Leerlijn Samenwerken SingaporeNext

Transcriptie

1 Leerlijn Samenwerken SingaporeNext Groep 1-2 Groep Groep Luisteren naar elkaar Elkaar aankijken tijdens het praten. Oogcontact maken. In mimiek en lichaamstaal je luisterende houding laten zien, zodat een ander het kan begrijpen. Actief luisteren naar elkaar. Af en toe herhalen wat iemand zegt en doorvragen. Luisteren met een specifiek doel. Actief reageren op elkaar. Om de beurt praten. Zelf de beurtwisseling kunnen regelen. In een dialoog kunnen reageren en doorvragen. Omgangsvormen leren (groeten, voorstellen, op je beurt wachten, aanspreekvormen etc.) Kan een kort gesprek beginnen, aan de gang houden en eindigen. Kennen passende omgangsvormen. Kan formele en informele omgangsvormen toepassen. 2. Gezamenlijk doel (focus, volgen) Meewerken aan de groepsopdracht in tweetallen. 3. Rekening houden met elkaar Om de beurt. Elkaar gelegenheid geven mee te doen. Ieder in zijn waarde laten. Elkaar herinneren aan de opdracht. Samen doelgericht blijven. Ieders inbreng gelijk waarderen. Kent eigen sterke en zwakke kanten en die van de ander. Tijdsplanning. Focussen op einddoel. Zelfregulatie - groepsbelang boven eigenbelang. Verschillende ideeën integreren. Compromissen sluiten. Met argumenten elkaar overtuigen. Kent de eigen kwaliteiten en die van de ander en kan die benutten. Verschil van mening accepteren. Elkaar een complimentje geven. Tips en tops kunnen formuleren. Feedback geven op ideeën en op personen. Met anderen om kunnen gaan. Een relatie opbouwen. Ook op langere termijn een goede relatie behouden. 4. Communiceren, overleggen, feedback Zo duidelijk praten dat anderen je kunnen verstaan. Vragen stellen aan elkaar. Overeenstemming met elkaar bereiken. Kunnen in een groep iets vertellen. Elkaar vragen hardop te kunnen communiceren op diverse wijzen zoals door lichaamstaal, houding, gedrag, taal en expressie. Kan samenvatten wat anderen vertellen.

2 5. Delen Leerkracht geeft ieder kind een beurt. Elkaar aanbieden iets uit te leggen. Zorgen dat iedereen aan de beurt komt en elkaar actief wijzen op relevante informatie. De leerkracht laat kinderen problemen, ervaringen, informatie en oplossingen delen met andere kinderen. Kinderen laten anderen delen in hun eigen kennis en vaardigheden. Nemen initiatief tot expressie en delen van eigen gedachten en gevoelens om voor zichzelf op te komen, eigen doelen na te streven. Materiaal met elkaar delen. Elkaar helpen om materialen in te kunnen zetten. Materialen samenvoegen om een beter eindproduct te krijgen. 6. Van elkaar leren Hulp vragen aan de ander, zodat ze daarna iets zelf kunnen of weten. Hulp accepteren en omzetten in eigen handelen. Elkaar helpen zonder voor te zeggen. Kinderen weten dat ze bij de andere kinderen hulp kunnen vragen, om van hen te leren om het zelf te kunnen. De inbreng van een ander accepteren. Feedback geven en ontvangen. Feedback geven en ontvangen en gebruiken om verder te komen. Voordoen en nadoen. Kijken naar elkaar. Kijken bij elkaar. 7. Elkaar (actief) stimuleren Complimenten geven. Complimenten geven en doorvragen. De groep stimuleren, motiveren. 8. Zelf en samen verantwoordelijk (in het proces) Het kind blijft in zijn groepje en blijft bij de activiteit (spel/opdracht/taak). Zijn bereid en gemotiveerd om samen te werken. Kinderen zijn bereid om bij hun groep te blijven om hun doel te bereiken. Richting geven aan de uitvoering van de taak. Taken kunnen verdelen. Zijn bereid en gemotiveerd om met iedereen samen te werken. Met elkaar problemen oplossen. Zijn gemotiveerd/ bereid en in staat met verschillende mensen in allerlei contexten samen te werken. 9. Je houden aan afspraken Aan de taak doorwerken tot deze af is. Het werk plannen. Volgens eigen planning werken. Eenvoudige afspraken maken en zich aan de afspraak houden. Overleggen en afspraken maken en proberen het met elkaar eens te worden. Onderhandelen en afspraken maken om het doel te kunnen behalen. 10. Organiseren Leren om rollen te herkennen - voorzitter, planner, tijdsbewaker. De kinderen oefenen de verschillende rollen. Organiseren de samenwerking door de verschillende rollen in te zetten. Eigen ideeën hebben. Eigen ideeën inbrengen en gebruiken. Eigen ideeën aan kunnen passen t.b.v. het resultaat. Kunnen in tweetallen en kleine groepjes samenwerken en samenspelen. Kunnen samenwerken met anderen in verschillende contexten. Kunnen samenwerking aangaan, organiseren en evalueren.

