Duiden en Doen. versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO



Vergelijkbare documenten
Duiden en Doen. versie SO met uitzondering van ZML en MG

Duiden en Doen. Versie SBO

Werken vanuit een ontwikkelingsperspectief

KWALITEITSWET (V)SO DE SPRIENKE KWALITEITSWET (V)SO DE SPRIENKE. Uitdaging Beweging Perspectief

gevorderd voldoende minimum

Opbrengsten De Stapsteen schooljaar

Opbrengsten SO De Zevensprong schooljaar

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Mytylschool De Schalm

Juni Handreiking bij het gebruik van het Groeidocument en het Ontwikkelingsperspectief

Van ontwikkelingsperspectief naar groepsplan

Werken met een ontwikkelingsperspectief

Functionerings niveau. niveau. CED 3 (voornemen : Plancius)

Ontwikkelingsperspectief in het basisonderwijs. Maart 2014

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Visio Onderwijs Rotterdam

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. De Atlas, locatie Assen

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2014

12/11/2013. Passende perspectieven. Referentiekader taal en rekenen (Meijerink 2010) Passende perspectieven. Wat komt aan bod:

Afwijken van de methode & leerlijnen en klassenmanagement

Opbrengsten schooljaar VSO Onderwijscentrum Het Roessingh

Protocol Ontwikkelingsperspectief. 1. Inleiding. 2. Wet en regelgeving. 3. Huidig toezicht- en waarderingskader inspectie

Toezichtkader 2012 (V)SO-EC

Opbrengsten SO De Huifkar schooljaar

Opbrengsten VSO De Kameleon Inleiding

Opbrengsten. Het Mozaïek SO midden-/bovenbouw Almelo

Doelen stellen. Team. Leerlingvolgsysteem Groepsplan Doelen

Ontwikkelingsperspectiefplan. Regelgeving en voorbeeld.

Opbrengsten SO Hengelo

1-zorgroute, onderwijscontinuüm en 1 stap verder met de 1-zorgroute 1

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. De Wissel

Opbrengsten schooljaar SO Onderwijscentrum Het Roessingh

Richtlijn Omgaan met doublures bij de screening voor toegang tot vergoede dyslexiezorg

Ontwikkelingsperspectief in regulier basisonderwijs. Suzanne Beek en Linda Sontag ORD 2013

Schoolondersteuningsprofiel 2.0 CED-Groep: Resultaat van uw aanbod

Richtlijn Omgaan met doublures bij de screening voor toegang tot vergoede dyslexiezorg

Referentiekaders. Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2. Station en de referentiekaders 6

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Klimopschool

1. Totale uitstroom. verlaten heeft. 2. Uitstroom van kortverblijf leerlingen

filmpje bewindslieden (

Gebruik van het Ontwikkelingsperspectief. 3 december 2014

* Vanaf 9 september is onze nieuwe website online :

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. De Ark

Ontwikkelingsperspectiefplan. Regelgeving en voorbeeld.

Opbrengsten VSO

Eerste landelijke opbrengstbevraging in het (voortgezet) speciaal onderwijs

NOB-ontwikkelingsprofiel

UITWERKING BEREKENING PRESTATIEANALYSE SECTOR SPECIAAL ONDERWIJS 2016

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Hub Noord-Brabant vestiging Oss

KAD ERNO TI TI E ONDERSTEUNEN BIJ VORMGEVEN PASSENDE LEERSTOFINHOUD VOOR DE BERNARD US S CH O O L D EN HAAG UITSTROOMPROFIELEN SO. versie: 0.

Inhoudsopgave. Inleiding. Algemeen. Opstellen van het ontwikkelingsperspectief. Bronvermelding. Bijlagen. Pagina 1 van 10

Verantwoording herziening leerlijnen VSO. Uitstroom dagbesteding en arbeid. Tim Micklinghoff Laura Meijer Linda Jonkman

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie: januari 2017

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie: december 2017

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Prof. W.J. Bladergroenschool

STANDAARDISERING DOELGROEPENMODEL (V)SO

Inspectietoezicht in het sbo: verleden, heden en toekomst

Toelichting ontwikkelingsperspectief

Ontwikkelings Perspectief. Plan

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2015

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. De Zwengel, locatie Vught De Zwengel, locatie Helmond

Ontwikkelingsperspectiefplan. Regelgeving en voorbeeld.

RAPPORT VAN BEVINDINGEN VERIFICATIEONDERZOEK SPECIAAL BASISONDERWIJS. SBO De Vlieger

Onderzoek naar de kwaliteitsverbetering bij. Christelijke Speciale basisschool De Branding

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Het Mozaïek SO Almelo

Uitwerking berekening prestatieanalyse (voortgezet) speciaal onderwijs 2017

RAPPORT VAN BEVINDINGEN VERIFICATIEONDERZOEK SPECIAAL BASISONDERWIJS. SBO Rehoboth

Ontwikkelingsperspectief

kwaliteitskaart Uitstroomprofielen en opbrengstanalyses in het sbo en so

RAPPORT VAN BEVINDINGEN VERIFICATIEONDERZOEK SPECIAAL BASISONDERWIJS. "De Wissel"

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. MBS Eindhoven

kwaliteitskaart Groepsplan in relatie tot ontwikkelingsperspectief

Op grond van de uitstroomcijfers van de afgelopen jaren heeft de Sluis een schoolstandaard opgesteld Ambitie/schoolstandaard

Opbrengsten VSO De Sluis schooljaar

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Boslust

Schoolondersteuningsprofiel versie 2.0

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Dynamica Onderwijs

Verantwoording. 1. Totale uitstroom

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

toetsresultaten vmbo en mbo in de regio Den Haag oktober 2011

De referentieniveaus en De wereld in getallen

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie januari 2018 Leerlingniveau (ten bate van de individuele analyse van de leerlingen)

Gebruikswijzer voor het inschalen en clusteren van leerlingen

BLIJF GELUKKIG OP SCHOOL

Toezicht speciaal basisonderwijs

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Obadjaschool, cluster 3

Uw kind duidelijk in beeld

Leerroute Uitstroombestemming Uitstroomniveau Percentage leerlingen. Functioneringsniveau Uitstroomniveau IQ. 0-2 jaar Plancius CED 1-2 M1 CED 3-4 E1

