed van de groepscontext, de vereniging, de bredere maatschappelijke context? Wat is dus het probleem of de positieve ontdekking? Fase 4 (bijsturing of uitbreiding van het eigen repertoire) Welke alternatieven zie ik? Wat zijn de voor- en nadelen? 2

Uit de vragen hierboven blijkt dat reflecteren slechts mogelijk is vanuit een referentiekader, vanuit een bepaalde achtergrond van kennis, verwachtingen, veronderstellingen, bedoelingen. Die beïnvloeden de wijze van waarnemen en analyse en vormen de basis van het handelen. Concreet voor het reflecteren over het eigen gedrag betekent dit, dat je over enig inzicht dient te beschikken over het didactisch handelen en de beïnvloedende factoren. 2. Handleiding bij het reflecteren Inleiding Handleiding De handleiding is aan de hand van vragen concreet gemaakt. Die vragen zijn opgebouwd volgens het didactisch model van De Block & Heene (1997). Het is zeker niet de bedoeling dat je alle vragen gaat beantwoorden, wel dat díe items gekozen worden die voor die bepaalde activiteit het meest van belang zijn en bijdragen tot de nadere uitwerking van de reflectievragen die bij fase 2 en 3 van het reflectieproces horen. 1. De voorbereiding Hoe keek je tegen deze activiteit aan? Met welke aandachtspunten uit de evaluatie van vorige ervaringen hield je tijdens de voorbereiding van deze activiteit uitdrukkelijk rekening? Welke specifieke problemen ondervond je tijdens de voorbereiding van de activiteit? Weeg de eigen inbreng en de inbreng van de praktijkbegeleider tegenover elkaar af. Hoe stond je daartegenover? Welke problemen i.v.m. de activiteit verwachtte je na de voorbereiding? Had je het gevoel daarop voldoende te zijn voorbereid? Welke problemen bij de realisatie van de activiteit had je kunnen voorkomen door een andere en/of betere lesvoorbereiding? 2. Het verloop De beslissingsmomenten De doelstellingen Heb je de doelstellingen die je vooropgesteld had bereikt? Ben je tevreden over de keuze van je doelstellingen of had je beter andere doelstellingen kunnen nastreven? De inhoud Ben je tevreden over de inhoudskeuze? Waarom wel/niet? Zijn er onderdelen die, hoewel uitdrukkelijk gepland, toch niet aan bod gekomen zijn? Zijn er onderdelen aan bod gekomen die niet gepland waren? Had je zelf voldoende inzicht? Was de inhoud duidelijk voor de deelnemers? Didactische werkvormen en media Ben je tevreden over de gemaakte keuze? Heb je moeilijkheden ondervonden bij het hanteren van bepaalde didactische werkvormen of media? Waren de opdrachten, het schema,... voldoende duidelijk? Heb je correcties moeten aanbrengen? Was er voldoende variatie in de werkvormen (gespreksvormen, opdracht vormen, foutenanalyse,...)? Heb je werkvormen gehanteerd die je niet gepland had? Hield je daarbij steeds de doelstellingen voor ogen? Didactische principes Activiteitsprincipe, motivatieprincipe, aanschouwelijkheidprincipe, integratieprincipe, individualisatieprincipe,... 3

Zijn die in voldoende mate en op de juiste wijze aan bod gekomen? Waaruit besluit je dat? Fasering van de activiteit Verliep die zoals gepland of gebeurde er iets wat je niet voorzien had? Had je een goede start? Had je een goede tijdsdosering? 3. De evaluatie Ben je erin geslaagd de voorziene evaluatiemomenten uit te voeren? Hebben de resultaten daarvan het verloop beïnvloed? Laten de resultaten toe iets te zeggen over de bereikte doelstellingen? 4. De beïnvloedingsfactoren De trainer Hoe beleefde ik de activiteit in het algemeen? Tijdens bepaalde sequensen: Kende je momenten van spanning, ontgoocheling of bedreiging? Hoe voelde je je bij het binnenkomen? Was je zeker van jezelf? Heb je op je taal gelet (uitspraak, articulatie, ritme, expressie, taalfouten, vreemde taal moedertaal)? Had je aandacht voor je houding? Was je zelf geïnteresseerd in de training? Had dat consequenties? De atleten Was je oordeel over de beginsituatie juist (al verworven vaardigheden, intelligentie, taalbeheersing,...)? Waren zij gemotiveerd? Hoe heb je dat opgemerkt? Waaraan lag het dat de atleten al dan niet gemotiveerd waren? Was er een goede sfeer tussen de atleten onderling? Had je voldoende zicht op hun leerproces? Interactie atleten - trainer Hoe denk je over je wijze van reageren tegenover de atleten (je onderwijsstijl, waardering van de atleten...)? Had je aandacht voor alle atleten? Was er voldoende ruimte voor het nemen van eigen initiatief en verantwoordelijkheid? Hoe vaak kwamen de atleten aan de beurt? Hoe gedroegen de atleten zich tegenover jou (spontaan, geremd, vlot,...)? Situationele mogelijkheden Was de materiële accommodatie voldoende en / of aangepast? Heb je zelf een wijziging aangebracht (voor of tijdens de activiteit)? Externe factoren Heb je hier bepaalde problemen mee gehad (bestuur, andere trainers, ouders,...)? Wat heeft bevorderend gewerkt? 4

