21st century skills en de methoden MBO ThiemeMeulenhoff
Inhoudsopgave 1 Waarom 21st century skills?... 3 2 Wat zijn 21st century skills?... 3 3 Werken aan 21st century skills in de lessen... 6 4 Werken aan 21st century skills met de methoden van ThiemeMeulenhoff... 7 5 Rol van de docent bij 21st century skills... 9 Bijlage 1 Mogelijke werkvormen... 11 Bijlage 2 Mogelijke presentatievormen... 13 2
1 Waarom 21st century skills? De samenleving verandert in een hoog tempo. De ontwikkelingen in de technologie gaan snel, de hoeveelheid beschikbare informatie groeit exponentieel en media is altijd en overal beschikbaar. De arbeidsmarkt verandert naar een dynamische kenniseconomie, waarin de focus ligt op het zelf ontwikkelen van kennis. Bovendien moeten jongeren door de toegenomen individualisering veel meer zelf hun pad vormgeven. Ze moeten meer dan voorheen in staat zijn eigen keuzes te maken en leren wat hun eigen kwaliteiten en voorkeuren zijn in relatie tot werk en beroep. Samen met de toenemende globalisering zorgt dit voor omvangrijke economische en sociale veranderingen die niet alleen het werk maar de gehele leefomgeving van mensen beïnvloeden. De vraag is welke kennis en vaardigheden jongeren minimaal moeten hebben om te kunnen functioneren in die maatschappij. Dit vraagt om andersoortige vaardigheden dan alleen cognitieve vaardigheden: de 21st century skills. 2 Wat zijn 21st century skills? ThiemeMeulenhoff sluit aan bij de indeling die het SLO hanteert, aangevuld met de vaardigheid Ondernemend, die door het Expertcentrum Beroepsonderwijs (ecbo) specifiek voor het mbo is onderkend. 1 Probleem oplossen Een probleem kunnen omschrijven en een oplossing kunnen bedenken kan problemen signaleren, analyseren en definiëren; heeft kennis van strategieën om met onbekende problemen om te gaan; kan oplossingsstrategieën genereren, analyseren en selecteren; kan beargumenteerde beslissingen nemen. 2 Creativiteit Nieuwe oplossingen en ideeën kunnen bedenken en uitwerken heeft een onderzoekende en ondernemende houding ; 3
kan denken buiten de gebaande paden en nieuwe samenhangen zien; heeft kennis van creatieve technieken (brainstorming en dergelijke); durft risico s te nemen en ziet fouten als leermogelijkheden. 3 Sociale en culturele vaardigheden Kunnen samenleven en samenwerken met mensen van verschillende achtergronden kan constructief communiceren in verschillende sociale situaties; herkent gedragscodes in verschillende sociale situaties; heeft respect, inlevingsvermogen, belangstelling en kan eigen gevoelens herkennen en plaatsen. 4 Samenwerken Gezamenlijk een doel halen en elkaar kunnen aanvullen (h)erkent verschillende rollen bij zichzelf en anderen; kan hulp vragen, geven en ontvangen; heeft een positieve en open houding ten aanzien van andere ideeën; kan onderhandelen en afspraken maken met anderen in een team; kan functioneren in heterogene groepen; kan effectief communiceren. 5 Zelfregulering Doelgericht gedrag laten zien, passend bij de situatie kan realistische doelen en prioriteiten stellen; kan doelgericht handelen (concentratie, zichzelf motiveren); kan het proces monitoren (planning, timemanagement); 4
kan reflecteren op het handelen en de uitvoering van de taak en feedback benutten; heeft inzicht in de ontwikkeling van eigen competenties; neemt verantwoording voor eigen handelen en keuzes; heeft zicht op consequenties van het eigen handelen voor de omgeving, ook op de lange termijn. 6 Kritisch denken Eigen onderbouwde visie of mening kunnen geven staat open voor alternatieve standpunten; kan effectief redeneren en formuleren; kan hiaten in kennis signaleren; kan betekenisvolle vragen stellen; kan kritisch reflecteren op het eigen leerproces. 7 Communiceren Een boodschap goed overbrengen en ontvangen kan doelgericht informatie met anderen uitwisselen; kan omgaan met verschillende communicatieve situaties (gesprekken, presentaties, debatten); kent de gesprekstechnieken, -regels en sociale conventies bij elke situatie; kent verschillende communicatiemiddelen; heeft inzicht in de mogelijkheden die ICT biedt. 8 Digivaardig Informatievaardig: goed inforatie zoeken, vinden en selecteren met ict-hulpmiddelen is mediawijs en kan kritisch en actief omgaan met media; 5