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie januari 2017 Leerlingniveau (ten bate van de individuele analyse van de leerlingen)

ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF (OPP) 1 Regulier onderwijs versie

Passend onderwijs Verdieping Ontwikkelingsperspectief & Spelling

31 oktober Martine Joustra

Uitwerking berekening Risicomodel sector SO 2013

Informatie voor ouders over het ontwikkelingsperspectief, leerroutes en uitstroomprofielen

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'PATER VAN DER GELD'

Interne rapportage uitstroomgegevens VSO

Voorlopige normering opbrengsten speciaal basisonderwijs

Nieuwsbrief kwaliteit KBS Franciscus

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. Xaveriusschool

VERSLAG VIERJAARLIJKS BEZOEK. De Zwengel, locatie Vught De Zwengel, locatie Helmond

Schoolgids Deel b SO De Isselborgh

Tabellen tussenopbrengsten CITO LOVS versie: Januari 2015 Leerlingniveau (ten bate van de individuele analyse van de leerlingen)

Transcriptie:

Duiden en Doen Werken aan kerndoelen, referentieniveaus, leerstandaarden, leerlijnen, ontwikkelingsperspectieven, leerroutes, uitstroomniveaus en.. enzovoort, met de leerresultaten als uitgangspunt. versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

Drukwerk: Drukkerij Jan Evers BV, De Meern Duiden en Doen

Inhoud Inleiding p. 5 1. Referentieniveaus p. 7 2. Leerstandaarden p. 9 3. Ontwikkelingsperspectieven p. 11 4. Uitstroomprofielen en leerrendementsverwachting p. 13 5. Leerlijnen p. 15 6. Leeropbrengsten en ambities p. 19 7. Differentiëren P. 21 8. Leerlijnen, vaardigheidsscores en differentiatiemodel p. 25 9. Leerroutes en groepsindeling p. 29 10. Recht doen aan verschillen p. 31 11. Leerroutes opzetten per leergebied p. 33 11.1 De leerlijn technisch lezen p. 33 11.2 De leerlijn omgaan met ruzie p. 35 11.3 De leerlijn werkhouding p. 36 Tot besluit p.39 Bijlage 1: De begrippen in een schema p. 41 Bijlage 2: De leerlijn technisch lezen p. 42 Bijlage 3: Verklarende woordenlijst p. 46 Literatuur p. 47 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 3

Pagina 4 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

Inleiding Nieuwe ontwikkelingen, nieuwe termen Het onderwijs is continu in beweging. Vrijwel elk jaar zijn er nieuwe ontwikkelingen en/of stelt de overheid nieuwe eisen. Zo wordt vanaf 2011 stapsgewijs nieuwe kwaliteitswetgeving voor het (V)SO van kracht. Ook op dit moment kunt u in het (speciaal) onderwijs met allerlei nieuwe ontwikkelingen te maken krijgen. U hoort daarbij misschien termen vallen als datagestuurd en opbrengstgericht werken, referentieniveaus, werken met leerlijnen, leerstandaarden, ontwikkelingsperspectieven, leerrendementsverwachtingen, leerroutes, uitstroomprofielen, uitstroombestemmingen, uitstroomperspectieven, uitstroomniveaus.. Wat betekenen die termen? Al die termen klinken behoorlijk ingewikkeld. Het is dan ook geen wonder dat menig leerkracht, docent en/of IB er door de bomen even het bos niet meer ziet. Wat betekenen al die termen? Wat hebben die termen met elkaar te maken? En misschien nog belangrijker, wat is eigenlijk het nut van al die nieuwe ontwikkelingen? Met termen in kaart brengen hoe uw school lesgeeft Om met de laatste vraag te beginnen, met begrippen als uitstroomniveau, leerstandaard, school standaard en referentieniveau kan uw school beschrijven hoe ze les geeft aan haar leerlingen. Bijvoorbeeld: wat de leerlingen kennen en kunnen als ze op school komen. Wat de leerlingen leren tijdens hun schoolloopbaan op uw school. En wat ze kunnen en weten als ze weer van school afgaan, bijvoorbeeld naar het voortgezet onderwijs. Maar ook, op welke niveaus uw school de leerstof aanbiedt en naar welke niveaus uw school toewerkt. Tevreden of wilt u uw onderwijs iets aanpassen? Heeft u duidelijk in kaart hoe u lesgeeft? Komt dit beeld overeen met de wensen en ambities van uw school? Of wil uw school misschien wat wijzigen aan de inrichting van haar onderwijs nu ze een duidelijk beeld heeft van de stand van zaken? Met alle gegevens boven tafel kan uw school haar onderwijsbeleid (verder) vormgeven. Zodat het onderwijsbeleid eraan bijdraagt dat uw school bereikt wat ze wil bereiken. Eerst weten wat de termen betekenen Het nut van de termen is nu hopelijk duidelijk, maar de inhoud van de termen is dat nog niet. In deze notitie leest u wat de verschillende termen betekenen, hoe ze met elkaar samenhangen en hoe ze in een aantal gevallen tot elkaar kunnen worden herleid. De verschillende termen komen een voor een aan bod. Voorbeeld in de praktijk: wat heeft een school aan de termen In boxen leest u wat een school in de praktijk heeft aan de termen. U leest hoe de fictieve (V)SOschool De Branding (binnen cluster 4) omgaat met de verschillende termen. In het laatste hoofdstuk ziet u in vier voorbeelden hoe voorbeeldschool De Branding een leerroute uitwerkt voor vier leerlijnen. Figuren en enkele tabellen in de notitie zijn in kleur. De kleuren zijn echter zo gekozen, dat er ook bij een zwart-wit print genoeg contrast is. Bijlagen Ten slotte vindt u nog een aantal bijlagen: Bijlage 1 is een schematische weergave van de samenhang tussen de begrippen. Bijlage 2 bevat de leerlijn technisch lezen. Bijlage 3 ten slotte is een verklarende woordenlijst. Drie versies van deze notitie Deze notitie verschijnt in drie versies, één voor SO alle clusters met uitzondering van ZML en MG, één voor SO/VSO cluster 3 en één voor VSO alle clusters met uitzondering van ZML en MG. We hopen dat u aan het eind van deze notitie tot de conclusie komt dat de nieuwe ontwikkelingen minder ingewikkeld zijn dan u misschien dacht. En dat u écht iets heeft aan deze nieuwe begrippen. Zodat ook uw school kan werken met resultaat! De leden van het Kernimplementatieteam Leerlijnen Kees Kuijs (SPSO), Arjan Clijsen (KPC), Nina Boswinkel en Willem van Zon (SLO) en André de Jong (Cito) hebben eerdere versies van commentaar voorzien, waarvan dankbaar gebruik is gemaakt. Yol Nederkoorn deed de redactie, Drukkerij Jan Evers de vormgeving en Hilde van Koppen (SPSO) coördineerde de uitgave. Chris Struiksma Kernimplementatieteam Leerlijnen Stichting Projecten Speciaal Onderwijs (voorheen WEC-raad), Utrecht, maart 2011 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 5