3 Luikje luisteren elkaar: Verhaal met steekwoorden: Iemand vertelt een verhaal. Vertellen met 5 steekwoorden aan elkaar en als het terug verteld wordt door een ander kind moeten die 5 woorden terugkomen in het verhaal. Per woord kun je een punt verdienen. Doorfluisteren: De kinderen zitten in een kring. De leerkracht vertelt een zin door aan het eerste kind, die dat vervolgens in het oor van het kind naast hem/haar fluistert. Het verhaal gaat van het ene naar het andere kind en het laatste kind vertelt hardop wat hij/zij heeft gehoord. Hebben de kinderen goed geluisterd en doorverteld? Verhaal afmaken: De kinderen kunnen aan hun eigen tafel blijven zitten. De leerkracht begint een verhaal. Bijvoorbeeld: Er was een meisje van 8 jaar die met haar vriendinnetje wilde spelen, na schooltijd spraken ze af en wilden op avontuur gaan, ze maakten eerst een plan Daarna vullen de kinderen om de beurt het verhaal met één zin aan. Als alle kinderen zijn geweest sluit de leerkracht het verhaal af. Actief luisteren: Kinderen zitten in groepjes van 2 of 3 in de kring. Eén kind vertelt over zijn/haar ervaring met bijvoorbeeld onweer. De kinderen van het groepje stellen vragen die op het bord voorgeschreven staan, zoals: Hoe oud was je? Wat voelde je? Wanneer was het onweer het ergst? Na 2 minuten wisselen de rollen. Daarna vertelt het kind wat geluisterd heeft het verhaal terug aan de klas, volgens de vragen. Luikje rekening houden met elkaar: Tips, tops en vragen stellen. In groep 5 houden twee kinderen een presentatie n.a.v hun onderzoeksvraag "Hoe is het om een baas te zijn?". Wanneer ze klaar zijn en het applaus geweest is, geven ze kinderen een beurt om hen een tip of top te geven of om aan hen een vraag te laten stellen. Een tip is een suggestie voor de volgende keer. Andere kinderen kunnen hier ook van profiteren. Een tip was; Je las veel informatie voor, probeer de volgende keer meer uit je hoofd te vertellen. Een top was; Wat leuk dat jullie je ouders geïnterviewd hadden. Een vraag was; zouden jullie zelf een baas willen zijn? En waarom?

4 Luikje om de beurt praten: In groep 1 praten de kinderen met elkaar middels een tweetalgesprek (R. Damhuis en P. Litjens; Mondelinge communicatie; drie werkwijzen voor mondelinge communicatie). De kinderen zitten tegenover elkaar en om beurten geven ze hun antwoord op een vraag van de juf. Bijvoorbeeld; Welk fruit vind jij lekker? De kinderen hebben afgesproken wie eerst mag vertellen en dat kind heeft een potlood/knuffel in de hand. Na een minuut geeft het ene kind het voorwerp aan het andere kind, zodat hij/zij mag vertellen. Wanneer ze beiden verteld hebben, draaien ze hun stoel weer in de kring, zodat de juf verder kan met haar taalactiviteit. Luikje samenwerken algemeen: Leerkracht geeft een opdracht met blokken. Bouw een brug waar een autootje overheen kan rijden met blokken. Bespreek samen van tevoren hoe hoog en hoe stevig de brug moet worden. Bedenk samen wat je ervoor nodig hebt (alleen blokken of meer?) Kom samen tot een constructie. Als leerkracht kun je daar een foto van maken zodat de verschillende groepjes hun bouwwerk kunnen vergelijken met elkaar en van elkaar leren. Luikje in hun waarde laten: In de klas staat een doos met stellingen over uiteenlopende onderwerpen. Iedere dag/week bespreekt de klas in groepjes een stelling. Bijvoorbeeld: Ik vind vissen leuk. Vragen die aan de orde komen: - Waarom vind je dat? - Wat moet er aangepast worden om het wel of niet leuk te vinden? - Wat is je ervaring met bijv. vissen? - Heb je dat al eerder gedaan? - Benoem iets wat je wel leuk lijkt aan het vissen? Deze vragen kunnen per stelling aangepast worden. Luikje van elkaar leren: Plan bespreken aan de andere groepjes en aan het einde vertellen of het plan gelukt is, tussendoor een meetmoment.

5 Luikje organiseren: Voorzitter oefenen: De leerkracht geeft een duidelijke taakomschrijving van een voorzitter: zorgen dat de groep gemotiveerd en doelgericht is; bij het onderwerp blijven; om de beurt laten praten; aan het einde van de discussie teruggeven wat er uit de groep is gekomen. Ook hier kan het doosje met stellingen gebruikt worden, de groep is met 4 à 5 kinderen. Luikje gezamenlijk doel: De kinderen zijn in de gymzaal. De leerkracht maakt groepen van 5. Eerst oefent de groep met het optillen van de bank, volgens de volgende aanwijzingen: rug recht, door de knieën, bank vast, gelijktijdig omhoog, tot schouderhoogte. De bank moet recht blijven. Daarna moet de bank rustig op de grond gezet worden, daarbij moeten de poten gelijktijdig de grond raken. De oefening daarna is om de bank met een kind erop op te tillen als groep. Tips: Samenwerking zoeken met instellingen aan de rand van het onderwijs als bieb, die met cultureel erfgoed bijvoorbeeld lessen kunnen maken als startactiviteit voor het onderzoekend leren. Taakspel: 3 keer per week, rechtop je stoel zitten, kaartjes op tafel, als het niet goed gaat haalt iemand een kaartje weg. Weekbeloning en maandbeloning. Literatuur/bronnen: R. Damhuis en P. Litjens; Mondelinge communicatie; drie werkwijzen voor mondelinge communicatie.