heeft inzicht hoe media de werkelijkheid kleuren; begrijpt hoe media worden gemaakt, wat de gevaren zijn en hoe ze in te zetten zijn; creëert content en participeert in sociale netwerken; kan reflecteren op het eigen mediagebruik. 9 Ondernemend kan kansen zien, creëren en benutten. 3 Werken aan 21st century skills in de lessen De onderwijskundigen zijn het erover eens dat 21st century skills niet in de vorm van een apart vak aan te bieden zijn. Het is wel mogelijk om in een les apart aandacht te besteden aan één specifieke vaardigheid, zoals communicatievaardigheden of informatie opzoeken. Uiteindelijk is het van belang om de vaardigheden te combineren met vakinhoud, dus binnen de bestaande lessen. Het aanbieden van 21st century skills gaat dan vooral over de keuze van werkvormen en didactiek. Wat helpt is als studenten zich kunnen richten op een realistisch probleem waar ze langere tijd aan kunnen werken, het liefst in groepsverband, in wisselende samenstelling, en dat studenten verschillende rollen innemen tijdens het traject. Ook belangrijk is dat een student relatief veel autonomie heeft binnen het leerproces. Didactische vormen die goed werken, zijn projectonderwijs of problem based werken of design based werken. De rol van de docent is in deze setting van groot belang. Trefwoorden zijn: een planmatige houding, structuur en tegelijkertijd ruimte bieden, feedback geven, goede vragen stellen, reflectie stimuleren, coachen, het groepsproces sturen en begeleiden in plaats van doceren. Tot slot helpt het als samenwerken niet alleen als middel maar ook als doel wordt gezien. Een centrale rol is dus weggelegd voor de docent en de gekozen didactiek en werkvormen. Hoe kan ThiemeMeulenhoff daarbij helpen? 6
4 Werken aan 21st century skills met de methoden van ThiemeMeulenhoff De structuur van de methoden van ThiemeMeulenhoff helpt de docent te werken aan 21st century skills. We hebben in onze lesmethoden een strakke opbouw ingevoerd: 1 Oriëntatie 2 Uitleg 3 Verwerking 4 Toepassing 5 Evaluatie 6 Toetsing Deze opzet betekent niet dat het nodig is om het materiaal stapsgewijs door te werken. Door de strakke indeling is het juist mogelijk om op verschillende manieren met het materiaal te werken. Studenten kunnen er in grote mate zelfstandig aan werken. Door de methode op verschillende manieren te doorlopen, is er ruimte om de 21st century skills te trainen. en doen dan meer zelf en de rol van de docent wordt meer die van coach. De opdrachten in de fase Toepassing helpen hierbij. Vandaar dat we ook bij deze opgaven met iconen laten zien welke vaardigheden er onder andere aan bod komen. De aanpak die we hier presenteren, is een van de mogelijkheden om te werken aan 21st century skills: gemakkelijk uit te proberen, met het bestaande materiaal. en starten niet met de theorie en aansluitend de vragen, maar met de Themaopdrachten bij het onderdeel Toepassing. Deze opdrachten worden opgepakt als problemen die moeten worden opgelost. en lossen de opdrachten dan samenwerkend, in kleine groepen op. Dat doen ze aan de hand van de volgende, projectmatige, stappen: Stap 1 Verkenning van de opdracht Wat is de uitdaging (opdracht)? Wat weet je zelf? (brainstorm/woordweb/mindmap) Welke informatie wordt bij de opdracht gegeven? Vaardigheden die geoefend worden: zelfregulering en kritisch denken. Stap 2 Plannen 7
Welke extra informatie heb je nodig, waar vind je die? Hoe ga je te werk (samenwerken)? Hoe ga je de resultaten verwerken en presenteren? Welke werkzaamheden komen erbij kijken? Taakverdeling en (eventueel) een planning maken. Vaardigheden die geoefend worden: samenwerken, zelfregulering, kritisch denken en communiceren. Stap 3 Aan de slag Doen: onderzoeken, oplossen, maken, resultaten verwerken in een presentatie. Tussenevaluatie: waar nodig bijstellen plan, planning en taakverdeling. Conclusie trekken. Vaardigheden die geoefend worden: probleem oplossen, samenwerken, zelfregulering kritisch denken en communiceren (eventueel creativiteit en digivaardig). Stap 4 Presenteren en terugkijken Inleveren en/of demonstreren. Evalueren en reflecteren: Wat heb ik geleerd? Wat ging goed, wat kan beter? Eindoordeel. Vaardigheden die geoefend worden: samenwerken, zelfregulering, kritisch denken en communiceren (eventueel creativiteit en digivaardig). De rol van de docent in deze aanpak is meer die van begeleider en coach. De theorieboeken zijn op te vatten als bronnenboeken waar studenten meer informatie kunnen vinden. Het werkt als in de evaluatie ook expliciet aandacht wordt besteed aan de manier waarop er is samengewerkt en ook hoe het met de genoemde 21st century skills verliep. In bijlage 1 staan mogelijke werkvormen die studenten kunnen gebruiken om tot een plan te komen. In bijlage 2 staan mogelijke presentatievormen die studenten kunnen gebruiken om het resultaat te laten zien. 8