Pagina 6 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

1 Referentieniveaus Hoe scoort uw school? Hoeveel leerlingen scoren onder of boven referentieniveau? Met begrippen als uitstroomniveau, leerstandaard, schoolstandaard en referentieniveau kan uw school beschrijven hoe ze lesgeeft aan haar leerlingen. Wat uw school de leerlingen leert, op welke niveaus uw school de leerstof aanbiedt en naar welke niveaus uw school toewerkt. Als uw school weet hoe ze lesgeeft, kan ze bepalen of ze dit goed (genoeg) vindt of dat ze haar onderwijsbeleid wil bijstellen. Om te kunnen beschrijven hoe het onderwijs op uw school geregeld is, heeft u eenduidige termen nodig. Deze notitie begint daarom met de theorie: u leest eerst wat een aantal termen betekent. Hoofdstuk 1 begint met de term referentieniveau. een maat om mee te vergelijken Wat is een referentieniveau? Een referentieniveau beschrijft wat leerlingen zouden moeten kennen en kunnen in een bepaald vakgebied, op een bepaald moment van hun schoolloopbaan. Het is een beschrijving van een bepaald niveau. Tegen de achtergrond van dit niveau kunt u de leeropbrengsten beoordelen die u als school of als groep scholen heeft gerealiseerd. Ook is het mogelijk om vast te stellen hoe een bepaalde leerling het doet. Zijn zijn kennis en vaardigheden op het juiste niveau? Scoort hij boven of juist onder het niveau? Het referentieniveau is dus een ijkpunt, een maat waarmee u uw school, uw groep en uw leerling(en) kunt vergelijken. U evalueert de leerresultaten van een individuele leerling door vast te stellen of de leerling op of boven een bepaald referentieniveau functioneert. Referentieniveaus en cluster 3 De referentieniveaus gelden voor alle vormen van SO, vooralsnog met uitzondering van het onderwijs aan Zeer Moeilijk Lerenden (ZML) en Meervoudig Gehandicapten (MG). Volledigheidshalve gaan we hier toch op de referentieniveaus in. Kennis van het begrip referentieniveau is nodig voor hoofdstuk 5; maar het is bovendien handig voor scholen voor ZMLK of MG om te weten hoe zij zich tot andere sectoren verhouden. Referentieniveaus en kerndoelen Voor het regulier onderwijs zijn kerndoelen geformuleerd; voor het speciaal onderwijs zijn ze in ontwikkeling (SLO, in voorbereiding). Een referentieniveau is iets anders dan een kerndoel. Een kerndoel is geen leerdoel voor de leerling, maar het beschrijft een gebied waarop uw school verplicht een aanbod moet hebben. Zo moet uw school bijvoorbeeld op het gebied van rekenen/wiskunde een aanbod hebben rond het kerndoel*: wiskunde gebruiken in praktische situaties. Het referentieniveau werkt de kerndoelen inhoudelijk uit; het geeft aan wat uw leerlingen zouden moeten kennen en kunnen. Er zijn referentieniveaus uitgewerkt voor taal en voor rekenen/wiskunde. Referentieniveaus in twee kwaliteiten Er zijn twee kwaliteiten van referentieniveaus: een fundamentele kwaliteit een streefkwaliteit. Beide kwaliteiten gelden voor de hele onderwijsperiode, vanaf het basisonderwijs tot en met het middelbare beroepsonderwijs, zowel voor taal als voor rekenen/wiskunde. Zoals gezegd gelden de referentieniveaus ook voor alle vormen van VSO en SBO/SVO, met uitzondering van het onderwijs aan Zeer Moeilijk Lerenden (ZML) en Meervoudig Gehandicapten (MG). Hierna leest u wat deze verschillende kwaliteiten inhouden. * vooralsnog ontleend aan de kerndoelen SO Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 7