3. Beknopte leidraad bij een afrondingsverslag (reflectie aan eind van een leertraject) 1. Globaal oordeel over het leertraject Positieve ervaringen Wat gaat vlot, waar heb je geen moeite mee? Hoe ga je daarbij tewerk? Waarover ben je echt tevreden? Waarvan heb je het meest geleerd? Hoe ga je dat verder benutten? Negatieve ervaringen Wat lukte helemaal niet? Waar zitten je grootste problemen? Wat vind je persoonlijk moeilijk? Algemeen Hoe was de sfeer op de stagewerkplek? Hoe zou je de cultuur typeren? Heb je zicht op je eigen trainersstijl? Hoe zou je die omschrijven? Hoe zijn je trainingsopvattingen geëvolueerd door de praktijk? 2. De nabespreking met de praktijkbegeleider Welke van eerder genoemde reacties werden ook door de praktijkbegeleider geformuleerd? Kreeg je kans om je eigen mening te formuleren? Werden er zaken aangevoerd waarvan je je niet bewust was? Waarmee zal je bij een volgende activiteit rekening houden? Liet de praktijkbegeleider je voldoende vrijheid bij het uitwerken en realiseren van de activiteiten? Waarvoor wens je bijkomende begeleiding? Van welke waarschuwingen / opmerkingen van de leercoach / praktijkbegeleider ben je door de praktijk zelf overtuigd geraakt? 4. De STARR-methodiek De STARR-methodiek helpt bij het inzichtelijk krijgen van competenties. Het is een methode die, door een gegeven situatie te analyseren, inzicht geeft in de competenties waarover iemand (jezelf) beschikt en de wijze waarop deze gehanteerd worden. Het helpt dus bij het beoordelen van mensen en jezelf. Om een uitspraak te kunnen doen over de competenties, is het van belang om in daadwerkelijke voorbeelden na te gaan welke competenties er zijn getoond. Voordat een oordeel over competenties gegeven wordt, kan het dus nuttig zijn om op zoek te gaan naar concrete voorbeelden van deze competenties in het dagelijks handelen. De STARR-methodiek helpt om dergelijke voorbeelden te analyseren en te beoordelen. De STARR-methodiek analyseert een voorbeeld uit de praktijk hiertoe op vier elementen: S = Situatie: wat was de situatie/de context waarbinnen het voorbeeld zich afspeelde? T = Taak: wat was in deze situatie de taak waarvoor de betrokkene zich gesteld zag dan wel de rolopvatting die de betrokkene zelf had? A = Actie: wat is er concreet gezegd en gedaan? R = Resultaat: hoe heeft de ander gereageerd en wat was het eindresultaat? Het hanteren van de STARR-methodiek betekent dat men informatie probeert te verzamelen (zonder oordeel) over de verschillende aspecten. 5

Informatie over de A (acties) is nodig om het gedrag van de beoordeelde te kunnen classificeren (welke competenties worden gescoord?). Informatie over de andere aspecten is nodig om te bepalen of men positief dan wel negatief scoort op de gescoorde competenties (waarderen). Pas nadat STARR is opgetekend, wordt bepaald welke competenties in het voorbeeld een rol speelden en welk oordeel men hieraan hecht. Informatie op alle vier de aspecten is nodig, om te bepalen of u een positief of een negatief oordeel geeft over de competenties die in dit voorbeeld een rol speelden. Indien één van deze aspecten niet in kaart is gebracht, kan een vertekend beeld ontstaan. Iemand kan bijvoorbeeld naar het oordeel van een ander een gebrek aan flexibel gedrag vertonen. Als men dit doet in een situatie die flexibel gedrag onmogelijk maakt, zegt dat niets over de mate waarin men over deze competentie beschikt. Het is gezien de situatie logisch dat men op deze wijze gehandeld heeft. U moet dan op zoek naar een ander voorbeeld, waaruit flexibel gedrag zou kunnen blijken. Als de situatie er echter wel naar is dat men flexibel gedrag kan verwachten en de betreffende persoon heeft het niet laten zien, dan is het mogelijk om iets te zeggen over de mate van flexibel gedrag waarover hij / zij beschikt. R = Reflectie hoe vond je dat je het deed, was je tevreden, wat moet anders? 6