5 Rol van de docent bij 21st century skills Werken aan 21st century skills vraagt om een minder instruerende, meer begeleidende rol van de docent. De docent draagt geen oplossingen aan, maar daagt studenten uit om deze zelf te bedenken. Dit kan ad hoc, maar ook in een vooraf afgesproken startgesprek, voortgangsgesprek en afsluitend gesprek gebeuren. Hierna staan aandachtspunten voor de verschillende fasen binnen een project. Bij de start Ten aanzien van het product: Begrijpen de studenten wat er van hen wordt verwacht? Welke materialen of informatie heeft de groep nodig? Is er nagedacht over een afsluiting of presentatievorm? Ten aanzien van het proces: Is de gemaakte planning volledig? Is de gemaakte planning realistisch? Is de taakverdeling evenwichtig en volledig? Ten aanzien van de eigen competenties: Waar staan de studenten met hun 21st century skills: wat zijn aandachtspunten voor deze opdracht? Tijdens de voortgang Ten aanzien van het product: Wat is al klaar? Voldoet dat aan de eisen? Wat moet er nog gebeuren? Is alles duidelijk? Wat is er nog nodig aan uitleg, informatie, materiaal? Ten aanzien van het proces: Hoe verloopt de uitvoer? Hoe is de werkhouding/taakgerichtheid van de verschillende groepsleden? Hoe verloopt het samenwerkingsproces? Houden alle groepsleden zich aan de planning/afspraken? 9
Hoe gaan de studenten om met meningsverschillen/conflicten (niet nakomen van afspraken)? Is er bijstelling nodig? Hoe komt dit? Welke aanpassingen worden gedaan in: de planning de taakverdeling de invulling van een of meer onderdelen de presentatievorm Ten aanzien van de eigen competenties: Waar staan de studenten met hun 21st century skills: wat zijn aandachtspunten voor deze opdracht? Wat hebben ze nodig om te kunnen groeien? Bij de afronding Ten aanzien van het resultaat: Was de presentatie voldoende? Is de inhoud van de in te leveren materialen (het product) voldoende? Ten aanzien van het proces: Hoe verliep de samenwerking? Is de planning gerealiseerd? Is er iets bijgesteld? Wat, waarom, hoe pakte dat uit? Hielden de groepsleden zich aan de afspraken? Hoe gingen de studenten om met meningsverschillen/conflicten (niet nakomen van afspraken)? Ten aanzien van de eigen competenties: Hoe is de voortgang bij de 21st century skills: wat zijn aandachtspunten bij een volgende opdracht? 10
Bijlage 1 Mogelijke werkvormen In de verschillende fasen van een project kunnen diverse (coöperatieve) werkvormen worden ingezet. Hierna wordt een klein aantal mogelijkheden kort beschreven. Meer informatie is bijvoorbeeld te vinden in het boek Coöperatieve Leerstrategieën van Dr. Spencer Kagan. http://www.bazalt.nl/educatieve-uitgaven/cooperatieve-leerstrategieen Overleggen over de aanpak Placemat Elke groep van vier studenten krijgt een placemat. Elke deelnemer heeft een van de randvakken tot zijn beschikking om ideeën te noteren. Dit gebeurt zonder praten/overleg. Als iedereen klaar is of de tijd om is, vertellen de groepsleden een voor een wat hun ideeën zijn. Anderen mogen om toelichting vragen, maar niet inhoudelijk reageren. Nadat iedereen zijn plannen heeft verteld, reageren de deelnemers op elkaar. Samen komen ze tot één plan. Dit uiteindelijke plan wordt in het middelste vak genoteerd. (Simultaan) TafelRondje Deze werkvorm kan worden gebruikt om een groep verschillende ideeën te laten bedenken als oplossing voor een uitdaging/probleem of als onderwerp voor een opdracht. De groepsleden kunnen (zonder te spreken) hun idee op een blaadje schrijven en het blaadje dan doorgeven aan de volgende. Dit kan ook door alle groepsleden een eigen blaadje te geven en tegelijkertijd (simultaan) hun suggesties te laten noteren. Op een teken geven de studenten