minimaal functioneel niveau Het referentieniveau fundamentele kwaliteit Een referentieniveau fundamentele kwaliteit (ook wel 1F genoemd) beschrijft wat een leerling op een bepaald ijkmoment in zijn schoolloopbaan minimaal zou moeten ken- nen en kunnen. Dit niveau wordt gezien als het minimum aan kennis en vaardigheden dat nodig is om je te kunnen redden in onze samenleving. vereist niveau voor VMBO-T of hoger Het referentieniveau streefkwaliteit Een referentieniveau streefkwaliteit (ook wel 1S genoemd) beschrijft wat wenselijk is dat een leerling op een bepaald ijkmoment in zijn schoolloopbaan zou kennen en kunnen. Het referentieniveau 1S geeft aan wat een leerling aan het eind van de basisschool minimaal zou moeten kennen en kunnen om soepel door te kunnen stromen naar VMBO-T of hoger vervolgonderwijs. Een deel van de leerlingen haalt dit niveau pas op het tweede ijkmoment, als ze 16 zijn. Dan wordt het 2F genoemd. Dit niveau komt overeen met 1S. Expertgroep stelt referentieniveau vast De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008) baseerde de referentieniveaus fundamentele kwaliteit inhoudelijk op dat wat 75% van de leerlingen bij de laatste Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (Cito) bleek te kennen en te kunnen. Voor niveau 1F is dat dus het niveau van 75% van de leerlingen aan het eind van de basisschool. van 50 naar 65% Ambitie voor streefkwaliteit De streefniveaus zijn op dezelfde wijze vastgesteld, maar dan op basis van wat 50% van de leerlingen bleek te kennen en te kunnen. Voor niveau 1S is dat dus het niveau van 50% van de leerlingen aan het eind van de basisschool. Inhoudelijk is bepaald dat niveau 1S het minimum is voor een soepele aansluiting op het VMBO-T. Maar, niet 50% maar 65% van alle leerlingen stroomt door naar VMBO-T of hoger. Daarom heeft de Expertgroep als landelijke ambitie geformuleerd dat niet 50% maar 65% aan het einde van de basisschool gaat voldoen aan niveau 1S. van 75 naar 85 (of 90)% Ambitie voor fundamentele kwaliteit Voor 1F geldt iets vergelijkbaars. Niveau 1F wordt gezien als het minimum aan kennis en vaardigheden dat nodig is om het in onze samenleving te redden. Nu voldoet 75% van alle leerlingen daar aan het eind van de basisschool aan. De landelijke ambitie zou echter moeten zijn dat dat 85% (of 90%) wordt. Samengevat: fundamenteel niveau 1F is: waar 75% van de leerlingen nu aan voldoet; de ambitie is: waar 85% (of 90%) van de leerlingen aan voldoet streefniveau 1S is: waar 50% van de leerlingen nu aan voldoet; de ambitie is: waar 65% van de leerlingen aan voldoet. Gefixeerde niveaus Dit betekent dat de referentieniveaus inhoudelijk gedefinieerd en gefixeerd zijn. Het zijn dus geen relatieve normen. Een beoordeling van een individuele leerling is niet in termen van zijn relatieve positie ( hij hoort bij de beste zoveel procent ), maar in termen van hij voldoet wel of niet aan een criterium. Het kengetal voor een groep, een school of een groep scholen is niet het percentage leerlingen dat bij de beste zoveel procent scoort. Het is het percentage leerlingen dat op of boven een bepaald referentieniveau functioneert: het fundamenteel niveau of het streefniveau. Een individuele school of groep scholen kán overwegen om deze landelijke ambities tot de hare te maken. De school of scholen kunnen zich aan de landelijke ambities optrekken. Pagina 8 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

2 Leerstandaarden Hoe hoog legt u de leerstandaard voor uw school? Welk onderwijs (arrangement) biedt u per leerstandaard aan? In hoofdstuk 1 las u dat een referentieniveau een inhoudelijke beschrijving is van wat leerlingen van een leerstofgebied moeten kennen en kunnen op een bepaald referentiemoment, bijvoorbeeld eind basisschoolperiode of met 16 jaar. Referentieniveaus hangen samen met de volgende term: de leerstandaard. In dit tweede hoofdstuk leest u wat een leerstandaard inhoudt. schoolnorm Wat is een leerstandaard? Een leerstandaard is een concreet tussendoel op een leerlijn. Waar u het referentieniveau zou kunnen zien als de maat, kunt u de leerstandaard beschouwen als de norm die u hanteert. Bijvoorbeeld: de leerstandaard (norm): 75% van de leerlingen moet op het eind van de basisschool voldoen aan referentieniveau 1F (maat). andere standaard De maat staat vast, maar de hoeveelheid kennis en vaardigheden die een leerling opdoet op uw school, kan een school beïnvloeden. Scholen kunnen er in hun onderwijs voor zorgen dat meer of minder leerlingen op een bepaald moment aan de maat voldoen. U kunt dus naar een hogere of een lagere leerstandaard streven op uw school. Als u de lat lager legt (maat), zullen er meer leerlingen aan kunnen voldoen (norm) en andersom. Drie standaarden In navolging van de Onderwijsraad, onderscheiden we drie standaarden: de voldoende standaard de minimum standaard de gevorderde standaard. norm voor middenmoot Voldoende standaard De voldoende standaard is het niveau dat een school wil bereiken met driekwart van haar leerlingen. Omdat niet alle leerlingen dit niveau kunnen halen, stelt een school ook een minimum standaard vast. minimale norm Minimum standaard De minimum standaard is het niveau dat een school minimaal wil halen met de overige leerlingen, de leerlingen die de voldoende standaard niet halen. hoge norm Gevorderde standaard De gevorderde standaard is het niveau voor het best scorende kwart leerlingen. Zij kunnen naast de basisstof, die gericht is op de voldoende standaard, extra leerstof aangeboden krijgen. Leerstandaarden en CITO-toetsen De meeste scholen volgen de vorderingen van hun leerlingen in de kernvakken taal en rekenen met CITO-toetsen. Voor de populatie ZML/MG zijn toetsen in ontwikkeling, maar deze zijn vooralsnog niet breed beschikbaar. We gaan daarom uit van de CEDleerlijnen. We zien de 12 leerlijnen als een (grove) meetlat om het vaardigheidsniveau vast te stellen. Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 9

Uitgedrukt in normen komt: de voldoende standaard overeen met het niveau op de leerlijn dat de school met driekwart van de leerlingen wil halen de minimum standaard overeen met het niveau op de leerlijn dat de school met 90% van de leerlingen wil halen de gevorderde standaard overeen met het niveau op de leerlijn dat de school met de beste 25% van de leerlingen wil halen. verschillende standaarden Leerstandaarden en onderwijsarrangementen Niet alle leerlingen op uw school werken volgens dezelfde standaarden. De meeste leerlingen werken in overeenstemming met de voldoende standaard. Andere leerlingen werken in overeenstemming met de minimum standaard en een deel kan meer aan. Drie verschillende arrangementen De school sluit met haar onderwijs aan op deze verschillende standaarden door het onderwijs aan te bieden in verschillende arrangementen 5,6 : een basisarrangement een intensief arrangement een verdiept arrangement. basis voor alle leerlingen Basisarrangement Het basisarrangement geldt voor alle leerlingen. Driekwart van de leerlingen heeft daar genoeg aan, een kwart heeft zelfs ruimte voor meer. intensief voor een kwart van de leerlingen Intensief arrangement Voor leerlingen die niet genoeg hebben aan het basisarrangement, biedt een school een intensiever arrangement aan. Dit geldt voor ongeveer een kwart van de leerlingen. verdiept voor een kwart van de leerlingen Verdiept arrangement Het verdiepte arrangement is er ten slotte voor de ±25% relatief getalenteerde leerlingen die meer aankunnen. Hoe u tot de verschillende arrangementen komt, leest u in hoofdstuk 7. Pagina 10 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

3 Ontwikkelingsperspectieven Wat gaat een leerling leren op uw school (ontwikkelingsperspectief)? Waar kan een leerling ná uw school naartoe (uitstroomniveau)? In hoofdstuk 2 las u dat een leerstandaard een concreet tussendoel op een leerlijn is. Het is de norm die u stelt voor uw leerlingen. De leerstandaard hangt weer samen met de volgende term: het ontwikkelingsperspectief. In dit hoofdstuk leest u wat een ontwikkelingsperspectief inhoudt. Wat is een ontwikkelingsperspectief? Elke SO-school zal in de toekomst voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief moeten formuleren. Daarnaast moet de school het verwachte uitstroomniveau van een leerling aangeven. Wat houdt dat in? Een ontwikkelingsperspectief is volgens de inspectie een inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van een leerling voor een bepaalde, langere periode, gebaseerd op het verwachte uitstroomniveau. Dus, kort gezegd, een inschatting van wat een leerling bij u op school gaat leren. Deze inschatting is gebaseerd op het uitstroomniveau dat u met de leerling denkt te kunnen bereiken, bijvoorbeeld beschermd wonen/ werken. Als een school vervolgens bekijkt op welk niveau een leerling binnenkwam op school, en dat verbindt aan het verwachte uitstroomniveau van de leerling, dan levert dat een prognose- of ontwikkelingslijn op. uw verwachtingen van een leerling Het ontwikkelingsperspectief geeft dus aan wat uw school verwacht dat een leerling gaat leren op uw school. Het ontwikkelingsperspectief bevat dan ook meteen de doelstellingen voor alle leergebieden die een leerling moet beheersen om door te kunnen stromen naar de bestemming die u met deze leerling denkt te kunnen bereiken. vervolg ná uw school Uitstroomniveau en uitstroombestemming De uitstroomniveaus zijn niet willekeurig gekozen. Uitstroomniveaus zijn gelijk aan de instroomeisen die gelden voor de plek waar de leerling naartoe gaat ná uw school. Voor een plaats op de vrije arbeidsmarkt gelden andere eisen dan voor dagbesteding. Aan het eind van de rit kan een leerling dan ook uitstromen op verschillende uitstroomniveaus. Bijvoorbeeld op de vrije arbeidsmarkt, beschermd wonen/werken of dagbesteding. Het vervolg zelf heet ook wel de uitstroombestemming; de plek waar een leerling ná uw school naartoe gaat. Het ontwikkelingsperspectief komt dus eigenlijk overeen met een uitstroombestemming: het is een inschatting van uw school waar een leerling ná verblijf bij u naartoe zal gaan. Redenen voor grote verschillen tussen leerlingen In cluster 3 zijn de verschillen tussen leerlingen groot. Hoe komt dat? Het kan komen door verschillende oorzaken: de grote verschillen in leerlingkenmerken van deze leerlingen de lagere verwachtingen van scholen van deze leerlingen het verschraalde onderwijsaanbod op SO/VSO-scholen tekortkomingen in het onderwijsleerproces, bijvoorbeeld het weglekken van leertijd te weinig planmatig werken. Het ontwikkelingsperspectief vaststellen, maar wanneer? Om ervoor te zorgen dat ook genoeg leerlingen op het ZML/MG de voldoende standaard halen, moeten scholen tegenwoordig voor al hun leerlingen een uitstroomniveau en een ontwikkelingsperspectief vaststellen. De vraag is, wannéer stel je dat perspectief vast? Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 11

te voorzichtig uitstroomniveau Het is lastig om een uitstroomniveau vast te stellen voor jonge leerlingen in het SO. Scholen zijn geneigd om het uitstroomniveau nogal voorzichtig in te schatten. Het gevaar bestaat dat scholen daarna vervolgens hun onderwijsaanbod afstemmen op het voorzichtig geformuleerde uitstroomniveau. Op die manier treedt er self-fulfilling prophecy op: de school schat een laag uitstroomniveau in omdat de school nog niet goed weet wat de leerling kan. Vervolgens stemt de school haar verwachtingen en het onderwijsaanbod af op dat niveau. Hierdoor stroomt de leerling uiteindelijk inderdaad niet hoger uit dan het vastgestelde uitstroomniveau. daarom liever later vaststellen Scholen willen graag een uitstroomniveau vaststellen dat zo goed mogelijk aansluit bij de daadwerkelijke mogelijkheden van een leerling. Ze geven aan daarom pas een ontwikkelingsperspectief te willen vaststellen als een leerling al enkele jaren op school zit, niet eerder dan mogelijk met het oog op het open houden van zoveel mogelijk opties, maar ook niet later dan wenselijk met het oog op dispensaties. expliciet maken Impliciete inschatting Het Kernimplentatieteam Leerlijnen begrijpt de aarzeling van scholen om een uitstroomniveau al te vroeg vast te stellen. Toch is het een gegeven dat leerkrachten al vanaf de eerste dag hun leerlingen inschatten op grond van hun impliciete ervaringsen praktijkkennis. Deze ervaringskennis komt het meest tot zijn recht als hij expliciet gemaakt wordt. Bovendien kan de leerkracht op die manier haar kennis toetsen. Zo kan de leerkracht als dat nodig is haar oordeel over de mogelijkheden van een leerling tussentijds bijstellen of aanscherpen. En dus ook het vastgestelde uitstroomniveau zo nodig veranderen. Pagina 12 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