hun blaadje met de klok mee door. Ze lezen wat hun buur heeft genoteerd. Daar kunnen ze een reactie onder zetten. Ook zetten ze nog een eigen idee eronder. Tip: Op elk blaadje kan een apart deelonderwerp worden besproken. Zo wordt herhaling voorkomen. Denker-schrijver In tweetallen werken de studenten een uitdaging uit. De ene student (denker) vertelt zijn idee en de ander (schrijver) noteert het idee. De schrijver coacht de denker en vraagt waar nodig om toelichting. Daarna wisselen de rollen om. GedachtenNotities en hebben kleine kaartjes of post-its waar ze ideeën op kunnen schrijven: één idee per kaartje. Hiermee bedekken ze de tafel (de kaartjes liggen dus niet over elkaar). Om de beurt lichten ze een idee toe. 11
Mindmap-maken Een mindmap is een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een boomstructuur rond een centraal thema. Een mindmap kan met de hand worden geschetst om ideeën te noteren, bijvoorbeeld bij brainstormen, notuleren of leren. Voor presentaties kan deze gedetailleerder worden uitgewerkt. Een digitale mindmap heeft hierbij als voordeel dat deze eenvoudig kan worden aangepast en hergebruikt. http://freeplane.sourceforge.net/wiki/index.php/mind_map_gallery/dutch#mindmap_op_het_werk Evalueren (tussenevaluatie) Commentaar op tournee Bij elk werkstuk ligt een feedbackformulier. De teams staan bij hun eigen werkstuk. Dan rouleren ze met de klok mee naar het volgende werkstuk. Gedurende een bepaald tijdsbestek bespreken ze hun reacties op het werkstuk van het andere team zonder iets te noteren. Als de tijd om is, noteert één student de (positieve) feedback. Daarna lopen de teams door naar het volgende werkstuk. Hier observeren en bespreken ze opnieuw het werk. Bij elke ronde wordt een nieuwe schrijver gekozen die de feedback noteert. Simultaan CommentaarRondje Deze werkvorm kan worden gebruikt voor het reflecteren op de werkwijze of de resultaten binnen de groep. De groepsleden hebben allemaal een blaadje en noteren tegelijkertijd (simultaan) hun bevindingen. Op een teken geven de studenten hun blaadje met de klok mee door. Ze lezen wat hun buur heeft genoteerd. Daar kunnen ze een reactie bij schrijven. Ook noteren ze nog een eigen bevinding eronder. Dit wordt herhaald tot iedereen zijn eigen blaadje weer terug heeft. Hierna kan erover gesproken worden. PraatKaartjes Deze werkvorm zorgt ervoor dat de deelnemers allemaal een bijdrage leveren aan het gesprek en er niet één persoon steeds aan het woord is. De teams beschikken over praatkaartjes, maximaal twee per persoon. De groep spreekt af wat het gespreksonderwerp is. die wil beginnen, pakt een praatkaartje en legt dit midden op tafel. Als iemand wil reageren, legt hij een praatkaartje op tafel. Het gesprek wordt voortgezet door de overige studenten die nog een praatkaartje hebben. Als alle praatkaartjes zijn gebruikt, worden ze opnieuw verdeeld. http://www.werkvormen.info/werkvorm/overzicht.php?search=true&cat=nabespreekvormen 12
Bijlage 2 Mogelijke presentatievormen Presentatiemarkt Verdeel de groepjes in twee shifts: A en B. De groepjes van shift A presenteren hun bevindingen aan een groep van shift B. en van shift B beoordelen (als groep) de presentatie van een van de groepjes uit shift A. Hiervoor krijgt elk groepje een beoordelingsformulier. Daarna rouleren de beoordelingsgroepen en wordt de presentatie herhaald voor nieuw publiek. Dit gebeurt twee keer, zodat elk groepje twee keer beoordeelt en wordt beoordeeld. Hierna presenteert shift B twee keer aan groepjes van shift A. Powerpoint/prezi en noteren alleen de steekwoorden van hun onderzoek, de bevindingen en aanbevelingen in een digitale presentatie. Deze dient als leidraad voor een mondelinge toelichting. Verslag of werkstuk en noteren hun uitkomsten van het onderzoek met aanbevelingen in een schriftelijk verslag. Hierbij kunnen ze desgewenst nog een korte toelichting geven. Zelfgemaakt filmpje Met hun telefoon kunnen studenten een filmpje opnemen. Ze kunnen dit met bewerkingsprogramma s knippen en plakken en bijvoorbeeld op een afgeschermde YouTube-account plaatsen om het af te spelen. Tentoonstelling Een expositie (al dan niet met mondelinge toelichting) van materialen zoals maquette, poster, muurkrant, collage, moodboard, grafieken en/of tabellen. 13