4 Uitstroomprofiel en leerrendementsverwachting Wat verwacht u een leerling te leren (leerrendementsverwachting), zodat hij goed toegerust is voor het vervolg ná uw school (uitstroomprofiel)? In hoofdstuk 3 las u dat een ontwikkelingsperspectief weergeeft wat een leerling gaat leren op school, volgens een school. Het ontwikkelingsperspectief is dus eigenlijk het uitstroomniveau van een leerling. In dit hoofdstuk leest u over uitstroombestemmingen en leest u wat een uitstroomprofiel en een leerrendementsverwachting inhouden. groepsplan is uitgangspunt Individuele handelingsplannen versus groepsplan Lange tijd stond werken in het SO gelijk aan werken met individuele handelingsplannen. In dezelfde lijn zijn veel scholen geneigd om ook bij elke leerling individueel vast te stellen wat zijn onderwijsbehoeften zijn. Op grond daarvan formuleren scholen het uitstroomprofiel en de uitstroombestemming. Dit is niet nodig. In plaats van individuele handelingsplannen is tegenwoordig het groepsplan het uitgangspunt. Het individuele handelingsplan hoeft niet méér te zijn dan de aantekening van wat afwijkt van het groepsplan. Uitstroombestemmingen In de praktijk kennen ZML/MG-scholen maar zelden meer dan drie uitstroombestemmingen: arbeid beschermd wonen/werken dagbesteding. drie uitstroombestemmingen Omdat er maar drie uitstroombestemmingen zijn, heeft nuancering van de onderwijsbehoeften die verder gaat dan dat ze passen bij een van de drie uitstroombestemmingen, geen praktische toegevoegde waarde. Op De Golfslag gaat de helft van de leerlingen naar beschermd wonen/werken. Een kwart gaat naar de vrije arbeidsmarkt en het laatste kwart naar een vorm van dagbesteding. Er zijn wel eens leerlingen die hoger of lager uitstromen, maar echt vaak komt dat niet voor. De Golfslag beschrijft daarom voor elke uitstroombestemming welk uitstroomniveau vereist is voor elk vak. Box 1: De uitstroombestemmingen verwachte vooruitgang Wat is een leerrendementsverwachting? De school stelt het ontwikkelingsperspectief van een leerling vast door in te schatten welke leerdoelen een leerling maximaal zal behalen. Deze leerdoelen horen bij zijn verwachte uitstroomniveau. De school beschrijft ook van elke leerling het instroomniveau. Tussen het instroomniveau en het verwachte uitstroomniveau lopen de leerlijnen. De combinatie van instroomniveau en het verwachte uitstroomniveau levert een leerrendementsverwachting op per vakgebied. Dit is de vooruitgang die de school met de leerling gedurende zijn schoolloopbaan verwacht te boeken. Minimaal drie metingen voor een leerrendementsverwachting Een school kan volgens Cito een leerrendementsverwachting geven op basis van minimaal drie metingen verspreid in de tijd. De foutenmarge is dan echter nog groot. Naarmate het leerproces vordert en er meer meetpunten beschikbaar komen, neemt de foutenmarge rond het voorspelde eindpunt af. De voorspelling van het te behalen Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 13

eindniveau wordt dan betrouwbaarder. Kindkenmerken bij de entree van een leerling in de school blijken niet of nauwelijks iets toe te voegen aan de betrouwbaarheid van de voorspelling. En die toegevoegde waarde is er alleen naast meerdere meetmomen- ten. Dit geldt ook voor het IQ, ook al gaat het tegen de intuïtie in. De intelligentietest is nota bene ooit door Binet bedacht om het onderscheid te maken tussen niet willen en niet kunnen. Waarschijnlijk heeft het IQ bij de entree op school zijn werk al gedaan en komen verschillen tussen leerlingen al vrijwel volledig tot uitdrukking in de gemeten vaardigheidsniveaus. In alle gevallen is het onwenselijk om op basis van een enkel meetmoment uitspraken te doen over het eindniveau dat een leerling kan behalen. Vooral als het verwachte leerrendement laag is, is het gevaar van self-fulfilling prohecy groot. Als er weinig van de leerling wordt verwacht, zal het onderwijsaanbod daar op afgestemd worden. Alleen al daardoor zal de leerling ook laag eindigen. uitstroomniveaus van alle vakgebieden Wat is een uitstroomprofiel? Het vereiste uitstroomniveau van een vakgebied voor een bepaalde uitstroombestemming is gelijk aan de instroomeisen die dat schooltype stelt aan een leerling. De instroomeisen voor mondelinge taal voor de vrije arbeidsmarkt liggen anders dan die voor dagbesteding. De uitstroomniveaus van ieder vakgebied samen vormen een uitstroomprofiel. Zie tabel 1 in box 2 voor een voorbeeld hiervan. De Golfslag kent een uitstroomprofiel vrije arbeidsmarkt, een uitstroomprofiel beschermd wonen/werken en een uitstroomprofiel dagbesteding. In tabel 1 ziet u het verband tussen de leerstandaarden, de arrangementen en de uitstroombestemmingen. Tabel 1: De relatie tussen standaarden, arrangementen en uitstroomniveaus Gevorderde standaard - verdiept arrangement - vrije arbeidsmarkt Voldoende standaard - basisarrangement - beschermd wonen/werken Minimum standaard - intensief arrangement - dagbesteding Box 2: Het verband tussen leerstandaard, arrangement en uitstroombestemming Pagina 14 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

5 Leerlijnen Wat zijn de doelen per vakgebied, van begin- tot einddoel? Toets aan welk niveau leerlingen voldoen: de minimum, voldoende of gevorderde standaard. Bied elke leerling een passend onderwijsarrangement. In hoofdstuk 4 las u dat wat een school een leerling verwacht te leren, de leerrendementsverwachting is. Met deze verwachting wil de school toewerken naar het uitstroomprofiel van een leerling; de eisen van zijn vervolgschool. Tussen het instroomniveau en het uitstroomniveau van een leerling lopen leerlijnen. In dit hoofdstuk leest u wat deze leerlijnen inhouden. 12 niveaus CED-leerlijn ZMLK Hoe ziet een leerlijn eruit? Een CED-leerlijn ZMLK kent twaalf niveaus. Het ZML/MG-onderwijs heeft dus naast een eigen set kerndoelen ook eigen leerlijnen. Om communicatie met scholen uit verschillende clusters en met reguliere scholen mogelijk te maken, moet duidelijk zijn hoe de ZML-leerlijnen zich verhouden tot de basisleerlijnen voor de andere clusters. Niveau 1 komt ongeveer overeen met wat driekwart van de niet-zml kinderen van een jaar of twee kunnen, niveau 12 met wat driekwart van de niet-zml kinderen van een jaar of acht kunnen. SO-school De Golfslag heeft in kaart gebracht welke niveaus van technisch lezen 75% van haar leerlingen door de jaren heen realiseert. Zo ontdekt de school dat wat voor De Golfslag de voldoende schoolstandaard is, overeenkomt met wat landelijk geldt als minder dan de minimum standaard. Dit leidt op De Golfslag tot een discussie. Kan en wil de school hier wel of niet tevreden mee zijn? U leest er meer over in het volgende hoofdstuk. Box 3: De werkwijze bij het vaststellen van de schoolstandaard LEERROUTE LEERLIJNEN UITSTROOM- MOGELIJKHEID 1 2 3 4 5 6 Plancius PLANCIUS AC/DC 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 ZMLK ZMLK Arbeid WSW AC/DC SO1 SO2 SO3 SO4 SO5 SO6 SO7 SO8 CLUSTER 1,2,4 V(S)O BaO1 BaO2 BaO3 BaO4 BaO5 BaO6 BaO7 BaO8 Kerndoelen V(S)O Arbeid 1 Arbeid 2 Arbeid Arbeid 3 4 Arbeidsgericht Arbeid MBO 1/2 PrO1 PrO2 PrO3 PrO4 Arbeid MBO 1/2 vmbobb1 vmbobb2 vmbobb3 vmbobb4 vmbot1 vmbot2 vmbot3 vmbot4 Havo1 Havo2 Havo3 Havo4 Havo5 MBO 3/4 MBO 3/4 HBO HAVO VWO1 VWO2 VWO3 VWO4 VWO5 VWO6 HBO WO Referentieniveau 1F Referentieniveau 1S/2F Referentieniveau 2S/3F Figuur 1: De onderlinge verhoudingen tussen leerlijnen voor verschillende onderwijssectoren. Referentieniveau 3S/4F Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 15

Functie van leerlijnen Een belangrijke functie van leerlijnen is de communicatiefunctie. Door op een eenduidige manier over niveaus te praten, wordt communicatie over leerlingen in de breedste zin van het woord vergemakkelijkt. De samenhang tussen de leerlijnniveaus van alle schooltypen PO en VO is weergegeven in figuur 1, in wat in de praktijk het dakpanmodel is gaan heten. De leerlijnniveaus die grosso modo gelijk zijn, staan hierin onder elkaar. Let op: in het model worden niveaus aangegeven, geen leerjaren! Zo ziet u dat de ZML-leerlijnen aansluiten op de Plancius-leerlijnen voor leerlingen met een ontwikkelingsperspectief van 24 maanden (Vos, 2008). Niveau 1 van de leerlijnen voor VMBO/BB sluit aan op niveau 5 van de leerlijnen voor het SO. Niveau 1 van de leerlijnen voor VMBO-T sluit aan op niveau 8 van de leerlijnen SO en de leerlijnen voor Havo/ VWO sluiten qua niveau aan op VMBO-T niveau 2. Leerlingen kunnen aan het einde van groep 8 de basisschool immers verlaten met beheersing van niveau 8, wat gelijk is aan referentieniveau 1F, en doorstromen naar VMBO-T1. Maar er zijn ook leerlingen die de basisschool verlaten op niveau 1S of hoger en doorstromen naar Havo/VWO. zelf niveau bepalen Hoe deelt een school leerlingen op een leerlijn in? Om leerlingen in te delen op een leerlijn, kijkt een school welk niveau de leerlingen beheersen. Dit is lastig; het zou beter zijn als er meer objectieve toetsen waren voor zeer moeilijk lerenden. Het risico bestaat dat scholen leerlingen een niveau toewijzen op grond van de leerstof die zij krijgen aangeboden, en niet op grond van de stof die ze beheersen. Als het goed is, zit daar geen verschil tussen. Maar als een school te lage verwachtingen heeft van haar leerlingen, kan het verschil aanzienlijk zijn. Hoe lastig het ook is om leerlingen goed in te delen, toch denken we dat de betrouwbaarheid acceptabel is. Leerkrachten kennen de leerlingen en weten dus wat de leerlingen kennen en kunnen. Ook is er over het algemeen grote overeenstemming tussen leerkrachten in hun oordeel over leerlingen. Dus ook al is het bij gebrek aan beter en ook al is het een grove maat, er valt goed met deze indeling te werken. In tabel 2 ziet u een zo goed mogelijke schatting van de gemiddelde verdeling van niveaus over de verschillende leeftijden. Omdat we met de leerlijnen ook een communicatiekader willen hebben, is aan de referentieleeftijd ook de leeftijd van de leerlingen toegevoegd. Daarmee kunt u de ZML-leerlijnen vergelijken met de niveaus op de basisleerlijnen. REFERENTIELEEFTIJD 2 3 4 5 6 7 8 LEEFTIJD 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Gevorderde standaard 4 5 5 6 6 7 7 8 9 10 10 11 11 Voldoende standaard 2-3 3-4 3-4 4-5 4-5 5-6 5-6 6-7 6-8 7-9 7-9 8-10 8-10 Minimum standaard 1 1-2 2 2-3 2-3 3-4 3-4 3-5 3-5 4-6 4-6 4-7 4-7 < Minumum standaard 0 0 0 0-1 0-1 0-2 0-2 0-2 0-2 0-3 0-3 0-3 0-3 Pagina 16 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

Figuur 2 hierna laat een andere weergave van tabel 2 zien. In dit schema kunnen leerkrachten hun inschalingen verwerken (zie volgende hoofdstuk). Het schema dat nu nog leeg is, geeft de niveaus en standaarden aan die een school nastreeft. U kunt figuur 2 als volgt lezen: De blauwe lijn laat de voldoende standaard zien. Deze lijn geeft aan wat 75% van de leerlingen in elke groep beheerst. De dikke roodbruine lijn geeft de minimum standaard aan. Deze lijn geeft aan wat de school minimaal wil bereiken met ten minste 15% van de 25% zwakste leerlingen. De groene lijn ten slotte geeft de gevorderde standaard weer, waaraan de beste 25% leerlingen voldoet. In de linkerkolommen ziet u de niveaus van de leerlijnen. leeftijd niveau 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Standaard 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Figuur 2: Leerstandaarden uitgedrukt in verschillende niveaus op de leerlijn 25% 50% 15% 10% Gev.St Vold.St. Min.St per leerstandaard een passend onderwijsarrangement De standaarden laten zich één-op-één vertalen in een onderwijsarrangement. Alle leerlingen krijgen het basisarrangement. Leerlingen die aan de gevorderde standaard voldoen, krijgen het verdiepte arrangement. Er zijn ook leerlingen die niet genoeg hebben aan het basisarrangement. Zij krijgen het intensieve arrangement. Dat betekent dat zij extra begeleide instructie en oefentijd krijgen. Soms wordt opgemerkt dat de individuele verschillen zo groot zijn, dat er geen sprake kan zijn van een basisarrangement voor alle leerlingen. Concreet betekent dit meestal dat er sprake is van verschillende stromen binnen de school die gescheiden van elkaar les krijgen. In die gevallen is er feitelijk sprake van twee scholen binnen de school. Het model geldt dan voor elke stroom afzonderlijk. Zie ook hoofdstuk 8. Als leerlingen van uiteenlopende niveaus wel in een groep bij elkaar zitten en de leerkracht in alles op twee of drie niveaus les geeft, dan heeft ze haar differentiatiecapaciteit daarmee benut. Het betekent dat er in feite drie basisarrangementen naast elkaar bestaan en dat alle leerlingen in iedere stroom bij dat basisarrangement ook floreren. Als dat zo is, is er geen reden om iets te veranderen. Als een deel van de leerlingen binnen iedere route tekort komt, is er reden de groepsindeling fundamenteel tegen het licht te houden. Zie ook hoofdstuk 7 en 8. Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 17

Pagina 18 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO

6 Leeropbrengsten en ambities Op welk niveau stromen uw leerlingen uit (leeropbrengsten)? Bent u tevreden met uw schoolstandaard? Heeft u hogere ambities? Stel uw schoolstandaarden zonodig bij! In hoofdstuk 5 las u dat leerdoelen alle tussendoelen op een vakgebied zijn. Van begindoel tot einddoel. U deelt leerlingen in door hun niveau te testen, waarna u het onderwijsarrangement afstemt op hun leerstandaard. In hoofdstuk 6 leest u wat leeropbrengsten zijn. Komen deze opbrengsten overeen met de ambities van een school? Uitstroom naar vervolgonderwijs De weergave zoals in figuur 3 maakt het mogelijk ook andere zaken te verduidelijken. Rechts in de figuur ziet u een kolom met verschillende uitstroombestemmingen. Wij schatten dat landelijk niet meer dan 25% van de ZML/MG-populatie naar de vrije arbeidsmarkt uitstroomt. Ongeveer 50% gaat landelijk naar beschermd wonen/werken. Voor het resterende kwart van de leerlingen is dagbesteding ten slotte het voorland. niveau leerlingen bepalen In de praktijk: waar staat uw school? Een school kan met de begrippen uit de eerste vijf hoofdstukken haar onderwijsaanbod beschrijven. Door in het schema van figuur 2 aan het eind van ieder schooljaar te turven waar elke leerling zit, maakt u een foto van uw school. In box 4 leest u hoe zo n foto werkt. Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO Pagina 19

De Golfslag maakt elk jaar aan het eind van het schooljaar voor de belangrijkste vakken een foto van de school. Ze gebruikt daarvoor het schema van figuur 2. Met voor elk leerjaar de leerstandaarden die De Golfslag echt heeft gehaald (en dus niet de landelijke normen). Een overzicht van de leerlijnniveaus die de leerlingen uit de verschillende groepen feitelijk beheersen, staat in figuur 3. leeftijd niveau 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 Standaard Uitstroombestemming 12 1 11 1 1 25% Arbeid Gev.St 10 3 2 1 9 1 2 1 2 2 8 1 1 2 1 2 50% beschermd wonen/werken Vold. St. 7 1 1 2 2 1 2 1 6 1 1 1 2 1 2 15% 5 1 2 1 1 1 1 1 2 1 dag- 4 1 2 3 3 3 2 1 1 1 1 besteding Min.St 3 1 1 1 1 2 1 1 1 2 2 1 1 2 1 2 1 10% 1 2 1 1 Figuur 3: Schoolstandaarden op basis van de feitelijke resultaten in het afgelopen jaar De foto van De Golfslag ziet er zo uit: In de meest linkerkolom staan de niveaus op de leerlijn. Van links naar rechts ziet u de leeftijden. U ziet dat De Golfslag zeven schoolverlaters had. Een kwart daarvan is twee leerlingen. Twee leerlingen verlaten de school op niveau 11 of 12, met andere woorden, niveau 11 is de gevorderde standaard van deze school. De middenmoot bestaat uit ongeveer de helft van het aantal leerlingen. Vier leerlingen beheersen op het eind niveau 8, 9 of 10. Daarmee bepalen zij de voldoende schoolstandaard van De Golfslag. Een leerling komt het dichtst in de buurt van 15%. De laatste leerling verlaat de school op niveau 7. De minimum schoolstandaard ligt dus op niveau 7. De blauwe lijn laat de voldoende schoolstandaard zien voor de verschillende leeftijdsgroepen. Deze lijn geeft aan wat ±75% van de leerlingen in elke groep feitelijk beheerst. De dikke ononderbroken lijn geeft de minimum schoolstandaard aan. Deze lijn geeft aan welk niveau ±15% van de ±25% zwakste leerlingen beheerst. Bij de schoolverlaters komt dit niveau dit jaar niet voor op De Golfslag. Door het kleine aantal leerlingen en door afronding van de getallen scoren er dit jaar geen leerlingen onder de minimum schoolstandaard. Met deze foto van de school heeft De Golfslag in kaart gebracht op welke uitstroomniveaus haar onderwijs feitelijk gericht is. Nu kan ze zich afvragen of ze tevreden is met deze werkelijkheid. Of heeft de school hogere ambities voor haar leerlingen? Zo ja, dan zal ze haar onderwijsbeleid bij moeten stellen. Box 4: Een foto van de school Pagina 20 Duiden en Doen versie ZML en MG (cluster 3) - SO/VSO